Posts tonen met het label Vroegâh. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vroegâh. Alle posts tonen

maandag 24 september 2012

I heart… de Efteling


Vorige week kreeg ik een mail van mijn vader. In het onderwerp stond: ‘Efteling, zo rond 1995?’. Nieuwsgierig opende ik het bericht. Ineens bekeek ik een jongere versie van mezelf – inclusief dikke plastic bril, blauw-rood-geel-geblokte jas en groene coltrui. Naast mij op de foto zit een aandoenlijk schattig ventje met een bloempotkapsel: mijn broertje. We zitten samen in een groen karretje. Onmiskenbaar het rijtuig van de achtbaan Pegasus in de Efteling. Samen gillen we het uit. Ik weet nog precies hoe het ritje gaat, wat een lawaai het optakelen van het rijtuig maakte, hoe hard ik in de hoek werd geslingerd in een bocht.


Vroeger woonde ik praktisch in de Efteling. Wij woonden er in de buurt en het hele gezin had een abonnement. Ik hou van de sfeer die er hangt, de prachtige decoratie, zowel de natuur als de attracties kan ik erg van genieten. Maar wat ik nog wel het állermooist vind, is de muziek die je overal hoort. En dan bedoel ik dus niet het irritante ta-tata-ta-tata-ta-tata van Carnaval Festival – sorry trouwens als nu de rest van de dag dat liedje in je hoofd zit.

Als ik op de middelbare school een paar tussenuren had of vroeg uit was, ging ik ook ‘eventjes’ naar de Efteling. Gewoon even in de Python en dan weer naar huis. Ook heb ik een seizoen in het winkeltje bij de ingang gewerkt. Superleuk werk, behalve als er een stel Israëliërs voor je kassa staat te ruziën om een Pardoespop.

De foto is van láng geleden. Pegasus bestaat niet meer, ik heb inmiddels een hippe bril en mijn broertje heeft zijn bloempotkapsel lang geleden vaarwel gezegd. Helaas woon ik nu in het midden van het land en rijd ik niet eventjes langs het pretpark. Maar ik ga zeker nog één keer per jaar. Ik vind dat wat weinig, dus als ik ooit kinderen heb, heb ik een goed excuus om weer een abonnement te nemen. Want I heart… de Efteling!

maandag 20 augustus 2012

Huispijn


Toen ik klein was, ging ik logeren bij mijn nichtje. Zij was niet alleen mijn nichtje, maar ook vriendin en buurmeisje. Dolle pret dus, zou je zeggen. Maar als we gingen slapen, bekroop mij een onbehaaglijk gevoel. Hier wilde ik niet zijn. Ik wilde gewoon écht naar huis, ondanks dat mijn huis een paar meter verderop stond. Dus mijn mama haalde me midden in de nacht op (alhoewel… waarschijnlijk zou dat 23.00 uur zijn geweest). Sindsdien weet ik: als ik niet in de buurt van mijn (t)huis ben, krijg ik een knoop in mijn maag en weigert mijn lichaam zich te ruste te leggen.

Zo belde ik mijn moeder huilend op vanaf schoolreisje in Rome. Ik mis mijn meneer als hij een weekend weg is. En als ik sámen met mijn meneer meer dan een nacht buiten de deur ben, mis ik kattenkind Coco. Het is mijn lot. ‘Heim’ betekent huis en ‘wee’ komt van ‘weh’: pijn. Wat prachtig: ik heb huispijn... Het klopt helemaal: huispijn is de aandoening die ik heb. Eigenlijk verlang ik altijd wel naar het bekende, het knusse: mijn thuis. Dat was vroeger zo, maar dat is nu nog steeds het geval.

Op vakantie gaan, bijvoorbeeld. Dat vind ik altijd spannend. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het heerlijk om op pad te gaan en om nieuwe landen te leren kennen. Maar de terugreis vind ik ook altijd een feest: elke kilometer rijden brengt mij dichter bij mijn thuis. Als ik eenmaal weer in mijn oude vertrouwde bedje lig, ben ik opgelucht.

Na een geweldig weekend met mijn lief neem ik zondagavond met een weeïg gevoel in mijn buik afscheid van de dagen die achter ons liggen. Maandagochtend slik ik dit gevoel weg en ga met opgeheven hoofd weer aan het werk. Ik ben verknocht aan huis, man, kat en haard. Laat ik er maar aan toegeven. Ach ja, ik ben nu eenmaal een zeer aanhankelijk mens.

dinsdag 14 augustus 2012

Guilty Pleasures - lekker vies

Soms verlang ik terug naar m'n studententijd, toen ik Chicken Tonight at met vrienden. Toen mijn meneer soms ontbeet met toastjes met pindakaas omdat er niks anders in huis was. Toen ik als lunch een zakje noedels opwarmde en afgoot boven de wasbak in de wc omdat ik te lui was om de trap af te lopen. Ik was toen ook een stuk dikker, om begrijpelijke redenenen. Het leven was zo simpel toen. Smerig en simpel en o zo lekker.

Gelukkig geef ik nog steeds heel af en toe aan mijn liefde voor vies eten toe. Maak je geen zorgen, meestal eet ik zeer verantwoord, maar soms moet je toch ook gewoon kunnen toegeven aan je lichaam dat schreeuwt om iets smerigs? Om nepkaas en conserveringsmiddelen en kleurstoffen? Haast is een van de omstandigheden die het eten van slecht voer wat mij betreft legitimeert. Even snel wat eten en dan door naar die afspraak. Hè fijn, dan kan ik vanavond lekker vies eten.

Eén van mijn heimelijke geneugten is een beproefd recept dat nog uit mijn studententijd stamt, toen ik niet zo vaak haast had maar wel chronisch geldgebrek en, blijkbaar, een hang naar ongezond eten. Het recept is simpel: kook 2 ons elleboogjesmacaroni gaar. Spuit hier ketchup over. Bestrooi met flink wat geraspte kaas. Klaar! Door de luxe versie gaan ook nog hamblokjes. Een andere variant is met maggi in plaats van ketchup, maar dat heeft mij nooit zo kunnen bekoren.

De topper van nu is de 'Ristorante' pizza van Dr. Oetker. Dat hij net zo smaakt als bij de Italiaan is niet waar, tenzij je bedoelt dat Ristorante-pizza's overal hetzelfde smaken, dat is denk ik wel waar. De Ristorante moet je niet vergelijken met een traditionele pizza, het is een op zichzelf staande lekkernij. Dat is het geheim van Dr. Oetker, het is geen pizza, het is een uit de hand gelopen tosti met goedkope ingrediënten en heel veel e-nummers. Dr. Oetker, de wonderdokter met de analoge kaas. Favoriet is bij mij de Pollo, maar stiekem kijk ik ook altijd jaloers naar het bord van de meneer waarop dan de Salame ligt te dampen. Op de een of andere manier heb ik mezelf wijsgemaakt dat een pizza met kip, spinazie en maïs een stuk gezonder is dan eentje met plakken salami, dus neem ik die nooit. Het grote nadeel van de lekkernijen van de door mij zo geliefde Oostenrijkse arts is het aantal calorieën per pizza. Hou je vast: 950 calorieën! Negenhonderd en vijftig! Dat is vreselijk veel, ook als je het maar weinig eet. M'n lijfarts is gelukkig zelf al met een passende oplossing gekomen, de minipizza. Twee per verpakking, 350 calorieën per stuk. Heerlijk. Met een salade erbij eigenlijk best een verantwoorde maaltijd. Danke schön, Herr Doktor.

Eigenlijk zou ik zwanger moeten worden, ik hoor goede verhalen over het toegeven aan het verlangen naar smerig eten tijdens deze periode. Lekker met je dikke buik door de McDonalds Drive-Thru en dan het hele menu bestellen en supersizen en dan ook nog een milkshake erbij. Goddelijk! Zwangerschap, het is een soort studententijd.

dinsdag 31 juli 2012

Italië, idioot maar prachtig

Het is denk ik een jaar of tien geleden dat ik met vriendin M. naar Italië op vakantie ging. Als ik terugdenk aan die vakantie overvalt mij steeds een gevoel van weemoedigheid en verwondering. Weemoedig omdat het zo leuk was. Verwondering omdat het bij vlagen belachelijk en rommelig was.

De aanleiding voor de reis was vriendin G. die toen een half jaar in Florence studeerde. We vlogen echter niet op Florence, omdat dat veel duurder was. In plaats daarvna vlogen we op Bologna, waar we meteen al vertaging hadden doordat mijn tas niet was meegekomen. Bologna heeft een klein vliegveld zonder faciliteiten, waardoor wij urenlang op de grond in een verlaten hal naast een stilstaande bagageband hebben gezeten. Daarna gingen we met de bus naar een onbekende camping bij Bologna. Op deze camping bleek geen van de medewerkers iets anders dan Italiaans te spreken, wat ons vrij onhandig leek op een plek waar veel toeristen kwamen. 's Avonds bestelden we in het Frans een bord pasta, wat ook niet begrepen werd zodat we op de kaart wezen en "due penne per favore" brabbelden. Mijn herinnering aan Bologna is dat het heel mooi was en heel warm. Op de camping was het niet minder warm. Na een dagje smelten in de stad zijn we op de terugweg een ge-aircode snackbar ingelopen, waar we vervolgens een uur over een glas cola hebben gedaan. Instinctieve overlevingsdrang. En geldgebrek.

Dat geldgebrek vertaalde zich ook in onze eetgewoontes. We wilden zo veel mogelijk zelf koken, wat best een uitdaging is met slechts één kookpit. De eenpansmaaltijd was het helemaal: een zak pasta met saus waar je alleen nog kokend water bij hoefde te gooien en daar roerden we dan de ene avond doperwten door, de andere avond maïs. Daar een heerlijk glas goedkope wijn bij (kurk naar binnen geslagen, want geen kurkentrekker), die wij direct uit de fles of uit een plastic mok dronken.

Met de trein reisden we door naar Florence, waar we een camping vonden vlak onder het Piazza Michelangelo. Onze voettocht naar boven duurde lang, ook omdat we eerst verkeerd liepen. Dit doordat de weg versperd werd door een kwijlende debiel met zijn hand aan zijn kruis, onderwijl Italiaanse klanken brommend. We probeerden snel door te lopen, maar dat is nog niet eenvoudig met kampeerbepakking en bergopwaarts. Bij de ingang van de camping wisten we hem af te schudden en we vonden een kleine doch schaduwrijke plek voor ons tentje. Toen we geïnstalleerd waren (wat even duurde doordat we werden afgegeleid door een jongen die wanhopig en in de brandende zon zijn gastankje probeerde te installeren, om het vervolgens, in de brandende zon dus, over zichzelf en zijn tent leeg te laten spuiten) keken we vanaf ons matje (geen stoelen nee) tevreden om ons heen. Achter de boom hoorde M. ineens een zacht geluid. Eens kijken wat dat was. Hee, daar zat een hek, de omheining van de camping. Wat zou dat geluid toch zijn? Samen tuurden we door het gaas en daar stonden we plots oog in oog met de kwijlende man, die zachtjes naar ons kreunde.

Zuchtend hingen we onze handdoeken voor het hek om het uitzicht te belemmeren en vluchtten we vervolgens naar het appartement van vriendin G. Daar wilden we liever ook niet meer weg. Voor m'n gevoel hebben we daar dagen rondgehangen. Het was alsof je in L'Auberge Espagnol was terechtgekomen en dan met heerlijk Italiaans eten en wijn tot in de kleine uurtjes. Uiteindelijk zijn we ook daar weer weggegaan, dronken en om zeven uur 's ochtends, toen we de tent voor tienen ingepakt moesten hebben. Daarna hebben we nog op een camping aan de kust bij Viareggio gestaan. Het was heerlijk, gezellig, belachelijk en spannend. Iedere keer als we iets moesten betalen waren we bang dat dat niet meer zou lukken, maar dankzij ons doperwtendieet zijn we zonder problemen de vakantie doorgekomen. En misschien ook doordat onze ouders nog wat extra's hadden overgemaakt. Dat kan niet anders. Het was ook een idioot plan, blut op vakantie. Idioot maar prachtig. Zie je, nou ben ik toch weer weemoedig.

donderdag 19 juli 2012

Bombeer

De vakanties dat we met het hele gezin weggingen zijn en waren zeldzaam. Ik herinner me geen zwarte zaterdagen of campings in Frankrijk. Ik herinner me ponykamp, boomhuttenknutselkamp en een summerschool in Brighton. Mooie herinneringen. Maar wel zonder allebei de ouders.

Mijn vader kon niet altijd vrij krijgen tijdens de schoolvakanties maar hij deed altijd zijn best om zijn dochters toch mee te nemen op vakantie. Op de fiets naar Brugge, naar de kermis voor een kaneelstok. Soms was het verder weg. Met mijn zus ging hij zwemmen in Griekenland, met mij deed hij een stadswandeling in York. Maar de vakantie met zijn drieëen naar Engeland staat als prachtige familievakantie in mijn geheugen. Omdat ik me de zorg en liefde van mijn vader herinner. Juist om een dagje weg dat vreselijk uit de hand zou lopen.

Die ochtend vertrokken met de bus vanuit ons hotel richting Oxford. Mijn vader sprak gebrekkig Engels en moest overal verantwoorden waarom er geen moeder mee was, maar we kochten buskaartjes en broodjes en gingen op weg. Oxford hebben we die ochtend niet gehaald. Het ontbijt viel slecht en mijn vader was zo enthousiast in de weer met het regelen van het uitje dat ik niet zo goed durfde te zeggen dat ik zo’n buikpijn had. Het werd steeds erger. En keerden we dus halverwege om. Terug naar het hotel zodat ik kon douchen en schone kleren kon aandoen.

Na de lunch opnieuw naar Oxford. Poging twee. Zus was nog in de basisschoolleeftijd en had haar knuffelbeer meegebracht. Toch best spannend allemaal. De reis ging voorspoedig en Oxford was prachtig. Totdat ze tijdens een kopje thee ontroostbaar begon te huilen. Tranen met tuiten en de grootste snikken. Wij waren in Oxford. Beer was nog in de bus. Mijn vader aarzelde geen seconde.

Daddy to the rescue. Naar de VVV. Busmaatschappij gebeld en meteen actie ondernomen, met aan zijn ene zijde een dochter met voedselvergiftiging en aan zijn andere zijde een dochter die net haar lievelingsbeer was kwijtgeraakt. Toen was daar hoop! Hoop voor Beer!

Wat zegt u meneer, ja wij hebben inderdaad een knuffel gevonden op lijn 6. Oh van uw dochter. Ja meneer ik begrijp het. Maar ik kan u niet helpen. U moet begrijpen dat we in verband met al dat gedoe met de IRA meteen moesten handelen. De beer is onschadelijk gemaakt. We konden geen risico nemen.

dinsdag 17 juli 2012

De flats te hoog, de broeken te kort

Vorig weekend was ik er weer even, noodgedwongen. 'Noodgedwongen' klinkt vrij ernstig en dat is het ook. Maar ik heb geen keus, want mijn ouders wonen daar en mijn broer ook en nog heel wat andere familie. Waarom weet ik niet zo goed. Waar ik het over heb? Over de stad van mijn jeugd: Zoetermeer.

Het is al bijna zestien jaar geleden dat ik uit Zoetermeer vertrok. Ik ging op kamers wonen in mijn studentenstad. Een mooie, gezellige stad, veel mooier dan Zoetermeer. Heel veel steden bleken mooier dan Zoetermeer. Dat weet ik doordat ik altijd met zuchtende en steunende mensen te maken krijg wanneer ik vertel (of beken) dat ik uit Zoetermeer kom. Mensen uit Den Haag of Breda of Groningen of Utrecht kennen Zoetermeer en die kijken me vol medelijden aan omdat ik daar ben opgegroeid. Begrijpelijk, want ik ken op mijn beurt Den Haag, Groningen, Breda en Utrecht en dat zijn inderdaad heel leuke steden waar je vast een idyllische jeugd kan doorbrengen met andere bevoorrechte kinderen.

Gek genoeg begonnen ook mensen uit Almelo, Nieuwegein, Hoofddorp en Almere te kermen bij het woord Zoetermeer. Deze steden ken ik ook en doen qua treurigheid op geen enkele manier onder voor Zoetermeer. Ik wil zelfs beweren dat enkele van deze plaatsen nog heel wat deprimerender zijn. Natuurlijk, Zoetermeer heeft een afzichtelijke skyline van jaren '70-flats en is uitgebreid met onooglijke nieuwbouwwijken. Maar Zoetermeer heeft ook een (ok, zeer beperkt) oud centrum met leuke huisjes, een oude molen en een watertoren.

Als je op zaterdagmiddag door het Stadshart, het grootste winkelcentrum van Zoetermeer loopt, zou je het niet voor mogelijk houden, maar er wonen ook heel wat leuke mensen in Zoetermeer. Hilbrand Nawijn, die woont er ook al jaren en zit er in de gemeenteraad. Er komen semi-succesvolle sporters uit Zoetermeer, zoals polsstokhoogspringer Laurens Looije en trampolinespringer Allan Villafuerte. Georgina Verbaan? Ook Zoetermeerse, ze werkte indertijd, net als Eef en ik, bij het Versland in de passage (ok, dat was echt een heel trieste omgeving). Verder had ik op school leuke vrienden en die woonden ook allemaal in Zoetermeer.

Toch heb ik nooit de behoefte gevoeld om in Zoetermeer te blijven, ondanks het feit (ja, het is een feit) dat overal leuke mensen wonen, ook daar waar de flats te hoog zijn en de broeken te kort. Er zijn mensen die mij hebben geprobeerd te overtuigen met de lage huizenprijzen in Zoetermeer, en dat is inderdaad waar, maar daar is ook een reden voor: ergens anders in de buurt is het toch wel wat leuker. In mijn studentenstad was het leuker. In mijn huidige woonplaats is het leuker.

Als ik over de A12 vanuit Utrecht naar huis rijd en langs Zoetermeer kom, krijg ik een weemoedig gevoel bij de aanblik van Nutricia, de Mandelabrug en de koepel van mijn oude tennisclub. Zoetermeer, Leisure city, stond er een tijdje aangeplakt. Geen idee wat ermee bedoeld wordt, maar het klinkt heerlijk. Toch geef ik op dat moment nog even flink gas, rij door en pak de afslag bij wat in mijn kindertijd Kohne Starlift was. Zodra ik de straat in draai krijg ik een nog veel weemoediger gevoel: gelukkig, ik ben weer thuis.

maandag 9 juli 2012

Toerist op eigen geboortegrond


Afgelopen weekend was ik noodgedwongen meerdere dagen in het Brabantse land. Uiteraard klinkt ‘noodgedwongen’ erger dan het was. Maar ik had geen keus, ik móést dit weekend onder de rivieren zijn. Vrijdag had ik een bruiloft waar ik donderdagavond voor moest repeteren, en zaterdag vierde mijn zus haar verjaardag. Zondag plakte ik vrijwillig een dagje Efteling aan het toch al zo lange weekend vast. Ik voelde mij toerist op eigen geboortegrond.

