vrijdag 30 september 2011

Topstuk

Afgelopen week waren Caar en ik op de feestelijke opening van de nieuwe tentoonstelling van Erwin Olaf. De foto's over Leidens Ontzet zijn prachtig, laat daar alsjeblieft geen mistverstand over bestaan. Bezoek vooral de universiteitsbibliotheek en museum de Lakenhal in Leiden als je in de gelegendheid bent. Het jammere was dat het gros van de genodigden er een stuk minder prachtig uitzag. De bezoekers waren in grofweg 3 groepen te verdelen. Hierbij een verslag van dit bijna antropologische veldonderzoek, waarbij ook een lineair verband is vastgesteld tussen de leeftijd van de bezoeker en het aantal genuttigde consumpties. Anti-fashionweek 1.0

1. Als ik er maar chique (lees: oud geld) genoeg uitzie, dan kom ik vast over als serieuze kunstliefhebber en ben ik dus geloofwaardig als genodigde van deze bijeenkomst.

Deze groep bezoekers is van het type dat graag geaccepteerd wenst te worden als Kunstliefhebber (met een grote K dus). En om dat te bewerkstelligen is het niet zozeer van belang dat iemand iets nuttigs kan zeggen over de compositie van een kuunstwerk maar ligt de nadruk op een plausibele eerste indruk als mecenas van een upcoming artist van eigen bodem. Kortom, als je aan de outfit maar kan zien dat je je identificeert met Hoge Cultuur. De kleding van deze groep typeert zich door opvallende kleuren, grote assescoires (zoals indigo-kleurige oorbellen in de vorm van een druiventros, wat eenieder doet denken aan die heerlijke vakantie in de Provence), uitbundige hakken en hier en daar een glimmertje. Een hoed mag zeker niet ontbreken. Denk aan Rick Felderhof, Addy van den Krommenacker en hysterische dames als Suze Mens en Sandra Reemer. Of aan alle vooroordelen over operabezoekers.


2. Kunst is voor mij onderdeel van het dagelijks leven en daarom is het nergens voor nodig om je voor een opening speciaal op te tutten.

En daarom kom je gewoon in je spijkerbroek, of in een kleurig wappergewaad waarin hele antroposofische schoolklassen kunnen kamperen. Want kunst hoort bij elke dag. Doe maar gewoon, dan doe je al kunstig genoeg. En dat kan prima in teenslippers of in sandalen met een dikke rubberen zool. Ook deze groep bezoekers wenst geaccepteerd te worden als kunstliefhebber. Maar dan als een kunstliefhebber die op een blauwe maandag zelf nog eens een vak op de academie heeft gevolgd. Waar de chique bezoeker van de categorie hierboven altijd op de gastenlijst staat om een expositie binnen te komt, wappert de casual kunstliefhebber graag te pas en te onpas met zijn of haar museumjaarkaart die tevoorschijn wordt getoverd uit een taupekleurige vilten jas.


3. Overig

En dit heeft weinig met kunst (of mode, daarom toch een aparte categorie) te maken want dit zijn de journalisten, zij komen voor een verslag van de opening en niet zozeer om hun kunstliefde te etaleren. En die zijn extreem casual. In een polo, combatbroek, witte sokken en gympen. De oudere jongere met inhammen die toch een staartje probeert te laten groeien. Met een perspas en een duidelijke zweetvlek tussen de ongedefinieerde schouderbladen. Dit zijn de fotografen die voor het lokale huis-aan-huiskantje verslag doen van deze opening. In hun Eastpak rugtas zit een portfolio met artistieker werk verstopt. Je weet immers maar nooit. Ook te herkennen aan een keycord of
kontzak met uitpuilend notitieblok.

Caar was overigens zomers chique gekleed, ik retro chique. Erwin was het best gekleed, met als topstuk van de avond de onthulling van zijn lichtgevende oranje veters.

donderdag 29 september 2011

Geheimtaal

Zakgoten, dilatatievoegen, loodslabben, halfsteense muren, boeiboorden, hydrofoberen. Ik heb beroepsmatig nog wel eens te maken met de mannetjes (en hun taalgebruik) waar Caar zo dol op is, en dus hoor ik wel eens een woord dat ik niet ken.

Sterker nog, ik hoor heel regelmatig woorden waarvan ik de betekenis niet ken, of zinsconstructies waar ik geen bal van begrijp. Ik denk dat Caar op sommige van mijn werkdagen een field day zou hebben. Al moet ik wel zeggen dat ik ook nog nooit een mooier woord dan Caars penantje ben tegengekomen.

De eerste keer dat ik geconfronteerd werd met een goot die ‘op afschot’ moest liggen, kwamen de raarste beelden in mijn hoofd op. Ik moest toen ook denken aan een conference waarin een man beweerde jarenlang gedacht te hebben als hij weer op het nieuws hoorde dat iemand ‘at gunpoint’ werd gehouden, dat Gunpoint een plaats was. Een erg drukke plaats.

Ik ken iemand die toen zij voor de eerste keer de zin las dat iets zoveel meter ‘boven het maaiveld’ moest liggen, dacht dat dat een tikfout was en dat er Malieveld moest staan.

Over boeiboorden heb ik me jarenlang niet druk gemaakt, totdat ik een keer geconfronteerd werd met verrotte boeiboorden. En eerst dacht dat die dingen op een boot zaten.

Inmiddels draai ik mijn hand niet meer om voor moeilijke bouwgerelateerde termen. Ik kan een aardige lullepot houden over grondwaterstanden en vochtdoorslag. Als iemand begint over het geluk dat de lekkende muur of het lekkende raam er één op het noorden is, dan knik ik begrijpend, want inmiddels weet ik wat dat betekent. En ik heb er even over gedaan, maar de capillaire werking begrijp ik ook.

En als ik iets niet weet, dan knik ik vaak maar begrijpend. Het voordeel met de mannetjes is namelijk dat zij er geen idee van hebben dat zij in geheimtaal praten.

woensdag 28 september 2011

Onbegrijpelijk

Rob de Nijs is 69. Dat vind ik vrij oud. Niet stokoud, maar wel oud. Naast oud vind ik Rob de Nijs vrij onaantrekkelijk en ook dom. Hij ziet eruit als iemand die zichzelf vreselijk serieus neemt. Onbegrijpelijk, want als ik iemand niet serieus kan nemen dan is het Rob de Nijs wel.

Jarenlang was Rob de Nijs getrouwd met Belinda Meuldijk. Ach, Belinda Belinda, wat was je toch mooi. Zoals je in Soldaat van Oranje Rijk de Gooijer afleidde door met je pronte borstjes voor het raam te gaan staan. Prachtig was je. En dan die tuitende lipjes, heel sensueel. Wat ik er niet voor over zou hebben, voor zulke sensuele lipjes. Onbegrijpelijk dat je die sensuele lipjes jarenlang tegen het humorloze fietsenrek van Rob de Nijs hebt gedrukt.

Onbegrijpelijk ook dat Rob na jou weer een nieuwe, jongere vriendin heeft gevonden. Die zich door hem (ik word een beetje misselijk) heeft laten bezwangeren. RTLnieuws wijdde meteen een poll aan deze heuglijke gebeurtenis met de vraag “Vindt u Rob de Nijs te oud om een kind te krijgen?” Vanochtend zag ik hem op tv, hij werd gefeliciteerd door een dame van WNL, Rob de Nijs glunderde van oor tot oor. Blijkbaar vond hij zichzelf ook wel wat oud, want, zo zei hij “als ik er straks niet meer ben, dan heeft zij een heel mooi aandenken aan mij.” Ik weet niet hoe de vriendin van Rob de Nijs er uitziet, maar ik hoop voor het kind dat het op haar lijkt. Anders staart een mini Rob de Nijs haar aan vanuit de wieg. Een griezelig idee.

Vindt u Rob de Nijs te oud om zich voort te planten? Of te eng?

dinsdag 27 september 2011

Honden

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist H

Toen ik de column van Arnon Grunberg in de Volkskrant las, moest ik echt even gaan zitten.


















‘Hitler had een Duitse herder genaamd Blondi,’ zo begint hij. Via een merkwaardige kronkelredenering (nazi’s waren dol op honden) die ik – ook naar meerdere keren herlezen – niet kan volgen, komt hij erop uit dat Wilders’ vergelijking van Cohen met een bedrijfspoedel een antisemitische uitlating is. In het Derde Rijk werden “ondermensen” vaker met honden vergeleken. Ja, weet ik nog van mijn geschiedenislessen en interesse in het onderwerp, ook met ratten en ongedierte. De ontmenselijking door vergelijkingen met dieren. In de Arabische wereld wordt de hond ook als belediging gebruikt. Amerikanen worden bijvoorbeeld “zonen van honden” genoemd, soort van “sonofabitch”, maar dan met meer lading. Varkens zijn vanwege hun uiterlijk en vermeende onreinheid ook een favoriet. Niet alleen religieus geïnspireerd. Varkens worden ook ingezet als vergelijking met dikke of onsmakelijk etende mensen (soms in combinatie).

Bij bedrijfspoedel denk ik aan veel dingen (welk bedrijf heeft een poedel in dienst, is dat zoiets als een scheepskat, is de poedel een mascotte, loopt er een man in een poedelpak rond met zo’n uitgangbord om zijn nek), maar dat de bedrijfspoedel synoniem is voor een sociaaldemocratische Jood, was me niet te binnen geschoten. Misschien ben ik zo’n onbenul als het om geschiedenis gaat. Misschien slaat Grunberg hier zo’n absurdistische weg in, dat ik het niet meer kan volgen. Misschien meent hij het echt. Maar Wilders is toch altijd zo’n fan van de joden en steun aan Israël, roept een stemmetje in mijn hoofd, zijn partij is er altijd als de kippen bij om commentaar te leveren als islamitische fundamentalisten tegen Joden fulmineren of aanslagen plegen? Als Joden klagen over hun veiligheid vanwege Marokkaanse hangjongeren, zijn de Kamervragen binnen no time binnen. Ik raak er ernstig van in de war. Zou dat dan schijn zijn, een Takiya als het ware? Wilders heeft twee katten, maar geen hond. Zou hij die katten dan ophitsen om joden te krabben?

Zo krijgt het debat nog een raar staartje.

maandag 26 september 2011

Onderschrift


Ik herkende haar niet en ik heb ook geen idee wat ze hier doet. Misschien haar gezicht in model brengen? Laat het juiste onderschrift weten in de comments.

De gelukkige huisvrouw

Zomaar een doorsnee gesprekje in Huize Han.

Hij: "Ik hang de was anders zo wel even op, kun jij lekker bloggen."
Zij: "Nee! IK wil de was ophangen, daar word ik gelukkig van."
Hij: "Ok."

vrijdag 23 september 2011

De lelijkste auto ooit

Ik hou van auto's. Het is niet zo dat ik al m'n geld aan mooie auto's uitgeef, maar ik hou wel van mooie auto's. Ik heb er alleen geen geld voor. Mijn eigen auto vind ik niet mooi, maar hij was betaalbaar en had weinig kilometers en was van een oud vrouwtje geweest. En nu doet hij al vijf jaar trouw dienst, ik ben er zelfs zonder problemen mee naar Zuid-Frankrijk gereden, en dat terwijl hij/zij al bijna dertien jaar oud is.

Liever had ik een mooie auto. Een mooie auto is voor mij een degelijke, Europese auto: een Saab 93, een Volvo in al haar verschijningsvormen of een Audi A3 (liefst de sportversie). Favoriete kleur: zwart. En anders donkergroen of donkerblauw. Maar dat kan ik niet betalen en dus rijd ik in een.. knalrode Ford Ka. Een beetje troelig wel, maar het werkt.

Wat voor mij troostend is, als ik mijn auto naast een glanzende Audi zie staan, de gedachte dat het allemaal nog zo veel erger kan. Likkebaardend en handenwrijvend kan ik genieten van een afzichtelijke auto. De meeste auto's laten mij onberoerd, iets als een Volkswagen Polo of een Kia Rio (wel irritante naam) of een Seat Ibiza vallen bij mij in de categorie 'neutraal' - niet mooi en niet lelijk, tenzij het een versie in knalgeel of mintgroen is of hij is verfraaid met een grote spoiler (het handvat). Een gouden auto wordt bij ons overigens steevast begroet met een langgerekt 'gooooooooeeeeeeedenavond' omdat je volgens mij een gouden auto alleen maar vrijwillig kan hebben als je hem in de loterij gewonnen hebt.

Wat dan die lelijke auto's zijn? Een van de toppers op mijn lijstje is de Fiat Multipla, een soort gigantisch koekblik met een grote vouw in de voorruit. Italianen staan bekend om hun geweldige gevoel voor stijl, maar toen deze auto ontworpen werd, was de Italiaanse designer van Fiat op vakantie en hadden ze Borat de vakantiekracht ingeschakeld. Wat nog verbazingwekkender aan deze auto is, naast het onbegrijpelijk lelijke design, is dat er nog best veel mensen zijn geweest die dit ding hebben aangeschaft. En hij kost toch ruim 20.000,- euro.

Dan nu mijn absolute all-time-favorite, je zag het plaatje al boven aan deze column: de Peugeot 205 met bestelwagen-opzetstuk. De foto nam ik een paar jaar geleden in een parkeergarage, zo gecharmeerd was ik van deze lelijkheid. Het prachtige is, zoals je ziet, dat het opzetstuk eruitziet als een zelfgeplaatst los onderdeel. Het stuk gaat niet op in de rest van het plaatwerk. En dat is heel mooi. Wat ook heel mooi is, en dat was ook het geval met de andere twee exemplaren die ik van dit model heb gezien (het is vast een Limited Edition): de uitbouw is van kunststof en is daardoor veel sterker verkleurd dan de rest van de auto, waardoor deze nóg meer opvalt. En dat is wat je wilt met deze uitbouw.

Ik word er helemaal lyrisch van. Alles aan deze auto is onbegrijpelijk. Want waarom zou je een kleine auto met opzetstuk kopen wanneer je in dezelfde prijsklasse ook gewoon een bestelbus kan kopen? Had je de auto al en heb je toen dit onderdeel erbij gekocht? Of vond je, net als ik, deze auto zo geweldig lelijk en raar dat je hem wel móest kopen? Het is moeilijk een prijskaartje te hangen aan zo veel prachtigs en ik heb geen idee of deze auto qua budget binnen mijn mogelijkheden past, maar mocht dat zo zijn, dan zal ik serieus overwegen om mijn auto in te ruilen. Of misschien kan ik er anders ook zo'n uitbouw bij kopen? Ik blijf dromen...

donderdag 22 september 2011

I heart... fietsen!

