Posts tonen met het label Dertigers. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Dertigers. Alle posts tonen

donderdag 19 april 2012

Vuur, wielen, maandverband en wifi


Ik ben geen trendsetter en heb geen bijzondere voorliefde voor gadgets. Maar als vrienden en vriendinnen je vertellen dat jij de enige bent die nog geen WhatsApp heeft, dan moet je je toch eens achter je oren gaan krabben.

De echte trigger voor het omschakelen van dummiephone naar smartphone was toen mijn vader een paar maanden terug een iPhone aanschafte. De hemel was open gegaan en het goddelijke aura van Steve Jobs was op hem nedergedaald. Stellig verkondigde paps: “Mijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn nu ik een iPhone heb. Ik kan precies zien hoelang ik heb gewandeld, inclusief gemiddelde snelheid en hoogteverschil”. Mijn vader, de grootste zeikerd wat technologische vooruitgang betreft, was bekeerd.


Zo met het naderende einde van mijn internetloze telefoonabonnement en een belegen Nokia van bakeliet begon ik dan toch wel een beetje na te denken over wat ik nou moest met mijn non-mobiele leven. Ok dan. Misschien is het toch wel handig. En leuk. Met treintijden opzoeken enzo. En WhatsApp. En Wordfeud. En vogelgeluiden.


Vervolgens de zoektocht naar een nieuw toestel. No way dat deze Zeeuw honderden euro’s ging uitgeven aan een iPhone. Veulste zonde van je geld. Het werd uiteindelijk een Samsung Galaxy Ace, de iPhone voor cheapass mensen. Want ik wilde graag iets met android, daar had ik tenminste dan wel eens van gehoord.


Toen de nieuwe telefoon bezorgd was, kreeg ik het opeens benauwd. Wat nou als ik echt heel oud was geworden en er niet mee uit de voeten zou kunnen? Daarom bleef het apparaat nog een dagje in de verpakking. Meneer S heeft het toestel uiteindelijk aan de oplader gehangen en op een avond, om elf uur ofzo (echt een goed idee), drukte ik op de aan-knop. Er ging een wereld voor me open. De vreugde als je het apparaat kantelt en het scherm meedraait! Zeker geen spijt.


Maar toen begon het gevecht met het thuisnetwerk. Ik moest en zou op de wifi, een van de beste uitvindingen ooit. Wifi! Geef me wifi! Brood, spelen en wifi! Geen wifi = geen goed humeur. Gelukkig voor mij, meneer S en de sfeer in huize S bleek het snel te zijn opgelost en nu kan ik thuis en op de zaak onbeperkt met de wifi. Alleen de trein loopt nog achter, want van die wifi-belofte van de NS komt helaas niks terecht. En zo heb ik op weg naar werk toch nog steeds een klein beetje een ochtendhumeur. Alleen kan ik nu tijdens het ochtendhumeur alvast nadenken over hoe ik mijn tegenstander mijn tekening van Frodo kan laten raden.

donderdag 23 februari 2012

Nieuw leven

Een collega is zwanger van de derde. Drie van mijn vriendinnen zijn met verlof. Een andere vriendin is eerder dit jaar bevallen van een dochtertje. Een jaarclubgenootje is zwanger van de eerste. Vandaag viel er een geboortekaartje op de mat. Nog een vriendin heeft last van de eierstokken. Afgelopen nacht droomde ik dat een studievriendin me een positieve zwangerschapstest in de hand duwde en komend weekend ga ik op kraamvisite.

De baby's worden je om de oren gesmeten waar je bijstaat. Ik geloof er niks van dat de babyboom al voorbij is, volgens mij zitten we er middenin. Het zal wel aan de leeftijd liggen dat veel gesprekken gaan over kleintjes, het al dan niet willen van baby's, gelukkige babyverhalen, minder gelukkige babyverhalen of het kopen van een maxicosi.

Het is geen geheim dat ik geen kinderwens heb, daar kan ik heel goed mee leven. Bij de gedachte dat de rest van mijn leven zonder eigen kinderen zal verlopen krijg ik een heel rustig gevoel. Maar heel soms heb ik het idee dat er daardoor een afstand ontstaat met vriendinnen die wel een kinderwens hebben, of zichzelf al daadwerkelijk hebben voortgeplant.

Want ondanks dat ik graag hoor wat de babyliefhebber bezighoudt, ik heel nieuwsgierig ben naar alle verhalen over de inrichting van de babykamer en vooraan sta als er echofoto's worden geshowt, het echte geluk van een nieuw leven voel je denk ik toch pas als je eigen kind geboren wordt. Hoe ontroerd en gelukkig je ook kan zijn door de geboorte van een baby in de familie/vriendenkring.

Afgelopen week was ik op bezoek bij een van de vriendinnen die inmiddels met verlof is. Aan het eind van de avond stonden we nog even wat te kletsen in de deuropening toen opeens haar gezicht verkrampte. De baby was wakker en had met zijn/haar voetje de ribben van de moeder gevonden. Toen begon het magische moment. Ik mocht even aan haar buik voelen. En zodra mijn hand op de prachtige moederronding lag, gooide de baby zijn/haar bips naar voren en voelde ik de baby bewegen. Wauw. Brok in de keel. Zo dichtbij het wonder van een nieuw leven had ik me nog nooit gevoeld.

Eenmaal thuis ben ik nog dagenlang high geweest van deze bijzondere ervaring. De rust dat de rest van mijn leven zonder eigen kinderen zal zijn voel ik trouwens nog steeds. Hoe magisch ook, het moederschap is niet voor mij weggelegd. Desalniettemin hoop ik dat nog lang trotse 'tante' mag zijn voor alle kleintjes in mijn omgeving.

woensdag 22 februari 2012

Acceptatieprobleem

Dit is een gastcolumn van Eef, die tegenwoordig gastcolumnist is

Onlangs zat ik op mijn werk aan mij bureau. Het was half tien ‘s ochtends. Een collega kwam binnenlopen en vroeg vertwijfeld of ik nu al met mijn hoofd op mijn bureau aan het bonken was. Ter verduidelijking, ik doe dat spreekwoordelijk wel eens. Als ik met een moeilijk probleem zit of net een reeks aan cryptische, management-procesachtige (voor)overlegjes heb gehad. Dan zeg ik na afloop tegen die collega dat ik even naar mijn kamer moet om met mijn hoofd ergens tegen aan te bonken.

Helaas, ik moet echt zeggen helaas, was dit op dat moment echter niet het geval. Sowieso heb ik nog nooit echt ergens met mijn hoofd tegenaan gebonkt. Niet bewust althans, of met opzet. Meestal haal ik op radeloze momenten een kop koffie en ga stug verder met werken. Op het bewuste moment dat mijn collega binnenkwam zat ik voorovergebogen over mijn mobiele telefoon. Met bril. En omdat ik nog steeds niet veel zag boog ik steeds verder voorover en tuurde ik naar de kleine letters op mijn kleine beeldschermpje. En dus dacht mijn collega dat het niet goed met me ging.

Dat bracht ons gesprek op oud worden. Ik zie eigenlijk vrij weinig zonder bril. Maar toch heb ik mijn bril alleen op als het echt nodig is. Op andere momenten loop ik half blind en zonder bril rond. Dat heeft te maken met ijdelheid en met het feit dat ik niet in staat ben lenzen bij mezelf in te doen. Ik accepteer op sommige momenten dat ik oud word en op andere momenten accepteer ik dat ik dingen niet zie en mensen niet herken. Ik bevind mijzelf waarschijnlijk in de twilightzone van de acceptatie van het verval.

Want dat verval heeft nu daadwerkelijk ingezet. Ik krijg rimpels, ik heb mijn slaap hard nodig en ik word grijs. Ik stond een paar weken geleden voor de spiegel en zag bij mijn slapen en bovenop mijn hoofd duidelijke plukken grijs haar. En omdat ik blond ben valt het mensen minder op. Maar ik heb het verval zien intreden. Ook zonder bril.

Ik heb moeite om het te accepteren. Ik zou denk ik nog liever met mijn hoofd tegen mijn bureau bonken dan oud worden. Maar als ik maar hard genoeg bonk word ik sowieso niet heel oud. Heb ik ook geen acceptatieproblemen meer.

dinsdag 8 november 2011

Oud?

Weet je wanneer je je oud voelt? Als je een stagiaire hebt. Ik wel in elk geval. Bij mij op werk lopen er een paar rond, allemaal een jaar of 21. Waar ik me oud door voel is dat ik bepaalde dingen moet gaan uitleggen.

Vorige week nog, toen begon ik over het concert in Ahoy dat New Kids on the Block samen met de Backstreet Boys gaan geven. Mijn stagiaire dacht dat NKOTB agressieve Brabantse jongeren met matjes zijn. Toen moest ik dat toch even rechtzetten en stuurde haar een foto van mijn puberhelden. En meteen ook maar een van marky Mark and the Funky Bunch. Ze keek er vol ontzetting naar.

Vriendin M. begreep niet dat iemand dat niet kende, tot ik het haar voor rekende: Zij is 21. Wij waren toen 12. Dat is 21 jaar geleden. Vervolgens bleef M. heel lang stil aan de andere kant van het wereldwijde web. Ik denk dat ze, net als ik zachtjes huilde.

Wat ook niet hielp was het meisje aan de lunchtafel. Ik vroeg of ze nog studeerde en wat dan. Maar ze was net klaar met school (bejaarden kunnen ook nooit leeftijden inschatten) en wist nog niet wat ze ging doen en nu werkte ze één dag in de week bij ons. "Wat heerlijk!" kakelde ik, "je kan dus nog alle kanten op!" Volgens een collega gaf ik nu wel de indruk vast te zitten in mijn baan en stiekem zelf iets anders te willen.

Dat bedoelde ik niet, maar zou dat toch zo zijn? Zou ik stiekem jaloer zijn op de jonge stagiaires die nog alle kanten op kunnen en geen weet hebben van de zingende mietjes van NKOTB...?

dinsdag 18 oktober 2011

Bij elkaar blijven voor de kinderen

Werken in een kantoortuin is enerverend en voordelig. Het is gezellig met collega's, je kan elkaar als het nodig is snel om advies vragen en roddels over andere afdelingen gaan als een lopend vuurtje. Het wordt wel wat vervelend als bijvoorbeeld je buurvrouw het verschil tussen werk- en privégesprekken niet helemaal doorheeft. Of als een collega twee bureaus verderop een heel emotioneel relaas over haar ontvoerde huisdieren begint. Of haar emails hardop gaat voorlezen.

Dat leidt allemaal veel af. Vooral als je transatlantische telefoongesprekken aan het houden bent of wanneer er 700 bladzijden met correcties van een bijbelvertaling Aramees op je liggen te wachten. Gelukkig kan je je tegen overtollig omgevingsgeluid redelijk wapenen. Gelukkig maar want concentratie vasthouden is niet echt mijn forte. Mijn wapen in de strijd tegen rumoerige werkomgeving heet BBC radio 3, en vooralsnog zijn updates van flash player nog niet uit het kantoor verbannen door de ICTmannetjes. Fingers crossed dus maar.

Maar soms zijn oordopjes en liederen van Schubert niet genoeg. Dan komt er een gesprek binnen dat niet alleen je trommelvlies maar ook je hart en je traanbuisjes laat trillen. Vandaag begon een collega over haar huwelijk. Daar gaat het wel vaker over, het gaat namelijk niet zo goed tussen haar en haar man. Dan vertelt ze over dingen die haar man zegt of doet. De kantoortuin reageert dan verbaasd en met open mond. Wat een eikel. Dat je daar nog bij blijft. Dat pik je toch niet? Hij haalt je naar beneden. Dit is geen gelijkwaardige relatie. Zij lacht zijn onvolkomenheden dan weg en mompelt iets als: “ach, maar ik ben ook geen gemakkelijk mens”. “hij heeft wel boodschappen gedaan toen ik ziek was” en “hij is heus ook wel heel lief”.

Dit gesprek was anders. Het ging over het effect van het slechte huwelijk op de kinderen. En of bij elkaar blijven voor de kinderen wel bestaat. De ongelukkig getrouwde collega dacht dat ze er alles aan deed om haar twee kinderen te beschermen tegen de spanning en stress die de huidige situatie met zich meebrengt. Ze merkt er zelf in ieder geval niks van dat haar kinderen beschadigd zouden zijn. Ze zijn immers 8 en 10 jaar oud. Nog zo jong.

Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen, mij hartslag oplopen en wilde haar door elkaar schudden. Wat denk je wel niet? Dat je dochters achterlijk zijn en niks doorhebben? Natuurlijk is er iets kapot gemaakt. Bij elkaar blijven voor de kinderen bestaat niet, je bent ze nu pijn aan het doen zonder dat je het zelf doorhebt.

Maar ik zei niks. En terwijl ik begreep dat ik ondanks haar enorme naieve instelling, niet twijfel aan haar oprechtheid, realiseer ik me dat er dingen zijn waarvan ik dacht dat ik ze beter verwerkt had.

woensdag 14 september 2011

Tien jaar geheim


Ik liep naast je in een prachtig herfstbos. Om de tiende verjaardag van onze vriendinnengroep te vieren waren we met de hele groep een weekendje in een huisje in Brabant. Bijkletsen. Pompoensoep eten. Uitwaaien. Enge films kijken. De route over de heide was lang en prachtig. Buiten was het koud maar warm genoeg om buiten te zijn. Binnen zou een grote pot thee en een schaal koekjes klaarstaan.

We dwaalden een beetje af van de groep en liepen afgezonderd voorop. Langs de paarden in de wei en met rode wangen van de wind. Ondanks dat we elkaar al jaren kenden, voelde je toch niet heel dichtbij. Nooit zo geweest. En dat terwijl ik tranen liet lopen op je prachtige bruiloft en op de dag dat je de jaarclub mailde dat de helft van je tweeling het niet had gehaald.

We spraken elkaar niet zo vaak, en zeker niet alleen met zijn tweeën. Die bezoekjes waren vaak gezellig, maar ook ongemakkelijk. De grens tussen vriendin en therapeut was soms vaag. En vaak zo onduidelijk dat ik niet veel enthousiasme voelde om weer met je af te spreken. Het voelde vaak negatief, ondanks dat we lachten om de prachtige verhalen van je dochter en de chocolademelk die ze op mijn woonkamermuur spetterde.

Daar tussen de oranje en bruine bladeren was er opeens je geheim. Het geheim dat je al meer dan acht jaar met je meedroeg en waarvan ik me tijdens dit schrijven opeens afvraag of je man het wel weet. Opeens vertelde je het. Tegen mij. Zomaar.

Ik schrok. Van het geheim zelf. Van wat er toen, in een periode dat we in dezelfde stad woonden, was gebeurd. Van de gebeurtenis zelf wist ik dat het bestond in deze wereld. Maar ik had, naïef, nooit gedacht dat het in mijn vriendengroep kon bestaan. Als geheim. Zo diep weggestopt en opgesloten.

Het verdriet dat het je bracht woog, en weegt, als lood op je schouders. Je neemt het jezelf na meer dan een decennium nog steeds kwalijk en ervaart het op tijden als een straf van het universum. En zolang het geheim zo op slot in jou blijft zitten, denk ik dat het gewicht op je schouders niet minder wordt.

Al twee weken heb ik niet gereageerd op je voorstel om weer eens af te spreken, maar daar komt vanavond verandering in. We hoeven het aan tafel heus niet over het geheim te hebben. Maar wel over hoe het echt met ons gaat.

maandag 12 september 2011

Confrontatie

Zoals hier onlangs al opgemerkt waren wij kort geleden in Brussel. Het was voor het eerst sinds de geboorte van de baby, tien maanden geleden, dat wij samen een weekendje weg gingen. Mijn zus paste op en wij waren van vrijdagmiddag tot zondagochtend vrij om te gaan en staan waar we wilden zonder acht te hoeven slaan op fruithapjes, flesjes, slaapjes en andere ritme-dingetjes.

En wat doe je als je een weekend de vrije hand hebt. Dan ga je uit eten. En uit drinken. En dus zaten wij na heel veel file op vrijdagavond in een restaurant in Brussel. Gek genoeg waren we uitgekomen op een Duits restaurant. Een echt Duits restaurant want het eten was Duits, het drinken was Duits en ze spraken er Duits en er waren alleen maar Duitsers. Maar wij houden van Duitsland, dus wij vonden het prima. Sterker nog, wij waren blij niet overgeleverd te zijn aan een menu vol Franse liflafjes.

De zaak was gevuld met oude dikke Duitse mensen die zich te goed deden aan bergen eten. Dat was prima. Wij komen vaker op plekken waar wij de gemiddelde leeftijd omlaag halen (de volgende dag stonden we bijvoorbeeld op een slagveld) en we houden van bergen eten.

In de loop van de avond kwam er echter aan de tafel naast ons een groep studenten zitten. Frisse jonge mensen. Dun. Uitgerust. Het bier werd aangevoerd in grote glazen en iedereen was vrolijk en onbezorgd.

Ik was inmiddels aan mijn tweede halve liter begonnen en al aardig geschrokken van het feit dat ik die met moeite weg kreeg. De jeugdigheid aan de tafel naast ons maakte die schok nog erger. “Zo waren wij ook,” zeiden wij tegen elkaar. En na wat rekenwerk bleek dat wij tien jaar geleden zo waren.

Ok, ik was niet zo dun als het meisje in de strakke spijkerbroek dat haar billen langs onze tafel schoof, maar wel minstens net fris. Nog geen uur ervoor had ik mijn vermoeide hoofd in de spiegel staan bijwerken met foundation en poeder en nu zag ik naast mij het levende bewijs dat er geen redden meer aan was. Ik had misschien iets betere kleren aan, was misschien iets dunner dan toen, maar zo fris en fruitig, zo jeugdig, zo levendig, zo niet-cynisch, het was er bij mij allemaal af.

Daar in dat restaurant werd ik keihard geconfronteerd met mijn eigen verval. Ik word oud. Er is geen weg meer terug. Straks ben ik veertig.

donderdag 25 augustus 2011

Dommer

Mijn hersenen zijn aan het verweken. Ik voel me steeds dommer worden. Ik vergeet heel vaak dingen de laatste tijd. En dan ook echt vergeten.

Zo begon de huisband onlangs over een afspraak die hij had en dat ik dan mijn dag met de (inmiddels flinke) baby met hem moest ruilen. Hij zei dat hij dat al onlangs gezegd had tegen mij. Maar ik kon me er echt helemaal niets van herinneren. Voor mij was het volkomen nieuw. Ik vroeg me af of ik het nou nooit gehoord had of dat ik het echt vergeten was of dat hij het gewoon nooit gezegd had maar nu deed alsof dat wel zo was of  dat hij misschien zelf in de veronderstelling verkeerde dat dat al was afgesproken, maar dat dat echt niet zo was.

Daarna begon ik tegen hem over een boek dat miste uit de kast. Er was een gat tussen twee boeken, ik wist niet welk boek miste, maar ik had dat niet veroorzaakt. Een paar dagen later bleek het boek op mijn stoel op mijn werk te liggen. Een collega had het geleend. Van mij dus. Dat kon ik me toen ineens wel herinneren.

Daarna vergat ik welk nummer de Memorie van Toelichting is bij een kamerstuk (nummer 3) en sprak ik structureel over het College Bescherming Persoonsgegevens terwijl ik de Commissie Gelijke Behandeling bedoelde. Ik wist niet meer waar ik de gebruiksaanwijzing van de luieremmer had gelaten. Ik kon hem in drie verschillende prullenbakken hebben weggegooid maar het was ook mogelijk dat ie nog ergens lag. Hetzelfde gold voor een bonnetje dat ik echt nergens meer kon vinden. We zijn thuis nog steeds op zoek naar een hamer en een bakje met spijkers.

Ik vergeet de laatste tijd ook heel veel woorden. Ik produceer dan zinnen als “wil je de dingetje van het dinges, hè, je weet wel, verdorie, dat ding, even aangeven”. Ik kwam erachter dat ik wei (met gras enzo) als wij had geschreven.

Bij ons thuis vinden dus fijne conversaties plaats. Ik heb het over de verkeerde instanties, noem alles ‘dingetje’ of ‘ dinges’, en we zoeken ons gek om er later achter te komen dat ik me nog maar de helft van onze gesprekken en handelingen herinner. Heeft dit te maken met leeftijd? Komt dit door mijn zwangerschap en bevalling? Ik begin me inmiddels wel een beetje zorgen te maken namelijk.

maandag 20 juni 2011

Nieuwe buren

We zijn verhuisd. De meneer en ik. We zijn verhuisd naar een grotemensenhuis in een grotemensenstraat. Met allemaal andere grote mensen om ons heen. En een tuin met bomen en gras en een schommel. Kamers waarvan we eigenlijk niet weten wat we daar in moeten stoppen. Grotemensendingen. Geen idee wat dat zijn. Het is allemaal reuzespannend. Voor ons, voor de katten, voor de buren.

Als ik 's avonds op de bank tv kijk zie ik mensen voorbij ons huis lopen. Er zijn nogal wat mensen met honden in de buurt en die worden uitgelaten op de groenstrook voor ons huis. De baasjes kijken nieuwsgierig bij ons naar binnen. Nieuwe buren! Zonder vitrages! Ik loer nieuwsgierig terug. De achterbuurvrouw heeft een grote bouvier die hard blaft als ik thuiskom. Met haar heb ik al een zwaairelatie, dus dat gaat goed. Hopelijk heb ik met de bouvier binnenkort een aairelatie.