Sinds 6 jaar woon ik in het midden van het land. Ik vertrok niet alleen om mijn studie die kant op. Het midden van het land leek me nu eenmaal een mooi gebied om mij te vestigen. Ik vond de sfeer goed, de mensen aardig en de omgeving prachtig. En het bracht mij dichter bij mijn vriendje, die ik nu mijn meneer mag noemen. Regelmatig bracht ik nog dagjes in het Brabantse door, maar hele weekenden bleef ik nog maar sporadisch slapen. Langzaam maar zeker voelde Utrecht en omgeving als thuis. Met deze thuisverschuiving werd het zuiden een vakantieoord. Overigens wél een oord waar ik mij óók erg thuis voelde.

Dit weekend heb ik genoten van de stralende zon en liep ik door de stromende regen. Het dorpje waar ik geboren ben was toneel van de trouwdag. Ik reed mijn bijna-91-jarige oma rond in de omgeving. Slingerend over de dijken maakte ik een fietstocht langs de uiterwaarden. Ik bracht een bezoek aan een dichtbij gelegen vestingstadje. Járen had ik er een zaterdagbaantje, nu maakte ik er foto’s, net zoals alle andere toeristen. Zondag bezocht ik de Efteling. Ook daar heb ik een seizoen lang gewerkt. Nu waande ik mij ongegeneerd in een sprookjeswereld, stampte in de regenplassen en ging vier keer in Joris en de Draak.

Afstand nemen heeft effect: het Brabantse land wordt voor mij alleen maar mooier.

donderdag 5 juli 2012

De wegen naar Rome


De Rome-reis was inmiddels meer dan vijf jaar geleden en daarom besloten studievriendin B en ik dat het hoognodig tijd was om weer eens een muntje in de Trevifontein te  gooien. Beiden midden in onze studietijd was het duidelijk dat dit de vakantie met het allerlaagste budget allertijden zou worden. Er wordt wat speurwerk van je verwacht maar dan lukt het prima om een goedkope vlucht en een goedkoop hostel te vinden. Prima! Roma, stiamo arrivando!

De vader en moeder van B brachten ons naar weiland ergens in de buurt van Brussel. Blijkbaar was daar ergens een verkeerstoren en een stuk geasfalteerd land. Eenmaal aangekomen bij de incheckbalie rolden de tranen over moeders wangen. Bedroefd drukte ze haar dochter een prepaid mobieltje in de handen. Dan konden we elke avond even bellen om te vertellen of het wel goed ging. We waren al in de twintig. En we gingen een week. Dat mobieltje zou overigens nog wel van pas komen. 

Eenmaal aangekomen bij een betonnen bunker ergens in de buurt van Rome werden we hartelijk welkom geheten door een flink aantal carabinieri. Snel gingen we op zoek naar de shuttlebus. Oververhit en veel te bepakt en bezakt kwamen we in het centrum van de stad aan. Daar moesten we nog met een of andere boemel vanaf Termini naar een klein station waar vlakbij ons hostel zou moeten liggen.

Eenmaal uitgestapt bij het station begon het al te schemeren. Zonder enige spoorwegbewaking whatsoever staken we de rails over. We waren alleen en dit deel van Rome was uitgestorven. Aan de andere kant van het spoor bevonden we ons op een soort industrieterrein. De schaarsgeklede Italiaanse dames liepen druk heen en weer over de stoep en de auto's reden af en aan. Eenmaal aangekomen in het hostel was het togafeest al in volle gang. Moe van de reis en geen puf meer om de trein terug naar het centrum te pakken, aten we pizza in het hostel en hesen we ons in een wit laken. Slapen was geen optie, meefeesten was het enige dat we konden doen.

Even na middernacht zochten we ons bed op, maar na enkele uren werden we gewekt door een Amerikaans kamergenootje die onder zijn deken een heftig persoonlijk telefoongesprek zat te houden. We leerden veel over hem. Hij kon nooit meer terug naar Miami want dan zou hij door mensen uit zijn gang door zijn hoofd geknald worden. We sliepen onrustig die nacht.

De volgende ochtend propten we een punt Italiaanse vlaai naar binnen en namen de eerste de beste trein naar het centrum. We snelden door de straten en opeens om de hoek werden we net als jaren terug verrast door de schoonheid van de Trevifontein. Snel een muntje gooien, foto maken en ijsje kopen. De vakantie was begonnen.

woensdag 27 juni 2012

Kippenvel en een beetje verliefd op Eddie Vedder

Een avond vol nostalgie, gitaargeweld en humor. Dat was gisteravond het concert van Pearl Jam. Eddie Vedder draait al vanaf midden jaren '80 mee, maar daarvan is op het podium weinig te merken. Zijn energie is aanstekelijk: hij is soms ingetogen, dan weer danst hij als de coole surfdude die hij is dweilend over het podium. Hij springt als een dolle, maakt contact met het publiek en wil het liefst dat de avond helemaal niet meer ophoudt. Onderwijl smeert hij zijn keel met wijn, direct uit de fles.

Mij liet het allemaal niet onberoerd. Bijna drie uur lang keek en luisterde ik naar mijn jeugdhelden en droomde af en toe weg naar mijn middelbareschooltijd. Daar zat ik weer, in mijn zwarte houthakkersshirt met mijn walkman op luisterend naar Why Go. Op de achterbank naar de wintersport en maar op rewind drukken. Eddie zelf mijmerde ook even weg naar twintig jaar geleden. Inmiddels hebben de bandleden kinderen, maar in die tijd waren ze zelf nog kinderen. Net als wij.

 Prachtig was dat het publiek bijna alles kon meezingen. Voor me zat een luid zingend stel van een jaar of zeventien, daar weer voor een keihard rockende vrouw van een jaar of vijfendertig, verderop een echtpaar van een jaar of zestig met toneelkijkers.

Het programma was een geweldige mix van oud en nieuw materiaal, grote hits en rustige nummers. Voor mij waren de hoogtepunten Just Breathe (afkomstig van het laatste album Backspacer) en Elderly Woman Behind The Counter In A Small Town (van het door mij indertijd grijsgedraaide Vs.).

Even voelde ik me weer als twintig jaar geleden. Kippenvel en een beetje verliefd op Eddie Vedder.

woensdag 9 mei 2012

Dag Maurice!

Gisteren overleed Maurice Sendak (Brooklyn, 1928). Misschien gaat er niet meteen een belletje bij je rinkelen, maar hij is de auteur die Salman Rushdie een fuckhead noemde, Roald Dahl een sadistische kinderpester achtte en een blijde en gemakkelijke dood wilde sterven. Dat laatste is niet gelukt; hij overleed na een beroerte. Hij is ook de man die pas in 2007 uit de kast kwam, hij wilde immers dat zijn ouders een blij en gelukkig leven hadden. Daar paste een homoseksuele zoon niet bij.

