maandag 26 april 2010

Een hoge bejaardendichtheid

Uiteindelijk hopen we het allemaal te worden: bejaard. De meeste mensen willen dat wel. Behalve Professor Bob Smalhout dan. Die heb ik eens een keer in een interview horen zeggen dat hij niet oud wilde worden. Daar zijn oplossingen voor, denk ik dan, en trouwens, je bent al oud, dus je bent al te laat. Hij zei ook dat hem soms bij een loket gevraagd wordt of hij een 65-plus-pas heeft. Hij antwoordt dan, heel ad rem, met de wedervraag ‘heeft u uw eierstokken nog?’, want dat is net zo onbeschoft. Ik snap het niet, want volgens mij is er helemaal geen NS-korting voor mensen zonder eierstokken, maar ja, hij laat zich niet voor niets steevast professor noemen dus hij zal er wel verstand van hebben.

Uiteindelijk worden veel van ons zelf ook bejaard, je hoort het om je heen, ‘de vergrijzing komt eraan!’ Dat beangstigt mij. Je mag namelijk best weten dat ik geen groot liefhebber ben van bejaarden. En laat ik nu net in een buurt met een hoge bejaardendichtheid wonen. Om de hoek bij mij staat een flat waar veel bejaarden wonen en hierdoor struikel ik met name in de supermarkt over, zoals mijn vader hen pleegt te noemen, grijze pluiskoppen.

Op de een of andere manier trekt mijn aversie voor bejaarden hen juist aan, zoals honden ook altijd op angstige hondenhaters afkomen. Ze ruiken het, dat kan niet anders, want hun gezichtsvermogen is doorgaans in de loop der jaren sterk verminderd. Dan zie ik ze in de verte al denken ‘goh wat een keurig meisje, zij wil mij vast wel even helpen met pinnen.’ Niets is minder waar, maar ik ben toch te netjes opgevoed om niet te antwoorden en de zwervermethode (niet kijken dan spreken ze je ook niet aan) werkt ook niet.

In de supermarkt zie ik ze dus het vaakst. Dat is vreemd. Ze zijn namelijk de hele dag vrij, vervelen zich stierlijk, maar toch gaan ze het liefst tussen vijf en zes boodschappen doen. Om me te pesten. Om met hun rollator tegen mijn enkels aan te kunnen duwen. Om het gangpad te versperren, een halfuur lang, starend naar de slavinken, ‘zal ik het doen of zal ik het niet doen?’ Bij de kassa proberen ze allemaal (ja, al-le-maal) voor te dringen. Dan doen ze gewoon net of je er niet staat, of ze de rij niet hebben gezien en komen vlak voor je neus tegen je aan staan. Als je dan zegt ‘Pardon, de rij begint daar,’ dan doen ze eerst of ze je niet horen (in enkele gevallen horen ze je echt niet), daarna kijken ze je verbolgen aan. ‘Aso, ik heb in de oorlog bloembollen gegeten, ik hoef alleen maar poedermelk, zo’n vanilletoetje met room, een pot jam, oploskoffie en een doos kano’s af te rekenen, ik ben slecht ter been en ik heb haast,’ je ziet ze het gewoon denken.

Dat van die haast begrijp ik ook niet. Bejaarden klagen namelijk heel graag en waar ze het liefst over klagen is het feit dat ze nooit bezoek krijgen. Dus ze hoeven zich niet te haasten omdat ze straks een afspraak hebben. ‘M’n kleinzoon heb ik al drie jaar niet gezien, m’n kinderen komen nooit langs, de dominee laat niks van zich horen, ik ben helemaal alleen.’ Vind je het gek? Misschien dat ze daarom wel naar de supermarkt komen om half zes, dan zien ze nog eens iemand. Bij ons in de AH staat een leestafel bij de koffieautomaat en daar zitten ook altijd allemaal bejaarden. Eentje duwde mij pas ruw omver toen ik langsliep en tussen hem en de koffieautomaat terecht kwam. ‘Kejje nie uitkijke!’ schreeuwde hij. Stelletje hippies.

Zo word ik dus ook. Eenzaam de gezelligheid zoekend in de supermarkt. En je netjes aankleden is er ook niet meer bij: Al je kleding wordt dan beige, je rokken hebben een foute lengte en je voeten zijn zo knobbelig dat je alleen nog maar beige gezondheidsschoenen met rubber zolen kan dragen. Je haar draag je in kort krulletjespermanent.

Misschien heeft Bob Smalhout wel gelijk. Dat is misschien nog wel het ergste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten