vrijdag 30 april 2010

Monoloog

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist A
Ik zat de afgelopen weken in Zuid-Afrika. Zeven jaar geleden was ik er voor het laatst, en er was van alles veranderd in die tijd. Het centrum van Johannesburg herinner ik me als een soort oorlogsgebied: dichtgetimmerde winkels, niet-werkende straatverlichting en alleen maar gevaarlijk uitziende mensen op straat. Een avondje uit was een groot avontuur. In het café waar ik wel eens kwam stond er een groot hekwerk om de bar. De barman reikte met een angstig gezicht flesjes bier aan door de tralies. De sfeer was er verder prima - de mensen zwierden vrolijk aan de lampen boven de pooltafels en in de WC's werd er lustig op los geneukt (niet door mij overigens).
Hoe anders is het nu! Er zitten ineens overal winkels, en in plaats van enge junks lopen er nu winkelende (zwarte) families over straat. Het beruchte Carlton Center (zeg maar het Empire State Building van Johannesburg), ooit een plek waar je heenging als je het leuk vond om 27 keer met een mes in je organen gestoken te worden, is veranderd in een sjiek winkelcentrum met allemaal hippe Afrikaanse winkels (ik ben eindelijk eigenaar van een Amakipkip t-shirt! Zie www.amakipkip.com om te zien wat voor hete shit dat is).
Leuk hoor, het nieuwe Zuid-Afrika. De kranten staan vol met wonderlijke verhalen over corruptieschandalen, hysterische Mugabe-aanhangers en vermoorde rechts-extremistische blanke pedofielen met zwarte gayvriendjes, maar de economie groeit en de criminaliteit daalt - veel beter kan het niet gaan wat mij betreft.

Ik had natuurlijk beter moeten weten dan mijn dommige, liberale opvattingen te delen met de in camouflagekleding gestoken hoteleigenaar op het platteland van de Vrijstaat, die ons in zijn pickup-truck een rondleiding gaf over zijn land. 'Gaat best goed met het nieuwe Zuid-Afrika, toch?' opperde ik voorzichtig. Hij stopte de auto; we stapten uit. Hij haalde diep adem en begon te praten. "Fucking-communisten-gaan-de-boel-hier-vernaaien-teringnegers-nemen-alles-over-het-land-gaat-naar-de-kloten-er-zitten-gaten-in-de-weg-vroeger-was-dat-prachtig-geasfalteerd-en-dat-allemaal-omdat-die-strontzwarten-ons-belastinggeld-stelen-ik-hoorde-laatst-van-een-vriend-van-de-buurvrouw-van-mijn-neef-en-die-was-vermoord-door-een-neger-zie-je-nou-wel-het-land-gaat-naar-de-honden-godverdomme-nou-ik-laat-me-er-niet-door-wegjagen-ik-hou-mijn-negers-in-bedwang-ze-wonen-al-twintig-jaar-op-mijn-land-en-ze-weten-dondersgoed-wie-hier-de-baas-is-weet-je-godverdomme-waarom-jij-achterlijke-europeaan-die-zo-dom-is-als-het-achtereinde-van-een-varken-NOU-WEET-JE-GODVEROMME-WAAROM???"
Het was even stil. Mijn vriendin veegde de klodders spuug uit haar haren. Ik probeerde aan iets leuks te denken, een zonnige dag in de tuin van mijn ouders of zo. De wind woei zachtjes door het gras, in de verte floot een of ander Afrikaans vogeltje een vrolijk deuntje.
PANG! PANG!
Onze hoteleigenaar had nu een pistool uit zijn broekzak gehaald en schoot als een waanzinnige op een steen die aan de kant van de weg lag. "Ik-laat-niet-met-me-spotten-zie-je-wel-jij-rotventje-ik-ben-gewapend-ik-weet-wel-dat-de-regering-wapens-uit-Zimbabwe-krijgt-om-ons-allemaal-aan-gort-te-knallen-maar-ik-laat-niet-met-me-sollen-ik-schiet-elke-neger-die-het-waagt-hier-te-komen-zo-naar-zijn-grootje-hoor-je-me-jij-bleekneus-met-je-mooie-praatjes!"
PANG!

Voor iedereen die erover denkt om naar het WK te gaan: het kan best, het is zelfs ten zeerste aan te bevelen, want Zuid-Afrika is het mooiste land op aarde. Maar als je alleen over straat loopt en je komt een groepje opgeschoten blanken tegen: maak geen oogcontact, haal diep adem, bid tot Jezus, Jozef en Maria en steek de straat over.

donderdag 29 april 2010

En dat trok blijkbaar klanten

Een tijdje geleden had mijn fiets een lekke band. En nu kan ik wel banden plakken, maar het was koud, het was mijn achterband en ik had geen tijd. Dus ik bracht mijn fiets naar de fietsenmaker. Maar omdat ik nog geen fietsenmaker wist te vinden in onze nieuwe buurt bracht ik hem naar de fietsenmaker in mijn oude straat. En daarvoor moest de fiets dus in de auto. Dus de banken moesten geklapt, alle troep uit de achterbak en fiets in de achterbak getild. Daarna moest ik de fiets vastsjorren met een kabel. En toen rijden. Bij de eerste bocht vond ik het al enorm veel lawaai maken dus ben ik gestopt, alles nog strakker gezet en maar weer verder. Maar echter beter werd het niet. Bij elke kruising zag ik hoe mijn fiets uit mijn achterbak zou vallen en daarna overreden zou worden door een tram of een vrachtauto. Mijn fiets helemaal stuk en de auto beschadigd. Het zal de leeftijd wel zijn, vroeger maakte ik me nooit druk om dit soort dingen.
Maar zonder ongelukken kwam ik toch aan bij de fietsenmaker. Die fietsenmaker van ons is nogal een vreemde zaak. Vroeger werkte er alleen maar rare mensen. Als H of ik er geweest waren was altijd de vraag door welke gek we waren geholpen, want gek waren ze allemaal. Maar nu stond er ineens iemand in de winkel die niet gek leek. En de zaak was ook aangepakt, het zag er zowaar aantrekkelijk uit. En dat trok blijkbaar klanten en dus moest ik wachten tot ik aan de beurt was. De man voor mij (van mijn leeftijd) wilde zich eerst uitgebreid laten voorlichten over alle soorten buitenbanden en vooral over anti-lekbanden. Er bleken anti-lekbanden en super-anti-lekbanden te zijn. De anti-lekbanden waren 26,95 en de super-anti-lekbanden 35,95. Daar hadden ze iets met teflon of kevlar of iets anders bijzonders mee gedaan. Na een langer stilte wilde de man toch de super-anti-lekbanden. Hij rekende af en vroeg toen aan de verkoper of hij ook schroefjes en veertjes verkocht voor humperdiedump-zadels (ik weet even het merkt niet meer). Nou, humperdiedumpzadels, daar kon de fietsenmaker alles van bestellen. Ik wist überhaupt niet dat je een zadel nog met onderdelen kon opkalefateren maar blijkbaar waren dit niet zomaar zadels. En blijkbaar had de renovatie van het zadel haast, want nee, bestellen ging te lang duren, de man ging eerst een andere winkel proberen. Nou, dan had de fietsenmaker nog wel een goed adresje.. en dat kabbelde maar voort. En ik stond daar met mijn fiets en mijn lekke band en vroeg me af waarom in hemelsnaam een man van mijn leeftijd het zadel van zijn dagelijkse fiets (het ging niet over racefietsen of mountainbikes) zelf en vooral snel wilde repareren. Zou hij geen auto hebben? Geen werk? Geen vriendin?

woensdag 28 april 2010

Kapsalon

Vraag me niet waarom, maar zojuist boog ik mij met een collega over het fenomeen 'kapsalon'. Niet de kapper, maar het gerecht. We hadden het geen van beiden ooit gegeten, maar het leek ons ranzig. Dat vermoeden blijkt gegrond, want een kapsalon, ook wel schotel kapsalon of frietje kapsalon, bestaat uit patat, shoarma, salade en Goudse kaas. En dat dan samen onder de grill. We kennen niemand die het ooit gegeten heeft, vermoedelijk omdat je na de consumptie meteen dood neervalt met een dubbele maagzweer.

Interessant is dat de naam 'kapsalon' komt van de bedenker van het gerecht, de eigenaar van een kapsalon in Rotterdam. Ik hoopte nog dat het een naamsverbastering was en het oorspronkelijk pita Absalom heette, maar nee, een echte kapsalon dus. De kapper stelde de schotel samen uit al zijn favoriete gerechten. Don't quit your dayjob...

De Libelle-zomerdagen-vrouw - Fase 2

Het is twintig jaar later. Je bent vijftig. En je wilt ook weleens iets geks doen. Dus besluit je een metamorfose te ondergaan. Hennie van het acquajoggen had het ook gedaan en die zag er ineens veel gezelliger uit. Op tv had je het ook al vaak gezien. Vrouwen van vijftig die niet zo goed weten wat ze met hun haar en hun kleding aanmoeten. Die deden dan een mislukte poging tot verjonging en gingen te jeugdige kleding dragen. Dat zag er écht niet uit, vreselijk. Dat zou jou niet overkomen.

Nee, dan liever een metamorfose à la Dyanne Beekman, zo enig. Ken je die programma’s? Looking Good en nu ook The Look of Love, zo geweldig. Van die vrouwen die er van ellende niet uitzien, dan komt Dyanne langs en voor je het weet hebben ze net als de rest het C&A-uniform aan en kort plukjeshaar.

"Nou, dat wilde ik natuurlijk ook. Dus ben ik lekker een weekend gaan shoppen in Rotterdam en daarna naar de kapper en de schoonheidssalon. Ik was als herboren.

Voor mijn kleding ben ik eerst naar de Marimekko-winkel geweest, je weet wel, dat lekker aparte, Scandinavische design voor dikke vrouwen, volgens mij is Annemarie Jorritsma er ook van top tot teen uit opgetrokken. Ik heb daar een soort gebreid gewaad gekocht, de verkoopster zei ook dat het zo leuk matchte met die witte kuitbroek die ik een uur eerder bij M&S had gekocht. Zo’n vleermuistrui met psychedelische vlakken, prachtig! Lekker gek, Henk wist ook niet wat ‘ie zag toen ik het thuis allemaal aantrok, zo leuk.