Sendak is vooral bekend als schrijver van Max en de Maximonsters (Where the Wild Things Are), maar hij heeft veel meer gemaakt en geschreven. En er komt nog een laatste boek aan, volgend jaar februari. Max en de Maximonsters is een van mijn favoriete kinderboeken. Als ik aan dat boek denk, ben ik weer terug in mijn kinderkamer. Ik herinner me de lichtval, de geur, de kleuren van het behang en de zware stem van mijn vader die het boek voorlas. Nostalgie en warme jeudgherinneringen.

Mocht je binnenkort een kadoo nodig hebben voor je moeder, een neefje of nichtje, of voor jezelf. Kies dan een boek van Sendak. Je krijgt er geen spijt van.

Hieronder het interview van Stephen Colbert met Sendak, eerder dit jaar. 



The Colbert Report

dinsdag 1 mei 2012

Mobielfossiel


Nu zelfs Lein aan de smartphone is, denk ik dat ik een beetje achterloop. Ik heb het idee dat ik de enige ter wereld ben die nog smartphoneloos door het leven gaat. Zelfs mijn schoonouders zijn om en zijn hard op weg om fervente Whatsappers te worden. In het openbaar vervoer lijkt iedereen ook al voorzien te zijn van zo’n hip ding.

Maar ik niet. Mijn oude Nokia werkt al járen naar behoren. Hij is vorig jaar op een festival zelfs door een vorkheftruck overreden. Geen enkel probleem voor mijn oude analoge telefoontje; hij kwam ongeschonden – doch modderig – uit de strijd. Jammer genoeg vind ik deze telefoon niet gebruiksvriendelijk, sterker nog, ik vind het een rotding. Maar ik ben tóch te gierig om een nieuwe te kopen. Ook omdat deze zomer mijn abonnement afloopt en ik dan zo’n slicke iPhone 4S wil. Kijk, áls ik dan overstap, doe ik dat écht smart.

Tot die tijd jat ik regelmatig de iPhone van mijn meneer. Ik log hem stiekem uit en doe dan alle nuttige dingen die je met een smartphone kunt doen: DrawSomething, Facebook, Twitter, Tiny Wings, de nieuwsapps van Teletekst, GeenStijl en Nu.nl… Ik ben zeer verslavingsgevoelig. Af en toe heb ik het idee dat ik nú al niet zonder mijn meneers iPhone kan. Misschien is het daarom maar beter dat ik nog een paar maanden moet wachten voordat ik zelf aan de smartphone ga. Tot die tijd ben ik een mobielfossiel. Tot de zomer geniet ik van het feit dat ik m’n oude Nokiaatje zonder schuldgevoel of ernstig blijvend letsel kan laten vallen. En zodra ik dan een smartphone heb, download ik Snake. Die goeie ouwe analoge tijd zal ik nooit helemaal los kunnen laten.

maandag 12 maart 2012

Vogels? Levensgevaarlijk

"Een vrouw van 28 uit Nistelrode is vanochtend lichtgewond geraakt toen ze een buizerd probeerde te ontwijken. Ook de buizerd raakte gewond. Het dier is naar een vogelopvang gebracht. [...] De vogel vloog in richting van de auto. De vrouw probeerde de buizerd te ontwijken, slipte en botste twee keer tegen de vangrail. [...] De vrouw is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht omdat ze gewond was geraakt aan haar hoofd. [...] Haar auto is waarschijnlijk total loss. Het is onbekend hoe het met de buizerd gaat."

Ooit vroeg een lezer van dit blog om meer polemiek. Nou, polemiek kun je krijgen, want ik houd niet van vogels. Caar en Lein wel. Volgens mij zijn zij zelfs niet zo lang geleden naar de ledendag van de Vogelbescherming geweest - op dat niveau zitten zij dus, qua vogelliefhebberij.

Maar ik houd niet van vogels. Ik ben ook niet zo goed in vogelsoorten onderscheiden. Meestal roep ik "Kijk! Een beest!" als ik een vogel zie. Ik weet niet hoe ik een spreeuw van een merel kan onderscheiden (lijken die op elkaar?). Toen ik gisteren bovenstaand nieuwsbericht las, riep ik: "Zie je wel! Vogels, levensgevaarlijk!"

Vogels doen raar. Ze zien er vreemd uit. En ze maken vaak herrie. Ik vind vogeltjes alleen maar leuk als ik ze zachtjes hoor tjielpen op een zonnige lentedag. Maar het lijkt wel alsof sommige vogels (meestal duiven) expres voor mijn wiel gaan zitten als ik gehaast door de stad fiets. Tja, dan vind ik ze dus níét leuk. Ik wens niet misbruikt te worden door de suïcidale neigingen van een levensmoede duif.

Mijn meneer verzucht: "Wat heb jij eigenlijk wél met vogels?" als ik vertel dat ik een hekel heb aan Angry Birds. Nou, toevallig heb ik één memorabel vogelverhaal. Ruim tien jaar geleden was ik in Rome op vakantie. Op het Sint Pieterplein zag ik een duif zonder teentjes. Er staken twee stompjes uit zijn lijfje. Toen had ik wel even medelijden, ja. Ik heb een foto van de duif gemaakt en in mijn fotoalbum geplakt. Soms denk ik nog wel eens aan die vogel terug en voel ik een hint van compassie. Tot zover mijn mooiste vogelverhaal. En nu ga ik m'n kat aaien.

maandag 5 maart 2012

Major crush

Op de middelbare school heb ik een major crush gehad op mijn leraar Engels. Laat ik ‘m meneer P. noemen. Hij was niet per se knap, was zeker 15 jaar te oud en woonde op z’n 35e nog bij z’n ouders thuis. Toch vond ik meneer P. geweldig. Het probleem van een leraar leuk vinden, is dat je niet meer relaxt in de les zit. Nu was ik best wel goed in Engels, dus hoefde ik niet keihard te werken, waardoor ik extra veel tijd had om de leraar uit te checken. Tja. Maar als hij me dan een vraag stelde, liep ik knalrood aan – althans, zo voelde het wel – en probeerde ik hakkelend een antwoord uit te brengen.

