Dit is een gastcolumn van gastcolumnist H
Een typische “mannenman” ben ik niet. Zoveel werd me maar weer eens duidelijk met een recente verhuizing plus verbouwing. Ik ben hopeloos niet-zelfredzaam. Zelfs mijn vrouw is handiger met een hamer in haar handen. Mijn schoonzus moest me uitleggen hoe cement gestort werd. Nog geen lamp kan ik zelfstandig ophangen. Op zolder staat een tas vol met stekkertjes, kabeltjes, snoeren en contactdozen waarvan zowel herkomst als doel mij onbekend is. Weliswaar beschik ik over een gereedschapskist, maar ik heb geen idee wat ik ermee aan moet. Al het goede elektrische klusgereedschap moest worden geleend, inclusief bereidwillige vrienden om deze te bedienen. Hulpeloos sta ik er vervolgens bij toe te kijken.
Ook los van klussen, voldoe ik niet aan het profiel van de “standaard” man. Auto’s interesseren me niet in het minst (de voornaamste reden dat ik geen rijbewijs heb) en ik luister als gast regelmatig met een glazige blik naar de heer des huizes wanneer deze de technische specificaties van laptop, tv of hifiset staat op te sommen. Gelukkig is mijn vrouw inmiddels gewend aan mijn falen in traditioneel als ‘mannelijk’ beschouwde onderwerpen. Zelf zit ik er alleen mee als ik hulp in moet roepen en de oplossing van een probleem vervolgens zo simpel blijkt, dat het als ‘kinderlijk eenvoudig’ omschreven kan worden. Dan schaam ik me een beetje.
Af en toe borrelt er echter een dieper mannelijk bewustzijn in mij op. Toen mijn vrouw ons met de regelmaat van de klok naar de Gamma reed tijdens de verbouwing, moest ik de opwelling onderdrukken om een cirkelzaag aan te schaffen. Het apparaat zag er heel ruig en mannelijk uit. Ik wilde het hebben. Geen idee waar een cirkelzaag nu precies voor was en wat ik ermee zou kunnen maken behalve cirkels, maar ik wilde het toch hebben. Toch maar niet gedaan, want mijn grootste ellende zit hem erin dat ik ook nog eens enorm onhandig ben. Zo kan ik nauwelijks iets eten zonder te knoeien. Vanochtend had ik beter een erwtensoepkleurige trui aan kunnen doen, zodat ik er na de lunch nog toonbaar had uitgezien. Afgelopen week stootte ik een kamerplant van het bureau van de huisarts bij het aantrekken van mijn jas. Als ik de cirkelzaag had gekocht, had ik hem vast maar één keer kunnen gebruiken: daarna had ik niet genoeg vingers overgehad om een tweede poging te wagen.
vrijdag 26 februari 2010
Mannenman
donderdag 25 februari 2010
Mijlpaal
Afgelopen week verscheen op deze website onze 75e column. Toch best een mijlpaal. Zou ik zo zeggen. In alle bescheidenheid. Uiteraard. Maar. Dus. Vijfenzeventig (75!) columns. Dat moeten we vieren. Wij weten even niet hoe eigenlijk.
Maar een kadootje kunnen jullie, lezers, ons wel geven.... Lees jij Gemodder in de Marge en vind je het leuk, althans leuk genoeg, stuur de link van onze site door naar je vrienden. Vrienden waarvan je denkt dat ze ons ook leuk vinden. Of niet. Maakt niet uit. Maar stuur ons door. Naar zoveel mogelijk mensen. Want hoe meer lezers (en hoe meer reacties) hoe leuker (voor ons en voor jullie). Dus kom op! Mail ons door (toe toe toe, ah toe plies).
Maar een kadootje kunnen jullie, lezers, ons wel geven.... Lees jij Gemodder in de Marge en vind je het leuk, althans leuk genoeg, stuur de link van onze site door naar je vrienden. Vrienden waarvan je denkt dat ze ons ook leuk vinden. Of niet. Maakt niet uit. Maar stuur ons door. Naar zoveel mogelijk mensen. Want hoe meer lezers (en hoe meer reacties) hoe leuker (voor ons en voor jullie). Dus kom op! Mail ons door (toe toe toe, ah toe plies).
Kaal is ook niet alles
Gister schreef Caar over mannen en hun haar. Ik wil vandaag schrijven over mannen zonder haar. Want Caar sloot haar column af met de opmerking dat kaal vaak beter is. Ik wil daar op antwoorden: Vaak wel ja, maar niet altijd. En ik kan het weten. Nee, ik ben niet zelf kaal. Maar ik heb wel een kale man. Helemaal kaal. Geen inhammen, geen kransje, gewoon geen haar. Of zoals kleine kinderen verbaasd zeggen als ze over zijn hoofd aaien ‘waarom heb jij geen haartjes?’ Maar wel een leuke man zonder haar. Een man die in feite een illustratie is van de stelling van Caar dat je soms beter kaal kunt zijn. Zo leuk is hij zonder haar. En dat terwijl hij met haar ook niet vervelend was. Maar ach, je hebt mannen die het allemaal kunnen hebben. En die man heb ik.
Maar goed, kale mannen dus. Niet altijd winst. Stel je een willekeurige man in je omgeving voor, op dit moment in het bezit van veel en mooi haar, en bedenk dan hoe hij eruit ziet zonder haar. Zie je, meestal is dat gewoon geen winst.
De meeste mannen hebben geen hoofd voor een hoofd zonder haar. Zoals Caar bijvoorbeeld gister al memoreerde is Jan Pronk zo’n man. Maar ik weet niet of Jan Pronk een goed voorbeeld is omdat hij zowel met als zonder haar niet om aan te kijken is. Zo’n chagrijnig gezicht, daar valt niets van te maken. Ik vind hem het levende bewijs van de waarheid die schuilt in het verhaal van ‘A picture of Dorian Gray’. Als je altijd zuur loopt te zaniken ga je dat zien. Met of zonder haar. Een karnemelkdrinker is het. Bah.
Andere mannen die er zonder haar waarschijnlijk niet uitzien zijn Marco Borsato en Rick Nieman. Deze beide mannen leven bij de gratie van hun haar. En als je haar heel belangrijk is in je voorkomen, en je wordt kaler of kalende, dan is helemaal geen haar vaak ook geen oplossing. Hun charme of opvallendheid ligt niet in hun ogen of hun gezichtsuitdrukking maar in hun haar. Zonder haar had Rick Nieman nooit Sascha de Boer kunnen versieren. Zonder zijn haar, een Amerikaanse anchormanflap noem ik het, was Rick Nieman gewoon journalist achter de schermen geworden . Ook een goed voorbeeld is Jeroen Hemmen, zonder haar zou hij gewoon een dikke kale man zijn. Met haar heeft hij iets jongensachtigs. Of Beau van Erven Dorens, daar zou zonder haar een heel raar hoofd uit komen. Eng bijna. Albert Verlinden zou meteen zijn contract bij Boulevard verliezen zonder haar, ik adviseer hem dan ook nu, stante pede zijn haar af te scheren. Lekker rustig.
Maar goed, mijn stelling is bewezen, goede looks zonder haar is niet iedereen gegeven. Het is een gave.
Maar goed, kale mannen dus. Niet altijd winst. Stel je een willekeurige man in je omgeving voor, op dit moment in het bezit van veel en mooi haar, en bedenk dan hoe hij eruit ziet zonder haar. Zie je, meestal is dat gewoon geen winst.
De meeste mannen hebben geen hoofd voor een hoofd zonder haar. Zoals Caar bijvoorbeeld gister al memoreerde is Jan Pronk zo’n man. Maar ik weet niet of Jan Pronk een goed voorbeeld is omdat hij zowel met als zonder haar niet om aan te kijken is. Zo’n chagrijnig gezicht, daar valt niets van te maken. Ik vind hem het levende bewijs van de waarheid die schuilt in het verhaal van ‘A picture of Dorian Gray’. Als je altijd zuur loopt te zaniken ga je dat zien. Met of zonder haar. Een karnemelkdrinker is het. Bah.
Andere mannen die er zonder haar waarschijnlijk niet uitzien zijn Marco Borsato en Rick Nieman. Deze beide mannen leven bij de gratie van hun haar. En als je haar heel belangrijk is in je voorkomen, en je wordt kaler of kalende, dan is helemaal geen haar vaak ook geen oplossing. Hun charme of opvallendheid ligt niet in hun ogen of hun gezichtsuitdrukking maar in hun haar. Zonder haar had Rick Nieman nooit Sascha de Boer kunnen versieren. Zonder zijn haar, een Amerikaanse anchormanflap noem ik het, was Rick Nieman gewoon journalist achter de schermen geworden . Ook een goed voorbeeld is Jeroen Hemmen, zonder haar zou hij gewoon een dikke kale man zijn. Met haar heeft hij iets jongensachtigs. Of Beau van Erven Dorens, daar zou zonder haar een heel raar hoofd uit komen. Eng bijna. Albert Verlinden zou meteen zijn contract bij Boulevard verliezen zonder haar, ik adviseer hem dan ook nu, stante pede zijn haar af te scheren. Lekker rustig.
Maar goed, mijn stelling is bewezen, goede looks zonder haar is niet iedereen gegeven. Het is een gave.
woensdag 24 februari 2010
Gedicht van de maand maart: een oproep
Mensen, het is weer zover. Op 1 maart verschijnt weer het gedicht van de maand. Uw maandelijkse portie literatuur en cultuur.. omdat het moet. Graag ontvangen wij enthousiast en in grote getalen uw suggesties voor een gedicht voor de maand maart, reageer onder dit bericht of mail ons.
Boblijn
Wat is het toch met mannen en hun haar? Er wordt altijd gedaan alsof vrouwen zo vreselijk ijdel zijn en uren bezig zijn met hun uiterlijk, maar mannen kunnen er ook wat van. Mannen kunnen bijvoorbeeld jarenlang een normaal kapsel hebben, maar dan gaan ze er ineens over nadenken en gebeuren er rare dingen. Neem nou Bob de Jong. Hij had jaren een kort kapsel, niks mis mee, maar opeens heeft hij besloten dat het helemaal anders moet. Ik bedoel, kijk nou toch eens naar deze foto. Wat heeft die kerel? Hij lijkt wel een tbs-er. Gisteren had hij zo'n leuk oranje mutsje op en dan hoopte ik maar dat dat haar dat er zo lelijk onderuit bungelde aan die muts vast zat. Zoals de Ruud-Gullit-pet in de jaren '80.
Zou het zijn omdat hij toch schaatst in de schaduw van Sven? Sven die niet alleen bewonderd wordt om zijn schaatstalent, maar ook door miljoenen vrouwen begeerd wordt? Dan is zo'n haardracht wellicht een leuke manier om uit die schaduw te treden. Blijkbaar is dat toch belangrijk, wat de vrouwtjes ervan vinden.
Hoe sommige mannen op het idee komen dat lang haar mooi en sexy is, is mij een raadsel. Van dat net te lange haar, met van die golven, ik vind het verwijfd. Het doet me denken aan Mozart en Mozart is niet sexy. Mozart was een hysterische fat die wel heel goed muziek kon maken, maar sexy, nee. Neem nou Geert Wilders Iedereen heeft het over zijn politieke standpunten, maar ik ben nog steeds niet, na al die jaren, over die haardracht heen. Niet alleen de kleur, die uiteraard echt niet kan, het is namelijk geen kleur, maar vooral ook het model. Hij lijkt wel de homofiele broer van André Rieu. En dat terwijl ik eerst dacht dat André Rieu zélf de homofiele broer was! Ik probeer me soms voor te stellen hoe Wilders eruit zou zien zonder dat kwasterige haar, en ook in de originele kleur. Dat moet toch wel beter zijn? Welke man gaat er op vooruit met lang haar in de kleur van zijn eigen gezicht?
Sommige mannen denken ook dat vrouwen niet van kaalhoofdigheid houden. Die zijn geobsedeerd door hun eigen haargrens. Zij laten het laatste beetje haar uitgroeien en kammen dat dan over de rest van hun al kale hoofd heen. Een klassiek voorbeeld hiervan is de 'overcomb': het haar aan een kant van het hoofd heel lang laten groeien en het er dan van links naar rechts overheen kammen. Een moderne variatie hierop is het schiereiland. Jack van Gelder had dit tot een paar jaar geleden. Dan laat je een rondje haar op de voorkant van je hoofd uitgroeien. Allemaal typische gevallen van het ontkennen van je eigen kaalhoofdigheid. En waarom?
Kalen is niet erg, zo lang je het maar niet probeert te verhullen. Daar is nog nooit iemand beter van geworden. Als je kalend bent, hup, wees een vent en haal het laatste restje ook maar weg. Ik kan zo een hele rij mannen opnoemen die hier enorm van zouden opknappen. Wat dacht je van Mart Smeets? Wordt meteen de aandacht afgeleid van die ijstruien en potsierlijke colberts. Jan de Hoop? Hup haar eraf, nee, beter nog, meteen hele hoofd eraf, zo klaar. Eikel. Wie er trouwens doodeng uitziet met kaal hoofd: Jan Pronk. Nu hoor ik je denken: ja maar dat ligt niet aan wel of geen haar, dat rubberen gezicht is gewoon doodeng, maar nee. Zonder haar is het nog enger. Dan valt dat gezicht nóg meer op. En zijn wenkbrauwen zijn ook veel meer aanwezig. Hij was bij EénVandaag en ik heb het uit gezet. Ik werd er gewoon naar van. Toch denk ik dat hij de uitzondering is die de regel bevestigt.
Ook vreselijk: mannen die hun haar verven. Waarom pakt dat altijd slecht, je ziet dat meestal heel erg goed! Staan ze dan zelf met haarverf en van die plastic handschoentjes in de badkamer? Om geld uit te sparen? En dat terwijl grijs haar bij mannen vaak goed staat. Ik snap van een vrouw wel dat ze haar haar verft, zou ik zelf ook doen. Maar als de meneer ineens met zo’n spoeling in de badkamer stond, zou ik me wel zorgen maken.
Nee, mannen moeten een fris kapsel hebben en als dat niet meer kan, dan hun kaalhoofdigheid omhelzen en het laatste restje eraf scheren. En als er nog wel genoeg haar is, dan graag gewoon in grijs, dat staat gedistingeerd en in sommige gevallen zelfs sexy. Umberto Tan. George Clooney.
Zou het zijn omdat hij toch schaatst in de schaduw van Sven? Sven die niet alleen bewonderd wordt om zijn schaatstalent, maar ook door miljoenen vrouwen begeerd wordt? Dan is zo'n haardracht wellicht een leuke manier om uit die schaduw te treden. Blijkbaar is dat toch belangrijk, wat de vrouwtjes ervan vinden.
Hoe sommige mannen op het idee komen dat lang haar mooi en sexy is, is mij een raadsel. Van dat net te lange haar, met van die golven, ik vind het verwijfd. Het doet me denken aan Mozart en Mozart is niet sexy. Mozart was een hysterische fat die wel heel goed muziek kon maken, maar sexy, nee. Neem nou Geert Wilders Iedereen heeft het over zijn politieke standpunten, maar ik ben nog steeds niet, na al die jaren, over die haardracht heen. Niet alleen de kleur, die uiteraard echt niet kan, het is namelijk geen kleur, maar vooral ook het model. Hij lijkt wel de homofiele broer van André Rieu. En dat terwijl ik eerst dacht dat André Rieu zélf de homofiele broer was! Ik probeer me soms voor te stellen hoe Wilders eruit zou zien zonder dat kwasterige haar, en ook in de originele kleur. Dat moet toch wel beter zijn? Welke man gaat er op vooruit met lang haar in de kleur van zijn eigen gezicht?
Sommige mannen denken ook dat vrouwen niet van kaalhoofdigheid houden. Die zijn geobsedeerd door hun eigen haargrens. Zij laten het laatste beetje haar uitgroeien en kammen dat dan over de rest van hun al kale hoofd heen. Een klassiek voorbeeld hiervan is de 'overcomb': het haar aan een kant van het hoofd heel lang laten groeien en het er dan van links naar rechts overheen kammen. Een moderne variatie hierop is het schiereiland. Jack van Gelder had dit tot een paar jaar geleden. Dan laat je een rondje haar op de voorkant van je hoofd uitgroeien. Allemaal typische gevallen van het ontkennen van je eigen kaalhoofdigheid. En waarom?
Kalen is niet erg, zo lang je het maar niet probeert te verhullen. Daar is nog nooit iemand beter van geworden. Als je kalend bent, hup, wees een vent en haal het laatste restje ook maar weg. Ik kan zo een hele rij mannen opnoemen die hier enorm van zouden opknappen. Wat dacht je van Mart Smeets? Wordt meteen de aandacht afgeleid van die ijstruien en potsierlijke colberts. Jan de Hoop? Hup haar eraf, nee, beter nog, meteen hele hoofd eraf, zo klaar. Eikel. Wie er trouwens doodeng uitziet met kaal hoofd: Jan Pronk. Nu hoor ik je denken: ja maar dat ligt niet aan wel of geen haar, dat rubberen gezicht is gewoon doodeng, maar nee. Zonder haar is het nog enger. Dan valt dat gezicht nóg meer op. En zijn wenkbrauwen zijn ook veel meer aanwezig. Hij was bij EénVandaag en ik heb het uit gezet. Ik werd er gewoon naar van. Toch denk ik dat hij de uitzondering is die de regel bevestigt.
Ook vreselijk: mannen die hun haar verven. Waarom pakt dat altijd slecht, je ziet dat meestal heel erg goed! Staan ze dan zelf met haarverf en van die plastic handschoentjes in de badkamer? Om geld uit te sparen? En dat terwijl grijs haar bij mannen vaak goed staat. Ik snap van een vrouw wel dat ze haar haar verft, zou ik zelf ook doen. Maar als de meneer ineens met zo’n spoeling in de badkamer stond, zou ik me wel zorgen maken.
Nee, mannen moeten een fris kapsel hebben en als dat niet meer kan, dan hun kaalhoofdigheid omhelzen en het laatste restje eraf scheren. En als er nog wel genoeg haar is, dan graag gewoon in grijs, dat staat gedistingeerd en in sommige gevallen zelfs sexy. Umberto Tan. George Clooney.
dinsdag 23 februari 2010
A Serious Man
Joel en Ethan Coen hebben een hele rits aan briljante films gemaakt en om dat te vieren zijn Eef en ik samen met onze mannen aan een Coen-Brothers-filmmarathon begonnen. Dit betekent met z'n vieren pizza eten en een paar avonden film kijken. Zondag was de aftrap en gingen we naar A Serious Man, het nieuwste hersenspinsel van de heren.
Hoofdpersoon is de Joodse professor Larry Gopnik, een nogal sullige man van een jaar of 45 met een even sullig gezin. Hem overkomen allerlei sullige gebeurtenissen die een voor een zijn leven op zijn kop zetten: zijn vrouw verlaat hem voor een (irritante) vriend van de familie, zijn idiote broer (die er nogal ranzige gewoontes op nahoudt) woont bij hem in, zijn zoon staat op het punt te ontsporen, de dochter jat geld van de moeder, en zo gaat het maar door. In arren moede zoekt Larry steun bij een peperdure advocaat en bij drie rabbi's.
Ondanks het gebrek aan een duidelijk plot vond ik dit een geweldige film. Hij is bij vlagen hilarisch en aan het eind kon ik alleen maar zeggen: 'Wat een heerlijke, idiote film. Waar ging hij eigenlijk over?'
Hoofdpersoon is de Joodse professor Larry Gopnik, een nogal sullige man van een jaar of 45 met een even sullig gezin. Hem overkomen allerlei sullige gebeurtenissen die een voor een zijn leven op zijn kop zetten: zijn vrouw verlaat hem voor een (irritante) vriend van de familie, zijn idiote broer (die er nogal ranzige gewoontes op nahoudt) woont bij hem in, zijn zoon staat op het punt te ontsporen, de dochter jat geld van de moeder, en zo gaat het maar door. In arren moede zoekt Larry steun bij een peperdure advocaat en bij drie rabbi's.
Ondanks het gebrek aan een duidelijk plot vond ik dit een geweldige film. Hij is bij vlagen hilarisch en aan het eind kon ik alleen maar zeggen: 'Wat een heerlijke, idiote film. Waar ging hij eigenlijk over?'
Van zes kanten al inzoomend en in 3d
Met enige regelmaat bestel ik kleren op internet. En dan vooral bij Esprit. De E-shop van Esprit heeft een aantal grote voordelen ten opzichte van andere webshops met kleding:
1) ze hebben veel keus (dit in tegenstelling tot de meeste sites),
2) de plaatjes zijn zeer duidelijk en komen overeen met de werkelijkheid (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Mexx of de H&M),
3) de bezorging is goedkoop en snel (slechts één euro en meestal binnen een week),
4) je kunt gratis en zonder problemen de boel terugsturen (dit in tegenstelling tot weer de H&M waarbij je naar een winkel moet en een tegoedbon krijgt van een zuchtende verkoopster),
5) en de kleren passen vrijwel altijd, met andere woorden: hun maatvoering is zeer consequent (dit in tegenstelling tot wéér de H&M waarbij soms maat 36 als een zak om me heen hangt en soms maat 42 niet dicht te ritsen is).
Eigenlijk valt me nu pas op dat H&M een dodelijke combinatie van nadelen in zich bergt: niet passende kleding die niet lijkt op het plaatje, laat wordt bezorgd voor te veel geld en die vervolgens naar een winkel moet worden teruggebracht waarbij je geen geld terugkrijgt. Als ik zin en tijd had gehad om naar een winkel te gaan en daar niet passende lelijke kleding te kopen had ik niet online besteld, toch?
Maar goed, online kleding bestellen bij Esprit is een zeer goed alternatief voor mensen die niet van winkelen houden maar wel van kleding. Nu bevat de website van Esprit één groot nadeel. Dat is de beschrijving van de kleding. Nou zit ik persoonlijk niet enorm te wachten op de woordelijke beschrijving van een trui die ik van zes kanten, al inzoomend en in 3d kan bekijken, maar toch wilde ik dit jullie niet onthouden.
Wat moet ik met omschrijvingen als ‘vernieuwend’, ‘innovatief’,‘vooruitstrevend’ en ‘eigenzinnig’. Ik bedoel, het gaat hier om kleding van Esprit, kom op, we hebben het niet over kleren die te modern zijn om te dragen. Het zijn gewoon truien en broeken en jurken, hoe innovatief kunnen die zijn?
Maar wat te denken van een 'Geniale, fijn gebreide jurk met wijde, omgeslagen col’. Zoals Caar terecht opmerkte ‘Wat heeft die jurk gedaan dan, heeft ‘ie een proefschrift geschreven??’
Of de ‘gesuggereerde ballonmouwen’, zijn er nou ballonmouwen of niet.
En koop jij een broek met de volgende omschrijving? “Past bij het nieuwe seizoen: stretchbroek van een lichter katoensatijn, gladde koele greep, nonchalante washed-look, dichte buitenkant met een subtiele glans”. De broek is in iedere geval dicht aan de buitenkant, niet zo innovatief, wel zo fijn. Wat ik van de rest van de geschetste karakteristieken moet denken, weet ik niet.
Een kledingstuk met als omschrijving ‘Occasion-wear’. Betekent dat dat je hem voor elke occasion aan kunt? Of juist alleen bij speciale occasions? Of is het zelf een occasion?
De kroon wordt echter gespannen door de omschrijving ‘puristisch’. Ok, puristisch kan meerdere betekenissen hebben, maar wat te denken van de ‘puristische overhemdbloes’. En ze hebben meer puristische items in het assortiment. Zo is er de ‘satijnen stretchbloes met puristisch raffinement’, je zou denken tot de kin gesloten, maar dat is niet zo. Verder hebben ze een ‘puristische jurk met kasjmier/angora’, ok, niet heel spannend maar puristisch is niet het woord dat in me op komt. Al helemaal niet in lijn met zijn omschrijving is de ‘satijnen jurk met netbustier: Puristische glamour: smalle, satijn-stretchjurk’. Wat is puristische glamour? Een hoogesloten glitterjurk uit Staphorst?
Voor mannen is er een ‘puristische trench’, ik denk dat ze daarmee een trenchcoat bedoelen, want de esprit verscheept geen loopgraven, althans niet voor zover ik weet. Ook zijn er een aantal puristische herenschoenen in omloop waarvan eentje in de verste verte niet doet denken aan iets dat met purisme te maken heeft.
Wat ik hiermee probeer te zeggen: Esprit, jullie verkopen leuke kleren maar die omschrijvingen, die slaan vaak werkelijk nergens op.
1) ze hebben veel keus (dit in tegenstelling tot de meeste sites),
2) de plaatjes zijn zeer duidelijk en komen overeen met de werkelijkheid (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Mexx of de H&M),
3) de bezorging is goedkoop en snel (slechts één euro en meestal binnen een week),
4) je kunt gratis en zonder problemen de boel terugsturen (dit in tegenstelling tot weer de H&M waarbij je naar een winkel moet en een tegoedbon krijgt van een zuchtende verkoopster),
5) en de kleren passen vrijwel altijd, met andere woorden: hun maatvoering is zeer consequent (dit in tegenstelling tot wéér de H&M waarbij soms maat 36 als een zak om me heen hangt en soms maat 42 niet dicht te ritsen is).
Eigenlijk valt me nu pas op dat H&M een dodelijke combinatie van nadelen in zich bergt: niet passende kleding die niet lijkt op het plaatje, laat wordt bezorgd voor te veel geld en die vervolgens naar een winkel moet worden teruggebracht waarbij je geen geld terugkrijgt. Als ik zin en tijd had gehad om naar een winkel te gaan en daar niet passende lelijke kleding te kopen had ik niet online besteld, toch?
Maar goed, online kleding bestellen bij Esprit is een zeer goed alternatief voor mensen die niet van winkelen houden maar wel van kleding. Nu bevat de website van Esprit één groot nadeel. Dat is de beschrijving van de kleding. Nou zit ik persoonlijk niet enorm te wachten op de woordelijke beschrijving van een trui die ik van zes kanten, al inzoomend en in 3d kan bekijken, maar toch wilde ik dit jullie niet onthouden.
Wat moet ik met omschrijvingen als ‘vernieuwend’, ‘innovatief’,‘vooruitstrevend’ en ‘eigenzinnig’. Ik bedoel, het gaat hier om kleding van Esprit, kom op, we hebben het niet over kleren die te modern zijn om te dragen. Het zijn gewoon truien en broeken en jurken, hoe innovatief kunnen die zijn?
Maar wat te denken van een 'Geniale, fijn gebreide jurk met wijde, omgeslagen col’. Zoals Caar terecht opmerkte ‘Wat heeft die jurk gedaan dan, heeft ‘ie een proefschrift geschreven??’
Of de ‘gesuggereerde ballonmouwen’, zijn er nou ballonmouwen of niet.
En koop jij een broek met de volgende omschrijving? “Past bij het nieuwe seizoen: stretchbroek van een lichter katoensatijn, gladde koele greep, nonchalante washed-look, dichte buitenkant met een subtiele glans”. De broek is in iedere geval dicht aan de buitenkant, niet zo innovatief, wel zo fijn. Wat ik van de rest van de geschetste karakteristieken moet denken, weet ik niet.
Een kledingstuk met als omschrijving ‘Occasion-wear’. Betekent dat dat je hem voor elke occasion aan kunt? Of juist alleen bij speciale occasions? Of is het zelf een occasion?
De kroon wordt echter gespannen door de omschrijving ‘puristisch’. Ok, puristisch kan meerdere betekenissen hebben, maar wat te denken van de ‘puristische overhemdbloes’. En ze hebben meer puristische items in het assortiment. Zo is er de ‘satijnen stretchbloes met puristisch raffinement’, je zou denken tot de kin gesloten, maar dat is niet zo. Verder hebben ze een ‘puristische jurk met kasjmier/angora’, ok, niet heel spannend maar puristisch is niet het woord dat in me op komt. Al helemaal niet in lijn met zijn omschrijving is de ‘satijnen jurk met netbustier: Puristische glamour: smalle, satijn-stretchjurk’. Wat is puristische glamour? Een hoogesloten glitterjurk uit Staphorst?
Voor mannen is er een ‘puristische trench’, ik denk dat ze daarmee een trenchcoat bedoelen, want de esprit verscheept geen loopgraven, althans niet voor zover ik weet. Ook zijn er een aantal puristische herenschoenen in omloop waarvan eentje in de verste verte niet doet denken aan iets dat met purisme te maken heeft.
Wat ik hiermee probeer te zeggen: Esprit, jullie verkopen leuke kleren maar die omschrijvingen, die slaan vaak werkelijk nergens op.
maandag 22 februari 2010
Ivo Victoria - Hoe ik nimmer de Ronde van Frankrijk voor mintwaalfjarigen won
Gewoon een heel leuk boek. Echt heel leuk. Goed geschreven en grappig en een goed verhaal.
Sterren 4 (van de 5)
Sterren 4 (van de 5)
Caar besprak dit boek eerder hier en gaf het ook vier sterren.
Road Rage
Vanochtend was ik vrij rustig. Normaal ontplof ik al na drie meter, maar vanochtend was ik opvallend rustig. Nou ja, ik was op een andere manier geagiteerd dan op andere ochtenden. Wat zou kunnen worden geïnterpreteerd als rustig. Maar misschien was het eerder angstig?
De benzine in mijn auto was op en ik had geen zin en tijd om te tanken. Dus besloot ik om met de auto van de meneer naar werk te gaan, zodat ik wat meer ervaring krijg in het besturen van een grote gezinsauto. De meneer heeft een drie keer zo grote auto als ik, met drie keer zo veel knopjes en mogelijkheden. Al deze knopjes en de lengte van de auto, de snelheid van de ruitenwissers (en hoe die aan te zetten) en het vinden van de verwarmingsknop, hadden vanochtend mijn volle aandacht nodig. Dit betekent dat iets anders minder aandacht krijgt en in mijn geval waren dat mijn mede-weggebruikers. Andere dagen krijgen zij altijd mijn volle aandacht en geef ik hen tijdens het rijden advies over hoe zij hun eigen rijstijl zouden kunnen verbeteren.
Ik heb nog niet zo lang mijn rijbewijs, ruim drie jaar, en vlak daarna heb ik ook mijn auto gekocht. Toen ik nog geen rijbewijs had was ik tijdens autoritten meestal de bijrijder van de meneer, die ook graag zijn mede-weggebruikers advies geeft, liefst dwars door twee autoruiten en drie meter afstand heen. Ik begreep dat nooit zo en mompelde af en toe "rustig nou maar, we komen er toch wel." Nu ik zelf rij blijk ik minstens zo te keer te gaan als hij, omdat ik nu van mijn geliefde rij-instructeur Kees heb geleerd hoe je je in het verkeer dient te gedragen. Uiteraard hou ik mij daar voorbeeldig aan. Ik doe bijvoorbeeld netjes mijn richtingaanwijzer aan als ik afsla en wanneer het verdrijvingsvlak naast mij is hoor ik nog steed zijn Hagenese stem in mijn oor die roept "PUNTSTUK!!" en dan schakel ik de richtinaanwijzer weer uit. Anderen doen dat niet, dus roep ik ook heel hard "PUNTSTUK", maar het maakt geen indruk. Niemand blijkt de puntstuk-regel te kennen. Vreemd.
Nu ik er over nadenk, krijg ik het idee dat mijn commentaar op andere bestuurders voortkomt uit het commentaar dat ik tijdens mijn rijlessen van Kees kreeg. Hij zorgde ervoor dat je letterlijk op het puntje van je stoel reed. Soms dreigde ik te relaxen, dan trapte hij ineens op de rem of trok aan het stuur, zonder enige waarschuwing en riep met een angstige piepstem "WAT DOE JE NOU?!" Niet verwonderlijk dat deze man kort nadat ik ben afgereden is gestopt vanwege een hartkwaal. Als ik niet in een keer geslaagd was, was ik zelf gestopt met een hartkwaal.
Nu ben ik dus geconditioneerd en roep ook om de haveklap "WAT DOE JE NOU?!" Mijn grootste irritaties: opschuiven zonder knipperlicht ("ja nee, op de audi A3 is het knipperlicht niet standaard meegeleverd"), tergend langzaam optrekken bij een stoplicht ("hallooo, er willen nog meer mensen door het stoplicht heen! Aso!"), mensen die voorrang geven terwijl ze het zelf hebben ("ja jemig, zó wordt het lekker veilig en overzichtelijk, je hebt voorrang, néém het dan ook!"), mensen die je er niet tussen laten als je moet invoegen ("waar wil je hem hebben? in je portier?") en natuurlijk het klassieke middenbaan- en linkerbaanhangen ("waarom gaat u anders niet even naar rechts?"). Ik moet ook altijd even opletten als het zomer wordt en mijn raampje staat open. Gelukkig is de rit van huis naar werk slechts vijftien minuten, anders zou ik eraan onderdoor gaan.
Vandaag viel het dus mee en was ik vooral bezig met de ruitenwissers sneller krijgen en de radio harder zetten (ik geloof dat ik de volumeknop gesloopt heb). Zouden ze die verhitte vrouw in dat rode autootje erg gemist hebben? Morgen is ze er weer hoor.
De benzine in mijn auto was op en ik had geen zin en tijd om te tanken. Dus besloot ik om met de auto van de meneer naar werk te gaan, zodat ik wat meer ervaring krijg in het besturen van een grote gezinsauto. De meneer heeft een drie keer zo grote auto als ik, met drie keer zo veel knopjes en mogelijkheden. Al deze knopjes en de lengte van de auto, de snelheid van de ruitenwissers (en hoe die aan te zetten) en het vinden van de verwarmingsknop, hadden vanochtend mijn volle aandacht nodig. Dit betekent dat iets anders minder aandacht krijgt en in mijn geval waren dat mijn mede-weggebruikers. Andere dagen krijgen zij altijd mijn volle aandacht en geef ik hen tijdens het rijden advies over hoe zij hun eigen rijstijl zouden kunnen verbeteren.