Goed, een witte kuitbroek (met van die handige zakjes) en een Marimekko-trui. Daar heb ik ook nog een zwarte kuitbroek bij gekocht, dan kan ik lekker combineren. Daarna door naar de kapper. Die zei ook dat m’n boblijn echt niet meer kon, en donkerblond was ook helemaal uit. Ik heb nu een lekker frisse kop, korte plukjes met henna en dan zo opgeschoren aan de achterkant. Nu had ik ook een nieuwe bril nodig en bij de Hans Anders zijn die helemaal niet duur, dus het kon er nog wel van af. Nu heb ik een hartstikke hip montuur, knalrood gevlamd met van die opengewerkte pootjes. Ik had er bijna voor Henk ook een gekocht.

Bij Kleurrijk Vilt heb ik bijpassende accessoires besteld, om de outfit compleet te maken. Een heel mooie, grote ketting met grote kralen van Merino-wol, met bijpassende armband en lange oorbellen. Ik heb gelukkig nog een zeiljas en zo’n klein leren rugtasje om het helemaal af te maken. Wat zullen ze zaterdag opkijken als we weer een bijeenkomst van de leesclub hebben! We lezen Haar naam was Sarah, die stond vorige keer in de Libelle als lievelingsboek van Ella Vogelaar."

dinsdag 27 april 2010

Zomer!

Het is vandaag een heerlijke dag. De zon schijnt, het waait niet, de zomer komt eraan! Rokjesdag is wat mij betreft nog niet aangebroken, daarvoor vind ik het nog iets te fris, maar de-dag-dat-je-geen-pantykousjes-meer-aan-hoeft, dat is het wel vandaag. Hoe heerlijk om niet meer dat snijdende elastiek in je kuiten te hebben.
Het begon al goed vanochtend. Ik werd eindelijk eens op tijd wakker, met dank aan de lieve man naast mij die in mij vermanend toesprak ‘dat ik nu toch echt op moest staan.’ Ik was op tijd onder de douche vandaan, ik paste de broek nog die ik aan wilde en deed nieuwe schoenen aan, schoenen die ik van Caar kreeg en die ik wonderwel pas. Ik kreeg zonder problemen mijn fiets uit de schuur en hoefde niet op zoek naar mijn handschoenen. Op weg naar het werk zag ik de eerste jonge eendjes, althans mijn eerste jonge eendjes. Uit het weiland kwam de damp opzetten met op de voorgrond een molen, het leek wel nep, zo mooi. Bob Ross zou trost op Suburbia zijn geweest. Onze gemeente heeft vast een landschapsarchitect in dienst want waar vorige week nog alles geel kleurde, van de narcissen tot de ribessen, was nu alle bloesem wit. En overal waren er dieren. De konijnen hadden een vergadering en zaten met z’n tienen in de zon bij het monument. Bij de eerste sloot waar ik langs kwam stonden de eenden nog rustig wakker te worden, hun veren te plukken en te bekijken wie vandaag als eerste het water in durfde. Bij de tweede sloot was er al eentje het water ingegaan en bij de grote stad zwommen ze al rondjes.
Ik was op tijd op mijn werk en riep tegen de mannen in de kantine: “Het wordt zomer! Het wordt zomer!” dat werd met instemmend gejuich en geklap ontvangen. Daarna riep ik dat Ajax kampioen zou worden en moest ik heel hard rennen voor de lift.

maandag 26 april 2010

Ik ben in de war

Bij ons in de buurt is het op dit moment ‘koninginne kermis. Althans zo staat het op de aanplakbiljetten. Maar is het geen koninginnekermis? Of toch koninginnenkermis? Mij was altijd geleerd dat er een tussen-n volgt als iets van het ene gemaakt is, dus tomatensoep omdat dat van tomaten is gemaakt en pannekoeken omdat ze niet van pannen zijn gemaakt. Maar sinds ik van school af ben heeft mijn geheugen mij al meerdere malen in de steek gelaten én zijn de spellingsregels al weer zo’n zes keer veranderd en schrijf je dus nu pannenkoeken. Maar hoe zit het met de kermis?

Een hoge bejaardendichtheid

Uiteindelijk hopen we het allemaal te worden: bejaard. De meeste mensen willen dat wel. Behalve Professor Bob Smalhout dan. Die heb ik eens een keer in een interview horen zeggen dat hij niet oud wilde worden. Daar zijn oplossingen voor, denk ik dan, en trouwens, je bent al oud, dus je bent al te laat. Hij zei ook dat hem soms bij een loket gevraagd wordt of hij een 65-plus-pas heeft. Hij antwoordt dan, heel ad rem, met de wedervraag ‘heeft u uw eierstokken nog?’, want dat is net zo onbeschoft. Ik snap het niet, want volgens mij is er helemaal geen NS-korting voor mensen zonder eierstokken, maar ja, hij laat zich niet voor niets steevast professor noemen dus hij zal er wel verstand van hebben.

Uiteindelijk worden veel van ons zelf ook bejaard, je hoort het om je heen, ‘de vergrijzing komt eraan!’ Dat beangstigt mij. Je mag namelijk best weten dat ik geen groot liefhebber ben van bejaarden. En laat ik nu net in een buurt met een hoge bejaardendichtheid wonen. Om de hoek bij mij staat een flat waar veel bejaarden wonen en hierdoor struikel ik met name in de supermarkt over, zoals mijn vader hen pleegt te noemen, grijze pluiskoppen.

Op de een of andere manier trekt mijn aversie voor bejaarden hen juist aan, zoals honden ook altijd op angstige hondenhaters afkomen. Ze ruiken het, dat kan niet anders, want hun gezichtsvermogen is doorgaans in de loop der jaren sterk verminderd. Dan zie ik ze in de verte al denken ‘goh wat een keurig meisje, zij wil mij vast wel even helpen met pinnen.’ Niets is minder waar, maar ik ben toch te netjes opgevoed om niet te antwoorden en de zwervermethode (niet kijken dan spreken ze je ook niet aan) werkt ook niet.

In de supermarkt zie ik ze dus het vaakst. Dat is vreemd. Ze zijn namelijk de hele dag vrij, vervelen zich stierlijk, maar toch gaan ze het liefst tussen vijf en zes boodschappen doen. Om me te pesten. Om met hun rollator tegen mijn enkels aan te kunnen duwen. Om het gangpad te versperren, een halfuur lang, starend naar de slavinken, ‘zal ik het doen of zal ik het niet doen?’ Bij de kassa proberen ze allemaal (ja, al-le-maal) voor te dringen. Dan doen ze gewoon net of je er niet staat, of ze de rij niet hebben gezien en komen vlak voor je neus tegen je aan staan. Als je dan zegt ‘Pardon, de rij begint daar,’ dan doen ze eerst of ze je niet horen (in enkele gevallen horen ze je echt niet), daarna kijken ze je verbolgen aan. ‘Aso, ik heb in de oorlog bloembollen gegeten, ik hoef alleen maar poedermelk, zo’n vanilletoetje met room, een pot jam, oploskoffie en een doos kano’s af te rekenen, ik ben slecht ter been en ik heb haast,’ je ziet ze het gewoon denken.

Dat van die haast begrijp ik ook niet. Bejaarden klagen namelijk heel graag en waar ze het liefst over klagen is het feit dat ze nooit bezoek krijgen. Dus ze hoeven zich niet te haasten omdat ze straks een afspraak hebben. ‘M’n kleinzoon heb ik al drie jaar niet gezien, m’n kinderen komen nooit langs, de dominee laat niks van zich horen, ik ben helemaal alleen.’ Vind je het gek? Misschien dat ze daarom wel naar de supermarkt komen om half zes, dan zien ze nog eens iemand. Bij ons in de AH staat een leestafel bij de koffieautomaat en daar zitten ook altijd allemaal bejaarden. Eentje duwde mij pas ruw omver toen ik langsliep en tussen hem en de koffieautomaat terecht kwam. ‘Kejje nie uitkijke!’ schreeuwde hij. Stelletje hippies.

Zo word ik dus ook. Eenzaam de gezelligheid zoekend in de supermarkt. En je netjes aankleden is er ook niet meer bij: Al je kleding wordt dan beige, je rokken hebben een foute lengte en je voeten zijn zo knobbelig dat je alleen nog maar beige gezondheidsschoenen met rubber zolen kan dragen. Je haar draag je in kort krulletjespermanent.

Misschien heeft Bob Smalhout wel gelijk. Dat is misschien nog wel het ergste.

vrijdag 23 april 2010

Misschien rust er een vloek op mij

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist H

Vandaag is mijn laatste dag in mijn huidige functie. Het is een rare situatie om juist vandaag afscheid te nemen, aangezien deze week mijn directe collega’s te horen hebben gekregen dat de hele afdeling (23 mensen) opgeheven gaat worden per 2012. Hopelijk komen ze er niet achter dat ik vermoed dat het mijn schuld is. Zo voelt het tenminste wel. Ik zal niet beweren dat ik één van de ruiters van de Apocalyps ben, of Shiva de Vernietiger, maar het feit blijft dat mijn hele leven ik een spoor van vernieling achterlaat. Vanaf het moment dat ik naar school ging, tot aan vandaag de dag, gaat het na mijn vertrek mis met de instelling die ik achterlaat en de gebouwen die erbij horen. Misschien rust er een vloek op mij.

Om meteen goed te beginnen, mijn kleuterschool is nu een palliatief care centrum. Groter kan een contrast niet worden. Mijn basisschool staat er niet meer, want deze is afgebroken. Mijn brugschool is afgebroken en er staan nu seniorenappartementen. Mijn middelbare school is deels gesloopt en vervangen voor nieuwbouw en onherkenbaar uitgebreid. Het gebouw waar ik mijn rechtenstudie begon, heeft een andere functie gekregen. Bij de start van mijn ambtelijke carrière in 2005, werkte ik bij een afdeling die is opgeheven en naar een externe partij uitbesteed. De unit waar ik daarna werkte, is inmiddels opgeheven en geïntegreerd in mijn huidige afdeling (die dus opgeheven wordt en naar een externe partij overgaat). De hele dienst waar ik in totaal dus 4,8 jaar gewerkt heb, verliest tot 2012 ruim 1/3e deel van haar ambtenaren. Tussendoor ben ik een jaar gedetacheerd geweest bij een afdeling van de RVD die momenteel zo’n beetje gehalveerd is. Dat belooft weinig goeds voor mijn nieuwe werkgever…

De oplettende lezertjes zullen hebben gezien dat er één uitzondering is: het Kamerlid waar ik voor gewerkt hebt, zit er nog. Wellicht ontspringt hij de dans omdat ik het project wat ik daar gedaan heb, maar een half jaar duurde. Te kort misschien voor mijn verwoestende invloed? Hij staat op een zeer verkiesbare plek, maar ik hou, met de verkiezingen in aantocht, mijn hart vast.

donderdag 22 april 2010

Els en de gordijnen

Er zijn een aantal zaken die ‘ons’ Nederlanders allemaal bezighoudt. Op dit moment is dat (als ik afga op de tv, de krant en de gesprekken in de lift op mijn werk) met name het weer (dat is het eigenlijk op elk moment) en de mogelijkheden tijd door te brengen al bier drinkend op een terras, de aswolk en het vliegverkeer, de zwangerschap van Georgina Verbaan, het landskampioenschap en het naderende WK. Dat is zo’n beetje samengevat waar we ons druk over maken. Gek genoeg zijn deze onderwerpen niet de onderwerpen die onze bezoekers bezig houden. Onze bezoekers blijken vooral een buitensporig grote interesse te hebben in Els Rozenbroek en gordijnen van de Hema. Wekelijks ontvangen wij een groot aantal bezoekers die via deze zoektermen onze website bereiken. Het feit dat deze zoektermen bezoekers generen hoeft uiteraard niet te betekenen dat veel mensen zich druk maken over deze onderwerpen.
Die gordijnen van de Hema, dat zijn of mensen die willen weten of de gordijnen van de Hema ok zijn, of het is Martijn Wuijster die kijkt of er geen lelijke dingen over de gordijnen van de Hema worden geschreven. De Google-zoekterm ‘Els Rozenbroek’ is fascinerender. Het kan betekenen dat Els Rozenbroek een zeer mysterieuze figuur is waar mensen (Libelle-lezeressen) graag meer over willen weten. Of mensen (Libelle-lezeressen) vinden Els Rozenbroek heel erg gaaf en willen haar graag een mail sturen of meer over haar weten. Of Els Rozenbroek (of de Libelle-redactie) doet graag webonderzoek naar de populariteit van zichzelf/haar medewerkers en komt op onze site dan bedrogen uit.
Het blijft een mysterie waarom mensen zoeken op Els Rozenbroek. Ben je een bezoeker die hier binnen is gekomen via Els, laat ons dan even weten waarom je Els zoekt, helpt ons weer van een vraagteken af.

Dagdromen

Hoewel ik tevreden ben met mijn huidige baan, wil ik vaak wegdromen en nadenken over andere mogelijkheden. In de loop van de tijd heb ik een hele rij aan mogelijkheden opgebouwd, de één iets realistischer dan de ander. Zo ben ik al meermaals een restaurant begonnen in mijn hoofd. Ik weet ook al precies hoe dat ingericht moet worden (iets vaags als ‘casual chic’) en wat er op de menukaart moet komen (de stapel gerechten die ik lekker vind en ook kan klaarmaken). Het plan is dan om zelf te koken, maar tegelijkertijd ben ik ook zelf de gastvrouw en ik doe ook wel wat in de bediening. De lokatie zou ergens in Den Haag zijn waar nog niet zo veel zit, maar waar wel heel veel mensen langskomen en als het restaurant er dan is dan denkt iedereen ‘o ja tuurlijk, wat een goed idee, hier zat inderdaad nog niks!’ Een andere optie is een restaurant aan huis, want wie houdt er nou niet van huiselijke gezelligheid? Dan zet ik leuke muziek aan en je eet van allemaal verschillende doch leuke, nostalgische borden en ik ren wat met lekker eten op en neer. Moet ik wel eerst verhuizen, want nu woon ik te klein, maar dat lukt ook prima in mijn dagdroom.

In het verlengde hiervan droom ik ook over een taartjeswinkel, een café waar je thee en koffie en lekkere taartjes kan krijgen. Die taartjes heb ik dan zelf gebakken en zien er heerlijk uit. Niet zo gepolijst als bij de banketbakker, nee, ‘homemade’, lekker authentiek. In Dublin was ik bij de Queen of Tarts en dat was precies wat ik bedoelde. Heel veel keus, zelfgemaakt, allemaal verschillende oma-schoteltjes en oma-kop-en-schotels en een tafel waar je tijdschriften kan lezen. Dan zou ik lekker de hele dag taartjes kunnen bakken, in plaats van af en toe ergens in een weekend als ik tijd heb, tussen twee afspraken door.

Het zou het leukst zijn om dit te combineren met mijn andere droom: een kinderboekenwinkel. Of nee, een winkel met drie verdiepingen: Beneden kinderboeken, daarboven een antiquariaat en dan op de bovenste verdieping een taartjeswinkel. Met vriendin M. heb ik al heel vaak dit plan doorgenomen. We zouden dan een leeshoekje maken voor de kinderen, en voorleesmiddagen met bekende kinderboekenschrijvers. En je kan je ook laten schminken. Het enige waar we niet uitkomen zijn de locatie (ergens in de Randstad met veel kinderen, waar nog geen kinderboekenwinkel is) en de financiering. De meneer zegt dan dat als ik een goed businessplan heb, de financiering geen probleem zal zijn. Is bovenstaande alinea geen goed businessplan?

Naast eten en boeken heb ik ook een passie voor kleding en ook voor kleding kopen. Dit is echter een dure hobby, dus zou het ideaal zijn om hiervan je beroep te maken. Bij dezen bied ik mij aan als Personal Shopper. Ik wil dolgraag de hele dag leuke dingen uitzoeken, en als het me geen geld kost of zelfs geld oplevert, kan ik hiermee geld besparen! Personal Assistant vind ik ook goed, ik weet niet goed wat het verschil is, misschien dat je dan ook koffie moet halen?

Op tv zag ik pas een programma over iemand die een enorme pestzooi van haar huis had gemaakt en toen dacht ik meteen ‘Wat moet het een voldoening geven om daar op te ruimen.’ Heerlijk lijkt me dat, met een grote container onder het raam, alle oude zooi weggooien, de rest organiseren in nette stapeltjes en weer in de kast leggen, alles stofzuigen en een doekje erover, klaar. En daar dan voor betaald krijgen. Dus niet net als thuis opruimen nadat je eerst een dag gewerkt hebt, nee, betaald puinruimen bij een ander. Dat doet de Personal Organiser.

Het aller-allerliefst zou ik echter ‘iets met dieren’ doen. Op Animal Planet heb je een paar programma’s over mensen die dieren redden uit benarde situaties. Dit zijn de mensen van Animal Cops Houston en de RSPCA, mijn grote helden. Zij zijn elke dag onderweg om zielige dieren te redden. Ik zie het al helemaal voor me: ik rijd in een pick-uptruck over een stoffige weg, het zand stuift op, ik draag een zeer onvoordelig uniform waarin Victoria Beckham nog een kont als een bagagedrager zou hebben, ik ben onderweg naar de tuin van mevrouw Jansen, waar haar kat Brenda al urenlang boven in de boom zit. Ik pak onverschrokken mijn ladder, overwin mijn hoogtevrees, haal Brenda met een net uit de boom en dien haar in de truck wat vloeistof toe, want Brenda was wat uitgedroogd. Mevrouw Jansen huilt van blijdschap. Ik ben wederom de held van de dag. Die avond kom ik voldaan thuis met een geredde puppy, de derde die week, een mooie aanvulling op de bonte verzameling verslonsde katten, honden, konijnen, ezeltjes, geitjes en schildpadden.

Ok, misschien toch niet zo’n goed idee, maar het is maar een dagdroom, laat me nou.

woensdag 21 april 2010

Diepte-interview

Ik zag maandag iemand op het SBS-nieuws die werd geïnterviewd op Schiphol nadat ze voor niks naar het vliegveld was gekomen. Het was weer zo’n diepte-interview waarin een volkomen oninteressante mening werd gevraagd aan een nog oninteressanter iemand.

“Wat is er aan de hand?”
“M’n vlucht vertrekt niet”
“O, wat vindt u daar dan van?”
“Walgelijk. Ik vind het echt walgelijk!”

Walgelijk. Walgelijk is een woord dat ik associeer met smakeloosheid. Een pornografisch standbeeld in de Amsterdamse binnenstad, vlak bij een speeltuintje. Of een toneelstuk waarin de hoofdrolspeler tien minuten lang het toneel onderkakt. Dat noem ik walgelijk. Een vliegtuig dat niet vertrekt nadat de hele planeet al dagen weet dat alle vliegvelden in Europa gesloten zijn is niet walgelijk, het is vervelend. En ook een beetje dom om dan als enige toch naar het vliegveld te komen. Vervelend, dom, maar niet walgelijk.

Gewoon de Hollandse pot

Inmiddels vliegt vrijwel alles weer, maar toch wil ik graag hier een stukje vulkaangerelateerd nieuws vertellen. Afgelopen weekend was de helft van de journaals gevuld met vulkaannieuws. Het merendeel van de reportages ging echter niet over de vulkaan zelf maar over het stilliggende vliegverkeer en de daardoor gestrande reizigers. Toen een verslaggever vertelde dat alle hotels vol zaten zei ik nog tegen H ‘Goh, wij hebben nog wel plek over’. Maar dit was toch duidelijk een grapje. Niet alleen geloof ik niet dat ‘alle’ hotels vol zitten, in Den Haag of Rotterdam zijn vast nog wel hotels te vinden, ook lijkt het me nogal ongemakkelijk om met een onbekend buitenlands stel je eigen badkamer te moeten delen. En geloof me, die badkamer hebben ze nodig na een paar dagen vertrekhal van Schiphol.

Maar een heleboel Nederlanders dachten daar blijkbaar anders over, blijkens de enorme hoeveelheid reacties die op een oproep van de Telegraaf binnenkwam om mensen of gezinnen een kamer bij particulieren aan te bieden.