Gelukkig had deze leraar af en toe nogal onorthodoxe lesmethodes, waardoor ik niet al te vaak iets hardop hoefde te zeggen. Oh, wacht, ik bedoel het anders. Laat ik het goed opschrijven, voordat de term ‘een beurt krijgen’ een wel heel rare betekenis krijgt. Ik bedoel dat deze docent niet alleen maar uit het lesboek werkte, maar ook leuke opdrachten gaf. Een van die oefeningen is me altijd bijgebleven. Meneer P. zette namelijk muziek op van een artiest die ik nog niet zo goed kende, maar wél direct geweldig vond: Billy Joel. Terwijl de klanken van ‘She’s always a woman’ het lokaal vulden, moesten wij op een blaadje de ontbrekende woorden opschrijven.

She can kill with a ____
She can _____ with her eyes
She can ruin your faith with her ______ lies
And she only ______ what she wants you to see
She _____ like a child, but she’s always a woman to me

Práchtig. Toen ik na die bewuste lesdag thuiskwam, zocht ik meteen in de platenkast van mijn ouders de muziek van Billy Joel op. Later, toen ik zelf liedjes kon downloaden, zette ik zijn complete Greatest Hit op m’n mp3-speler. En nu nog luister ik regelmatig naar Billy Joel en denk ik met plezier terug aan mijn favoriete leraar Engels.

Mijn nieuwsgierigheid nam laatst de overhand. Ik zocht meneer P. op op Google. Wég sprookje. De leraar blijkt geen leraar meer te zijn, maar getrouwd en eigenaar van een zweverige healingpraktijk. Oeps. (Gelukkig vertaalt hij ook boeken. Eén van die boeken heb ik uiteraard direct bij de bieb gehaald.) Maar toch is meneer P. niet helemaal mijn type, blijkt nu. Het is maar goed dat het bij een crush gebleven is.

dinsdag 7 februari 2012

Gehaakte wc-rolhouder

Al sinds mijn vroege jeugd vraag ik me iets af. Over iets dat ik al een hele tijd niet meer gezien heb. Eigenlijk is het niet één vraag, het is een complex vraagstuk. Vroeger zag ik namelijk heel vaak een vreemd voorwerp in auto's. Nu nog steeds wel, bijvoorbeeld achteruitkijkspiegels met grote, wild-bungelende voorwerpen. Of een hoedenplank vol knuffeldieren. Maar dat verbleekt allemaal bij één vakantie-obsessie uit mijn jeugd: de gehaakte wc-rolhouder.

Er is veel dat ik niet begrijp aan de gehaakte wc-rolhouder. Het eerste dat ik me hierover afvroeg als meisje van vijf, achterin de Opel Ascona (waarvan ik nu nog het nummerbord weet terwijl ik mijn huidige nummerbord niet eens kan onthouden), op weg naar de camping in Frankrijk, hopend dat mijn broer niet weer zou gaan overgeven: waarom zou je een wc-rol in de auto hebben? Misschien zaten er in die auto's ook allemaal mensen die last hadden van wagenziekte? Dan kon je met de wc-rol de auto weer opruimen. Dat is handig. Of misschien durfden deze mensen geen gebruik te maken van het wc-papier in de ranzige snelweg-wc's in Frankrijk en hadden daarom zelf een rolletje meegenomen. Misschien gingen ze überhaupt niet meer op de wc en hadden ze papier bij zich voor in de bosjes? Maar dan ook in Nederland, want ik zag ook als ik niet op vakantie was veel auto's met wc-rollen. Fascinerend.

Alleen, waarom zou je dan die wc-rol op de hoedenplank willen zetten? Eerst vroeg ik me af waarom je een hoesje om de wc-rol zou doen, maar dat was natuurlijk omdat een kale wc-rol op de hoedenplank geen gezicht was, dat was me wel duidelijk. De belangrijkste vraag was en is dus voor mij: waarom moest de rol op de hoedenplank en niet in de achterbak? Dan hoefde je namelijk ook geen hoesje te breien. Overigens heb ik later ook gebreide tissuedooshoezen gezien, dus blijkbaar moeten tissues en wc-rollen op de hoedenplank staan. Of niet?

Bij nader inzien denk ik toch dat de hoedenplank een gevolg van de gebreide hoes is en niet andersom. Het moet een uit de hand gelopen hobby zijn van de vrouw des huizes (de metro-man bestond nog niet, dus het ging echt om breiende vrouwen). In mijn jeugd was breien namelijk erg populair en ik vermoed dat de overijverige breisters alles wilden versieren met hun breisels. Desnoods de wc-rollen. Net als nu, eigenlijk. De gehaakte wc-rolhouder is de versierde lantaarnpaal van toen. Wildbreiers avant la lettre! Daarom heb ik ook goede hoop dat de houder zal terugkeren in het straatbeeld, dat zou toch prachtig zijn? Als wij weer allemaal heel nostalgisch rondrijden met een versierde wc-rol in de auto?

Mocht je zelf ook graag een gehaakte wc-rolhouder op de hoedenplank hebben, dan vind je hier een patroon. Kan je er dan ook meteen een voor mij maken? Graag in de vorm van een hoedje, dankjewel.

donderdag 2 februari 2012

Horrortv

Als vroege tiener een televisie op je eigen kamer, wat een luxe! Het degelijke houten bed in de ene hoek en de enorme beeldbuis in de andere. Een eigen kamer is al helemaal prachtig, maar die tv is toch echt de kers op de taart. Alleen, zo’n luxe vormt ook een groot gevaar. Een heel groot gevaar. Want wat nou als je per ongeluk in het donker stiekem in je eentje The X-files gaat kijken? Of Tour of Duty? Dan loop je een groot risico op hartkloppingen en een kapot bed.

Eerst heerlijk naïef een handdoek bij de drempel van de kamerdeur gelegd. Want stel je voor dat je ouders merken dat er naar een commerciële zender wordt gekeken. Of naar een programma over oorlog! Of geen documentaire van de VPRO! Dat is zeker weten nog strafbaarder dan ’s avond alleen in je bed tv kijken.

Voor jezelf is het stiekem kijken an sich niet het probleem. Pas daarna wordt het allemaal problematisch. Het moment dat het programma is afgelopen komt langzaam dichterbij. Begin jaren ’90 had echt nog niet iedereen een afstandsbediening dus de dekens moeten aan de kant. Je kruipt langzaam uit je bed. Voetje voor voetje sluip je over het statische tapijt naar de
beeldbuis. ZWIP! Televisie uit en de terugreis begint. Voetje voor voetje.