Ik heb nog niet zo lang mijn rijbewijs, ruim drie jaar, en vlak daarna heb ik ook mijn auto gekocht. Toen ik nog geen rijbewijs had was ik tijdens autoritten meestal de bijrijder van de meneer, die ook graag zijn mede-weggebruikers advies geeft, liefst dwars door twee autoruiten en drie meter afstand heen. Ik begreep dat nooit zo en mompelde af en toe "rustig nou maar, we komen er toch wel." Nu ik zelf rij blijk ik minstens zo te keer te gaan als hij, omdat ik nu van mijn geliefde rij-instructeur Kees heb geleerd hoe je je in het verkeer dient te gedragen. Uiteraard hou ik mij daar voorbeeldig aan. Ik doe bijvoorbeeld netjes mijn richtingaanwijzer aan als ik afsla en wanneer het verdrijvingsvlak naast mij is hoor ik nog steed zijn Hagenese stem in mijn oor die roept "PUNTSTUK!!" en dan schakel ik de richtinaanwijzer weer uit. Anderen doen dat niet, dus roep ik ook heel hard "PUNTSTUK", maar het maakt geen indruk. Niemand blijkt de puntstuk-regel te kennen. Vreemd.
Nu ik er over nadenk, krijg ik het idee dat mijn commentaar op andere bestuurders voortkomt uit het commentaar dat ik tijdens mijn rijlessen van Kees kreeg. Hij zorgde ervoor dat je letterlijk op het puntje van je stoel reed. Soms dreigde ik te relaxen, dan trapte hij ineens op de rem of trok aan het stuur, zonder enige waarschuwing en riep met een angstige piepstem "WAT DOE JE NOU?!" Niet verwonderlijk dat deze man kort nadat ik ben afgereden is gestopt vanwege een hartkwaal. Als ik niet in een keer geslaagd was, was ik zelf gestopt met een hartkwaal.
Nu ben ik dus geconditioneerd en roep ook om de haveklap "WAT DOE JE NOU?!" Mijn grootste irritaties: opschuiven zonder knipperlicht ("ja nee, op de audi A3 is het knipperlicht niet standaard meegeleverd"), tergend langzaam optrekken bij een stoplicht ("hallooo, er willen nog meer mensen door het stoplicht heen! Aso!"), mensen die voorrang geven terwijl ze het zelf hebben ("ja jemig, zó wordt het lekker veilig en overzichtelijk, je hebt voorrang, néém het dan ook!"), mensen die je er niet tussen laten als je moet invoegen ("waar wil je hem hebben? in je portier?") en natuurlijk het klassieke middenbaan- en linkerbaanhangen ("waarom gaat u anders niet even naar rechts?"). Ik moet ook altijd even opletten als het zomer wordt en mijn raampje staat open. Gelukkig is de rit van huis naar werk slechts vijftien minuten, anders zou ik eraan onderdoor gaan.
Vandaag viel het dus mee en was ik vooral bezig met de ruitenwissers sneller krijgen en de radio harder zetten (ik geloof dat ik de volumeknop gesloopt heb). Zouden ze die verhitte vrouw in dat rode autootje erg gemist hebben? Morgen is ze er weer hoor.
vrijdag 19 februari 2010
Sophie Kinsella - Twenties Girl
Ok, ik weet dat ik bij veel mensen mijn intellectuele geloofwaardigheid (als ik die nog had) definitief ga verliezen met dit verhaal. Je mag niet toegeven dat je dit leest. Maar ik doe het toch. Het kan me niet schelen. Dit is een bekentenis. Ik lees dit soort boeken. Ik hou van de boeken van Sophie Kinsella (ik heb alle shopaholics gelezen. Met veel plezier). Deze boeken zijn voor mij romantische komedies in boekvorm. Vorige week las ik in een paar dagen haar nieuwste boek uit, ‘Twenties girl’. Het leest als een trein. Het verhaal is grappig en leuk en origineel. Het verhaal schreeuwt om een film. Een film met Andy Garcia en Keira Knightley. Ik baalde toen het uit was. Wil je gewoon eens een lekker leuk boek lezen, lees dit!
Sterren (in zijn genre) 5 (van de 5)
Sterren (in zijn genre) 5 (van de 5)
Re: Nico Landers
Deze ingezonden brief is een antwoord van A. op de column van maandag over Nico Landers. Vanaf vandaag schrijft A. iedere twee weken een gastcolumn
Ik zat net nog eens aan Nico Landers te denken. Wat maakt hem nou zo bijzonder en anders dan andere zangers? Mijn theorie is: zijn zelfkritiek, maar tegelijkertijd zijn gebrek aan schaamte. Koos Alberts zit altijd maar in zijn rolstoel te zemelen hoe zielig hij is, het is altijd de schuld van anderen. Frans Bauer is de wijsneuzerige ideale schoonzoon die bosjes rozen meeneemt en de luisteraar vergast op halfzachte levenslesjes, net als Jannes. Marianne Weber? Een zelfingenomen proleterige taart, met haar irritante scheve smoel. Altijd weet ze het beter.
Nee, dan Nico Landers. Hij geeft niet alleen toe dat hij een gokverslaafde hoererende zuiplap is, hij schreeuwt het uit. Hij is er niet trots op, hij zou graag willen dat het anders was, maar hij is wie hij is, met al zijn fouten. Als hij zingt: "maar liefde kan mensen toch helpen, dat brengt weer een greintje geluk", dan voel je hoe hij aan de grond zit. Maar hij geeft niemand de schuld - waarschijnlijk is het zijn eigen schuld, en hij weet het. En nu gaat hij knalhard naar de hoeren om nog een greintje geluk te beleven. Zie je Fransie Bauer al bij de hoeren zitten? Koos Alberts in zijn rolstoel? Nee hoor, die zit thuis in de stacaravan te jammeren en foto's te verscheuren. Nico is tenminste een kerel, misschien eentje met fouten, maar wel eentje die instaat voor zijn daden. Door zijn eigen stomme schuld is hij in Vegas beland, waar hij al zijn geld vergokt, maar geeft hij iemand anders daar de schuld van? Hij verzucht dat hij de stad het liefste in brand zou steken, maar dat doet hij niet - hij weet immers dat niet Vegas, maar hij zelf de oorzaak is van zijn ellende: "toch blijf ik hier en vind mijn plezier met gokken door te gaan". Die hulpeloze eerlijkheid, die zelfkritiek - Nico schreeuwt het uit. Dat mag ik nu graag zien. En daarom staat Nico Landers op eenzame hoogte in de Nederlandse muziekwereld.
Amen.
Ik zat net nog eens aan Nico Landers te denken. Wat maakt hem nou zo bijzonder en anders dan andere zangers? Mijn theorie is: zijn zelfkritiek, maar tegelijkertijd zijn gebrek aan schaamte. Koos Alberts zit altijd maar in zijn rolstoel te zemelen hoe zielig hij is, het is altijd de schuld van anderen. Frans Bauer is de wijsneuzerige ideale schoonzoon die bosjes rozen meeneemt en de luisteraar vergast op halfzachte levenslesjes, net als Jannes. Marianne Weber? Een zelfingenomen proleterige taart, met haar irritante scheve smoel. Altijd weet ze het beter.
Nee, dan Nico Landers. Hij geeft niet alleen toe dat hij een gokverslaafde hoererende zuiplap is, hij schreeuwt het uit. Hij is er niet trots op, hij zou graag willen dat het anders was, maar hij is wie hij is, met al zijn fouten. Als hij zingt: "maar liefde kan mensen toch helpen, dat brengt weer een greintje geluk", dan voel je hoe hij aan de grond zit. Maar hij geeft niemand de schuld - waarschijnlijk is het zijn eigen schuld, en hij weet het. En nu gaat hij knalhard naar de hoeren om nog een greintje geluk te beleven. Zie je Fransie Bauer al bij de hoeren zitten? Koos Alberts in zijn rolstoel? Nee hoor, die zit thuis in de stacaravan te jammeren en foto's te verscheuren. Nico is tenminste een kerel, misschien eentje met fouten, maar wel eentje die instaat voor zijn daden. Door zijn eigen stomme schuld is hij in Vegas beland, waar hij al zijn geld vergokt, maar geeft hij iemand anders daar de schuld van? Hij verzucht dat hij de stad het liefste in brand zou steken, maar dat doet hij niet - hij weet immers dat niet Vegas, maar hij zelf de oorzaak is van zijn ellende: "toch blijf ik hier en vind mijn plezier met gokken door te gaan". Die hulpeloze eerlijkheid, die zelfkritiek - Nico schreeuwt het uit. Dat mag ik nu graag zien. En daarom staat Nico Landers op eenzame hoogte in de Nederlandse muziekwereld.
Amen.
donderdag 18 februari 2010
Maar we hebben nog geen tuinstoelen
Ok, mijn column van afgelopen dinsdag over die man in de tram, de wandelliefhebber, was misschien iets te melangolisch. Het was iets te veel Youp van ‘t Hek en de man in het rare jasje dat elk moment de boel de boel wil laten en naar Frankrijk wil vluchten. Iets te veel Acda en de Munnik. Het spijt me als ik lezers heb weggejaagd met deze column. Het komt gewoon door het weer, ik kan er niets aan doen.
Normaal gesproken kom ik de winter redelijk door. Ik overleef november altijd omdat het dan eigenlijk pas net winter is. December gaat altijd snel omdat je maar drie weken hoeft te werken tot de kerstvakantie. Dan zijn er in die drie weken altijd nog sinterklaasbezoeken, borrels en andere kerstactiviteiten zoals De Boom, De Kaarten en De Kerstversiering waardoor het allemaal nog sneller voorbij is. En dit jaar ging het nog sneller doordat er overal sneeuw lag en ik weken afgeleid was van de winterdepressie doordat ik me druk moest maken over mijn vervoersmogelijkheden, mijn kleding en mijn stoepje. Januari ging weer snel doordat ik hard moest studeren en elk weekend en de avonden daarmee vol zaten.
Maar nu is het februari en valt de grijze deken. Het sneeuwt niet meer en als het dat wel doet is het alleen maar irritant. We hebben de vakantie voor de zomer moeten boeken en nu is dat ook geregeld. Om daar nu al mee aan de slag te gaan was niet mijn idee maar werkgevers begonnen er al over en toen bleken ineens ook al allerlei vluchten volgeboekt. In januari ben je te laat met het boeken van een vlucht in juli. Dus dat moest ineens snel geregeld worden en in plaats van voorpret hebben over je vakantie is het nu al rond. En het is nog zo ver weg. Dat komt vooral omdat ik collega’s heb die met een meelevende blik zeiden: ‘Maar juli… gaan jullie daarvoor niet nog weg?’. Ik vond juli helemaal niet ver, maar nu ineens wel.
En om de depressie compleet te maken kwamen de belastingformulieren gister binnen en nu moet ik dat gaan regelen. Ik wil dat allemaal niet. Ik wil gewoon dat het zomer wordt en ik met een glas wijn op een tuinstoel kan gaan zitten. Maar we hebben nog geen tuinstoelen en ik ben bang dat ik nu, half februari, ook daar te laat mee ben.