De buren hebben we nog maar een paar keer kort gezien, toen we nog aan het klussen waren. Omdat we verwachten dat we nog wel even in dit huis zullen wonen, willen we graag beter kennismaken met de buren. Vooral de meneer voelt deze behoefte. Om een goede relatie met ze op te bouwen. Maar hoe doe je dat? Hoe voorkom je dat je elkaar alleen spreekt via de Rijdende Rechter omdat je schutting niet de vereiste 6 cm van de erfafscheiding staat?

Een housewarming lijkt een voordehandliggend antwoord. Je nodigt wat vrienden en familie uit, schenkt wijn en smeert happen, en daar zet je dan die buren tussen. Een glas wijn is toch geweldig smeermiddel voor de verstandhouding? Ik heb dat bij anderen ook gezien. Alleen: die buren waren 30, 40, hooguit 50. Onze buurvrouw schatten we midden tachtig. Die kan je toch niet met haar advocaatje tussen het hockeyteam van de meneer zetten? Voor de rest van de straat geldt hetzelfde. Wij hebben de gemiddelde leeftijd drastisch naar beneden gehaald. En dat bemoeilijkt de kennismaking.

De andere optie is de buren apart uitnodigen. Een middag met de buren. Ik krijg het bij de gedachte alleen al heel erg warm. Hoe moet dat dan? Met die mensen rond een bak pinda's op een zondagmiddag? Gevulde eitjes maken? Advocaat inslaan? Met of zonder slagroom? En waar hebben we het dan over? Vast over hoe in de laatste vijftig jaar de buurt veranderd is. Qua bewoners is er in die jaren blijkbaar geen verloop geweest. En nu ineens zijn wij er: nieuwe buren.

In paniek heb ik Aaf en Machteld's Handboek voor de moderne huisvrouw er op nageslagen, maar dat bood ook geen soelaas. Misschien zoeken ze iemand die een hoofdstuk over kennismaking met nieuwe buren kan schrijven. Over een paar weken weet ik het. Dan laat ik het jullie weten en schrijf ik dat hoofdstuk. Ik krijg visioenen van mezelf in jurk en ovenwanten met een mand met zelfgemaakte koekjes langs de deur. Heel erg Desperate Housewives. Hopelijk komt het niet zo ver. Voorlopig zwaai ik nog even naar de achterbuurvrouw. Zodra ik de bouvier geaaid heb kom ik met een plan, let maar op!

maandag 9 mei 2011

Op zoek naar jezelf

Ik wil een andere baan. Een burnout en 3 jaren zoeken later is dat nog niet gelukt. Goed, daar kun je een tijdje zielig over gaan doen maar dat houd je ook niet lang vol. Daarom heb ik besloten om dit jaar mijn vakantiegeld uit te geven aan een loopbaancoach. Want ik heb eigenlijk geen idee wat ik wil, laat staan dat er een idee is waar ik die nieuwe baan zou kunnen vinden.


Via via kwam ik terecht bij een dame die al jaren lang hogeropleide vrouwen met een dertigersdillema helpt hun identiteit op de arbeidsmarkt te vinden. Het kennismakingsgesprek met haar was prettig, wel een beetje zweverig maar niet op een vervelende manier. Ik besloot met haar in zee te gaan. En dat heb ik geweten.

Intensieve gesprekken volgden. Kapot en bezweet verliet ik de eerste sessie. Toen wist ik nog niet dat ik zoveel energie kwijt zou zijn aan het maken van de huiswerkopdrachten. Voor de eerste opdracht, waarin ik succesvolle activiteiten uit mijn leven waarbij ik me in mijn elemement voelde moest beschrijven, had ik meer dan twee keer zoveel tijd nodig dan dat er voor deze opdracht stond. Letterlijk bloed, zweet en tranen. Meneer S kwam naast me staan toen ik snikkend mijn huiswerk probeerde af te ronden en zei: “Misschien moet je het gewoon inleveren in plaats van proberen het helemaal perfect te doen”.


Ik ben nu halverwege het traject en het begint nu allemaal een beetje vorm te krijgen, ookal heb ik nog steeds geen enkel idee hoe de coach uit al die wirwar van informatie en data een duidelijk beeld van een leuke baan voor mij zou kunnen krijgen. En daar ligt tegelijkertijd een beetje de angst. Nu heb ik begeleiding, maar straks zit ik weer alleen achter de computer vacaturesites af te speuren. En wat nou als er straks een advies komt waar ik me helemaal niet in kan vinden? Of dat ik een advies krijg waar ik niks mee kan. Iets van: word redacteur bij een feministisch tijdschrift over vogels. Het is allemaal veel te spannend.

Is dit het dertigersdillema waar iedereen het nou over heeft? Het “wat wil ik nou echt en wat moet ik met mijn leven?”-gevoel. Want misschien moet ik dan alvast maar gaan hopen dat ik snel 40 word.

donderdag 21 april 2011

Warme dagen

We beleven op dit moment de eerste echt warme dagen van het jaar. En ik heb het daar, zoals elk jaar, een beetje moeilijk mee. En dan bedoel ik vooral qua kledingkeuze. Want wat doe je ook alweer aan op een warme dag. Hoe regelde ik dat vorig jaar?

Ik zie om me heen dat meer mensen moeite hebben met die vraag. In de tram zitten mensen met panty’s te balen dat ze die panty hebben aangedaan. Ik zie mensen in een te warme jas lopen, of een wollen blazertje. Ik zie mensen in een strakke legging met een strak hemd terwijl die mensen dat, tja, niet echt kunnen hebben. En ik zie mensen in setjes van vorig jaar terwijl ze de kerstkilootjes nog niet helemaal kwijt zijn, de kleding strak gespannen om bovenbenen en buik.

Gisterochtend stond ik ook vertwijfeld voor mijn kledingkast. Het was me een dag eerder nog wel gelukt iets fatsoenlijks te vinden: een jurk met een legging en met schoenen waar ik goed op kon lopen en die ook leuk en elegant waren. Gister bleek dat moeilijker. Ik vond en jurk die ik al de hele winter met laarzen draag, maar besloot hem nu met zomerschoenen te dragen. Omdat ik een kind naar de crèche moest dragen nam ik mijn pumps mee in mijn tas en droeg ik onderweg ballerina’s met een sleehak.

Toen ik de deur uitliep had ik al zo mijn twijfels, maar aan het einde van de dag wist ik zeker dat dit een heel slechte zomeroutfit was. De jurk was van katoen, dus dat kon best voor dit weer. Hij was alleen grijs en ik heb een bruine zomerjas, dat was dus al de eerste misser. Onder de jurk staken mijn veel te witte, bijna reflecterende benen in (nu) degelijke loopschoenen. Toen ik de ballerina’s kocht dacht ik dat het lekker loopschoenen waren die er ook nog leuk uitzagen door de hak. Nu met pijnlijke voeten en opgezette enkels zagen de schoenen er vooral degelijk en suf uit. Ze waren het leren rugzakje onder het schoeisel geworden.

Ik was een beetje plakkerig van het warme weer en terwijl ik naar de crèche liep hoopte ik dat ik snel thuis zou zijn om iets anders aan te kunnen doen en mijn reflecterende benen te kunnen bedekken. Maar op de crèche bleek mijn lieverdje een lekkende poepluier te hebben. Iets waar ik pas achter kwam toen ze bij me op schoot zat. Met water probeerde ik de vlekken enigszins uit mijn jurk te wassen. Met de natte plekken in mijn jurk en mijn kind in een (niet kleurgecoördineerde) draagzak, een grote tas vol spullen over mijn schouder en een zomerjas over mijn arm, liep ik naar de tram. Daar gooide mijn dochter haar halve maaginhoud over mijn decolleté, zichzelf en de draagzak. Witte melkschilfertjes sierden ons beiden.