Het bed is in zicht maar iedereen begrijpt dat onverwachtse monsters, aliens, Mulder of sergeant Taylor opeens vanonder de lattenbodem kunnen opduiken. Dus neem je een aanloopje. En komt als een bommetje in een zwembad midden in de matras terecht. Alle getroffen maatregelen om strenge ouders buiten spel te zetten zijn voor niets geweest.

Maar het is inmiddels veilig in en onder het bed. Tijd om te gaan slapen. Met je knuffelbeer strak omarmd.

donderdag 26 januari 2012

Volle verhuisdozen

De kamer is bijna leeg. Het bed is aan de kant, de meeste meubels staan al beneden. Buiten, vlak naast de schuur. Hoe kan het toch dat je van sommige dingen er altijd meer nodig hebt dan dat je in eerst instantie dacht? Kan je weer op je brakke fiets naar de Gamma aan de overkant van het water om meer verhuisdozen te halen. Toch teveel studieboeken bewaard. Of stapels vergeelde en vervaagde concertkaartjes.

De kamer waar je voor het eerst op jezelf ging wonen lijkt eenmaal leeggeruimd weer net zo eenzaam als de eerste keer dat je er een voet over de drempel zette. Bijna acht jaar heeft het geduurd voordat je er wegging. Vrienden en vriendinnen klaagden altijd dat je zover uit het centrum woonde. Je grapte dan altijd maar dat jij dan ook maar de helft huur betaalde van wat zij deden.

Het plan om te verhuizen kwam niet zomaar uit de lucht vallen. De meeste onderbroeken en sokken lagen al maanden in een andere provincie schoon in een la te wachten. Het krakkemikkige bed, compleet met instortingsgevaar, zag je af en toe door de week nog eens maar eigenlijk vaker niet dan wel. Je wilde graag verhuizen. Het was echt tijd voor iets anders. Tijd voor andere grachten, tijd voor de liefde.

Je kende het nieuwe huis al goed maar het was nog niet helemaal jouw thuis. Dat heeft uiteindelijk nog wel een jaartje geduurd. De eerste keer dat de nieuwe stad echt als thuis voelde herinner je je nog goed. Hoe het rook. Hoe het zonlicht scheen. Welke maand het was.

Met een verhuisbusje volgeladen met toch nog heel veel spullen reed je dan de straat uit. Brok in keel. Ookal ben je 25, dit is nog maar de derde verhuizing die je meemaakt. En slechts de tweede die je je nog voor de geest kan halen. Een brok in de keel en natte ogen.

Het nieuwe thuis lijkt op een pakhuis, alle dozen staan nog opgestapeld. Jouw nieuwe spullen hebben nog lang niet allemaal een eigen vaste nieuwe plek. Inmiddels is het jaren later. Weer staan al jouw spullen in een verhuisdoos in de voorkamer opgesteld. Samen met zijn spullen. De aannemer begint morgen aan een verbouwing op de eerste verdieping. De lege kamer is kil en hol, en het oude nieuwe huis voelt meer dan ooit als thuis.

vrijdag 16 december 2011

Glibberende hompen vlees

Toen ik de prachtige vacature voor "Kaassouffle schep(st)er V/M" las, doemde bij mij een schrikbeeld op. Het schrikbeeld van een rillend, onzeker meisje, werkend in een ijzige koelcel. Het meisje, gekleed in hygienisch schort en latex handschoentjes, deed het vreselijkste werk dat je je kunt indenken. Zij moest sateetjes prikken. Grote hompen vlees werden voor haar neus neer gestort, glibberend door de vettige marinade. Het meisje moest de stukken nauwkeurig op een satéstokje prikken, natuurlijk zo snel mogelijk. Het stokje moest uiteindelijk niet te licht, maar ook niet te zwaar worden. Regelmatig prikte het meisje door haar handschoentjes heen, waardoor haar verkrampte vingers onder de ranzige saus kwamen te zitten. Terwijl haar collega's in onverstaanbaar plat Brabants over dorspgenoten roddelden, dacht het meisje dat het niet erger kon worden dan op dat moment...

Dit meisje was ik, zo'n 7 jaar geleden. Het is het gruwelijkste baantje dat ik ooit heb gehad. De periode waarin ik dit bijbaantje had, was niet gemakkelijk. Ik was net met een studie gestopt en wist écht niet wat ik moest gaan doen met mijn leven. Hierdoor was ik best onzeker en moest ik ook nog eens dit huiveringwekkende werk doen. Mijn meneer (ja, het is nog steeds dezelfde, 7 jaar later!) en een vriendin loodsten me door deze tijd heen door me op het hart te drukken dat ik écht nog wel betere baantjes zou krijgen, dat ik juist door deze ervaring weer wilde gaan studeren, omdat ik dan wél de kans kreeg om hogeropgeleid werk te doen... Wat was ik blij dat ik na enkele afschuwelijke weken de deur van de koelcel voor de laatste keer achter me dichtdeed.

donderdag 10 november 2011

De uitvaart van Sinterklaas

Sinterklaas, wie kent 'm niet? Ik. Ik heb het gevoel Sinterklaas niet meer te kennen. Zaterdag is de intocht en ik las dat Sinterklaas dit jaar gespeeld wordt door Stefan de Walle. Hij speelde in de serie Flodder. Niet echt iets dat je direct met Sinterklaas associeert, maar goed, dat is Medisch Centrum West ook niet en daar speelde Bram van der Vlugt dan weer in.

Eerlijk gezegd heb ik moeite met het vertrek van Bram van der Vlugt. Hij was de enige Sint die ik niet eng vond. Hij was een grappige oude heer die af en toe zelfs venijnig uit de hoek kon komen. Hulpsinterklazen en Pieten jagen mij nog steeds angst aan, maar niet Sint Bram. Dat tijdperk is nu ten einde en daarmee ook de echte Sinterklaasviering.