Afgelopen maandag verscheen er een berichtje in de Telegraaf over een gezin uit Krommenie. Vader, moeder en de twee dochters waren zondag zelf naar Schiphol getogen om hun ‘eigen’ gestrande reizigers op te halen. Dit was niet op initiatief van de Telegraaf op Schiphol, nee, deze mensen waren op eigen houtje twee reizigers gaan uitzoeken.
Ik kreeg bij dat bericht Koot & Bie-achtige visioenen. Ik zag de zusjes Veenendaal al samen naar Schiphol rijden en daar in de hal mensen bekijken. Welke zouden ze meenemen naar huis? Dat werd natuurlijk een leuke discussie en uiteindelijk zouden ze er één of twee meenemen. En die zou dan thuis continu worden bestudeerd en becommentarieerd. ‘Ja, dat is heel normaal in Spanje hoor. Zo doen ze dat daar.’

Het gezin uit Krommenie had een Franse moeder en dochter opgepikt en die avond ‘gewoon de Hollandse pot’ geserveerd, ‘vonden ze juist leuk’, aldus Jacqueline.
Een KLM medewerker uit Noordwijkerhout in hetzelfde stukje in de Telegraaf had zich ook zijn eigen ‘gestranden’ toegeeigend’. Hij had achter de douane een gezin ‘mogen uitkiezen’. Ze mochten voor 24 uur mee. Daarna moest hij ze weer terugbrengen. Alsof het puppies zijn of een videoband.
Jaja, het zal wel gezellig zijn geweest daar in Krommenie en Noordwijkerhout. Het oerhollandse gezin uit Krommenie (moeder in sportieve driekwartsbroek) had zo lekker hun saaie zondag gevuld. De KLM medewerker, vrijgezel vast en niets te doen nu er niet te werken viel, had zich prima vermaakt met de moeder en drie kinderen. Je eigen eenzaamheid oplossen met een crisis. Sommige mensen zijn daar erg goed. Dat zijn ook de mensen die meteen een stille tocht organiseren als er iemand dood is. Ik weet niet of ik daar nou zou willen logeren. Maar misschien ben ik heel negatief hoor.

dinsdag 20 april 2010

Op en neer naar Parijs

Eens in de zoveel tijd kom ik door een toevallige samenloop van omstandigheden bezweet en veel te laat op mijn bestemming aan. Dan maak ik een autorit zonder tomtom over onbekend terrein.

Van de week was het weer zo ver. Een collega belde me op omdat ze gestrand was op het station in Alphen en of ik haar even kon oppikken. ‘Tuurlijk, geen probleem’ zei ik en hing op. Dat was een beetje dom. Deze rit was onverwacht en daarom had ik geen tomtom in de tas. En ik ken Alphen niet. Maar ik was heel alert die ochtend en printte de route uit van routenet.nl. Twaalf minuten reistijd, prima te doen. In de rij bij het stoplicht leerde ik de route uit mijn hoofd. Ik kan hem nog steeds zo opzeggen. Bij Alphen moest ik de afslag Goudse Schouw nemen. Dus reed ik door tot ik de afslag Goudse Schouw zag. Bij Bodegraven begon ik een beetje zenuwachtig te worden, waar bleef die afslag nou? En mijn tank was ook al leeg. Hij stond diep in het rood. In mijn hoofd repeteerde ik de mantra die ik van de meneer had geleerd: ‘Als de meter in het rood staat kun je nog op en neer naar Parijs’. Maar ik wilde niet naar Parijs, ik wilde naar Alphen. Okee, dat is niet waar, ik wil veel liever naar Parijs dan naar Alphen, maar er stonden inmiddels twee collega’s op me te wachten en die kon ik moeilijk vertellen dat ze het zelf maar moesten uitzoeken omdat ik op een lege tank naar Parijs ging rijden.

In Bodegraven ben ik omgekeerd en teruggereden naar de eerste afslag op de ring Alphen. Jaja, Alphen heeft een rondweg, een périphérique. Enigszins megalomaan is het wel, maar misschien ook handig. Ik gaf Alphen het voordeel van de twijfel. Op zoek naar borden ‘Station’. Geen borden ‘Station’. Op zoek dan naar borden ‘Centrum’. Geen borden ‘Centrum’. Wel naar alle richtingen wijzende borden ‘P-ring centrum’. Ik begon het flink warm te krijgen en mijn metertje stond inmiddels onder het rood, in het zwart. Zou dat betekenen dat ik nog tot Thionville kon rijden? Ik hoopte met klamme handjes.

Uiteindelijk strandde ik in een winkelstraat waar ik niet in mocht rijden en heb in arren moede de weg gevraagd aan een man die met een stromende slang iets met een openliggend riool aan het doen was en zich onderwijl verlustigde aan mijn benen. Ach ja, voor wat hoort wat. Twee keer naar links en dan borden volgen. Borden volgen? Nee hoor, niks daarvan. Uiteindelijk ontwaarde ik met mijn haviksogen bordjes op het fietspad richting station en kwam alles goed. Maar mijn jurk moest wel in de was.

Bij terugkomst op kantoor zei vriendin M ook al dat het haar zo verbaasde dat ik er zo ineens vandoor ging. Zij herinnerde mij aan een episode waarin de afslag naar mijn woonplaats was afgesloten en ik daarom maar de volgende had genomen en verdwaalde in het donker, ook weer met een lege tank. En dat ik toen de meneer had gebeld die mij moest uitleggen hoe ik moest rijden en waar de benzinepomp was, terwijl hij eigenlijk niet wist waar ik was.

Zucht, ik voel me dan altijd zo kneuzig, hoe doen anderen dat? Waarom weet de meneer wel altijd ongeveer de weg, ook als hij ergens nog maar één keer geweest is, tien jaar terug? Ik wil dat ook.

Wijze lessen: ik moet vaker tanken en ik moet de tomtom op m’n iPhone zetten zodat ik die altijd bij me heb.

maandag 19 april 2010

Wij hebben vreemde achterburen

En wij zijn toch heel wat gewend. In onze oude buurt wemelde het van de vreemde buren. We hadden daar een naaktlopende overbuurvrouw van een jaar of vijftig, een Turk die met de gordijnen open op een breedbeeld tv van zeker een meter doorsnee elke avond porno keek, door ons aangeduid als ’de porno-Turk’ en een achterbuurjongen waarvan ik zijn activiteiten en levenswandel niet zal beschrijven maar die door ons werd aangeduid als ‘de rukker’.

In onze huidige buurt hebben we geen perverse of blootlopende buren, daarvoor is de buurt veel te burgerlijk. Als ze al een voorliefde hebben voor porno of blootlopen doen ze dat keurig achter hun gesloten gordijnen. En daar verdenk ik dan ook onze achterburen van. Want zij hebben werkelijk nooit hun gordijnen open. De hele achterkant van het huis zit ongeacht het weer of het moment van de dag potdicht, alle ramen bedekt met dikke gordijnen.
Onze achterburen zijn nu ongeveer een jaar de bezitters van dit huis. Toen wij ons huis kochten waren zij in hun huis aan het klussen. Toen wij een half jaar later zelf begonnen met klussen waren zij nog steeds aan het klussen. Ok, er was bij hen ook veel te klussen. Er werden dakkapellen op het dak gezet en er werd een uitbouw aangebouwd. En, wat we toen nog konden zien, want de gordijnen waren er niet, er werd overal gestuukt en gewit. Sinds een paar maanden wonen de buren ook in hun huis. Het enige moment waarop ik ze zie is als ze in de tuin staan. Hun tuin is overigens ook een studieobject op zich. Zij het een kort studieobject. De gehele tuin is betegeld. Dat is het. Er staan geen planten. De buren staan overigens alleen in de tuin als ze moeten roken. Nooit zitten ze gezellig samen in de tuin. En blijkbaar mag er binnen met al dat nieuwe stuukwerk en nieuwe gordijnen niet gerookt worden. Het hele gezin rookt. En niet zo’n beetje ook. In de tijd dat ik gister broodjes in de oven deed, de benedenetage stofzuigde, mijn broodjes belegde en mijn broodjes opat achter mijn computer zat het buurmeisje in de tuin te roken. Of ze is een hele langzame roker of ze rookt heel veel. In ieder geval weet ik van mijn achterburen niet meer dan dat ze veel en lang roken en welke kleur gordijnen ze hebben. En dat is best moeilijk voor iemand die gewend is meer van haar buren te weten dan ze zou willen..

vrijdag 16 april 2010

Vrijdag Asdag

De vulkaanuitbarsting op IJsland houdt ons lekker bezig. Ik voel een licht Elfstedentochtgevoel opkomen bij het lezen (en zien) van alle nieuwsberichten rond de uitbarsting en haar gevolgen.
Het geeft een feestelijk gevoel om de gestrande reizigers op Schiphol te zien die er, aldus het Journaal, de moed inhouden. Knap, want ik weet niet hoe ik me zou gedragen na vierentwintig uur in een terminal van Schiphol, slapend op een campingbedje.
Ineens is de Amstel Gold Race in gevaar want veel deelnemers weten niet hoe ze in Maastricht moeten komen zonder vliegtuig. Ik zou als ik een wielrenner was nu toch vast in mijn auto stappen. Als veel renners dat niet doen, wie weet wint er dan zondag wel een Nederlander of en Belg?
Op de website van Onze Taal stond een leuk stukje over de naam van de vulkaan, de Eyjafjallajökull. Goed onthouden wat die naam is, over een paar jaar is het een Triviantvraag.
En vergeet niet te kijken naar de mooie foto’s van de zonsondergangen op nu.nl.
Lees hier wat ons nog te wachten staat. Het is niet best, ik zou vanmiddag nog maar even genieten van de zon op een terrasje...

Natuurlijk zijn ook de eerste grapjes alweer gemaakt:
- Dear Iceland, we said “send cash” – not “ash”.
- Het is geen aswolk, het is bankroet.
- Eerst gaat ons geld er in rook op, en nou krijgen we ook nog de as terug.