Normaal gesproken kom ik de winter redelijk door. Ik overleef november altijd omdat het dan eigenlijk pas net winter is. December gaat altijd snel omdat je maar drie weken hoeft te werken tot de kerstvakantie. Dan zijn er in die drie weken altijd nog sinterklaasbezoeken, borrels en andere kerstactiviteiten zoals De Boom, De Kaarten en De Kerstversiering waardoor het allemaal nog sneller voorbij is. En dit jaar ging het nog sneller doordat er overal sneeuw lag en ik weken afgeleid was van de winterdepressie doordat ik me druk moest maken over mijn vervoersmogelijkheden, mijn kleding en mijn stoepje. Januari ging weer snel doordat ik hard moest studeren en elk weekend en de avonden daarmee vol zaten.
Maar nu is het februari en valt de grijze deken. Het sneeuwt niet meer en als het dat wel doet is het alleen maar irritant. We hebben de vakantie voor de zomer moeten boeken en nu is dat ook geregeld. Om daar nu al mee aan de slag te gaan was niet mijn idee maar werkgevers begonnen er al over en toen bleken ineens ook al allerlei vluchten volgeboekt. In januari ben je te laat met het boeken van een vlucht in juli. Dus dat moest ineens snel geregeld worden en in plaats van voorpret hebben over je vakantie is het nu al rond. En het is nog zo ver weg. Dat komt vooral omdat ik collega’s heb die met een meelevende blik zeiden: ‘Maar juli… gaan jullie daarvoor niet nog weg?’. Ik vond juli helemaal niet ver, maar nu ineens wel.
En om de depressie compleet te maken kwamen de belastingformulieren gister binnen en nu moet ik dat gaan regelen. Ik wil dat allemaal niet. Ik wil gewoon dat het zomer wordt en ik met een glas wijn op een tuinstoel kan gaan zitten. Maar we hebben nog geen tuinstoelen en ik ben bang dat ik nu, half februari, ook daar te laat mee ben.
woensdag 17 februari 2010
Ik ben een bouwvakker in het diepst van mijn gedachten
Sinds een paar weken is er op het terrein naast mijn kantoor begonnen met de bouw van een nieuw kantoorpand. Vanuit mijn raam kan ik de ontwikkelingen op de voet volgen en ik moet zeggen dat ik af en toe vervuld word van jaloezie als ik de mannen (want het zijn allemaal mannen) hier aan het werk zie.
In het eerste stadium werd het gras gemaaid. Daar is een man een paar dagen mee bezig geweest. Rustig reed hij op en neer met zijn grasmaaiertje over het veld. Af en toe stond hij stil, dan rookte hij een sigaretje of praatte met de projectontwikkelaar. Daarna begon het grote graven. Eerst werden een stuk of vier keten neergezet waar de heren bouwvakkers koffie kunnen drinken, hun boterhammetjes eten, naar foto's van blote dames kijken en waar zij elkaar gemoedelijk op de schouder slaan na het vertellen van een schuine bak. Zo stel ik me dat voor. Zeker nu het zo koud is, dat roept een gevoel van gezelligheid en verbroedering op. Althans, als je buiten werkt. Binnen bij ons is het nog steeds hetzelfde, op de bouwgeluiden die van buiten naar binnen komen na. Het is hier ook niet zo gezellig koud, maar af en toe beklemmend warm. En het raam kan niet open, want dan is er teveel lawaai. Af en toe staar ik naar buiten en kijk naar die gezellige bedrijvigheid.
Deze bedrijvigheid wordt telkens groter. Na de bouwketen arriveerden een kiepwagen, een steekwagen en een graafmachine. Prachtig om dat aan het werk te zien. De graafwagen heeft een heel proces aan graven en bergen maken achter de rug, het was mij een raadsel wat hij precies deed, maar desondanks een lust voor het oog. Eerst heeft hij een heel grote, langwerpige kuil gegraven (ik vermoed voor de ingang van de parkeergarage onder het kantoor). Het zand dat uit die kuil kwam heeft hij omgevormd tot een perfect symmetrische berg. Vervolgens is de graafmachine deze berg op gereden. Een trots gezicht, zo'n stoere graafmachine op een symmetrische berg zand (ik had foto's moeten nemen). Toen gebeurde er iets wat ik niet begreep: er kwam een kiepwagen en die werd volgeschept met het zand dat deze berg vormde, ondertussen ervoor zorgend dat de perfecte symmetrie behouden bleef. Wonderlijk. Ik zou het er juist heel boos allemaal ingekwakt hebben als mijn mooie, perfecte heuvel dan zo nodig aan de kant moest. Allemaal voor niets gemaakt! Was dit de bouwvakkende broer van Jan des Bouvrie? Of nee, dan was het zand natuurlijk spierwit geweest. Hoe nutteloos deze actie ook was, toch leek het mij heerlijk werk om te doen en ik had bewondering voor de ordentelijke manier waarop al dit geklus gebeurde.
Wij wachten hier nu met z'n allen op de coca-cola-lightbreak: glanzende mannen die sensueel een blikje opentrekken en hun sixpack aan ons tonen. Misschien is het weer er nu niet naar en zie ik daarom alleen maar mannen in fel-oranje jacks met reflecterende strepen. Maar ik vermoed dat wanneer deze heren hun hesjes uittrekken ik geen glanzende sixpack te zien krijg. Tenzij ze bier onder hun jas verstopt hebben. Ik heb in ieder geval nog nooit een begeerlijke bouwvakker (leuke titel voor Heleen van Rooyen trouwens) gezien. Weer zo'n cliché die niet klopt.
Mijn collega kreeg van een van de bouwvakkers zo'n houten rol om snoer mee op te rollen, die gaat ze als bijzettafel gebruiken. Ik vertelde dat als ik bij hen iets mocht uitkiezen, ik liever rond zou rijden op een van de wagens van de bouwvakkers. Ze zei dat ze dat voor me zou regelen. Het was natuurlijk een grap, maar stiekem hoop ik toch dat ik een dezer dagen een rondje mag rijden op de shovel.
In het eerste stadium werd het gras gemaaid. Daar is een man een paar dagen mee bezig geweest. Rustig reed hij op en neer met zijn grasmaaiertje over het veld. Af en toe stond hij stil, dan rookte hij een sigaretje of praatte met de projectontwikkelaar. Daarna begon het grote graven. Eerst werden een stuk of vier keten neergezet waar de heren bouwvakkers koffie kunnen drinken, hun boterhammetjes eten, naar foto's van blote dames kijken en waar zij elkaar gemoedelijk op de schouder slaan na het vertellen van een schuine bak. Zo stel ik me dat voor. Zeker nu het zo koud is, dat roept een gevoel van gezelligheid en verbroedering op. Althans, als je buiten werkt. Binnen bij ons is het nog steeds hetzelfde, op de bouwgeluiden die van buiten naar binnen komen na. Het is hier ook niet zo gezellig koud, maar af en toe beklemmend warm. En het raam kan niet open, want dan is er teveel lawaai. Af en toe staar ik naar buiten en kijk naar die gezellige bedrijvigheid.
Deze bedrijvigheid wordt telkens groter. Na de bouwketen arriveerden een kiepwagen, een steekwagen en een graafmachine. Prachtig om dat aan het werk te zien. De graafwagen heeft een heel proces aan graven en bergen maken achter de rug, het was mij een raadsel wat hij precies deed, maar desondanks een lust voor het oog. Eerst heeft hij een heel grote, langwerpige kuil gegraven (ik vermoed voor de ingang van de parkeergarage onder het kantoor). Het zand dat uit die kuil kwam heeft hij omgevormd tot een perfect symmetrische berg. Vervolgens is de graafmachine deze berg op gereden. Een trots gezicht, zo'n stoere graafmachine op een symmetrische berg zand (ik had foto's moeten nemen). Toen gebeurde er iets wat ik niet begreep: er kwam een kiepwagen en die werd volgeschept met het zand dat deze berg vormde, ondertussen ervoor zorgend dat de perfecte symmetrie behouden bleef. Wonderlijk. Ik zou het er juist heel boos allemaal ingekwakt hebben als mijn mooie, perfecte heuvel dan zo nodig aan de kant moest. Allemaal voor niets gemaakt! Was dit de bouwvakkende broer van Jan des Bouvrie? Of nee, dan was het zand natuurlijk spierwit geweest. Hoe nutteloos deze actie ook was, toch leek het mij heerlijk werk om te doen en ik had bewondering voor de ordentelijke manier waarop al dit geklus gebeurde.
Een collega had eens voor een vrijgezellenfeest iets dergelijks geregeld. Je mocht de hele dag kuilen graven en weer dichtgooien, op zo'n groot, stoer apparaat. Dit was ergens in Duitsland, en dat verbaasde me niets. Daar schijnen ze dol te zijn op kuilen graven. En ook op het weer dichtgooien, maar dan moet er eerst iets onderin geloof ik. Mij lijkt het ook wel wat, de hele dag kuilen graven. Het is toch een soort betaald buiten spelen.
Wat ik knap vind is dat ze het overzicht houden tussen al die rommel. Er zit vast een systeem in. Net als in het bureau van de meneer waar geen stapel verplaatst mag worden omdat er systeem in zit. Georganiseerde chaos, ik ben er niet goed in, maar deze mannen wel. Nu zijn ze aan het heien, elke paar uur op een andere plaats, maar ik heb niemand met een meetlint gezien en er was ook niemand in paniek. Terwijl er in de meeste huizen toch wel lichte paniek ontstaat wanneer er bijvoorbeeld een strook behang moet worden opgehangen. Misschien maakt het verschil dat deze mensen op de bouwplaats geen relatie met elkaar hebben. Ik denk dat het er daar heel anders uit zou zien wanneer de echtgenotes en vriendinnen van deze bouwvakkers zich in de heikuil zouden bevinden. En alle blote posters moesten ook weg.Wij wachten hier nu met z'n allen op de coca-cola-lightbreak: glanzende mannen die sensueel een blikje opentrekken en hun sixpack aan ons tonen. Misschien is het weer er nu niet naar en zie ik daarom alleen maar mannen in fel-oranje jacks met reflecterende strepen. Maar ik vermoed dat wanneer deze heren hun hesjes uittrekken ik geen glanzende sixpack te zien krijg. Tenzij ze bier onder hun jas verstopt hebben. Ik heb in ieder geval nog nooit een begeerlijke bouwvakker (leuke titel voor Heleen van Rooyen trouwens) gezien. Weer zo'n cliché die niet klopt.
Mijn collega kreeg van een van de bouwvakkers zo'n houten rol om snoer mee op te rollen, die gaat ze als bijzettafel gebruiken. Ik vertelde dat als ik bij hen iets mocht uitkiezen, ik liever rond zou rijden op een van de wagens van de bouwvakkers. Ze zei dat ze dat voor me zou regelen. Het was natuurlijk een grap, maar stiekem hoop ik toch dat ik een dezer dagen een rondje mag rijden op de shovel.
Labels:
Caar,
Column,
Het weer en andere smalltalk,
Tips,
Werk
dinsdag 16 februari 2010
Neus
Caar: "Dat van die neus klopt niet, je hebt geen grote neus. Mocht je die wel hebben, dan zal ik vaker met je meegaan, want in het licht (of eigenlijk meer de schaduw) van mijn neus is de jouwe sowieso een stuk kleiner. Maar je neus is niet groot."
Eef: "H. heeft het altijd over de slagschaduw van mijn neus. Wellington is er niks bij .... En jíj hebt geen grote neus..."
Caar: "Ok, ik ga hier geen ruzie over zoeken, binnenkort laten we hem opmeten door een objectief iemand (ik stel voor: een voor ons beiden onbekende arts) en dan zullen we zien. En niet alleen lengte, maar ook volume, bijna even belangrijk, en verhouding tot hoofd en rest van het lichaam (hoewel dat laatste bij mij de boel dan weer zou kunnen vertekenen)."
Eef: "H. vertelde vorige week aan een vriend dat ik zo'n grote neus had. Die kerel is homo en zei: oh die neus is me nooit opgevallen, ik kijk altijd naar haar borsten."
Caar: "Ik zei je toch dat je het dus in de proportie van je hele lichaam moet zien? Vergeleken bij je borsten is je neus niks!"
Eef: "H. heeft het altijd over de slagschaduw van mijn neus. Wellington is er niks bij .... En jíj hebt geen grote neus..."
Caar: "Ok, ik ga hier geen ruzie over zoeken, binnenkort laten we hem opmeten door een objectief iemand (ik stel voor: een voor ons beiden onbekende arts) en dan zullen we zien. En niet alleen lengte, maar ook volume, bijna even belangrijk, en verhouding tot hoofd en rest van het lichaam (hoewel dat laatste bij mij de boel dan weer zou kunnen vertekenen)."
Eef: "H. vertelde vorige week aan een vriend dat ik zo'n grote neus had. Die kerel is homo en zei: oh die neus is me nooit opgevallen, ik kijk altijd naar haar borsten."
Caar: "Ik zei je toch dat je het dus in de proportie van je hele lichaam moet zien? Vergeleken bij je borsten is je neus niks!"
Een Oostenrijkse heuvel over
Vanochtend zat ik in de tram. Het is nog steeds niet echt mooi weer en nu ik door de sneeuw de afgelopen tijd erg gewend ben geraakt aan de tram, nam ik maar weer de tram.
Normaal gesproken is het redelijk druk in de tram en moet ik staan. Als ik in de tram sta is het meestal moeilijk mijn medetramgenoten te zien. Ik ben nogal klein en als er één dikke meneer met een ski-jas in het gangpad staat, is mijn zicht volledig belemmerd. Dat is ook de reden dat ik nooit meer naar concerten ga. Ik zie nooit iets door al die bierdrinkende mannen voor me. Aangezien je eigenlijk alleen voor de muziek naar een concert gaat, zie ik niet meer in waarom ik een hele avond naar de rug van de zwetende man voor mij moet kijken als ik voor hetzelfde geluid thuis in een stoel naar mijn eigen man kan kijken. Maar als ik dus moet staan in de tram kijk ik maar een beetje tegen de jas voor mij aan. Hopend dat mijn neus de jas niet raakt als we de bocht om gaan. Ik heb nogal een grote neus, dus dat is best goed opletten.
Maar als het rustig is, zoals vanochtend, heb ik tijd om mijn medetramgenoten te bestuderen. Meestal biedt dat niet veel vermaak, over het algemeen wordt de tram bevolkt door brave huismoeders die met hun leren rugzakje op schoot gelaten zitten bij te komen van hun gezinsleven. Vanochtend zag ik echter een man zitten in een net pak met grote bergschoenen onder dat pak. Waarschijnlijk had hij zijn bergschoenen aan omdat het buiten glad was door de ijzel. Dat was dezelfde reden waarom ik weer op mijn lelijke platte laarzen liep met mijn pumps in een plastic tasje.
Maar de bergschoenen onder dat nette pak zagen er nogal vreemd uit. Het pak stond de man ineens een stuk minder goed. Door die bergschoenen zag ik ineens een man die eigenlijk liever geen pak aan had, maar het liefst de hele dag met zijn bergschoenen in korte broek door de bergen wandelde. Ik zag hem in dat pak in een grijs kantoorgebouw een afdeling ‘managen’. En toen zag het aantrekken van het pak en de rit in de tram naar zijn werk er uit als keiharde sleur. En werd ik ineens heel treurig. Want deze man ging elke dag alleen maar werken zodat hij in de zomervakantie drie weken kon doen wat hij het liefste deed, wandelen door de bergen. Een heel jaar in de tram om drie weken te kunnen wandelen. Waarschijnlijk met drie mokkende pubers achter hem aan een Oostenrijkse heuvel over. Maar toch heel gelukkig, hoopte ik dan maar.
Normaal gesproken is het redelijk druk in de tram en moet ik staan. Als ik in de tram sta is het meestal moeilijk mijn medetramgenoten te zien. Ik ben nogal klein en als er één dikke meneer met een ski-jas in het gangpad staat, is mijn zicht volledig belemmerd. Dat is ook de reden dat ik nooit meer naar concerten ga. Ik zie nooit iets door al die bierdrinkende mannen voor me. Aangezien je eigenlijk alleen voor de muziek naar een concert gaat, zie ik niet meer in waarom ik een hele avond naar de rug van de zwetende man voor mij moet kijken als ik voor hetzelfde geluid thuis in een stoel naar mijn eigen man kan kijken. Maar als ik dus moet staan in de tram kijk ik maar een beetje tegen de jas voor mij aan. Hopend dat mijn neus de jas niet raakt als we de bocht om gaan. Ik heb nogal een grote neus, dus dat is best goed opletten.
Maar als het rustig is, zoals vanochtend, heb ik tijd om mijn medetramgenoten te bestuderen. Meestal biedt dat niet veel vermaak, over het algemeen wordt de tram bevolkt door brave huismoeders die met hun leren rugzakje op schoot gelaten zitten bij te komen van hun gezinsleven. Vanochtend zag ik echter een man zitten in een net pak met grote bergschoenen onder dat pak. Waarschijnlijk had hij zijn bergschoenen aan omdat het buiten glad was door de ijzel. Dat was dezelfde reden waarom ik weer op mijn lelijke platte laarzen liep met mijn pumps in een plastic tasje.
Maar de bergschoenen onder dat nette pak zagen er nogal vreemd uit. Het pak stond de man ineens een stuk minder goed. Door die bergschoenen zag ik ineens een man die eigenlijk liever geen pak aan had, maar het liefst de hele dag met zijn bergschoenen in korte broek door de bergen wandelde. Ik zag hem in dat pak in een grijs kantoorgebouw een afdeling ‘managen’. En toen zag het aantrekken van het pak en de rit in de tram naar zijn werk er uit als keiharde sleur. En werd ik ineens heel treurig. Want deze man ging elke dag alleen maar werken zodat hij in de zomervakantie drie weken kon doen wat hij het liefste deed, wandelen door de bergen. Een heel jaar in de tram om drie weken te kunnen wandelen. Waarschijnlijk met drie mokkende pubers achter hem aan een Oostenrijkse heuvel over. Maar toch heel gelukkig, hoopte ik dan maar.
maandag 15 februari 2010
Het beste van Nico Landers
Al sinds mijn jeugd heb ik een obsessie voor het levenslied en dan specifiek met één vertolker van dit genre: Nico Landers. Toen ik een jaar of vijftien was heeft hij een soort van hit gehad getiteld “Liefde in de nacht”en sindsdien is Nico een trouwe kompaan geweest op mijn reis door verschillende fases van mijn leven. (Hij zou dit zelf uiteraard vele malen poëtischer uitdrukken.) Slechts een paar keer heeft hij airplay gehad en dan galmden mijn broer en ik altijd enthousiast mee: “Liefdenindenaaacht, wat iedere man ervan verwaaaacht!” We hebben hem daarna nog één keer op tv gezien, bij een programma van de Tros, waar hij dezelfde hit ten gehore bracht. Daarna is het vrij stil geweest rondom Nico Landers, maar niet bij ons thuis. Eerst hebben we alle platenzaken in Z afgestruind op zoek naar een van zijn cd’s, maar kwamen niet verder dan twee singels: Liefde in de nacht en Een vriend. Op het hoesje stond dat deze afkomstig waren van respectievelijk Het beste van Nico Landers 1 en Het beste van Nico Landers 2. Twee greatest hits cd’s, toen al! We konden deze helaas nergens vinden.
Toen ik enige jaren later ging studeren en er in mijn omgeving meer mensen van het levenslied bleken te houden, wilde ik hen Nico natuurlijk niet onthouden. Zijn vertolking van “Als de zon schijnt” is weergaloos. Als hij zingt over de bakkersvrouw die door het deeg rolt, dan voel je dat hij dat echt heeft meegemaakt. Zoals Nico zingt, dat is het echte leven. Iedereen heeft het maar over André Hazes, Koos Alberts en Frans Bauer, maar wat weten zij nou eigenlijk? Bij Nico voel je dat hij het echt meent. Zo heeft hij een prachtige Nederlandstalige versie opgenomen van “Just Say Hello”: “Zeg maar hallo”, prachtig is dat. Zo als hij zingt “Jouw liefde was zo warm en tender, tot de winter kwam en jij verdween.” Dan weet je dat hij echt kou heeft meegemaakt, de kou van het alleen zijn. Hij heeft een prachtige snik in zijn stem die zijn woorden kracht bij zet.
Het mooie aan Nico is dat hij uit eigen ervaring spreekt. Hij is geen volgevreten drankorgel dat niets anders kan dan uitgezakt op een podium staan mompelen (André Hazes) en hij is ook niet aan een rolstoel gebonden door een auto-ongeluk (Koos Alberts). Dat is toch allemaal zo ontzettend nep. Neem dan Nico, hij doet die zangcarrière er gewoon bij! Een aantal jaren geleden heb ik hem samen met vriend B. nog proberen te strikken voor een feestje. Tenminste, er was nog geen feestje, maar als dat strikken zou lukken, dan organiseerden we dat feestje er wel omheen. Via de website van Stand By Productions (die er nog exact hetzelfde uitziet als toen) zochten we contact met zijn manager. Op de site vertelt hij dat Nico al jaren werkt voor de technische dienst van het Kabouterhuis, een medisch kinderdagverblijf in Amsterdam. Ongelooflijk toch? Die man is een ster, maar werkt gewoon op een peuterspeelzaal. Dat is klasse. En hierdoor kan hij dus zo goed putten uit eigen ervaring.
Het optreden zelf is er helaas nooit van gekomen: Nico kwam slechts opdagen voor één uur zingen a raison van [sic] € 1.000,- ex. btw en dan moesten we zelf een geluidsinstallatie regelen. Dat hadden we niet, maar het is nog steeds een droom van me om deze man in levende lijve te horen zingen. Want hij sluit naadloos aan bij alles wat je in 32 jaar leven al hebt meegemaakt. Eerst als puber, snakkend naar liefde in de nacht en iemand die gewoon even ‘hallo’ zegt. Nu als visionair die mij waarschuwt voor verkeerde vakantiebestemmingen. En ik verwacht dat dit in de toekomst niet anders zal zijn. Over een paar jaar gaan de eerste stellen in mijn omgeving wellicht scheiden en dan is “Ik weet niet waarom ik nog van je hou” vast heel herkenbaar.
Overigens heb ik op een rommelmarkt uiteindelijk de eerste De Beste van Nico Landers (niet Het, nee, De Beste...) gevonden, afkomstig uit de boedel van G. Boon uit Loosduinen, die naast fan van Nico Landers ook een groot liefhebber was van het stickeren van zijn cd-collectie. Als je interesse hebt hoor ik het wel. Maar niet allemaal tegelijk.