Thuisgekomen bleek de straat opgebroken en mocht ik met mijn vieze outfit, vies kind in dito vieze outfit en alle spullen door een soort zandbak waden. Om te zeggen dat ik niet zo blij was toen ik thuiskwam, is een understatement. Gelukkig heb ik nog een hele zomer om hier handigheid in te krijgen.

maandag 4 april 2011

Pixie-kort

Vorige week heb ik na lang wikken en wegen, na het jarenlang rondmailen van voorbeeldplaatjes naar vriendinnen en na lang gezeur aan het hoofd van meneer S, de kapper mijn haar af laten knippen. Van lang tot een flink eind over mijn schouders tot kort. Heel kort. Korter dan heel veel jongens. Het was een moeilijke stap maar ik wilde graag een superkort kapsel uitproberen voor mijn dertigste verjaardag. Het experiment is niet bijzonder goed geslaagd.

Toen de kapper, die tussen neus en lippen door nog even vertelde dat hij elk jaar naar een show van Celine Dion in Vegas gaat, klaar was met knippen en stylen was ik blij. En trots dat ik het aangedurfd had. Eenmaal thuis legde ik mijn afgeknipte staart, nog nat van de wasbeurt in de salon, op het aanrecht en keek ik nog een keer in de spiegel. De tranen welden op. Spijt is niet het goede woord maar ik wist een uur na de knipbeurt dat mijn wilde manen weer moesten aangroeien. En fietste ik dus met enige schaamte naar De Tuinen voor rozemarijnshampoo, dat de hoofdhuid en de gezondheid van het haar stimuleert en een potje haarvitaminepillen. Ik weet het, maar ik wil gewoon zo snel mogelijk langer haar.

Verdriet, woede en enigszins acceptatie. Ik doorliep alle fases. Voor het eerste in mijn leven kon ik me identiferen met een verhaal uit de bijbel. Ik zal maar niet vertellen aan welke BN-er na de chemokuur ik moest denken toen ik mijn spiegelbeeld zag. En ook niet over de gedachte dat ik nu opeens wel meer op mijn moeder leek. De schok die het korte haar met zich meebracht beperkte zich overigens niet tot mijn eigen reactie.

De opmerkingen liepen uiteen. “Oh, het is toch niet zo erg als ik dacht.” “Het is wel een oudewijvenkapsel” maar ook: “Je gezicht lijkt is nu veel meer open, ik vind het een verbetering”. Allemaal prima, al had ik natuurlijk het liefste zoveel mogelijk postieve reacties gehad. De meest opvallende reacties kwamen van collega's die het normaliter te moeilijk vinden om mij 's ochtends te groeten maar nu opeens de oncontroleerdebare drang hadden hun mening over mijn kapsel te ventileren op een maandagochtend bij de koffiemachine. “Je ziet er wel ouder uit.” En ook: “Het maakte je gezicht echt ouder.” Pardon? Wat een onbeschoftheid. Dacht je nou echt dat ik op jouw commentaar zat te wachten?

Het werd op een gegeven moment teveel. En toen een collega weer vroeg of ik naar de kapper was geweest, kon ik het niet meer opbrengen om aardig te blijven. “Nee, ik heb het er zelf met mijn eigen handen uitgetrokken”.

Geduld is een schone zaak en ongeduld een van mijn meest prominente eigenschappen. Dit korte kapsel was eens maar nooit meer.

dinsdag 29 maart 2011

De vogelspotter

Een tijd geleden schreef ik een column over de vogelspotter in mij. En sinds enige tijd zorg ik er voor dat mijn achtertuin veel vogels lokt en zoek ik wel eens een vogel op internet op. Op aanraden van Caar vroeg ik voor de kerst toen het boekje van Jean-Pierre Geelen met de titel Blinde Vink. Afgelopen week las ik dit boekje en gaandeweg bekroop mij steeds meer het gevoel dat vogelspotten, of de liefde voor vogels, een modeverschijnsel aan het worden is. Steeds meer mensen lijken een liefde voor vogels en vogelspotten op te vatten. Geelen constateert al dat het vogelspotten weliswaar gedomineerd wordt door (veelal) mannen van middelbare leeftijd, een constatering die ook Lein al eens deed, maar ook steeds vaker door jongen mensen als hobby wordt beoefend. De groep vogelliefhebbers lijkt te groeien.

Niets mis mee, integendeel, een beetje bewustheid van de natuur kan helemaal geen kwaad, maar mij bekruipt toch een beetje een naar gevoel. Als Geelen beschrijft dat er vogelvakanties zijn en dat het regelmatig voorkomt dat hij in de weekenden met grote groepen mensen op een dijk naar een stel vogels staat te turen, maakt mij dat een beetje ongelukkig. Het is een beetje hetzelfde gevoel dat me in Yellowstone bekroop, heel veel toeristen en met zijn allen staan we dezelfde foto van dezelfde beer of hetzelfde hert te maken. Het lijkt wel een dierentuin, er is niets bijzonders of intiems aan. Mijn geliefde en ik werden dan ook veel blijer toen we ergens in de berm bij een hete bron een groepje door niemand opgemerkte herten zagen. We konden ongestoord minutenlang naar ze kijken, nog geen honderd meter verder was een parkeerplaats vol toeristen die deze beesten niet zagen. Het was wij en de herten in de vroege ochtendzon. Dat maakte het geheel bijzonder.

Ik weet niet wat mijn probleem met grote hordes vogelspotters nu is. Of het is dat ik graag iets unieks wil doen of zien en dat dat unieke mij ontnomen wordt als ik dat moet delen met veel andere mensen, of dat ik gewoon niet goed tegen massa’s kan. Ik volgde een tijdje op twitter een vogel-iets. Elke minuut verscheen daarop wel een tweet van iemand die één of andere vogel had gezien. Ik werd er moedeloos van. Ik ben niet geïnteresseerd in de vogels van anderen, ik heb mijn eigen vogels. De vogels in mijn achtertuin of de vogels die ik op de fiets tegen kom vind ik honderd keer leuker dan de vogels op twitter of op internet of zelfs de vogels in het boekje van Jean-Pierre Geelen. Misschien ben ik met mijn liefde voor vogels wel een modevolger, maar ik vrees dat ik in mijn modebewustheid graag mijn medeliefhebbers ontwijk. Ik hoef niets te lezen over vogels of te volgen over vogels om ze te kunnen waarderen. Ik heb het boekje uit en op twitter volg ik geen vogels meer. Het weer wordt beter en ik denk dat ik in mijn tuin maar van mijn eigen koolmeesjes, pimpelmeesjes en die enkele bonte specht ga genieten.

maandag 14 maart 2011

Gerontofobie

Gisterochtend bekroop me een beklemmend gevoel, het was goed dat er in mijn rugzak nog een verfrommeld plastic zakje verstopt zat en de hyperventilatieaanval werd dus succesvol afgwend. Ik reed samen met meneer S de parkeerplaats op van het bezoekerscentrum van Nationaal Park De Groote Peel, we hadden ons ingeschreven voor een vogelexcursie en bij de start van de wandelroute stond het excursiegroepje inclusief de gids al op ons te wachten. Vanaf de weg was het al niet te missen. Alle deelnemers waren grijs of kaal (behalve twee snotneuzerige Limburgse scouts met een dure Swarovski-kijker die ze nooit van hun zakgeld zelf gekocht zouden kunnen hebben). Ik ben niet grijs en kaal, maar ik word later dit jaar wel 30. En ik moest wel met dat groepje mee.

Ik realiseerde me opeens dat ik misschien wel een bejaardenhobby heb, een hobby met leeftijdsdiscriminatie. Een geheime hobbyclub waar je alleen wordt toegelaten nadat je hebt bewezen dat je meer dan gemiddeld de locatie van je sleutelbos vergeet. Of als je kan bewijzen dat je al begonnen bent met het pre-consumptief pureren van het avondeten. Iedereen die de oorlog heeft meegemaakt krijgt sowieso automatisch toegang. Opeens vielen de puzzelstukjes op de plek en een nieuwe fobie was in de maak. Alle tekenen zijn daar; ik moet me zorgen maken.

Drie jaar geleden was ik op vakantie in Dresden en omgeving en op bijna alle kiekjes staat ergens een bejaarde verdekt opgesteld. In de stad werden destijds busladingen grijspaarsgepermanente dames uitgeladen. Er was die zomer in de stad geen toerist onder de 30 te vinden. Hetzelfde gold voor Krakau waar omgebouwde golfkarretjes als een pretparktreintje tours door de stad verzorgden om zo de medemens met kunstheup te voorzien in hun toeristische informatiebehoefte. Er was die lente in de stad geen toerist onder de 30 te vinden.

Ik hou van fietsen en wandelen op een Waddeneiland, van vroeg naar bed en soms een middagdutje. Ik lees soms de Margriet en de Libelle en stoor me aan hangjeugd bij het winkelcentrum. Ik hou van vogels spotten, vergeten groente zoals snijbiet en pastinaak en ik luister met veel liefde naar Bach. Misschien dat ik nu echt oud aan het worden ben? Of denk dat ik oud aan het worden ben? Het is in ieder geval allemaal nogal verdacht.

Misschien is het wijs om voor mijn eigen gemoedsrust een Wat Is Je Echte Leeftijd?-test te doen. Of om toch nog eens mijn geboorteakte na te kijken. Aan de andere kant is het zo relaxed mogelijk doen over je leeftijd de beste oplossing. Je weet het immers maar nooit met je cholesterolniveau enzo. Ik heb in ieder geval geen Nordic Walking-ambities en de volgende vakantie wordt geen boottochtje over de Mozel, dus vooralsnog geen reden tot paniek. Fobievorming onder controle. Ik houd het voorlopig bij een duur potje anti-rimpelzalf en een gezonde dosis angst over de flauwe grappen die mijn verjaardag dit jaar extra zullen verlevendigen.

dinsdag 22 februari 2011

Cupcakes revisited

Onlangs schreef Lein hier een stukje over een opmerking van Joep Habets over cupcakes. Volgens Joep zijn cupcakes een ‘vrouwending’. Waarschijnlijk net als auto’s en snelle motoren een ‘mannending’ zijn? Of iets anders generaliserends, vul zelf maar in.
Anyway, vorige week las ik in het Financieele Dagblad ook een stuk over cupcakes. Blijkbaar zijn cupcakes enorm ‘hot’ op dit moment. Ik was me er niet van bewust. Trendsetting als ik ben, eet en bak ik uiteraard al jaren cupcakes. Nu werd mij echter duidelijk dat sprake is van een trend.

Wat mij ook duidelijk werd is dat die trend niet door mij maar door Sex and the City is ingezet. Ik heb veel afleveringen van Sex and the City gezien maar niet degene met de cupcake dan wel cupcakes. Sowieso vind ik SATC een serie waar je niet te veel van moet zien en zeker niet te veel achter elkaar. De ongelooflijke leegheid van de verhaallijn doet mij al snel verlangen naar een heel ingewikkeld boek. Ik had Sex and the City dan ook niet geassocieerd met cupcakes totdat ik eerst Joep Habets las (en dacht dat hij de link tussen cupcakes en SATC zelf had bedacht) en vervolgens het stuk in het FD (en ontdekte dat Joep het niet zelf had bedacht maar ik blijkbaar een hype had gemist).

En ik vrees dat Joep niet alleen gelijk had met betrekking tot de link tussen SATC en cupcakes (als trend) maar ook met betrekking tot de opmerkingen cupcakes en het ‘vrouwending’. Ik hou niet zo van generaliseren, al maak ik mezelf er maar al te vaak (selectief en met plezier) schuldig aan, maar het stuk in het FD bewijst dat vooral vrouwen de cupcake liefhebben. Niet alleen worden drie vrouwelijke ondernemers tegenover twee mannelijke ondernemers inzake cupcakes opgevoerd, ook wordt een onderneemster gequote die het volgende over cupcakes zegt: 'Je voelt je vrouw van de wereld als je een cupcake eet.'
Geen man van de wereld maar een vrouw van de wereld. Het geeft wat mij betreft aan dat de cupcake een vrouwending is of in iedere geval door veel mensen zo wordt gezien. Of in ieder geval door een vrouwelijke onderneemster in cupcakes (die er dan toch verstand van zou moeten hebben) zo wordt gezien (en door Joep Habets). Het zij zo, de cupcake is een ‘vrouwending’, ik zal er mee leren leven dan.

Overigens voel ik me geen vrouw van de wereld als ik een cupcake eet. Ik voel veel dingen tijdens het eten van een cupcake, maar dit is wel het laatste. Een cupcake is toch dikmakend, huiselijk en knus? Das toch niet werelds? Een vrouw van de wereld ben je wat mij betreft als je in drie talen onderhandelingen hebt gevoerd over een miljoenencontract, of een wereldreis maakt, of desnoods (om in New York te blijven) op het Empire State Building staat. Maar niet als je een cupcake eet.

dinsdag 11 januari 2011

Zestien weken

Na zestien weken ben ik gister voor het eerst weer aan het werk gegaan. Zestien weken, vier maanden, het klinkt als een eeuwigheid. En het is het eigenlijk ook. Ik ben nog nooit van mijn leven zo lang vrij geweest.

Sommige mensen zullen zeggen dat als je vijf jaar hebt gestudeerd, je vijf jaar bent vrij geweest, maar dat is eigenlijk niet zo. Als je studeert ben je eigenlijk nooit vrij. Je hebt altijd wel een college dat je moet volgen, een tentamen waarvoor je moet leren of een paper die af moet. En daar tussendoor moet je nog werken. En natuurlijk bier drinken. Dus nee, ik was nog nooit zo lang echt vrij geweest.