Want wat deed hij het goed! Wie kan die begespte schoenen vullen? Niemand toch? Van kinds af aan keek ik iedere intocht naar hem en verbaasde mij over zijn inzet, al die jaren. Soms hoorde ik zijn stem onder een reclame voor koffie of creditcards en dan zag ik Sinterklaas voor me. Sinterklaas die bijklust in een geluidsstudio, om alle pakjes te kunnen betalen, dacht ik dan. Nu is hij wellicht te oud (76) om weer een dag in de kou op een paard te zitten, hoewel hij eigenlijk pas net de Sinterklaasgerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Ik wens Bram van der Vlugt nog vele gezonde jaren toe, maar ik vind dat het mooier was geweest als hij in het harnas van ons heen gegaan was, om zo definitief een einde te maken aan het traditionele Sinterklaasfeest. Vanaf die dag zou het Sinterklaasfeest een meer gedenkwaardig karakter hebben. Een dag waarop wij terugdenken aan de Sint door elkaar cadeautjes te geven en door mannen een rood gewaad en een mijter aan te trekken. En dan staken we iedere 6e december de pakjesboot in de fik terwijl die één van Neerlands binnenwateren afdreef, de eeuwigheid tegemoet.

donderdag 27 oktober 2011

Denken aan Holland ... Zeeland

In mijn puberjaren schreef ik veel brieven met een penvriendin uit Duitsland. Zij woonde vlak bij Münster en had nog nooit in haar leven de zee gezien. In de zomer van '96 haalde ik haar op van station Vlissingen voor een weekje vakantie aan de Zeeuwse kust. Toen we die middag in de stralende zon over de boulevard fietsten, slaakte ze een diepe zucht. Want waarom zou je naar de rivièra rijden als je veel dichter bij huis zo'n prachtig strand kan vinden?

Wijselijk hield ik mijn mond over de duizenden landgenoten van haar die elk seizoen Zeeland overnemen. Niks te klagen trouwens, mede door hen heb ik jarenlang een heel goed betaald bijbaantje gehad. Een bijbaantje waardoor ik misschien nog wel in tientallen Japanse en Duitse fotoalbums sta. In veel te kleine en veel te warme klederdracht. Met een blikje roomboterbabbelaars in mijn hand.

Zeeland is voor mij vooral Walcheren, alle andere delen hebben op de een of andere manier een nare bijsmaak. Ik ging alleen naar de Overkant voor een schoolkamp dat om meerdere redenen traumatisch was. Het beeld van mijn natuurkundeleraar die een blik knakworsten openschroefde en de inhoud zonder blikken of blozen naar binnen schrokte staat nog steeds op mijn netvlies.In Beveland kreeg mijn vader een fietsongeluk. Van Tholen kwamen kinderen die je ziek konden maken. En op Schouwen zag ik een automobilist van rechts over het hoofd.

Nee, op Walcheren moet je zijn. Op de fiets van Vlissingen naar Westkappelle, onderlangs de duinen. Of in Veere, in het oude snoepwinkeltje. Op donderdag op de Vismarkt in Middelburg waar je bij St. John de heerlijkste gemberkoffie kan drinken. En dan daarna naar het filmhuis. Naar Domburg, om te wandelen langs de kust en dan een bolus te eten van bakker Labruyere.

Zeeland is voor mij mijn jeugd. Ik heb er bolussen gegeten, in de bus naar de Hooizolder gezeten, ringgereden en mijn lekke band geplakt op de Oosterscheldekering. Ik had er rijles, schoolkamp en liefdesverdriet. Ik nam afscheid van een vriendin, blokte rijtjes Latijnse vervoegingen, roeide over het kanaal en verbandde op het strand. Nog steeds voelt het vertrouwd als ik de zilte lucht opsnuif. Maar ik weet zeker dat ik er nooit meer zal wonen.

woensdag 31 augustus 2011

Dode diertjes

Deze column is geschreven ter nagedachtenis aan álle dode diertjes ter wereld.

Vroeger, toen ik jong was en nog in een klein pittoresk dorpje woonde, verveelde ik me nog wel eens. Ik woonde op een boerderij maar al die boerderijdieren vond ik inmiddels heel saai. Ik ging dus op avontuur in mijn kleine pittoreske dorpje. Op het pleintje voor de supermarkt zag ik een naaktslak liggen. Ik had wel eens gehoord dat, als je zout over een naaktslak zou gooien, hij zou oplossen. Ik vond dit een fascinerend gegeven en er lag dus zo’n naaktslak, gewillig op de grond, klaar om opgeofferd te worden voor mijn wrede experiment. Ik fietste naar huis, pakte de zoutpot en bracht de naaktslak een bezoekje met in mijn achterhoofd het idee om een Hans Klok-achtige truc uit te halen. Dit idee pakte iets anders uit dan ik had verwacht: de naaktslak wilde niet oplossen, maar leek wel gruwelijk veel pijn te hebben nadat ik hem rijkelijk met zout had bestrooid. Hij krulde heftig heen en weer met zijn kleine lijfje. Tja, daar sta je dan, als verveeld rotkind, met een creperende naaktslak aan je voeten. Wat te doen? Mijn lumineuze idee was om het beestje uit zijn lijden te verlossen. Ik ben enkele keren over het arme schepseltje heengefietst, totdat ie niet meer bewoog. Tot op de dag van vandaag voel ik me schuldig over mijn barbaarse daden en bied ik in gedachten nog steeds aan iedere naaktslak die ik zie m’n excuses aan voor het gruwelijk vermoorden van zijn soortgenoot, jaren geleden. Tja, ik ben er met recht niet trots op dat ik dit beestje zo’n nutteloze dood heb laten sterven, puur en alleen voor mijn genot, en eerlijk gezegd genoot ik er niet eens van.

Ik werd laatst aan mijn naaktslakslachtpartij herinnerd toen ik na een lange reis met het openbaar vervoer uit de bus stapte. Opgewekt stapte ik de bus uit terwijl mijn oog op een kikkertje viel. Het kikkertje was denk ik ook opgewekt, want ik had in tijden niet zo’n vrolijk rondhupsend exemplaar gezien. Het was een minikikkertje, slechts enkele centimeters groot. Nu heb ik een voorliefde voor kleine dingen (“Ah, kijk nou, een puppy! Ah, wat lief, een minipreitje! Ah, wat een schattig klein afritje op deze snelweg!” You name it, als het klein is vind ik het aandoenlijk.), dus ik bleef even staan kijken naar het beestje. Op hetzelfde moment kwam er een gehaaste man al bellend aangerend, hij wilde duidelijk de bus halen waar ik zojuist was uitgestapt. De man stapte in al zijn spoed OP het lieve aandoenlijke kleine kikkertje! Het arme diertje spatte linea recta uit elkaar. Hij was vrolijk hupsend zijn laatste minuten tegemoet gesprongen. De gehaaste man haalde zijn bus niet eens, dus het amfibie stierf een nutteloze dood, daar, bij de bushalte.

Ik houd niet van dode diertjes. En al helemaal niet als ze zó nutteloos aan hun einde komen. Daarom draag ik deze column op aan alle dode diertjes die nutteloos aan hun einde zijn gekomen. Lief dood diertje, mocht het mijn schuld zijn geweest: mijn excuses, uit de grond van mijn hart. Ik zal het nooit meer (proberen te) doen.