Dagboek

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist A

Aan een zijstraat van de Langegracht in Leiden zit een hele fijne kringloopwinkel. Er werkt een oud mannetje met vies grijs sliertjeshaar, die de hele dag oude platen draait op een Erres-draaitafel uit 1973. Hij verkoopt alleen maar troep. Tafels met drie poten, verweesde kinderschoenen, gescheurde badmutsen, kleurboeken die al ingekleurd zijn, cowboyboeken met ezelsoren. Ik kan er uren rondkijken. Als je een laatje van een kast opentrekt vind je regelmatig dingen die je eigenlijk niet had mogen vinden. Een gigantische oma-slip bijvoorbeeld, of een familieportret waaruit een paar gezichten zijn geknipt. Recht uit de erfenis van een gehate oudtante, zo lijkt het. Laatst won ik de ultieme jackpot toen ik, verstopt tussen twee platen van Bolland & Bolland, een heus dagboek vond. De inhoud bestaat voornamelijk uit gezeurpiet over het werkelijk oersaaie werk wat de auteur deed, maar er staan ook een paar juweeltjes in:

Dina beheerste nu mijn leven. Waar ik sinds ik haar voor het eerst zag voor gevreesd had, was nu gebeurd. Ik was geobsedeerd. Als ik 's nachts in mijn bed lag, hoorde ik zachtjes haar stem langs de zoldering, slepend, tergend langzaam, ik kon er niet van slapen. Soms reed er een vrachtauto door de kleine straat waar ik toen woonde, en in het schelle licht van de koplampen dat dan door de ramen viel, kon ik het levensgrote portret van haar zien, dat ik midden in mijn kamer had opgehangen. Ze lachte me toe, alsof er niks aan de hand was. Alsof er nooit iets was gebeurd tussen ons. Daar lag ik dan, zwetend op de dekens, slechts gekleed in een smoezelig onderbroekje. Vaak stond ik dan even op om een glaasje water te drinken en mijn neus tussen de gordijnen te steken. De muffe lucht van de gordijnen deed me altijd denken aan Dina. Waar zou ze zijn gebleven?
[...]
En zo verstreken de jaren. Eerst dacht ik elke minuut aan haar, toen elk uur, later elke dag en daarna zelfs dat niet meer. Ik maakte mezelf wijs dat ze voorgoed uit mijn leven was verdwenen. Mijn aandacht probeerde ik volledig te richten op mijn werk, dat bestond uit het ordenen van ponsplaatjes in een plaatselijke kliniek. Na verloop van tijd kon ik, zonder de ponsmachine te gebruiken, met het blote oog lezen wat er op een ponsplaatje geschreven was. Ik las, zogezegd, vloeiend Pons - een feit dat me vervulde met trots. 's Avonds om half zes keerde ik steevast huiswaarts, waar de hospita het eten al klaar had. Daarna smoorde ik een pijp, en las wat uit het verzameld werk van Godfried Bomans. Vanuit de tochtige kelder waar ik woonde zag ik regelmatig welgevormde vrouwenbenen voorbij lopen, maar meer dan een lusteloze, vage interesse kon ik daarvoor nooit opbrengen. Enkele malen per week onaneerde ik boven de wasbak, wat erg hygienisch was, maar als nadeel had dat ik na afloop steevast in de spiegel keek en geconfronteerd werd met mijn eigen, baardige, gerimpelde gezicht - een naargeestige gebeurtenis die ervoor zorgde dat het steeds enkele dagen duurde voor ik me weer overgaf aan de zelfbevlekking.
Op een winderige novemberavond, toen ik rusteloos wat boeken uit de kast trok, niet wetende waarnaar ik zocht, viel er ineens een briefje uit de kast. Ik herkende het handschrift meteen. Ik moest even gaan zitten voor ik de moed op kon brengen het briefje te lezen. 'Ik wil een kaleidoscoop in mijn kont', stond er geschreven, in haastige, hanepoten. Ik rende naar de wasbak en het leek uren te duren voor ik enigszins tot bedaren kwam. Dina, Dina, Dina.

Hartverscheurend, toch?

donderdag 15 april 2010

De Libelle-Zomerdagen-vrouw - Fase 1

Er is een type vrouw en ik ben bang dat er een moment in het leven van heel veel vrouwen is dat ze zo worden. Ik ben nog banger dat ik zelf zo word. Het is de Libelle-Zomerdagen-vrouw. De Libelle-Zomerdagen-vrouw is de doorsnee Nederlandse vrouw van vijftig. Ze woont bij jou in de straat, ze is misschien zelfs je buurvrouw, ze doet boodschappen bij jouw supermarkt en ze is je collega. In het ergste geval ben je het zelf. Stop dan nu maar met lezen en ga weer verder met breien/scrapbooken/Nordic Walken.

Voor de rest: opgepast, dit is wellicht ook jouw voorland. Maar de redding is nabij, want ik heb hier onderzoek naar gedaan en de eerste tekenen van aanleg voor het syndroom van de Libelle-Zomerdagen-vrouw doen zich voor zo rond de dertig, midden-dertig, ongeveer (of misschien wel precies) wanneer je je eerste kind krijgt. Je kiest dan iets uit aan kleding of een kapsel en dan denk je daarbij ‘dat is lekker praktisch’. Dat moet je dus nooit denken. Praktisch mag nooit een keuze zijn voor je uiterlijk, onthoud dat. Voor praktische haarmomenten heb je namelijk haarelastiekjes, haarbandjes, mutsjes en dat soort zooi, er is dus geen reden om een praktisch kapsel te kiezen. Sugar Lee Hooper (God hebbe haar ziel) heeft vast ook een heel praktisch kapsel, maar… je begrijpt wat ik bedoel. Het is misschien een extreem voorbeeld, maar ik wil je gewoon heel graag doordringen van de ernst van de zaak. Iets met een doel en middelen enzo. Dus als je een kind krijgt en je moet luiers verschonen, dan doe je maar even een staartje in, of je haar achter je oor, weg met die schaar, kom op!

Natuurlijk zijn er dames bij wie een korter kapsel gewoon beter staat dan lang. En die er dan ook een goed model in laten knippen. Vriendin R2 is er zo eentje. Maar die heeft het kapsel ook niet gekozen omdat het praktisch is, maar omdat dit heel erg leuk staat. Dat is een goede reden. Voor de rest geldt: nee, niet doen, afblijven (Afblijven? Van Carry Slee? Is zij niet zo'n Libelle-Zomerdagen-vrouw? Juist, oppassen dus).

Een ander praktisch item dat bij hetzelfde syndroom hoort (en ook al in een vroeg stadium zich voordoet) is het kleine, lederen rugzakje. Het is geen handtas, het is ook geen rugzak, nee het is een soort handtas op je rug. Makkelijk en toch stijlvol. Alleen is het dus niet stijlvol, het is alleen makkelijk. Onthoud dat ook maar even, okee?

Het sluitstuk voor de beginfase van deze aandoening is de ANWB-jas. De ANWB-jas is een soort zeiljack (het woord zegt het al: een jack dat je draagt tijdens het zeilen) van het huismerk van de ANWB, Human Nature. De jas is verkrijgbaar in verschillende gezellige kleuren. Het feit dat je zo’n jas hebt voor het sporten of voor tijdens de vakantie is nog niet eens zo erg, nee wat ik zo lelijk vind is dat er vrouwen zijn die zo’n ding over hun nette werkkleding dragen. En dan met zo’n leren rugzakje er overheen. Voor mij is de chaos compleet als deze dames een partner hebben in exact dezelfde jas. Wat mij betreft is redding dan echt te laat en ben je heel erg hard op weg om de klassieke Libelle-Zomerdagen-vrouw te worden.
(wordt vervolgd)(zonder Han Pekel)

woensdag 14 april 2010

Het grote-zussensyndroom

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist Lein

Mijn zusje (mind you, ze is bijna 24) en ik schelen in leeftijd iets meer dan 5 jaar. Als mensen van dat leeftijdverschil horen is hun reactie vaak: “oooooh wat veeeeheeeel”. Nou het zal best, we zijn niet anders gewend. Ik was allang blij dat er nog een sibling bijkwam nadat ik mijn ouders jarenlang aan de kop had gezeurd over of het er nou nog eens eentje bij zou komen.

Dat leeftijdtijdsverschil heeft waarschijnlijk een grote rol gespeeld in de totstandkoming van het grote-zussensyndroom, dat voornamelijk gebaseerd is op gevoelens van bescherming, bekommering en soms ook bemoeienis. Het heeft eigenlijk altijd invloed gehad op mijn relatie met haar en ik vraag me af of dat erg is, en of we er ooit vanaf komen.

Het begon al vroeg. Mijn zusje kwam huilend thuis van het speeltuintje bij ons in de buurt. Ze had geen schoenen meer aan en haar zelfgemaakte zomerbermuda hing op haar knietjes. De kwade buurjongen had weer eens toegeslagen. Dus Grote Zus rende briesend naar het speeltuintje en ramde Grote Boze Buurjongen op zijn neus. Had ik al gezegd dat ik mijn pols had gebroken en mijn arm dus in het gips zat? Zijn neus staat waarschijnlijk nog steeds een beetje scheef.

Het syndroom evolueert ook. Toen Kleine Zus in de puberteit raakte en Grote Zus net haar rijbewijs had gehaald. Want het zal toch niet zo zijn dat vader of moeder Kleine Zus van het schoolfeest kwamen ophalen met de auto? Daar had ze nu Grote Zus voor. Ik kreeg duidelijke instructies: “Daar moet je dan gaan staan met de auto, je mag NIET naar binnen en je mag met niemand praten”. Het syndroom is natuurlijk ook gebaseerd op zusterliefde dus ik deed wat ze me vroeg. Of eigenlijk wat ze me opdroeg. Uit liefde. En om het goed te maken. Ik had immers jarenlang de dienst uitgemaakt als het ging om de regels van spelletjes of de verdeling van het speelgoed.

In de jaren erna waren er talloze voorbeelden waarin het syndroom de kop opstak en er niet zo impliciet een beroep op mij werd gedaan. Vaak ging de telefoon: “eh ja de stufi is er nog niet en ik moet een reader kopen”.Of: “het geld van werk komt een maandje later dus jij trakteert dan vandaag de pizza, toch?”. Maar dat was maar bijzaak. Het syndroom was op het sterkst als het niet goed ging, zoals dit jaar nog toen Kleine Zus midden in de nacht met uitdrogingsverschijnselen en een zware longontsteking naar het ziekenhuis moest.