Ik houd van fietsen. Sterker nog, de fiets is mijn favoriete vervoermiddel. Ik houd ook van auto's, treinen en vliegtuigen hoor, maar wat mij betreft gaat er niets boven de fiets. Ik sta in mijn omgeving (hopelijk) bekend om mijn fietsenliefde. Ik fiets overdag, 's avonds en 's nachts (ja, ook in mijn eentje, en ja, ook naar de grote stad, en nee, dat vind ik niet eng). Omdat ik mijn fietsenliefde graag met jullie wil delen, som ik hierbij de voordelen van fietsen op.

1. Het is gezond. Ik ben een relaxte fietser, wat betekent dat ik nooit zo hard fiets, maar ik houd mijzelf graag voor dat fietsen alsnog gezonder is dan in de stinkende bus zitten. Soms trap ik lekker hard door, dat vind ik dan extra fijn, dat voelt dan nog gezonder. Elke dag een half uurtje fietsen zorgt ervoor dat ik me fit voel.
2. Het is goedkoop. Als je de fiets eenmaal hebt aangeschaft, heb je er nog maar weinig kosten aan. Af en toe een goedkope onderhoudsbeurt (lang niet zo duur als een standaard APK - of zou dat aan mijn auto liggen?) en je kunt er weer jaren tegenaan. Ook hoeft een fiets geen benzine te drinken, dat scheelt aannemelijk in de kosten.
3. Het gaat snel. Deze bewering behoeft enige uitleg, denk ik zo. Ik woon in het midden van het land. Er is uitstekend openbaar vervoer. Maar omdat het midden van het land anno 2011 ook de grootste bouwput van het land is, staan al die gestroomlijnde bussen in de file naar de grote stad. Ik maak het dus mee dat ik langs de file rij richting de stad. Ik haal de auto's in! Geweldig! Ook in die stad gaat mijn fietsje sneller dan elk ander vervoersmiddel, want de stad is voor auto's gewoon erg krap ingericht. Het fietspadennetwerk is er echter fantastisch ingedeeld wat ervoor zorgt dat ik binnen mum van tijd op mijn eindbestemming ben.
4. Ik kan echt genieten van een fietstocht. Helemaal als ik op de eindbestemming iets (in)spannends moet doen. De fietstocht, zowel heen- als terugreis, is dan echt een rustpunt voor mij. Even op adem komen. Muziekje op, of juist helemaal geen geluid om me heen, verstand op nul en lekker trappen... Fris en fruitig, met een leeg hoofd, op mijn eindbestemming aankomen, heerlijk.

Wat mij betreft blijf ik mezelf nog jaren op deze manier verplaatsen. I heart fietsen!

woensdag 21 september 2011

De wachtkamer

Vanochtend moest ik even langs de huisarts. Geen probleem, behalve dat ik bovengemiddeld lang in de wachtkamer heb gezeten omdat de assistente een foutje had gemaakt. Nu was dat op zich geen ramp, ik had geen andere afspraken en dit was een mooie gelegenheid om mijn geduld te trainen. Of het ook goed was voor de gezondheid is een andere vraag.

Bij binnenkomst was de wachtkamer behoorlijk vol. Zo vol dat de ramen besloegen en zo vol dat dit waarschijnlijk de eerste tropische herfstdag genoemd kan worden. Maar eerlijk is eerlijk, de sfeer zat er goed in. Een jonge moeder met haar zoontje van 10 maanden. Een meneer van buitenlandse afkomst met vieze nagels. Een oudere mevrouw, type volksbuurt en een mevrouw met een veel te dikke tienerdochter. Het jongetje was ondanks zijn jeukende krentebaard woest aan het spelen met de bouwblokken in de speelhoek en zorgde onbedoeld voor entertainment voor bijna de hele wachtkamer.

De meneer met de vieze nagels probeerde hem te lokken maar zijn moeder hield hem angstvallig vast. De meneer zei ook dat kleine kinderen voor kleine problemen zorgen en grote kinderen voor grote problemen, waarop de moeder van de obese tienerdochter extra hard met haar ogen rolde. De volksbuurtmevrouw miste haar opppaskleinzoon en projecteerde nu alles op haar wachtkamergenootje door te proberen samen met hem een verjaardagsliedje te zingen. Dat lukte niet en ze stak haar frustratie niet echt onder stoelen of banken. De tienerdochter vroeg aan haar moeder wat een skelet was en de moeder vertelde dat ze eigenlijk weer terug moest naar de zaak. Toen rolde de dochter met haar ogen. Wat een heerlijk feest.

Bijna iedereen raakte opeens in gesprek met elkaar over kinderen, kleinkinderen, oppassen, middagslaapjes en inentingen en natuurlijk over polio. Opeens kwamen er allerlei persoonlijke en medische details boven tafel, terwijl niemand elkaar kende (ik deed hier niet aan mee trouwens). Toen werd de jonge moeder met haar zoontje bij de huisarts geroepen. Een omslagpunt. Dat was het einde van de gemoedelijke kindersfeer want nu was het zeikuurtje begonnen. Want waarom waren we gisteren met Koninginnedag niet vrij? Want bij de zuiderburen is dat wel het geval. En waarom moesten we zolang wachten? Hoelang moet jij al wachten? In het ziekenhuis moet je ook altijd zolang wachten. Nou, ze hebben nu ook een weer een dokter in opleiding. Daar ga ik dus mooi niet bij. Ja, ze moeten dan wel leren een keer maar niet op mij. Oh wat moet je lang wachten. Ik hoef alleen maar mijn bloeddruk op te laten nemen. Het is zeker koffie-uurtje bij de assistentes. Hahahaha.

Plots was iedereen aan de beurt en was de wachtkamer leeg. Wat een rust. En dat na 45 minuten gekletst en gezwam. Ik stond op en liep naar de balie om te vragen of het nog lang ging duren. Daar bleek dat mijn afspraak niet ingepland was, maar gelukkig kon ik meteen geholpen worden. Eenmaal buiten ademde ik eens diep in en trapte de pedalen van de fiets goed hard in. Zo ben ik hopelijk de in de wachtkamer opgelopen milde najaarsdepressie weer kwijtgeraakt.

dinsdag 20 september 2011

Mooi woord: penantje

Toen ik nog studeerde, sprak oma, had ik nog niet zo veelvuldig met mannetjes te maken. Begrijp me niet verkeerd, ik had genoeg met mannen te maken, alleen niet met mannetjes. Onder mannetjes versta ik: mannen die ingehuurd worden om in en om het huis te klussen. Dus: aannemers, timmerlieden, glaszetters, tegelaars, keukenboeren, vloerenleggers, stucadoors, loodgieters en allerlei andere mannen met ingewikkelde boormachines en kleding met indrukwekkende vlekken van verschillende herkomst en ouderdom. Ik woonde toen in een studentenhuis en daar werd bijna nooit geklust. Soms kwam er een handige vader een plank ophangen of iemand (een mannetje) van de studentenhuisvesting kwam een raam repareren of een slangetje aan een cv-ketel bijdraaien.