Toen ik enige jaren later ging studeren en er in mijn omgeving meer mensen van het levenslied bleken te houden, wilde ik hen Nico natuurlijk niet onthouden. Zijn vertolking van “Als de zon schijnt” is weergaloos. Als hij zingt over de bakkersvrouw die door het deeg rolt, dan voel je dat hij dat echt heeft meegemaakt. Zoals Nico zingt, dat is het echte leven. Iedereen heeft het maar over André Hazes, Koos Alberts en Frans Bauer, maar wat weten zij nou eigenlijk? Bij Nico voel je dat hij het echt meent. Zo heeft hij een prachtige Nederlandstalige versie opgenomen van “Just Say Hello”: “Zeg maar hallo”, prachtig is dat. Zo als hij zingt “Jouw liefde was zo warm en tender, tot de winter kwam en jij verdween.” Dan weet je dat hij echt kou heeft meegemaakt, de kou van het alleen zijn. Hij heeft een prachtige snik in zijn stem die zijn woorden kracht bij zet.
Het mooie aan Nico is dat hij uit eigen ervaring spreekt. Hij is geen volgevreten drankorgel dat niets anders kan dan uitgezakt op een podium staan mompelen (André Hazes) en hij is ook niet aan een rolstoel gebonden door een auto-ongeluk (Koos Alberts). Dat is toch allemaal zo ontzettend nep. Neem dan Nico, hij doet die zangcarrière er gewoon bij! Een aantal jaren geleden heb ik hem samen met vriend B. nog proberen te strikken voor een feestje. Tenminste, er was nog geen feestje, maar als dat strikken zou lukken, dan organiseerden we dat feestje er wel omheen. Via de website van Stand By Productions (die er nog exact hetzelfde uitziet als toen) zochten we contact met zijn manager. Op de site vertelt hij dat Nico al jaren werkt voor de technische dienst van het Kabouterhuis, een medisch kinderdagverblijf in Amsterdam. Ongelooflijk toch? Die man is een ster, maar werkt gewoon op een peuterspeelzaal. Dat is klasse. En hierdoor kan hij dus zo goed putten uit eigen ervaring.
Het optreden zelf is er helaas nooit van gekomen: Nico kwam slechts opdagen voor één uur zingen a raison van [sic] € 1.000,- ex. btw en dan moesten we zelf een geluidsinstallatie regelen. Dat hadden we niet, maar het is nog steeds een droom van me om deze man in levende lijve te horen zingen. Want hij sluit naadloos aan bij alles wat je in 32 jaar leven al hebt meegemaakt. Eerst als puber, snakkend naar liefde in de nacht en iemand die gewoon even ‘hallo’ zegt. Nu als visionair die mij waarschuwt voor verkeerde vakantiebestemmingen. En ik verwacht dat dit in de toekomst niet anders zal zijn. Over een paar jaar gaan de eerste stellen in mijn omgeving wellicht scheiden en dan is “Ik weet niet waarom ik nog van je hou” vast heel herkenbaar.
Overigens heb ik op een rommelmarkt uiteindelijk de eerste De Beste van Nico Landers (niet Het, nee, De Beste...) gevonden, afkomstig uit de boedel van G. Boon uit Loosduinen, die naast fan van Nico Landers ook een groot liefhebber was van het stickeren van zijn cd-collectie. Als je interesse hebt hoor ik het wel. Maar niet allemaal tegelijk.
donderdag 11 februari 2010
Er uitzien als suddervlees
Washington, Charlottesville en Roanoke zijn allemaal ingesneeuwd. Heel Virigina en DC liggen onder een dik pak sneeuw. Twee jaar geleden bezochten wij het oosten van de VS en brachten enige tijd door in dit deel.
Washington was toen (begin juni) een zinderende vlakte. Op onze eerste ochtend in Washington stonden wij ons aan te kleden in de hotelkamer en zagen op Tv een reporter die voor Capitol Hill stond. Het was half zeven ’s ochtends, hij had een rode polo aan en een zwetende bovenlip. Onder hem stond het zinnetje ‘packing heat’. Om zeven uur ’s ochtends verlieten wij ons hotel (met airco) en stapten onder een warme vochtige deken. Ik vroeg me af waarom we in hemelsnaam gedoucht hadden die ochtend, binnen een half uur waren we doorweekt. De hele dag sloften we in in de zinderende hitte door het stof van de Mall. Je bent niet zo vaak in je leven in de hoofdstad van een wereldmacht en dus zouden we alles, maar dan ook alles, bekijken. We dronken liters water en aten bijna niets, het was veel te warm om ook maar iets te eten.
Pas tegen vieren kregen we, nadat we de hele Mall en Roosevelt en Jefferson Memorial, te voet, hadden bekeken en weer terug waren gelopen voor het Witte Huis, een beetje honger. En ook alleen omdat we naast een kraampje met hotdogs stilstonden. We aten allemaal een hotdog en toen nog maar een. En weer gingen er liters water doorheen. Gelukkig stonden op elke straathoek mensen flesjes water te verkopen. Flesjes die overigens, ondanks de enorme vraag ernaar, nooit meer dan een dollar kostte. Dat was toen 75 eurocent.
De volgende dag bezochten we Arlington Cemetery. Omdat Arlington een memorial park is werd er geen eten of drinken verkocht. Ik moest een buschauffeur heel vriendelijk aankijken, hij mocht alleen aan zijn passagiers verkopen, om mij acht flesjes uit zijn voorraad te verkopen. Het voelde als een deal op de zwarte markt. Wel een goede deal want ik was wederom maar acht dollar kwijt. We smolten werkelijk op die begraafplaats. Er zijn foto’s waarop we er uitzien als suddervlees.
En dan te bedenken dat daar nu een dik pak sneeuw ligt. Virginia is een schitterende staat, glooiende heuvels, bossen, weilanden en koloniale huizen, Shenandoah. De mensen zijn er geweldig aardig en behulpzaam. Het zal er mooi uitzien in die sneeuw. Wat zou ik graag ingesneeuwd raken in een huisje in Virgina. Natuurlijk nadat ik met mijn Ford F150 pick-up een grote voorraad heb ingekocht bij Target.
Washington was toen (begin juni) een zinderende vlakte. Op onze eerste ochtend in Washington stonden wij ons aan te kleden in de hotelkamer en zagen op Tv een reporter die voor Capitol Hill stond. Het was half zeven ’s ochtends, hij had een rode polo aan en een zwetende bovenlip. Onder hem stond het zinnetje ‘packing heat’. Om zeven uur ’s ochtends verlieten wij ons hotel (met airco) en stapten onder een warme vochtige deken. Ik vroeg me af waarom we in hemelsnaam gedoucht hadden die ochtend, binnen een half uur waren we doorweekt. De hele dag sloften we in in de zinderende hitte door het stof van de Mall. Je bent niet zo vaak in je leven in de hoofdstad van een wereldmacht en dus zouden we alles, maar dan ook alles, bekijken. We dronken liters water en aten bijna niets, het was veel te warm om ook maar iets te eten.
Pas tegen vieren kregen we, nadat we de hele Mall en Roosevelt en Jefferson Memorial, te voet, hadden bekeken en weer terug waren gelopen voor het Witte Huis, een beetje honger. En ook alleen omdat we naast een kraampje met hotdogs stilstonden. We aten allemaal een hotdog en toen nog maar een. En weer gingen er liters water doorheen. Gelukkig stonden op elke straathoek mensen flesjes water te verkopen. Flesjes die overigens, ondanks de enorme vraag ernaar, nooit meer dan een dollar kostte. Dat was toen 75 eurocent.
De volgende dag bezochten we Arlington Cemetery. Omdat Arlington een memorial park is werd er geen eten of drinken verkocht. Ik moest een buschauffeur heel vriendelijk aankijken, hij mocht alleen aan zijn passagiers verkopen, om mij acht flesjes uit zijn voorraad te verkopen. Het voelde als een deal op de zwarte markt. Wel een goede deal want ik was wederom maar acht dollar kwijt. We smolten werkelijk op die begraafplaats. Er zijn foto’s waarop we er uitzien als suddervlees.
En dan te bedenken dat daar nu een dik pak sneeuw ligt. Virginia is een schitterende staat, glooiende heuvels, bossen, weilanden en koloniale huizen, Shenandoah. De mensen zijn er geweldig aardig en behulpzaam. Het zal er mooi uitzien in die sneeuw. Wat zou ik graag ingesneeuwd raken in een huisje in Virgina. Natuurlijk nadat ik met mijn Ford F150 pick-up een grote voorraad heb ingekocht bij Target.
Labels:
Column,
Eef,
Het weer en andere smalltalk,
Vakantie,
VS
woensdag 10 februari 2010
Viva Las Vegas
In 2007 gingen de meneer en ik voor het eerst naar de Verenigde Staten. Tenminste, ik ging voor het eerst, hij was eerder al in New York geweest, maar toen kon ik niet mee omdat ik moest afstuderen. Wat vervolgens nog twee jaar duurde. Maar dat terzijde.
We hebben toen een maand lang door Californië gereisd en dat was het moment dat we verliefd zijn geworden op dat land en dan met name de natuur. Het feit dat iedereen Engels spreekt, je overal winkels hebt, de wegen breed en de mensen behulpzaam zijn droeg natuurlijk ook bij aan de feestvreugde (voor een lofzang hierop zie deze column van Eef), maar de natuur was wel heel erg indrukwekkend. Dat was ook het moment dat we verliefd zijn geworden op natuurvakanties, in tegenstelling tot culturele vakanties, die we daarvoor altijd propageerden. Toen was Italië ons favoriete vakantieland, met de prachtige architectuur en het heerlijke eten, een minstens zo belangrijk onderdeel van een cultuur. De VS heeft dat wat minder, maar de VS heeft dat ook minder nodig. Althans, dat denk ik, ik ben nog maar in een paar staten geweest.
Ergens halverwege deze fantastische reis gingen we naar Las Vegas. We hadden net gekampeerd aan het bloedhete Lake Mead, waar de temperatuur ’s nachts niet beneden de 35 graden kwam, zodat we sudderend een nacht hadden wakker gelegen. Daarna dus, na een stop op de prachtige in Art Deco versierde Hoover Dam, door naar Las Vegas. We kenden uiteraard de beelden van deze stad uit films als Ocean’s Eleven, en uit de hitseries CSI en Las Vegas (pakkende naam trouwens). Alleen is het gros van de beelden die je te zien krijgt in de avond opgenomen. Wij arriveerden aan het eind van de ochtend. Het effect was vrij deprimerend. Vanuit de stoffige, kale woestijn doemt plotseling uit het niets een merkwaardige skyline op, ook stoffig. Op de strip (de belangrijkste toegangsweg tot de meeste Amerikaanse steden, waar fastfoodketens en supermarkten zijn) wandelden zwervers en andere enge mensen en ook hier was het stoffig. Eerst maar eens op zoek naar een hotel. In de Lonely Planet stond onder andere het Stratosphere hotel aangeraden, mede vanwege de lage prijs. Ik zag dat daar een enorme lelijke toren bij hoorde, de Stratosphere Tower, dus dat leek ons wel wat. Vriend A. had mij van tevoren verteld dat je in Las Vegas heel goedkoop kon slapen en daar hadden we ons ook op ingesteld. Wel duurder dan kamperen, maar goed, het is vakantie (een van de terugkerende thema's tijdens onze reizen)!