Kleine zusjes worden groot. Afgelopen week is ze samen met haar vriend verhuisd naar een appartement. Toen ik daar ging helpen met klussen zag ik in welke vreselijke staat haar enige beddengoed zich bevond. Ik heb meteen online een nieuw setje besteld. In matchende kleuren met de slaapkamer. Ik denk dat het syndroom toen het toppunt van kneuterigheid bereikte. Misschien wordt het vanaf nu wel allemaal anders.Wat me beangstigt is dat ik denk dat het grote-zussensyndroom overeenkomsten heeft met hoe moeders zich voelen ten opzichte van hun kinderen. Maar misschien is dat alleen maar een hersenspinsel. Mijn zusje heeft een kinderwens. Ik niet. Als er ter zijner tijd een kleintje van haar op de wereld komt verandert het sydroom vast. Zou het helemaal kunnen verdwijnen? Ik weet niet wat ik daar eigenlijk van zou vinden.

dinsdag 13 april 2010

Anne B. Ragde - Het leugenhuis

Voor de leesclub is deze keer Het leugenhuis voorgedragen en volgens de beschrijving zou dit een boek over een Noorse familie zijn, met geheimen, humor en onthullingen. Ik moest hierbij aan een van mij all-time-favourites, de film Festen, denken en begon gretig met lezen.

Ik wil niet al mijn kruit verschieten voordat het boek besproken is met de leesclub, maar wil er alvast wel het volgende over kwijt. Dit boek is een van de bestverkopende boeken van de afgelopen jaren in Noorwegen. Dan ga ik er voor het gemak van uit dat het in de originele taal goed geschreven is. Als dit inderdaad het geval is, dan heeft uitgeverij De Geus willen besparen op een goede vertaalster (hoewel daar wel een subsidie voor verstrekt was, maar goed). Dat kan, maar dan moet je vervolgens wel nog een redacteur het Nederlands laten checken. Dat is duidelijk niet gebeurd, of er heeft iemand zitten slapen. Het boek staat vol met taalfouten, niet-bestaande uitdrukkingen en kromme zinnen waaruit woorden lijken te missen. Ik werd hierdoor enorm afgeleid. Heel erg zonde.

En dan nu inhoudelijk. Ik wist van tevoren dat dit het eerste deel uit een trilogie is. Zonder deze voorkennis is het boek voor driekwart aanloop naar een gebeurtenis (één gebeurtenis) in het laatste kwart die je eigenlijk al een hele tijd vermoedt. Omdat er op de flaptekst stond dat het boek humoristisch was heb ik hier goed op gelet en inderdaad twee grappen ontdekt. Het leukste was dat er kleine biggetjes in voorkomen en dat er daarom ook biggetjes op het omslag staan. Daar heb ik af en toe even naar gekeken en dan moest ik glimlachen.

Maar eigenlijk was ik al geïrriteerd bij de eerste aanblik van het boek: Het Leugen spatie Huis. Dat klopt niet. Op de rug staat het wel goed, maar het onheil was al geschied.

2 sterren (van de 5)

Met je poes in de Playboy

Van de week zag ik op tv, ik weet niet meer bij welk programma, maar het zal wel iets shownieuwserigs geweest zijn, een item over Nicolette Kluijver. Nicolette Kluijver is een quasi-stoere, giechelige dame die quasi-stoere reportages maakt voor BNN. En nu staat ze in de Playboy.

Nicolette is (net als alle andere BNN-presentatoren) een van de presentatrices van Spuiten en Slikken, ook zo’n quasi-stoer programma. Want je mag er vieze woordjes zeggen en over bizarre seks praten en die rare gast met die wipneus en die paardentanden gebruikt xtc voor de camera, echt gaaf! Stoer man. Een jaar geleden was Nicolette ook al gevraagd voor de Playboy, maar daar is ze toen niet op ingegaan. Op de redactie van Spuiten en Slikken hadden ze het er daarna nog over gehad, hoe dat zou zijn om naakt te poseren voor de Playboy en toen had Nicolette bedacht dat ze daar dan toch maar eens achter wilde komen. Hoe het was om met je poes in de Playboy te staan, hihi! En dus had ze Jan gebeld. Hihi, Jan Heemskerk. Maar hihi zij mag natuurlijk Jan zeggen.

En nu werd er naast de snelweg een enorme billboard onthuld met een blote Nicolette. Nicolette was er helemaal beduusd en giechelig van en haar smoezelige vriendje vond het ook wel wennen. Maar hij was natuurlijk wel apetrots en hij vond dat Nicolette een prachtvrouw is en dat ze dit verdiend had. Hoe bedoel je, “dat ze dit verdiend had”? Is het voor haar dan ook genieten geblazen geweest om al haar kleren uit te trekken en foto’s te laten maken? Persoonlijk zou ik dit als een straf ervaren, maar nee, Nicolette had dit verdiend. Het lijkt mij dat het eerder zo is dat de voorbijrijdende meneren dit blijkbaar verdiend hadden. Want die kunnen zich per slot van rekening nu aan haar vergapen. Wat ze wel heeft verdiend is een sloot geld, want ik begrijp dat het behoorlijk wat schuift als je bloot in de Playboy komt. Een eer is het al lang niet meer, zeker nu Nicolette zich moet scharen in een rij waar ook de rimpelige pruim Patricia Paaij in voorkomt.

De hoofdredacteur van de Playboy was ook trots en sprak de hoop uit op een kop-staartbotsing als gevolg van de aanblik van Nicolette. Wat een akelige man. In Londen zijn een paar jaar geleden soortgelijke billboards verwijderd, het was van een lingeriereclame, omdat hier daadwerkelijk auto’s op elkaar waren gebotst. Ik spreek de hoop uit dat meneer Koos uit het programma Wegmisbruikers ingrijpt, want misschien heeft Nicolette dit dan wel verdiend, maar wij hebben toch geen dwarslaesie verdiend? Hihi.

maandag 12 april 2010

Mijn leven en dat van Ryan Sheckler

Sinds wij een tv op de slaapkamer hebben breng ik nogal veel tijd in de slaapkamer door. Vele uren tv neem ik tot mij, al liggend in ons verstelbare bed.

Helaas hebben wij boven niet alle zenders die we beneden ook hebben. Om mij volkomen onduidelijke technische redenen is het niet mogelijk om dat voor elkaar te krijgen. Sterker nog, wij hebben voor de tv boven een apart systeem moeten aanschaffen want interactieve televisie, het systeem dat wij beneden hebben, is vooralsnog niet te installeren op twee tv’s. En dus zit ik boven enigszins onthand met maar 22 zenders. Terwijl ik er beneden zo’n 200 heb.
En dat is moeilijk kiezen. Ga ik onder een dekentje op onze bank liggen waarbij ik de beschikking heb over bijna alle zenders ter wereld? Of lig ik boven in bed met slechts Nederland, MTV, Discovery, TMF, CNN en TV West? Meestal deel ik de avond op. Ik begin na het eten met de tv beneden. Dan kan ik daar de Travel en Living Channel (TLC) kijken en Jon & Kate plus 8 en Cake Boss, afgewisseld met E! en Girls of the Playboy Mansion, Kendra en Keeping Up with the Kardashians. Daarna verkas ik naar boven en vermaak me dan met MTV of Discovery.

Ik kom aan lezen niet meer toe omdat ik toegang heb tot zo veel comfortabel tv kijken. Ik was nooit zo’n tv kijker. Meestal had ik het te druk met werk en proefschrift en klussen en verhuizen. Maar mijn werk heb ik redelijk onder controle en die andere zaken vragen geen tot nauwelijks nog tijd, dus ik heb tijd over. En die tijd zou ik heel nuttig kunnen besteden. Maar dat doe ik eigenlijk niet. Ik ben jaren lang heel nuttig bezig geweest. En nu even niet. Ik ben moe en niet meer nuttig. Ik heb er geen zin meer in. Ik kijk tv. En zo kom ik dingen te weten over mensen waar ik nog nooit van gehoord heb. Ik zie de meest onbekende rappers in MTV Cribs (waarover ik later nog eens een column zal schrijven) en volg al weken het leven van een voor mij volkomen onbekende pro-skater genaamd Ryan Sheckler. Ryan maakt niet zoveel mee. Behalve dat hij regelmatig zit te huilen om een meisje of om zijn gescheiden ouders. En dat allemaal op een skatebaan of op een bank, het liefst met een ondergaande zon op de achtergrond. Jaja, zo spannend is het. Mijn leven en dat van Ryan Sheckler.

vrijdag 9 april 2010

“If you can’t stand the heat…

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist H

… stay out of the kitchen”. Eén van de beroemdste citaten van Harry S. Truman (1884-1972), de uitgesproken man uit Missouri, die van 1945 tot 1953 president van de VS was. De bijnaam van Missouri - zoals weergegeven op de kentekenplaten – is de “Show Me State”. Naar verluidt is die spreuk ontstaan, hetzij omdat de inwoners een beetje traag van begrip zijn, hetzij omdat het sceptische lieden zijn die niet zomaar alles voor waar aannemen. Dat laatste gold zeker voor Harry Truman. Ingeklemd tussen presidenten als Franklin Roosevelt, zijn directe voorganger, en zijn opvolgers Eisenhower en Kennedy, is Truman een beetje ondergesneeuwd. En dat is jammer, want hij heeft een grote invloed gehad op de loop van de geschiedenis. Gelukkig is er een geweldige biografie van David McCullough op de markt, met de weinig bijzondere titel: “Truman”. Lezen dus dat boek (zoals ikzelf nu aan het doen ben), want het onderwerp is fascinerend en de auteur is – zoals altijd – uitstekend op dreef. McCullough schreef ook biografieën over presidenten John Adams (tevens de titel, nu ook in Nederlandse vertaling én bewerkt tot een sterke 7-delige miniserie van HBO) en Teddy Roosevelt ("Mornings on horseback")

Truman had het ook nog eens goed bekeken met zijn ‘Little White House’ op Key West in Florida. Allerlei persoonlijke spullen zijn daar nog te vinden en de gidsen van de National Park Service die het huis beheert zijn goed ingevoerd en hebben overal wel een fraaie anekdote bij. De gids die Eef en mij rondleidde was al op leeftijd en kon zich nog herinneren dat hij samen met zijn vriendjes luidkeels “Give ‘em Hell, Harry” had geroepen toen ze Truman een keer over straat hadden zien lopen. Deze slogan ontstond toen een supporter dit spontaan uitriep tijdens een campagnetoespraak van Truman. De president reageerde gevat: “I don’t give them Hell. I just tell the truth about them and they think it’s Hell.”