Kwam er dan echt langdurig een mannetje in huis om enkele dagen te klussen, dan koesterde ik die momenten. Mannetjes zeggen vaak de mooiste dingen. Op de mooiste manieren. En ze kunnen zo heerlijk nonchalant gewichtig doen. Daar hou ik wel van. Toen er in het huis van de meneer grondig verbouwd ging worden, was ik daar, zoals je begrijpt, niet weg te slaan. En zo ving ik ook een van mijn favoriete woorden op: penantje.

In de gang stond een verweerde man van een jaar of vijftig te roken, in een t-shirt, spijkerbroek en klusschoenen met zo'n ronde punt met stalen neuzen. Hij zat onder de verf- en andere vlekken en een dikke laag wit stof en keek mij tamelijk ongeïnteresseerd aan. Dat was slechts een pose, want hij begon onmiddellijk in onvervalst Leids tegen mij te praten en te vertellen over de verbouwing van de douche. Ik wilde wel weten hoe het zou worden. Hij legde uit dat het heel chic zou worden, gele tegels met wat zwart er tussendoor en een mooie schuifdeur. Gebarend liep hij de douche in, wees naar de muur en sprak: "Ja, en dan komt hier heel mooi een penantje." "Een penantje?" "Ja, een penantje, om je shampoo enzo op te zetten." Ik knikte begrijpend. Maar van binnen kolkte het. Penantje! Wat een heerlijk woord! Een penantje, ik wilde ook een penantje!

Maar wat was eigenlijk een penantje? Gelukkig had ik, als echte taal-nerd, het hele WNT op cd-rom ter beschikking en dus ben ik onmiddellijk naar huis gefietst en heb gezocht naar het penantje en de precieze definitie hiervan, maar helaas, ik vond niets. Dit maakte het mysterie natuurlijk alleen maar groter en hiermee groeide ook mijn liefde voor het penantje. Googelen leverde ook niets op, het penantje bestond blijkbaar uitsluitend in de spreektaal van de door mij zo geliefde mannetjes.

Telkens wanneer ik bij de meneer thuis de klusman weer zag, vroeg ik hem subtiel naar het penantje. Tot de dag dat het penantje ook daadwerkelijk was geplaatst. Halverwegen stak de achtermuur iets meer de douchecel in en liep dan recht naar beneden, zodat je hier, inderdaad, je flesjes op kon zetten. Het penantje is een handig stukje vakmanschap, zoiets moest ik ook hebben.

Nu, tien jaar later, heb ik wel mijn eigen douche, maar geen penantje. Dat geeft niet, want er moet altijd iets te dromen blijven. En zo droom ik af en toe van een eigen penantje. Overigens vond ik nu het penantje wel terug op internet, in iets andere vorm, maar wel op klussites. Zo zie je maar wat er kan veranderen in tien jaar. Behalve dan mijn liefde voor dit mooie woord, die is onveranderlijk.

maandag 19 september 2011

I heart ... sitta europaea

We schrijven er eigenlijk niet zo vaak over maar het mag inmiddels hopelijk wel duidelijk zijn dat de Gemodderdames dierenliefhebbers zijn. Van huisdieren tot olifanten tot slakken, elk dier telt mee. Ook als je een dubieus dierverleden hebt gehad. Voor mij is het meest interessante dier de vogel en in het bijzonder de boomklever. Niet alleen omdat hij prachtig is maar ook omdat hij Bird's Got Talent zo op zijn naam zou schrijven.

Ik zag de boomklever voor het eerst in een park in mijn stad. Midden in een wandeling met meneer S stond ik stil en keek ik de naar stam van een grote eik. Een hele tijd. Echte fascinatie. Liefde op het eerste gezicht, met pijn in de nek van het omhoog kijken. Ik had nog nooit een vogel gezien met blauwige veren, behalve de pimpelmees die ik uit de tuin van mijn ouders kende. Maar deze was nog veel cooler! Grote klauwen, een lief wit buikje en een stoer zwart masker à la Zorro.

De boomklever, niet te verwarren met de boomkruiper, kan iets wat geen enkele andere vogel kan. Hij kan zowel omhoog als omlaag lang de stam van een boom kruipen. Met alle gemak van de wereld. Want hij is heel sterk en lenig en soepel. Op zoek naar beestjes in de bast om in zijn snavel te stoppen. Hij beweegt altijd een beetje alsof hij achtervolgd wordt, schichtig en heel snel.

De BKL (de bijnaam die de vogel kreeg toen hij ontdekt werd bij Beleef de Lente van de Vogelbescherming) is sterk en stoer en koddig en guitig. En hij zorgt ook voor vertraging op natuurroutes. Want zodra ik een BKL hoor sta ik stil en probeer ik te achterhalen waar het geluid vandaan komt. Als de vogel gespot is begin ik dan heel hard met mijn vinger te wijzen. Meneer S kijkt nog net niet op zijn horloge en vraag zich af wanneer mijn arm gaat verzuren. Want een keertje een BKL spotten is natuurlijk prachtig maar om nou alle sittae in het bos te tellen?

De liefde gaat ver, en terwijl ik dit stukje typ twijfel ik of ik verder moet gaan. Want mijn imago gaat nu misschien wel een deuk oplopen. En realiseer ik me dat ik meer op een zielige Volendamse muziekfan lijk dan ik zou willen. Want ik heb ook een kussentje in de vorm van mijn lievelingsvogel. En een button. En op het nachtkastje een boomkleverknuffel. Als je in zijn buik knijpt maakt hij geluid. Soms aai ik de knuffelklever, die overigens geen naam heeft.

Maar er gaat niets boven BKL Live. Vooral als je een ouder een jong ziet voeren met kleine insecten. Dan gaat mijn vogelhart heel snel. I heart … de boomklever.


vrijdag 16 september 2011

Vieze Vogels - Inez Weski

Deze column had net zo goed in de categorie I heart... kunnen vallen, want ik vind Inez Weski een leuke vrouw en een geweldige advocaat. Als zij ergens op tv wordt geïnterviewd stop ik met zappen en blijf kijken, want ze heeft meestal wel iets interessants te zeggen. Ze is vooral bekend als een van de grootste kritikasters van het OM en als de advocaat van Desi Bouterse.

Inez Weski is niet in de laatste plaats zo bekend door haar uiterlijk. Mocht je haar desondanks niet kennen, kijk dan maar even goed naar de foto bij deze column. Zo ziet Weski er altijd uit: zwartomrande ogen (en dan niet een bescheiden lijntje, maar een half kohlpotlood per oog), knalrode lippen die mij altijd doen denken aan Jack Nicolson in de rol van The Joker, spierwitte huid. Ze gaat steevast gekleed in het zwart - zwart fluweel, damast of zijde. Ik vraag me altijd af hoe Inez Weski er zonder make-up uit zou zien. Zou ze dan ook zo angstaanjagend zijn? Of misschien nog wel aangstaanjagender? Of is het andersom: heeft Inez Weski van zichzelf een heel zachtaardige, lieve uitstraling en draagt ze deze make-up om haar tegenstanders in de rechtszaal angst in te boezemen. Misschien zou je haar wel helemaal niet herkennen als je haar in het wild tegenkwam. Misschien rijdt ze dan niet in een Porsche maar in een Toyota Starlett. En misschien houdt ze helemaal niet niet van knoerteharde trash-metal, maar luistert ze naar Grieg of naar musicals.