Hoewel, echt vrij was ik nou ook weer niet. Ik moest ergens in die zestien weken een kind baren en daarna mocht ik dagen- en nachtenlang voor dat kind zorgen. En dat was echt geen makkelijke taak. Sterker nog, na de bevalling en de eerste dagen alleen met baby dacht ik dat ik dit nooit weken ging volhouden. Ik was gebroken van de bevalling, doodop en labiel van de slapeloze nachten en smachtte naar de dag dat de baby kon praten en lopen en zelfstandig zou zijn. Maar naarmate de dagen verstreken voelde ik me steeds beter en werd ik ook steeds beter in het zorgen voor de baby. En dus had ik eigenlijk al na vijf weken tijd over. Zoveel tijd over dat ik uitgerust van de enorme hoeveelheden nachtrust nadat onze modelbaby ging doorslapen (soms wel negen of tien uur op een nacht) allerlei achterstallige klusjes kon wegwerken. Ik maakte fotoalbums die al jaren waren blijven liggen, deed een berg administratie, kocht een verjaardagskalender en vulde die in, mailde me suf met iedereen, wandelde me suf en zag nog nooit zoveel mensen als de afgelopen weken. Ik zat dus zeker niet stil.

En toch voelde het toen ik naar mijn werk fietste alsof ik enorm lang vrij was geweest. En in feite is dat ook zo want ik heb zestien weken nauwelijks over mijn werk of mijn vak hoeven nadenken. En die momenten dat het wel moest, ik had nog wat klusjes liggen, voelde het eigenlijk als een uitje. Een uitstapje, eventjes weg van de zorgtaken, eventjes een moment waarop er een beroep werd gedaan op een ander aspect van mijn leven dan mijn ‘moederschap’ en alle huishoudelijke klusjes. En nu ben ik weer aan het werk en zullen de huishoudelijke klusjes en het zorgen wel weer gaan aanvoelen als een uitje naast mijn werk. Ik ben benieuwd hoe lang het duurt voordat ik toe ben aan vakantie.

vrijdag 26 november 2010

Foutje van de natuur

Zoals jullie waarschijnlijk wel weten ben ik een tijdje geleden bevallen. Inmiddels ben ik een beetje bijgekomen van die bevalling en tot een aantal conclusies gekomen met betrekking tot bevallen en kinderen krijgen in het algemeen. Ik heb bijvoorbeeld ontdekt dat de natuur niet zo handig in elkaar zit.

Zo is het krijgen van een kind, en daarmee bedoel ik niet de bevalling maar gewoon het kríjgen van een kind: je krijgt een kind mee naar huis, een nogal ingrijpende gebeurtenis. En dan druk ik me uit op een wijze die waarschijnlijk de lading van de gebeurtenis niet dekt. Want in alle boekjes staat dat het krijgen van een kind ingrijpend is, maar hoe ingrijpend het is om ineens zo’n veel te klein hulpeloos wezentje thuis te hebben zonder gebruiksaanwijzing of communicatieve vaardigheden, dat is eigenlijk niet goed uit te leggen.

En dan is het zo dat het moment waarop je die baby meekrijgt, niet echt het moment is waarop jij fysiek en emotioneel in topconditie bent. Dat komt namelijk doordat je net een bevalling achter de rug hebt. En dat is wat ik bedoel met hoe onhandig de natuur is. Want zelfs in het gunstigste geval is de bevalling iets wat je moet verwerken en waar je toch, hoe goed en makkelijk het ook is gegaan, van moet bijkomen. In het ongunstigste geval heb je 36 uur weeën gehad, daardoor in ieder geval één maar waarschijnlijk twee nachten niet geslapen, heb je veel pijn geleden, ben je misschien wel ingeknipt of ingescheurd en gehecht of heb je een keizersnee gehad en barst je verder van de spierpijn en de kramp van het opvangen van de weeën en het eruit krijgen van die baby. Je bent, zeg maar, gesloopt. Je voelt je alsof je een aanrijding met een tractor hebt meegemaakt. En dan moet je voor een baby gaan zorgen. Terwijl je zelf niet eens zelfstandig naar de wc kunt.

En terwijl je bed op klossen staat. Ok, dat is geen foutje van de natuur maar een foutje van de arbowet, want leuk dat zo’n kraamhulp niet hoeft te bukken bij je bed, maar een arbowetgevingsjurist is waarschijnlijk nog nooit met tig hechtingen en spierpijn tien keer per nacht zijn verhoogde bed uit geweest om voor een huilende baby te zorgen.

De laatste fout van de natuur betreft de hormoonhuishouding. Want net als je je fysiek op je slechtst voelt én je hebt een huilend wezentje om voor te zorgen slaat je hele hormoonhuishouding op tilt waardoor je over alles onzeker wordt en om alles, maar dan ook echt alles, moet huilen. Je bent, kortom, labiel. Labieler dan je ooit bent geweest. Zo labiel dat je denkt dat je psychische hulp of pillen nodig hebt om te functioneren.

En dat is wat ik bedoel: je bent lichamelijk en geestelijk niet eens in staat om voor jezelf te zorgen en dan drukt de natuur een baby in je arm. Waarom? Waarom heeft de natuur niet bedacht dat zo’n baby pas komt nadat je drie weken op een eiland in de zon hebt liggen uitrusten? Waarom?

dinsdag 16 november 2010

Geniet er maar van

Vanochtend had ik een bericht van Eef, wat mij vrolijk stemde, want Eef is net bevallen en dus al een paar weken onbereikbaar. Omdat ik haar mis mailde ik dat ik vrij was en wel wilde afspreken. Dat kon. Eef is echter nog niet zo ver dat ze al uren van huis kan, ze was überhaupt nog niet de deur uit geweest met de baby, dus spraken we vlak bij huis af, in het treurige winkelcentrum om de hoek. In het treurige winkelcentrum zijn twee treurige lunchrooms, waar alleen maar bejaarden komen. Nu ik erover nadenk komen in de meeste lunchrooms uitsluitend bejaarden, ik heb misschien nog nooit eerder in een lunchroom afgesproken. En oplettende lezers weten hoe groot mijn aversie tegen bejaarden is. Maar goed, Eef wilde geen gedoe, dus op naar het bejaardencafé.

Daar heb ik een tijd lang tussen de bejaarden zitten wachten, want Eef had nog nooit alle babyspullen plus baby in de auto geladen. En het was een vreemde auto want de gordels van haar eigen auto pasten niet om de Maxi-Cosi heen, dus nu rijdt Eef in de auto van haar zus. Het schijnt heel lastig te zijn om in een Nissan Sunny lange autogordels te plaatsen. De Nissan Sunny is blijkbaar geen gezinsauto, dan weet je dat ook weer. Wat het wél is? Geen idee.

Uiteindelijk bij het bejaardencafé kreeg Eef de deur niet open, omdat ze nog niet met de babywagen kan manoeuvreren. Ze keek er wat wanhopig bij. De bejaarden keken gretig naar de kinderwagen terwijl ze naar binnen reed. Bejaarden zijn dol op baby’s. Mijn theorie: “ha, eindelijk iemand die nóg minder kan dan ik.”

Eef was nog een beetje moe en ze baalde want ze was de speen voor de baby vergeten en als die zo ging huilen, kon ze die niet geven. Een vermoeiende gedachte voor iemand die elke nacht om de paar uur wakker geschreeuwd wordt. Na een kwartier keek Eef naar beneden en haalde met een zucht van verlichting de speen uit haar decolleté, “O, daar was die gebleven!” Een hele opluchting. Eef praatte over de bevalling, over hoe het is om ineens (ja, want zo voelt het toch, ondanks die 9 maanden) een baby in huis te hebben terwijl je op dat moment niet eens voor jezelf kan zorgen. Ik heb bewust nooit gekeken naar De Gelukkige Huisvrouw, maar na een uur met Eef heb ik het gevoel hem toch gezien te hebben. Ze heeft een prachtige, lieve baby, maar wat daar aan voorafgaat lijkt me behoorlijk traumatisch. Ze zeggen dat je dat heel snel vergeten bent. Dat je op een roze wolk leeft. Wat een lulkoek.