Zo lezend over Truman, kun je eigenlijk niet anders dan respect voor hem hebben. Voor zijn eenvoudige afkomst, die hij nooit verloochende, voor zijn integriteit die onkreukbaar was, ook al werd hij door toedoen van de corrupte “boss” Pendergast van Kansas City in de Senaat gekozen, voor zijn recht-voor-zijn-raap antwoorden en gezouten uitspraken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich vrijwillig aan, ook al was hij al 33 (te oud om opgeroepen te worden), slechtziend (hij leerde de kaart van de oogarts uit zijn hoofd) en als boer sowieso al vrijgesteld. Als kapitein voerde hij een artilleriebataljon aan en bracht zijn 194 manschappen heelhuids thuis – waar hij zijn hele leven trots op bleef. Nadat hij zijn herenmodezaak failliet zag gaan tijdens de Depressie werd hij een politicus van een zeldzaam kaliber: niet uit op macht, vol met zelfrelativering, recht door zee en voor niemand bang. Na een mislukte moordaanslag door Puertoricaanse nationalisten werd hem gevraagd waarom hij zo kalm bleef. Zijn antwoord was dat hij tijdens de oorlog door experts was beschoten.

Voor een scherpe quote kon je bij Truman wel aankloppen: hij haatte Richard Nixon en liet geen kans voorbij gaan om dat aan het journaille te laten weten en hij was zeer sceptisch over John F. Kennedy. Los van diens relatieve onervarenheid kon in Trumans ogen een man die zijn eigen vrouw niet trouw was, ook op andere terreinen niet vertrouwd worden. (Hierbij moet ik altijd denken aan mijn goede vriend HH, die ooit precies hetzelfde tegen me zei, al had hij het destijds over Bill Clinton)

De mooiste anekdote over Truman heeft te maken met diens dochter Margaret, die zangeres (en later schrijfster) was. Na een optreden in 1950 tijdens haar vaders presidentschap, schreef een columnist van de Washington Post een vernietigende recensie. Daarop ontving de criticus een briefje van Margarets vader: “Some day I hope to meet you. When that happens … you’ll need a new nose and plenty of beefsteak for black eyes and perhaps a supporter below”.

donderdag 8 april 2010

Rrrrr

Als ik 's avond thuiskom na een dag werken, word ik altijd begroet door vier nieuwsgierige oogjes. Vier nieuwsgierige en heel erg slaperige oogjes. Het zijn de oogjes van Henkie en Gijsje, onze katten. Soms zijn de oogjes ook wat beschuldigend en slaperig, want ik kom per slot van rekening bruut hun slaap verstoren. En dat is nu juist wat katten het allerliefst doen. Lekker slapen. Rrrrrr.

Het zou natuurlijk kunnen dat ze toevallig altijd rond een uur of vijf liggen te slapen, maar dat is niet waar. Ook als ik midden op de dag thuiskom lijken Henkie en Gijsje uit een diepe coma te ontwaken. Dan is het vaak nog erger omdat de zon dan op de ramen staat en dan zijn ze zo lekker warm en slaperig. In de vensterbank ligt voor ieder een fleecedekentje en daar liggen ze vaak op te slapen. In de zon. Op de verwarming. Rrrrrr.

Alleen aan het eind van de dag zijn de katten actief. Het zijn natuurlijk ook nachtdieren. Zodra wij beginnen met eten, knalt Henkie (de terrorist) als een pingpongbal door de kamer, de stoelen functioneren als springplank en bonken op en neer, haar nagels krassen bij het remmen over het laminaat en onderwijl maakt ze wilde, grommende geluiden. Wrauwww! Ik vraag me wel eens af of de onderburen dit allemaal kunnen horen, maar dat durf ik niet te vragen.

Daarna wordt het weer rustig en slapen ze in een stoel of op schoot terwijl we op de bank tv kijken. 's Nachts slapen ze meestal ook, op mijn voeten (ja bah, maar nou en), altijd op mijn voeten. Soms wordt Henkie wakker en wil ze aandacht. In de keuken zit een deurtje niet helemaal goed dicht en Henkie heeft ontdekt dat je dat deurtje heel goed als een trommel kan gebruiken. Slim hè? Dan hoor je ineens midden in de nacht 'rommeldebommeldebom' uit de keuken. Pas als je uit bed komt en boos wordt houdt ze op en dan heeft ze haar zin want je bent wakker en dan krijgt ze een aai. Rrrrr.

In het weekend zijn we soms een hele dag thuis en dan lukt het Henk en Gijs niet om overdag te slapen. Er is dan zo veel te zien, kopjes te geven, met een balletje spelen, en we zijn vaak in de keuken dus misschien krijgen ze wel wat lekkers! Dan ga je natuurlijk niet liggen slapen, dat zou dom zijn. Aan het eind van de dag vallen ze in een diepe coma waar ze pas de volgende ochtend weer uit komen. Voor ons lekker rustig, we koesteren die momenten waarop we samen thuis kunnen eten zonder dat er een kat over ons bord stuitert.

Als ik daar zo naar kijk, naar die slaperige hoofdjes die alleen maar denken aan slapen, eten, slapen, spelen, slapen, eten, knuffelen, slapen, kopjes geven en slapen, dan ben ik weleens jaloers. Ik wilde dat ik een kat was. Dan lag ik ook lekker in de zon te slapen, zo ondersteboven met een pootje over m'n neus. Dan was ik wel af en toe stout maar ze vonden me toch ook lief en dus kreeg ik een aai en wat lekkers en dan sliep ik weer door. Af en toe sprong ik heel raar heen en weer en deed ik mijn neus in een bakje yoghurt en dan sliep ik weer door.

Zucht. Ik wilde dat ik een kat was. Rrrrr.

woensdag 7 april 2010

Zo'n dag is het

Het is vandaag een inspiratieloze dag voor een column. Dus lees deze maar even niet. Je zult er niet vrolijk van worden.
Om te beginnen is het veel te mooi weer. De narcissen schreeuwen met hun schaamteloze gele bloemen dat je op een dag als deze niet kunt binnen zitten. Ik zou het liefste de hele dag op een bankje in de zon zitten, kijkend naar de narcissen. En dan tussen de middag een heel lekker broodje eten met mozzarella en tomaat en pesto en een lekker bekertje jus d’orange.
Maar ik moet werken. En niet zo’n beetje ook. Mijn bureau ligt vol met klussen en klusjes en afspraken en ‘dingetjes die ik nog moet bekijken’ of ‘dingetjes die ik anderen beloofd heb’.
En dat is dan alleen nog maar werk. Ik heb iemand een artikel beloofd voor a.s. vrijdag en ik heb nog geen letter op papier. Ik kwam er vorige week achter dat ik over dit onderwerp eigenlijk niets kan zeggen dat niet al gezegd is. En nu heb ik een writers bloc. Althans, dat praat ik mezelf aan. Ik heb het hele weekend ‘Girls of the playboy mansion’ gekeken in de hoop op inspiratie maar het kwam niet. Het enige wat ik daarna wilde was naar Rome (want daar waren ze toevallig).
En dan zijn er nog allerlei dingen die me afleiden van de Dingen Die Echt Moeten Gebeuren. Vanochtend zag ik dat de badkamer heel dringend moet worden geschrobd. En dat de verduisterende rolgordijntjes nu echt moeten worden opgehangen. Maar ik heb geen idee wanneer ik dat ga regelen. En het heeft ook niet echt prioriteit want eerst moet dat artikel af. Maar ik ben zo moe en ik weet niks.
Eigenlijk is het enige dat vandaag echt gelukt is mijn haar. Maar mijn hoofd heeft een slechte dag en dus valt het haar niet op. Vanochtend stond ik in mijn kast en zag dat ik niks heb om aan te trekken. Mijn voeten doen zeer, ik ben mijn zonnebril kwijt, ik wil naar huis. Zo’n dag is het.

dinsdag 6 april 2010

Dorsvloer vol confetti


Al een tijdje stond in onze sidebar dat ik bezig was in het boek van Franca Treur, Dorsvloer vol confetti. Ik heb dit boek gekocht omdat zij een studiegenootje is en ik domweg nieuwsgierig was naar haar boek, maar ook omdat ik een tijd geleden haar bij Moraalridders (met o.a. als-ik-het-maar-niet-met-Andries Knevel-hoef-te-doen) zag. Hoe zij over haar afscheid van het geloof sprak vond ik heel mooi en respectvol en soms zelfs heel herkenbaar, hoewel ik een totaal andere achtergrond heb dan FT.

Het boek gaat trouwens verder niet over afscheid nemen van je geloof, maar is meer een weergave van een jeugd op het Zeeuwse platteland en de grote rol die de kerk en de bijbel hierin speelden. Het boek is mooi geschreven, soms zo natuurlijk dat je bijna de stem van de schrijfster in je oor hoort. Af en toe was het zo herkenbaar dat ik dacht “hee, zij kent die uitdrukking ook”, of “hee, wat grappig, dat zeiden ze in mijn familie ook”. Maar of het nu in bepaalde mate herkenbaar is of niet, het is sowieso een heel mooi en ontroerend boek.

4 sterren (van de 5)

Paasweekend

Op Goede Vrijdag ga ik elk jaar met de meneer en zijn familie naar een uitvoering van de Matthäus Passion. Uiteraard is de muziek prachtig, maar stiekem geniet ik dan ook van Maarten Koningsberger die elk jaar de Jezuspartij (niet te verwarren met de Tegenpartij) vertolkt. Dit jaar stond hij bij aankomst heel relaxed buiten een sigaretje te roken. Eerst dacht ik dat dat misschien niet goed zou zijn voor zijn stem, maar later bedacht ik dat dit wellicht 'Method Acting' was. Van een kriebel in je keel word je als zanger niet gelukkig en ik moet zeggen dat MK later inderdaad heel overtuigend ongemakkelijk keek toen er 'Lass ihn Kreuzigen' werd gezongen. Knap hoor.