Eerlijk gezegd vind ik Inez Weski een beetje eng en ook een vieze vogel. Ondanks de zware make-up vind ik haar er onverzorgd uitzien. Het komt misschien door de witte huid en de boze blik, op de een of andere manier komt dat op mij heel onverzorgd over. Dat geldt ook voor het haar dat tamelijk vet aandoet. Dat vind ik vies. Vandaar het predikaat Vieze Vogel. Toch vind ik niet dat ze iets moet veranderen. Want Inez Weski is ook nog eens heel erg stoer: het kan haar duidelijk niet schelen wat andere mensen van haar vinden (veel van onze eerdere Vieze Vogels doen duidelijk mee aan een trend) en daar hou ik wel van. Ze is eigenzinnig in haar cliëntenkeuze en in haar uiterlijk. I heart Inez Weski.

donderdag 15 september 2011

Lekker shoppen met de kleine

Enkele weken geleden beviel Victoria Beckham van een dochtertje. Voor de liefhebbers: ze heet Harper Seven (en nee, het is haar vierde kind). Sinds enige tijd verschijnen er nu foto’s in de media met Victoria en haar dochter. Want Victoria neemt haar dochter graag mee uit winkelen. Om haar liefde voor mode mee te delen, aldus Victoria.

Nu is winkelen op zich nog niet zo gek met een baby van negen weken. Maar om op die wijze je liefde voor mode met je baby te delen, dat lijkt mij nog wat vroeg. Hoewel je het natuurlijk nooit weet. Lag onze baby bij negen weken alleen maar een beetje om zich heen te kijken en leek het nog niet echt bezig met wat zij aan had of wat ik aan had, misschien is de baby van Victoria wel al stukken verder. Misschien ligt zij ’s ochtends op de commode al wild te gebaren richting een Gucci rompertje.

En dat lijkt wel het geval, aangezien Victoria onlangs met Harper een modeshow van Prada bezocht en Victoria hierover zei: “Ze vond het fantastisch. Het was alsof ze zei: 'Mama, ik ben thuis!"
En dan is winkelen misschien ook wel een heel andere beleving. De baby van Victoria participeert misschien al leuk bij het winkelen. Dat verklaart ook waarom Victoria geen kinderwagen heeft maar lekker met de kleine Harper loopt rond te sjouwen (zie de foto’s hier). Kan ze alles goed zien en ook makkelijk alle stofjes bevoelen.

En na het winkelen kunnen ze er samen een beetje over babbelen. Of veelbetekende blikken over wisselen als Harper nog niet helemaal de juiste woordkeus kan vinden.

Ja, dat was wel anders toen onze baby negen weken was hoor. Die had het niet zo op winkelen en mode. Maar gelukkig is dat inmiddels helemaal bijgetrokken en bladert de kleine op het moment van schrijven door een folder van Balençiaga en probeert ze me over te halen om een leren tregging voor haar te kopen. Gelukkig maar.

woensdag 14 september 2011

Tien jaar geheim


Ik liep naast je in een prachtig herfstbos. Om de tiende verjaardag van onze vriendinnengroep te vieren waren we met de hele groep een weekendje in een huisje in Brabant. Bijkletsen. Pompoensoep eten. Uitwaaien. Enge films kijken. De route over de heide was lang en prachtig. Buiten was het koud maar warm genoeg om buiten te zijn. Binnen zou een grote pot thee en een schaal koekjes klaarstaan.

We dwaalden een beetje af van de groep en liepen afgezonderd voorop. Langs de paarden in de wei en met rode wangen van de wind. Ondanks dat we elkaar al jaren kenden, voelde je toch niet heel dichtbij. Nooit zo geweest. En dat terwijl ik tranen liet lopen op je prachtige bruiloft en op de dag dat je de jaarclub mailde dat de helft van je tweeling het niet had gehaald.

We spraken elkaar niet zo vaak, en zeker niet alleen met zijn tweeën. Die bezoekjes waren vaak gezellig, maar ook ongemakkelijk. De grens tussen vriendin en therapeut was soms vaag. En vaak zo onduidelijk dat ik niet veel enthousiasme voelde om weer met je af te spreken. Het voelde vaak negatief, ondanks dat we lachten om de prachtige verhalen van je dochter en de chocolademelk die ze op mijn woonkamermuur spetterde.

Daar tussen de oranje en bruine bladeren was er opeens je geheim. Het geheim dat je al meer dan acht jaar met je meedroeg en waarvan ik me tijdens dit schrijven opeens afvraag of je man het wel weet. Opeens vertelde je het. Tegen mij. Zomaar.

Ik schrok. Van het geheim zelf. Van wat er toen, in een periode dat we in dezelfde stad woonden, was gebeurd. Van de gebeurtenis zelf wist ik dat het bestond in deze wereld. Maar ik had, naïef, nooit gedacht dat het in mijn vriendengroep kon bestaan. Als geheim. Zo diep weggestopt en opgesloten.

Het verdriet dat het je bracht woog, en weegt, als lood op je schouders. Je neemt het jezelf na meer dan een decennium nog steeds kwalijk en ervaart het op tijden als een straf van het universum. En zolang het geheim zo op slot in jou blijft zitten, denk ik dat het gewicht op je schouders niet minder wordt.

Al twee weken heb ik niet gereageerd op je voorstel om weer eens af te spreken, maar daar komt vanavond verandering in. We hoeven het aan tafel heus niet over het geheim te hebben. Maar wel over hoe het echt met ons gaat.

dinsdag 13 september 2011

Het grotemensenleven (2)

Na 26 jaar uitstellen moet het er nu toch écht van komen… Het grotemensenleven is voor mij begonnen. In mijn vorige column over het grotemensenleven schreef ik al dat het tijd is om de waarheid onder ogen te komen en dat ik me niet meer kan verschuilen achter jeugdige smoesjes: ik word Volwassen. Vandaag tackle ik een precair onderwerp uit het rijtje Belangrijke Keuzes: Kinderen ja/nee*.

Kinderen ja/nee
Ik ben redelijk jong en al bijna twee jaar getrouwd. Voor sommige mensen is dat reden om te onpas (die vraag stel je nooit ‘te pas’) De Vraag Die Niet Gesteld Mag Worden te stellen: “Ben je zwanger?”. En nee, De Vraag Die Niet Gesteld Mag Worden wordt niet alleen door lieve oudooms gesteld. Ook leeftijdsgenoten, onbekenden en oma’s van vrienden vinden het af en toe nodig om te vragen of ik al op het punt sta om me voort te planten. Nee, ik ben niet zwanger. En nee, voorlopig ben ik ook niet van plan om een miniHan op de wereld te zetten. Natuurlijk zijn er redenen om ooit wél het leven te schenken aan een roze, rimpelige baby. Bijvoorbeeld omdat het me geweldig lijkt om een mixje van mezelf en mijn meneer te zien. Of omdat ik gék ben op namen verzinnen, en ik dat dan dus ook voor mijn eigen kind mag doen. Maar nu wil ik graag gaan werken nu ik mijn zuurverdiende Masterdiploma op zak heb. En als ik ooit gebaard heb, wil ik blijven werken, liefst 4 of 5 dagen. Ik ben namelijk geen persoon om thuis te zitten, tussen de luiers en de snotneuzen. Ik ben nú al een slechte huisvrouw en vast ook een ontaarde moeder in de dop. Dat lijken me voorlopig voldoende redenen om mijn baarmoeder zo ongastvrij mogelijk te maken.

Conclusie: kinderen: ja, ooit. Maar voorlopig niet. Klinkt dit alsof er enige frustratie van me af moet worden geschreven? Dat zou wel eens kunnen kloppen… Mijn excuses voor mijn woeste woordenstorm. Columnist zijn bij Gemodder is je reinste gratis therapie. Bedankt voor het lezen, lieve lezers. Mijn volgende blog gaat gewoon weer over mooie woorden of fijne muziek, ok? Je mag me eraan houden.

*doorhalen wat niet van toepassing is

maandag 12 september 2011

Confrontatie

Zoals hier onlangs al opgemerkt waren wij kort geleden in Brussel. Het was voor het eerst sinds de geboorte van de baby, tien maanden geleden, dat wij samen een weekendje weg gingen. Mijn zus paste op en wij waren van vrijdagmiddag tot zondagochtend vrij om te gaan en staan waar we wilden zonder acht te hoeven slaan op fruithapjes, flesjes, slaapjes en andere ritme-dingetjes.

En wat doe je als je een weekend de vrije hand hebt. Dan ga je uit eten. En uit drinken. En dus zaten wij na heel veel file op vrijdagavond in een restaurant in Brussel. Gek genoeg waren we uitgekomen op een Duits restaurant. Een echt Duits restaurant want het eten was Duits, het drinken was Duits en ze spraken er Duits en er waren alleen maar Duitsers. Maar wij houden van Duitsland, dus wij vonden het prima. Sterker nog, wij waren blij niet overgeleverd te zijn aan een menu vol Franse liflafjes.

De zaak was gevuld met oude dikke Duitse mensen die zich te goed deden aan bergen eten. Dat was prima. Wij komen vaker op plekken waar wij de gemiddelde leeftijd omlaag halen (de volgende dag stonden we bijvoorbeeld op een slagveld) en we houden van bergen eten.

In de loop van de avond kwam er echter aan de tafel naast ons een groep studenten zitten. Frisse jonge mensen. Dun. Uitgerust. Het bier werd aangevoerd in grote glazen en iedereen was vrolijk en onbezorgd.

Ik was inmiddels aan mijn tweede halve liter begonnen en al aardig geschrokken van het feit dat ik die met moeite weg kreeg. De jeugdigheid aan de tafel naast ons maakte die schok nog erger. “Zo waren wij ook,” zeiden wij tegen elkaar. En na wat rekenwerk bleek dat wij tien jaar geleden zo waren.

Ok, ik was niet zo dun als het meisje in de strakke spijkerbroek dat haar billen langs onze tafel schoof, maar wel minstens net fris. Nog geen uur ervoor had ik mijn vermoeide hoofd in de spiegel staan bijwerken met foundation en poeder en nu zag ik naast mij het levende bewijs dat er geen redden meer aan was. Ik had misschien iets betere kleren aan, was misschien iets dunner dan toen, maar zo fris en fruitig, zo jeugdig, zo levendig, zo niet-cynisch, het was er bij mij allemaal af.

Daar in dat restaurant werd ik keihard geconfronteerd met mijn eigen verval. Ik word oud. Er is geen weg meer terug. Straks ben ik veertig.

vrijdag 9 september 2011

I heart... rotondes

Een doordeweekse dag. Het is midden in de nacht, een uur of vier. Het is doodstil op straat. Ik trek zachtjes de deur achter me dicht en zwaai naar de katten. We gaan op vakantie. We rijden de straat uit, op weg naar de snelweg en naar het vliegveld. We hebben een beetje haast, want ik was toch nog iets vergeten en toen moesten we weer terug. Gelukkig is het om deze tijd heel rustig, dan kan je lekker doorrijden.

Maar niet in ons dorp. Als je een beetje pech hebt sta je midden in de nacht bij drie verlaten kruisingen telkens vijf minuten stil. Je kijkt naar links, niks. Rechts, ook niks. Voor en achter je, niks. Helemaal niks. Toch staan de stoplichten aan. En dat vind ik jammer. Jammer dat de stoplichten (jaja, verkeerslichten, nou en) aan staan. Jammer ook dat er hier überhaupt stoplichten staan.

We rijden door naar wat tegenwoordig Rotterdam The Hague Airport heet, parkeren de auto en in een mum van tijd zitten we in het vliegtuig naar Nice, hoera! Van Nice nog een uurtje met de trein en dan met de auto verder. Genieten geblazen, want... er zijn hier geen stoplichten! In heel Frankrijk, althans, in dit deel van Frankrijk, zijn de kruisingen vervangen door rotondes! Wat een feest!

Niet alleen sta je niet meer stil voor (verlaten) kruisingen, het rijden van rotondes is een feest. Toen ik nog rijles had, was mijn grootste angst een rotonde tegen te komen, maar nu ik de rotonde onder de knie heb kan ik mateloos genieten van het oprijden van een rotonde. Afremmen, terugschakelen naar z'n twee, en dan de bocht inzetten, knipperen, afslaan en gas erbij. Lekker schuinhangend de g-krachten aan je voelen trekken. Geen seconde stilgestaan. Wel zo handig als je zo ongeduldig bent als ik. En lopend of op de fiets is de rotonde nóg fijner, want dan heb je bijna altijd voorrang en hoef je niet meer af te stappen. Al voel je dan wel iets minder de g-krachten, dat is sowieso het nadeel van lopen en fietsen.

Ik ben geen groot liefhebber van ingezonden brieven en inspraakavonden, maar misschien moet ik de verantwoordelijk wethouder toch maar eens vragen of er wat meer rotondes bij ons in het dorp kunnen komen. Dan kan ik hem of haar meteen complimenteren met de twee nieuwe rotondes die de afgelopen jaren bij ons om de hoek zijn geplaatst. Dankuwel, meneer of mevrouw de wethouder, voor dit stukje verkeersgenot naar de inwoners toe en ga zo door, want ik hou van rotondes!

donderdag 8 september 2011

Buikje

Een oudoom komt enthousiast op me af bij de begrafenis van Oma.
Oudoom: "Ha, daar hebben we An!"
Ik: "Eh, Han, met een H."
Oudoom: "Oh ja, Hán! Hoe is het met je!" terwijl hij gemoedelijk mijn beide handen schudt.
Ik: "Prima, en met u?"
Oudoom: "Heel goed hoor." Zijn ogen zakken enkele decimeters naar beneden. "Och, ben je in verwachting?"
Ik: "Nee, ik ben niet in verwachting. Dat is gewoon een buikje."
Oudoom: "Oh! Sorry, sorry! Nou, dat buikje kan er altijd nog af, hè."
Ik: "Ja, dat kan."

Vezelrijk pastafeest

Het Voedingscentrum en allerlei andere deskundigen (denk aan dietgoeroes als Gillian McKeith en onze eigen Sonja) hebben het tegen me gezegd: meer vezels eten. Genoeg vezels eten voor een gezonde stoelgang. Immers, een ongezonde stoelgang is ongezond en doet pijn op allerhande plaatsen. Tevens verhindert een ongezonde stoelgang de gang naar het toilet, en wanneer moet je dan een peignor aan? Maar dit terzijde.

Het vezelverhaal kende ik al geruime tijd. Proefondervindelijk vastgesteld, laten we het daar maar op houden. Daarom zweer ik bij volkoren brood, zilvervliesrijst, linzen en volkoren pasta. Gelukkig vind ik dat ook lekker, sterker nog: ik houd ervan en alles beter dan die vreselijke kartonnen macaroni-elleboogjes (sorry Pap). Maar blijkbaar geldt dit niet voor de doorsnee Nederlandse bevolking.

Volkoren en vezels schijnen nog steeds een beetje een geitenwollensokkenimago te hebben. En dat het vies is enzo. En taai. “Kinderen vinden het soms vervelend om zoveel te moeten kauwen.” Pardon? De meeste keuze aan volkorenpasta's vind je nog altijd in de biologische winkel en daar doet nu eenmaal niet iedereen zijn of haar boodschappen, zou het daar misschien aan liggen?

Nadat Blue Band Witbrood (gemaakt door Unilever) op de vingers werd getikt omdat het verkondigde dat het brood boordevol goede vezels zou zitten, probeert nu Honig het opnieuw. Een poging om een volkorenproduct te verwitten. Of een wit brood te vervolkoren. Of in ieder geval om mee te liften op de bewust eten-hype zonder over te gaan op volkorensmaak. Ik zou niet weten hoe dat inhoudelijk dan geregeld is, ik kan niks vinden over de samenstelling van de pasta of over het aantal gram vezels per honderd gram. Wel zegt Honig dat de pasta 30% meer vezels bevat dan volkoren. Wow, hoe hebben ze dat gedaan? Ik wil het weten!

Dit is wat Honig zegt:
Pasta’s worden gemaakt van gemalen tarwe. De smaak en de beet worden beïnvloed door welke onderdelen van de tarwe worden gemalen. Bij volkorenpasta bijvoorbeeld wordt de volledige tarwekorrel gemalen, inclusief het vliesje om de korrel. Hierdoor krijgt de pasta een bruine kleur, en krijgt de pasta een uitgesproken smaak. Voor Honig Vezelrijk pasta worden deze vliesjes niet meegenomen in het recept. Er worden andere onderdelen van de tarwe gebruikt. Door het selecteren van de juiste vezels en een fijne maling, krijgt de pasta dezelfde lekkere smaak en kleur. Met extra vezels.

Mijn interesse gaat vooral uit naar “andere delen van de tarwe” want als Honig gelijk heeft, dan is dit volgens mij een revolutionaire doorbraak in het verwerken en maken van gedroogd pasta. Ik ben in ieder geval in dubio: verlaat ik mijn biologische winkel en ga ik naar de Appie om het toch eens te proberen (in dit geval wint mijn voedselnieuwsgierigheid), of haal ik mijn neus op voor overbewerkte en begoochelde voedingswaar en ga ik stug verder met mijn culisnobisme?

Overigens een pluim voor het reclamespotje voor Honig Vezelrijk: twee werkende ouders en een kokende papa. “Rijk aan vezels, met de lekkere smaak van gewone pasta”. Blijkbaar smaakt gezond vies, dat is dan wel weer een gemiste kans.

Heb jij het toevallig al geproefd?

woensdag 7 september 2011

Mooi woord: peignoir

Eind juli was ik een paar weken op vakantie. Nu weet ik niet hoe het de Gemodderlezers vergaat op vakantie, maar ik maak op vakantie eigenlijk altijd dingen mee die ik thuis nooit zou beleven. Zo zag ik, op de natuurcamping in Zuid-Frankrijk, een dame van middelbare leeftijd in peignoir naar het toilet lopen. De dame had in haar rechterhand een toiletrol en in haar linkerhand een sudokuboekje. Nu, dat had ik nou nog nooit eerder meegemaakt.

Naast het feit dat deze dame waarschijnlijk een grote boodschap zou gaan doen (waarom zou je anders sudoku’s meenemen naar het toilet?), intrigeerde vooral de peignoir mij. Ik bedoel, wie loopt er anno 2011 nog in een peignoir? Juist ja, alleen dames van middelbare leeftijd. Ik draag gewoon een ordinaire badstoffen badjas. Heerlijk kledingstuk trouwens, maar echt charmant is het niet te noemen. De peignoir was zachtroze en kleurde goed bij de lederbruingekleurde huid van de dame. (Waarschijnlijk stond ze al maanden op de knusse camping, sterker nog, ik durf te beweren dat ze er nu nóg staat.) Ik denk dat peignoirs alleen worden gedragen door dames van middelbare leeftijd, die hun sigaret nog roken met zo’n geweldig sigarettenhoudertje. (Overigens vond ik, op zoek naar een synoniem voor het goedkope ‘sigarettenhouder’ het woord ‘quellazaire’. Geweldig! Maar laat ik het bij peignoirs houden.)

Het woord ‘peignoir’ is, naar mijn bescheiden mening, geweldig. Het woord bevat veel klinkers, is lekker ‘rollend’ uit te spreken (“Pègnwááárrrr”) en het ziet er op papier zeer intrigerend uit. Ik vind het een heerlijk woord. Het is eigenlijk jammer dat ik het niet zo vaak gebruik. “Wacht even lieverd, ik doe nog even m’n peignoir uit.” – Weg romantiek. “Neem je nog even een peignoir voor me mee als je naar de stad gaat?” – Ondenkbaar. “Zeg, heb je de nieuwe peignoirlijn van HoutBrox al gezien? Is het niet énig?” – Hmm. Misschien roep ik dat ooit uit als ik zestig ben. Ik vrees dat ik, tot ik de leeftijd heb bereikt waarin ik ongestraft zélf in peignoir mag lopen, moet leren leven met het beeld van de dame met haar peignoir, toiletrol en sudokuboekje.

dinsdag 6 september 2011

Jippie! Het regent!

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist Leo

Als zelfbenoemd ervaringsdeskundige wil ik graag de bewering van onze weervrouw Helga van Leur weerleggen. Bij de uitzending van Knevel & Van Den Brink probeerde zij deze week de Nederlandse bevolking ervan te overtuigen dat deze zomer helemaal niet natter is dan andere zomers. De op sensatie beluste pers heeft dit op basis van onbetrouwbare statistieken de wereld in geslingerd! Hoewel ik door mijn eigen ervaringen toch de kant van de pers kies, is dit niet waarover ik ga schrijven. Graag wil ik met jullie delen hoe deze natte zomer mijn visie op regen heeft gerelativeerd en mij vandaag een gelukzalig gevoel heeft gebracht.

Na 21 jaar doorgebracht te hebben in dit kikkerlandje, stond mijn rode stormparaplu (ja, zo’n echte!) standaard klaar bij de voordeur. Stónd, tot deze bij een barbecue werd gestolen.. Dit was begin juni. Na gewend te zijn geraakt aan de luxe van mijn stormparaplu kon ik het niet over mijn hart verkrijgen een 2-euro-blokker-exemplaar te kopen, maar wilde ik ook geen 30 euro uitgeven aan een nieuwe. Hierdoor stonden voor mij juli en augustus in het teken van verregende outfits, uitgelopen make-up en plat geregend haar met als gevolg meewarige blikken naar mijn lege parapluhand.