Weer buiten deden we samen boodschappen. Een mevrouw bij de Etos keek in de kinderwagen en zei “O wat een kleintje, nou, geniet er maar van, voor je het weet zijn ze groot.” “Ik kan niet wachten,” antwoordde Eef met een glimlach. “Ach ja, het kan heel zwaar zijn, maar voor je het weet wil je er nog één.” Eef zweeg. Ik weet het zo net nog niet.

vrijdag 12 november 2010

Pure verwennerij

Op de telegraaf website van vandaag staat een stukje over een lingeriemerk genaamd Cake Lingerie. Er staat de volgende zin boven het stuk: “Cake lingerie roept vrouwen die in verwachting zijn of borstvoeding geven op, om zich met hun trotse babybuik of kleine kindje op hun mooist in lingerie te laten fotograferen.”

Verderop in het stuk staan de de volgende zinnen: “Lingerie voor vrouwen die in verwachting zijn, moet pure verwennerij zijn. Dat stelt Tracey Montford van Cake Lingerie. “Vrouwen zijn dan op hun mooist maar voelen zich ook onzeker. Ze zijn al een beetje moeder maar willen zich ook vrouw voelen. Bij hun zoektocht naar vrouwelijke, luxe en comfortabele zwangerschaplingerie grijpen ze vaak mis”. En ook staat er “ Elke zwangere vrouw en prille moeder is op haar manier mooi en verdient het om in de spotlights gezet en verwend te worden.”

Vrouwen die zwanger zijn, zijn op hun mooist? En prille moeders ook? Wat is dit voor raar verhaal?
Ik ben net negen maanden zwanger geweest, veertig weken en één dag om precies te zijn. Ik kan me niet herinneren dat ik me mooi heb gevoeld of echt mooi ben geweest. Ik voelde me achtereenvolgens uitgeput en misselijk, moe moe moe en lusteloos, dikkig en lusteloos en negatief, dik en negatief en moe, log, onwendbaar en volkomen niet mezelf. Dat laatste voelde ik me trouwens negen maanden lang, niet mezelf. Als ik foto’s zie van tijdens mijn zwangerschap zie ik vooral iemand die heel erg moe is. Ik zie een klager en een zuchter. En dat ben ik volgens mij normaal gesproken niet. Ik weet meestal wel van aanpakken. Ik heb vanochtend bijvoorbeeld nog zonder morren, zelfs met plezier en in twintig minuten de hele keuken blinkend schoon gekregen. Dat lukte me niet tijdens mijn zwangerschap.

En na mijn bevalling voelde ik me zeker niet mooi of aantrekkelijk of zelfs maar datgene wat de woorden ‘prille moeder’ impliceren. Ik voelde me echt binnenste buiten gekeerd. Alsof er een tractor over me heen was gereden. Alsof er een volwassen man tussen mijn benen naar buiten was gekropen. Zo voelde ik me. En moe was ik ook. En dat was niet omdat de bevalling gewoon een beetje tegenviel. Nee, ik had me al niet zo’n rooskleurige voorstelling van een bevalling gemaakt. Maar dat je zoveel pijn kon hebben, of eigenlijk niet hebben, had ik niet verwacht. Dat een bevalling eigenlijk meer weg heeft van duw en trekwerk dan van een ‘natuurlijk proces’ wist ik ook niet. Dat het woord ’inknippen’ de lading niet dekt, wist ik niet. Voor hen die dat niet weten, inknippen is geen knipje, het is een snee van zeker 7 centimeter. Als je aan de hechtende gynaecoloog vraagt hoeveel hechtingen hij er eigenlijk in moet doen, krijg je te horen dat hij drie lagen aan elkaar moet naaien, inclusief een spier. Hoeveel hechtingen dat zijn kan hij zelf waarschijnlijk niet eens tellen. Dat je na afloop twee vuilniszakken bebloede lappen kunt afvoeren, is mij ook niet verteld. En dat je je daarna zeker een week zowel fysiek als emotioneel volkomen aangerand voelt, dat gaf me nou niet echt een sexy gevoel.

Ik ben nu twee weken verder en voel me nog steeds niet sexy. Sterker nog, als ik nog vier weken slaapgebrek heb verwacht ik dat ik me nog minder sexy voel. En dat komt echt niet omdat ik kilo’s ben aangekomen tijdens mijn zwangerschap, want dan ben ik niet. Sterker nog, de afgelopen maanden en vooral de laatste twee weken hebben mij bijna letterlijk opgegeten.

En tot slot: ‘prille moeders’ passen niet eens in lingerie omdat het kraamverband er niet in past. Sowieso is geen enkele vrouw aantrekkelijk met een kleine pamper tussen haar benen. Maar dat dat je allemaal overkomt na een bevalling, dat vertelt niemand je. De mythe over de roze wolk wordt ook door Cake Lingerie mooi in stand gehouden.

maandag 20 september 2010

We noemen de baby gewoon 'baby'

We hebben geen bijnaam voor de baby. We noemen de baby gewoon ‘baby’. Want dat is het ook. Een baby. Ik zou de baby ook mijn eigen ‘alien’ kunnen noemen. Want soms voelt het alsof ik een alien in mijn buik heb. Een aantal keer per dag gebruikt de baby in mijn buik mijn ingewanden als springkussen.
Als ik achter mijn computer zit dan schept het er een genoegen in een paar voeten tegen mijn middenrif te drukken. Dat gaat soms zo hard dat ik mijn eten terug voel komen of niet meer kan buigen omdat er van alles in de weg zit.

Als ik op mijn rug op de bank lig, zie ik soms mijn buik heen en weer bewegen. Dan golft hij van links naar rechts en voel ik aan alle kanten, zelfs in mijn rug, dat er iemand hard aan het afzetten is daarbinnen. Waarschijnlijk is het er nogal krap en probeert de baby, met het van mij afkomstige chagrijn als iets niet wil lukken, enigszins ruimte te creëren.
Soms voel ik kleinere beweginkjes. Dan weet ik dat het met de fijne motoriek wel goed zit. Dan zwaait de baby een paar keer of beweegt met de polsen heen en weer (een klein pianospelertje in de dop misschien?). Soms doet het strekoefeningen met voeten, kuiten en benen. Ik voel dan voetjes tegen mijn nieren duwen of er steekt dan ineens een bobbel uit mijn buik.

Ik noem de baby ook wel eens de parasiet, omdat het zoveel van mijn energie wegneemt en zoveel van mijn eten opeet. Maar meestal noem ik de baby gewoon ‘baby’. Het is een nogal abstract concept, zo’n baby. Waarschijnlijk is de abstractie van het onderwerp op slag verdwenen zodra ‘de baby’ geboren is. Aan de ene kant kijk ik uit naar die geboorte, zodat ik eindelijk weet of alles wel goed is en vooral ook hoe het eruit ziet en hoe het zich gedraagt. Aan de andere kant mag het nog wel even op zich laten wachten, dan kan ik nog even wennen aan de abstractie en me zo voorbereiden op de harde realiteit die gaat komen. Nog een paar weken te gaan, gelukkig nog even de tijd om bij te slapen en om een echte naam te verzinnen.