Ik moet zeggen dat ik er dit jaar minder goed bij was dan andere jaren. Misschien was ik wat vermoeid, maar vooral maakte ik me zorgen over het feit dat ik mijn koffer nog niet gepakt had. Vreselijk natuurlijk om je zorgen te maken over het pakken van je koffer terwijl vijftien meter verderop Jezus aan het kruis genageld wordt. En ik ging niet eens heel lang weg, slechts twee nachten. Toch dacht ik aan mijn koffertje. Misschien had ik niet aan mijn koffertje gedacht als ik naar The Passion of The Christ had gekeken. Ik heb daar eens voorstukjes van gezien, met veel geschreeuw en zweepslagen en rondvliegend bloed. Het nodigde mij niet uit tot kijken van de film, maar misschien is het een idee om meer van dit soort bloederige effecten aan de MP toe te voegen. Ik weet zeker dat Nout Wellink dan níet slapend op de eerste rij had gezeten, omdat zijn vrouw dan koortsachtig met een tissue een streep bloed van zijn witte overhemd had zitten poetsen.

En dan had ik zeker niet aan mijn koffertje gedacht. Nu wel. Twee nachtjes Dublin spookten door mijn hoofd. Twee dagen Guinness drinken, wat doe ik dan aan? Heb ik genoeg spijkerbroeken? In Dublin bleek een spijkerbroek niet de juiste outfit te zijn voor een vrouw, zeker niet 's avonds. Dan dragen de Ierse dames namelijk wat ik noem 'hoerige feestkleding', vergelijkbaar met wat Engelse dames dragen tijdens het stappen: heel weinig en heel strak. Lycra is hier uitermate populair, denk aan spierwitte dames in een te klein lycra topje, zodat hun borsten er aan alle kanten uit puilen, een strak, lycra rokje dat meer wegheeft van een riem en ook nog eens opkruipt, want het is te klein, en daaronder stiletto's met plateauzolen zoals ze die volgens mij in Nederland alleen in de Geleenstraat dragen. Deze dames rollen om een uur of half negen al kachellam over straat. Echt waar, er vielen er twee zo op hun gezicht, wij moesten toen nog eten.

De aanblik van Dublin, en niet alleen van haar bewoners, vonden wij in eerste instantie nogal treurig, met veel afgeleefde pubs en lelijke rolluiken voor de gesloten winkelpanden. Ierland is altijd vrij arm geweest en dat kun je nog steeds wel zien. We hebben besloten dat Dublin vooral binnen erg leuk is. Als je binnen in de pub of een restaurant zit, merk je niet dat de buitenkant zo onguur is, en als je in Christchurch zit of door Trinity College loopt.

In Christchurch hebben we op Paasmorgen een prachtige kerkdienst bijgewoond, met een mooie preek en een hemels koor. Dit keer had ik minder moeite mij te concentreren. Misschien ook omdat mijn koffer al gepakt was.

vrijdag 2 april 2010

Politici en schrijvers

Leuke serie artikelen op NRC: Franca Treur volgt een week de (demissionair) minister-president.

Rare kabouterplaatjes

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist A.
Ik liep laatst door de Ikea, niet omdat ik een kast van het type 'Billy' nodig had, of omdat ik trek had in Zweedse gehaktballetjes, maar omdat ik me een beetje eenzaam voelde. Bij Ikea zijn altijd lekker veel mensen. Ze zitten op bankstellen, rennen rond met lampenkappen, meten keukenkastjes op. Ik mag er hele dagen zitten, gewoon om maar gezellig onder de mensen te zijn. Soms knoop ik een gesprek aan over een bestekla, maar liever nog luister ik wat de mensen tegen elkaar zeggen.

Ze zeggen de mooiste dingen tegen elkaar. Een paar maanden terug vroeg een jongen een meisje ten huwelijk op een wit tapijt met een moeilijke naam. Ze zei ja, en alle mensen gingen klappen. Een oudere vrouw, die er ook een beetje eenzaam uitzag, moest huilen. 'Ik werd ook een keer ten huwelijk gevraagd, en toen zei ik nee,' snotterde ze. 'Ik dacht: er komt nog wel wat beters voorbij, maar dat gebeurde nooit.' Zozo, dacht ik. Weten we dat ook weer.

Een andere keer had iemand stiekem een hond mee naar binnen genomen. Dat is strikt verboden, want het zou me een rare boel worden in de Ikea als iedereen zijn hond maar mee ging nemen. Maar dit was een heel klein hondje, vandaar dat de eigenaresse waarschijnlijk dacht dat het wel kon. De hond zat in haar jas, en stak zijn kleine ondeugende guitige kopje tussen twee knoopsgaten naar buiten. Ineens begon die hond hartverscheurend te kotsen. Hij maakte er heel menselijke geluiden bij, je kon die hond als het ware horen kokhalzen. Omstanders begonnen verschrikt te roepen en een paar mensen renden van pure angst weg. De vrouw reageerde kalm; blijkbaar had ze dit vaker meegemaakt. Ze legde een hand over het kotsende hondje en riep rustig de WC in. Even later kwam ze weer naar buiten met een natte jas, die ze blijkbaar had afgespoeld. Ze rook nog een beetje zurig, maar de hond was nergens te bekennen. Ik vraag me nog steeds af of het hondje onder haar jas zat verstopt of dat hij door de WC was gespoeld, of in de maandverbandbak was gegooid. Dat zou net goed geweest zijn voor zo'n vies rothondje.

Op deze bewuste dag wandelde ik over de kinderafdeling. Er liep een heel gelukkig uitziend stel met een kinderwagen. In perfecte harmonie zochten ze kinderspulletjes uit, zoals een klein groen stoeltje en een schattig slabbetje. Het kind in de wagen zag er, merkte ik toen ik wat dichterbij kwam, wel een beetje vreemd uit. Het had een grote snor en rookte een pijp. De zware basstem, die ik eerder aan de vader toeschreef, bleek van hem te zijn. Op luide toon gaf hij daarmee commentaar op de spullen die zijn ouders hem voorhielden. Het was een wonderlijke situatie, want het mannetje kon, ondanks zijn snor, onmogelijk ouder dan drie zijn. De meeste spulletjes konden zijn goedkeuring wegdragen, maar toen zijn arme vader zijn zoon een klein dekentje met kaboutermotief voorhield, ontstak hij in blinde woede. 'Wat heb ik nou gezegd? GEEN rare kabouterplaatjes op mijn dekbed! Daar word ik helemaal tureluurs van. Zoek maar iets met Heidegger ofzo. Of Kant. Een Kant-motiefje op mijn dekbed, hohohohoho!' De peuter begon zo dreunend te lachen dat zijn wagentje vervaarlijk heen en weer schudde. De vader begon vruchteloos de dekbeddenafdeling op een neer te lopen en schoot uiteindelijk een Ikea-mevrouw aan. 'Nietzsche is ook goed, hoor je me? Een dekbedovertrek van Friedrich Nietzsche!' riep zijn zoon hem na.

Leuk hoor, de Ikea!

donderdag 1 april 2010

Daar gaan we weer..

Weer een mooie zoekopdracht die je op onze site doet belanden:
witte bouviers in de wallen

Vrijdag

Het lijkt wel alsof er op vrijdag niemand werkt. Nou ja, bijna niemand.
Het begint al als ik naar mijn werk fiets. Normaal gesproken is het rond half acht, het moment waarop ik de deur uit ga, druk op straat. Auto’s rijden af en aan en fietsers verdringen elkaar voor de stoplichten. Maar niet op vrijdagochtend. Op vrijdagochtend staan alle stoplichten op groen. Het is zelfs zo stil op straat dat ik in het parkje waar ik langskom wel vijf konijntjes gezellig samen in het gras zie zitten. Ze knabbelen wat aan de grassprietjes en worden niet weggejaagd door passerende auto’s of fietsers. Een heerlijk begin van je werkdag. Ik ben ’s ochtends vroeg niet op mijn best en ook het tolereren van verkeer dat mij in de weg rijdt is niet mijn sterkste punt als er dan geen (noemenswaardig) verkeer is en je komt zelfs konijntjes tegen, dan kan je dag bijna niet meer stuk.

Als ik op mijn werk aankom, vaak tien minuten eerder dan normaal omdat ik zo lekker heb kunnen doorfietsen, is het er rustig. En als ik dan achter mijn computer zit en ik mail eens (een extern) iemand, want vrijdag is de perfecte dag om je mailbox leeg te krijgen, krijg ik in vijftig procent van de gevallen een out-of-office-reply.
Ik heb bij mijn oude werk een keer gehad dat ons computernetwerk er vrijdagochtend uit bleek te liggen. Ik probeerde om acht uur het bedrijf te bellen dat dat voor ons regelt, er werd niet opgenomen. Om half negen deed ik poging twee en kreeg wel een receptioniste aan de lijn maar de man die ik zocht ‘was er nog niet’. Negen uur weer proberen, half tien weer en de man was nog steeds niet aanwezig. Ik vroeg toen aan de receptioniste mij door te verbinden met iemand anders van de afdeling van die man want er moest echt een oplossing komen voor ons netwerkprobleem. Na wel tien keer proberen bleek er niemand aanwezig ik moest het om tien uur nog maar eens proberen. Dus om tien uur belde ik weer, de receptioniste reageerde al geïrriteerd toen ze hoorde wie er belde. Ik kreeg weer niemand aan de lijn en vroeg haar toen of zij mij alsjeblieft met iemand kon doorverbinden die ons kon helpen want wij konden echt niet langer zonder netwerk functioneren. Het bleef even stil voordat ze zei: “Maar het is vrijdag vandaag hoor.” Toen was ik even stil. Het is vrijdag. Dan werkt er dus blijkbaar helemaal niemand? Het netwerk ging het die dag niet meer doen. Maandag waren we de eerste.