woensdag 14 april 2010

Het grote-zussensyndroom

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist Lein

Mijn zusje (mind you, ze is bijna 24) en ik schelen in leeftijd iets meer dan 5 jaar. Als mensen van dat leeftijdverschil horen is hun reactie vaak: “oooooh wat veeeeheeeel”. Nou het zal best, we zijn niet anders gewend. Ik was allang blij dat er nog een sibling bijkwam nadat ik mijn ouders jarenlang aan de kop had gezeurd over of het er nou nog eens eentje bij zou komen.

Dat leeftijdtijdsverschil heeft waarschijnlijk een grote rol gespeeld in de totstandkoming van het grote-zussensyndroom, dat voornamelijk gebaseerd is op gevoelens van bescherming, bekommering en soms ook bemoeienis. Het heeft eigenlijk altijd invloed gehad op mijn relatie met haar en ik vraag me af of dat erg is, en of we er ooit vanaf komen.

Het begon al vroeg. Mijn zusje kwam huilend thuis van het speeltuintje bij ons in de buurt. Ze had geen schoenen meer aan en haar zelfgemaakte zomerbermuda hing op haar knietjes. De kwade buurjongen had weer eens toegeslagen. Dus Grote Zus rende briesend naar het speeltuintje en ramde Grote Boze Buurjongen op zijn neus. Had ik al gezegd dat ik mijn pols had gebroken en mijn arm dus in het gips zat? Zijn neus staat waarschijnlijk nog steeds een beetje scheef.

Het syndroom evolueert ook. Toen Kleine Zus in de puberteit raakte en Grote Zus net haar rijbewijs had gehaald. Want het zal toch niet zo zijn dat vader of moeder Kleine Zus van het schoolfeest kwamen ophalen met de auto? Daar had ze nu Grote Zus voor. Ik kreeg duidelijke instructies: “Daar moet je dan gaan staan met de auto, je mag NIET naar binnen en je mag met niemand praten”. Het syndroom is natuurlijk ook gebaseerd op zusterliefde dus ik deed wat ze me vroeg. Of eigenlijk wat ze me opdroeg. Uit liefde. En om het goed te maken. Ik had immers jarenlang de dienst uitgemaakt als het ging om de regels van spelletjes of de verdeling van het speelgoed.

In de jaren erna waren er talloze voorbeelden waarin het syndroom de kop opstak en er niet zo impliciet een beroep op mij werd gedaan. Vaak ging de telefoon: “eh ja de stufi is er nog niet en ik moet een reader kopen”.Of: “het geld van werk komt een maandje later dus jij trakteert dan vandaag de pizza, toch?”. Maar dat was maar bijzaak. Het syndroom was op het sterkst als het niet goed ging, zoals dit jaar nog toen Kleine Zus midden in de nacht met uitdrogingsverschijnselen en een zware longontsteking naar het ziekenhuis moest.

Kleine zusjes worden groot. Afgelopen week is ze samen met haar vriend verhuisd naar een appartement. Toen ik daar ging helpen met klussen zag ik in welke vreselijke staat haar enige beddengoed zich bevond. Ik heb meteen online een nieuw setje besteld. In matchende kleuren met de slaapkamer. Ik denk dat het syndroom toen het toppunt van kneuterigheid bereikte. Misschien wordt het vanaf nu wel allemaal anders.Wat me beangstigt is dat ik denk dat het grote-zussensyndroom overeenkomsten heeft met hoe moeders zich voelen ten opzichte van hun kinderen. Maar misschien is dat alleen maar een hersenspinsel. Mijn zusje heeft een kinderwens. Ik niet. Als er ter zijner tijd een kleintje van haar op de wereld komt verandert het sydroom vast. Zou het helemaal kunnen verdwijnen? Ik weet niet wat ik daar eigenlijk van zou vinden.

2 opmerkingen:

  1. Ik vrees dat het zich zal ontwikkelen tot een Durf-eens-aan-mijn-nichtje-of-neefje-te-komen-syndroom. Ik spreek uit ervaring, mijn kleine zusje heeft twee fantastische kinderen..!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het neefje of nichtje laat nog even over zich wachten denk ik, maar ik als het syndroom andere vormen gaan aannemen dan laat ik het weten :P

    BeantwoordenVerwijderen