Afgelopen dinsdag wilde het zo dat ik met Han in de Ikea belandde. Bij binnenkomst dook Han sneller in de bak met paraplu's dan ik met mijn ogen kon knipperen en stond ze na een paar seconden te zwaaien met een zuurstokroze exemplaar, ‘of ik er niet ook een wilde’. Na een diepe zucht en het definitieve besef dat ik mijn stormparaplu nooit meer terug zou zien, ging ik overstag. Vandaag ben ik mijn paraplu, de regen trotserend, bij Han op wezen halen. Op de terugweg bleek het, tot mijn teleurstelling, droog. Gelukkig stelde het Nederlandse weer mij niet teleur en begon het binnen een paar minuten keihard te regenen. Direct stak ik mijn nieuwe felroze paraplu beschermend op boven mijn hoofd en hij stelde mij niet teleur! Het gevoel dat mij overviel is slechts te beschrijven als ultiem geluk. Zojuist heb ik mijn roze kameraad op de lege plek naast de deur gezet en zit ik droog deze blog te typen. Of Helga of de pers nu gelijk heeft, ik trotseer nu vrolijk, met mijn roze plu in de hand, de regen!

maandag 5 september 2011

Brussel, het Hotel California onder de steden

Wij gingen afgelopen weekend naar Brussel. Brussel is een enigma. Brussel is een soort Hotel California. Je kunt er altijd binnenrijden, maar bordjes naar de uitgang zijn niet te vinden. Toeristen rijden radeloos dagen rond door de binnenstad en over de ring op zoek naar een bord.

De afslag Brussel wisten wij zonder problemen te bereiken. Tot zover voldeed de bewegwijzering, zij het wel ná de afslag. Maar toen begon het avontuur. Wij zijn niet in het bezit van een Tomtom, en dus probeerden wij de weg te vinden naar ons hotel (in het hart van de wijk met de ‘Institutions Européennes’), met behulp van een uitdraaitje van routeplanner.

En dat ging meteen al bij de afslag fout. Want aan bewegwijzering doen ze maar nauwelijks in Brussel en linksaf op het papiertje kan in werkelijkheid drie soorten links zijn. Kruisingen daar bestaan vaak uit een afslag of zes, zeven.
Noemt de routeplanner een straatnaam, dan betekent dat dat de huisband omgekeerd in zijn stoel in noodtempo een minuscuul straatnaambordje op een vieze gevel moet zien te vinden en te lezen terwijl ik wanhopig probeer debiele automobilisten te ontwijken. Vaak resulteerde dat in de constatering dat het deze straat niet was. Dat betekende keren en weer en terug naar de kruising en een nieuwe poging wagen.

Wij hebben op weg naar het hotel half Brussel gezien. We zaten soms vast op bizarre éénrichtingswegen waar gereden werd alsof we in hartje Rome waren. We moesten ergens rechtsaf en kwamen er twee dagen later achter waarom we die afslag nooit hadden kunnen vinden, hij was namelijk vrijwel onzichtbaar.

We wisten, door een combinatie van sublieme navigatietechnieken, richtingsgevoel en oriëntatie en aan de hand van landschapskenmerken het hotel steeds dichter te naderen. Het hotel lag bij een reusachtige rotonde die ik drie keer heb moeten rijden en waarbij het opkomende verkeer voorrang had.

De volgende dag wilden we naar Waterloo. Gelukkig was het zo vroeg nog uitgestorven op straat. Toch zagen we half Brussel terwijl we minutieus de routebeschrijving probeerden te volgen. Straten bleken halverwege van naam te veranderen, en dat meerdere keren. Soms heette de ene kant van de straat anders dan de andere. Vaak stond het bordje ring eerst de ene kant op en een kilometer later precies de andere kant op. Meestal stond er helemaal niets.

Uiteindelijk wisten we de snelweg en Waterloo te bereiken. Natuurlijk niet nadat we de hele ambassadewijk hadden gezien en sommige kerken wel drie keer. Mr. Copy was het herkenningsteken dat we dat weekend het meeste zagen ( “Oh ja, je hebt gelijk, we komen inderdaad weer langs de Mr. Copy”).
Wij hebben de theorie dat de Belgen zelf geheime markeringen gebruiken en zo de stad kunnen verlaten, maar dat toeristen er aan de Goden zijn overgeleverd.

vrijdag 2 september 2011

Oma

Lieve oma,

hebt u een goed leven gehad? Bent u gelukkig geweest? Ik kan het maar moeilijk beoordelen. Ik denk, nee, ik weet zéker dat u bepaalde delen van uw leven gelukkig was. Vóórdat u in het bejaardentehuis kwam, bijvoorbeeld. En toen u nog vaak buiten kwam en nog bij ons op bezoek kon komen. Ik weet nog wat een geweldig gevoel voor humor u had, zelfspot en ironie waren u niet vreemd.

Maar uw leven had ook een moeilijke kant, een donkere kant die de laatste jaren steeds meer de overhand kreeg. Toen u in het bejaardentehuis kwam, overigens op uw eigen verzoek, ging uw toestand zienderogen achteruit. U kwam niet vaak meer buiten en had minder te vertellen als we weer eens op bezoek kwamen. Daarom vonden we het ook niet leuk meer om bij u langs te gaan en zagen we u steeds minder. Het was een ingewikkelde tijd waarin ik af en toe gepijnigd werd door schuldgevoelens. Want waarom zou je nog op bezoek gaan bij iemand die toch geen lol meer beleeft aan het leven?

Tot een paar jaar geleden. U was inmiddels de 90 gepasseerd en leek een tweede jeugd door te maken. U kwam uw kamer weer uit en bezocht de gezamenlijke activiteiten in het bejaardentehuis: samen liedjes zingen, knutselen en pannenkoeken eten. Voor u als zoetekauw was dat natuurlijk heerlijk! (Overigens denk ik dat we, als we uw kamer leeg gaan ruimen, overal Haagsche Hopjes en boterbabbelaars gaan tegenkomen.) Ook kreeg u af en toe bezoek van enkele achterkleinkinderen, die nog héél jong waren en waar u apetrots op was. Precies een maand geleden, op 2 augustus, bezochten mijn meneer, mijn broer en ik u voor het laatst. We vertelden u verhalen en lieten u onze vakantiefoto’s zien. U vond het schitterend. Ik denk dat u op zulke momenten weer even gelukkig was.

Maar uw lichaam bleek broos en sinds een paar weken wilde u niet meer eten. En toen we vorige week te horen kregen dat u niet meer uit bed kwam en ook niet meer wilde drinken, zelfs geen chocolademelk meer, wisten we dat het niet lang meer zou duren. Mijn vader en zijn vrouw waren eergisteren nog bij u en u begreep hen toen zij u de groeten van ons allemaal deden. Toen u de namen hoorde van mijn ooms, tantes en andere familieleden, rolden er tranen over uw ingevallen wangen. Ik geloof daarom dat u een mooi afscheid hebt gehad van deze wereld. Gisteren bent u overleden. Na 95 jaar is uw leven ten einde. Ik hoop dat de gelukkige momenten van de donkere tijden hebben gewonnen.

Liefs,

Han