Bij de incheckbalie stond al een lange rij met Amerikaanse toeristen, allemaal met dezelfde tiendelige kofferset. Na driekwartier waren we eindelijk aan de beurt. We werden geholpen door een Aziatisch uitziende man met een bijpassend accent. Hij vertelde ons alles over het hotel, niet alles even verstaanbaar. Wel verstonden we de prijs heel goed: 150 dollar per nacht. Ik moest even slikken, in de Lonely Planet stond toch...? Ja, maar het was nu weekend en dat is duurder. Weekend, het was toch donderdagochtend? Ja, maar hier in Vegas begint het weekend op donderdag, eigenlijk al op woensdagavond, dus we hadden geluk dat we zonder reservering een kamer konden krijgen. Hij vertelde ons vervolgens waar de bellee warkìh was. Wij keken hem niet begrijpend aan: "Sorry, de wat?" De bellee warkìh. Na drie keer heen en weer wees hij het op een plattegrond aan: Vallet Parking. Ah, nou dat hadden we niet nodig. We gingen snel onze koffers uit de auto halen en naar de kamer.
Mijn humeur was opperbest: ik kon alleen maar denken aan alle leuke dingen die we van die 150 dollar hadden kunnen doen, het heerlijke eten. De calvinist in mij was woest wakkergeschud, en dat werd alleen maar erger toen ik de gigantische twee-kamersuite zag. Twee enorme kamers en een gigantische badkamer! Ik had natuurlijk blij moeten zijn maar ik was boos. Gek hè? We zijn maar snel naar buiten gegaan om de stad te bekijken. Na een uur waren we klaar. Conclusie: vieze stad, vieze mensen en heel erg veel rommel. Met daar dan de brandende zon en een laag zand op. In een boekje lazen we dat vlak bij Vegas een canyon was, die zijn we toen maar gaan bekijken, werkelijk prachtig. Ik bromde af en toe iets over 150 dollar, maar verder ging het goed.
's Avonds zijn we wederom de stad gaan bekijken en ik moet zeggen dat ik het toen veel leuker vond. Alles was mooi verlicht, de fonteinen spoten en er was muziek. Las Vegas is een stad die je inderdaad het beste in de avond kan bekijken. Gokkende mensen zijn ook in de avond een stuk minder treurig. Op de vrouw met het ballondierhoedje na, dat is altijd treurig.
Las Vegas, niet echt mijn stad, en dat had ik kunnen weten, want mijn jeugdheld Nico Landers had er al voor gewaarschuwd in zijn lied, je raad het al, Las Vegas:
Ik zocht m'n geluk
Maar m'n plan liep stuk
Ik verloor alles in Las Vegas
Ooo Las Vegas, jij bracht slechts narigheid
Stad van veel geld, van gokken en geweld
Nu ben ik alles kwijt
Ooo Las Vegas, ik moet uit jou vandaan
Toch blijf ik hier en vind mijn plezier met gokken door te gaan
Hee Las Vegas, jij pakt hier steevast de mensen
Want wie hier komt, die verliest z'n verstand
Hee Las Vegas, vol dollartekens, ik haat je!
Let jij maar op, ik steek je nog in brand
Ooo Las Vegas, een kwade dag bezocht ik jou
Ik dacht ik probeer één gokje, echt niet meer
Toch kwam ik terug in 't nauw
Ooo Las Vegas, jij bent een vloek voor mij
Ik besef elke nacht, ik ben in je macht
Nu raak ik nooit meer vrij
Hee Las Vegas, jij pakt hier steevast de mensen
Want wie hier komt, die verliest z'n verstand
Hee Las Vegas, vol dollartekens, ik haat je!
Let jij maar op, ik steek je nog in brand
We hebben toen een maand lang door Californië gereisd en dat was het moment dat we verliefd zijn geworden op dat land en dan met name de natuur. Het feit dat iedereen Engels spreekt, je overal winkels hebt, de wegen breed en de mensen behulpzaam zijn droeg natuurlijk ook bij aan de feestvreugde (voor een lofzang hierop zie deze column van Eef), maar de natuur was wel heel erg indrukwekkend. Dat was ook het moment dat we verliefd zijn geworden op natuurvakanties, in tegenstelling tot culturele vakanties, die we daarvoor altijd propageerden. Toen was Italië ons favoriete vakantieland, met de prachtige architectuur en het heerlijke eten, een minstens zo belangrijk onderdeel van een cultuur. De VS heeft dat wat minder, maar de VS heeft dat ook minder nodig. Althans, dat denk ik, ik ben nog maar in een paar staten geweest.
Ergens halverwege deze fantastische reis gingen we naar Las Vegas. We hadden net gekampeerd aan het bloedhete Lake Mead, waar de temperatuur ’s nachts niet beneden de 35 graden kwam, zodat we sudderend een nacht hadden wakker gelegen. Daarna dus, na een stop op de prachtige in Art Deco versierde Hoover Dam, door naar Las Vegas. We kenden uiteraard de beelden van deze stad uit films als Ocean’s Eleven, en uit de hitseries CSI en Las Vegas (pakkende naam trouwens). Alleen is het gros van de beelden die je te zien krijgt in de avond opgenomen. Wij arriveerden aan het eind van de ochtend. Het effect was vrij deprimerend. Vanuit de stoffige, kale woestijn doemt plotseling uit het niets een merkwaardige skyline op, ook stoffig. Op de strip (de belangrijkste toegangsweg tot de meeste Amerikaanse steden, waar fastfoodketens en supermarkten zijn) wandelden zwervers en andere enge mensen en ook hier was het stoffig. Eerst maar eens op zoek naar een hotel. In de Lonely Planet stond onder andere het Stratosphere hotel aangeraden, mede vanwege de lage prijs. Ik zag dat daar een enorme lelijke toren bij hoorde, de Stratosphere Tower, dus dat leek ons wel wat. Vriend A. had mij van tevoren verteld dat je in Las Vegas heel goedkoop kon slapen en daar hadden we ons ook op ingesteld. Wel duurder dan kamperen, maar goed, het is vakantie (een van de terugkerende thema's tijdens onze reizen)!
Bij de incheckbalie stond al een lange rij met Amerikaanse toeristen, allemaal met dezelfde tiendelige kofferset. Na driekwartier waren we eindelijk aan de beurt. We werden geholpen door een Aziatisch uitziende man met een bijpassend accent. Hij vertelde ons alles over het hotel, niet alles even verstaanbaar. Wel verstonden we de prijs heel goed: 150 dollar per nacht. Ik moest even slikken, in de Lonely Planet stond toch...? Ja, maar het was nu weekend en dat is duurder. Weekend, het was toch donderdagochtend? Ja, maar hier in Vegas begint het weekend op donderdag, eigenlijk al op woensdagavond, dus we hadden geluk dat we zonder reservering een kamer konden krijgen. Hij vertelde ons vervolgens waar de bellee warkìh was. Wij keken hem niet begrijpend aan: "Sorry, de wat?" De bellee warkìh. Na drie keer heen en weer wees hij het op een plattegrond aan: Vallet Parking. Ah, nou dat hadden we niet nodig. We gingen snel onze koffers uit de auto halen en naar de kamer.
Mijn humeur was opperbest: ik kon alleen maar denken aan alle leuke dingen die we van die 150 dollar hadden kunnen doen, het heerlijke eten. De calvinist in mij was woest wakkergeschud, en dat werd alleen maar erger toen ik de gigantische twee-kamersuite zag. Twee enorme kamers en een gigantische badkamer! Ik had natuurlijk blij moeten zijn maar ik was boos. Gek hè? We zijn maar snel naar buiten gegaan om de stad te bekijken. Na een uur waren we klaar. Conclusie: vieze stad, vieze mensen en heel erg veel rommel. Met daar dan de brandende zon en een laag zand op. In een boekje lazen we dat vlak bij Vegas een canyon was, die zijn we toen maar gaan bekijken, werkelijk prachtig. Ik bromde af en toe iets over 150 dollar, maar verder ging het goed.
's Avonds zijn we wederom de stad gaan bekijken en ik moet zeggen dat ik het toen veel leuker vond. Alles was mooi verlicht, de fonteinen spoten en er was muziek. Las Vegas is een stad die je inderdaad het beste in de avond kan bekijken. Gokkende mensen zijn ook in de avond een stuk minder treurig. Op de vrouw met het ballondierhoedje na, dat is altijd treurig.
Las Vegas, niet echt mijn stad, en dat had ik kunnen weten, want mijn jeugdheld Nico Landers had er al voor gewaarschuwd in zijn lied, je raad het al, Las Vegas:
Ik zocht m'n geluk
Maar m'n plan liep stuk
Ik verloor alles in Las Vegas
Ooo Las Vegas, jij bracht slechts narigheid
Stad van veel geld, van gokken en geweld
Nu ben ik alles kwijt
Ooo Las Vegas, ik moet uit jou vandaan
Toch blijf ik hier en vind mijn plezier met gokken door te gaan
Hee Las Vegas, jij pakt hier steevast de mensen
Want wie hier komt, die verliest z'n verstand
Hee Las Vegas, vol dollartekens, ik haat je!
Let jij maar op, ik steek je nog in brand
Ooo Las Vegas, een kwade dag bezocht ik jou
Ik dacht ik probeer één gokje, echt niet meer
Toch kwam ik terug in 't nauw
Ooo Las Vegas, jij bent een vloek voor mij
Ik besef elke nacht, ik ben in je macht
Nu raak ik nooit meer vrij
Hee Las Vegas, jij pakt hier steevast de mensen
Want wie hier komt, die verliest z'n verstand
Hee Las Vegas, vol dollartekens, ik haat je!
Let jij maar op, ik steek je nog in brand
dinsdag 9 februari 2010
Als ik Nigella was
Eerder schreef ik hier dat als ik voor het zeggen zou hebben wie ik zou willen zijn, ik drie opties zou hebben. Eén ervan is ‘een Aaf’ zijn. Een andere is Nigella Lawson zijn. Nigellas Lawson heeft zo ongeveer de leukste baan van de wereld. Ze kookt veel en ze schrijft geweldige kookboeken. Ik zou zo graag hele dagen de tijd hebben om te koken, om recepten uit te proberen, om recepten te verzinnen. En om alles wat ik heb gekookt op te eten.
Als ik Nigella was zou ik een enorme keuken hebben en een enorme voorraadkast gevuld met allerlei bijzondere en vooral bijzonder lekkere ingredienten. Ik heb nu ook best een grote keuken en best een grote voorraadkast, maar die vallen in het niet bij wat Nigella heeft. En mijn voorraadkast bevat niet de bijzondere dingen die haar voorraadkast heeft.
Als ik Nigella was zou ik een zijden ochtendjas hebben en ’s nachts mijn bed uit gaan om restjes uit de koelkast op te eten. Ik heb geen zijden ochtendjas en ik kom ’s nachts mijn bed niet uit. Aan de ene kant niet omdat er niets lekkers in mijn koelkast ligt, aan de andere kant niet omdat als ik een hele dag gewerkt heb, ik in een diepe slaap val als ik mijn bed zie. En ik moet ook de volgende dag weer werken en als ik ’s nachts ga opstaan om mijn koelkast leeg te eten wordt dat werken geen succes.
Als ik Nigella was dan was ik mollig en had ik toch een mooi figuur. Dan zag ik er zelfs in een zijden ochtendjas, als ik net uit bed kwam, geweldig uit. Dan liep mijn mascara nooit uit. En kon ik in een galajurk barbecueën zonder berookt en bezweet te raken of mijn galajurk in de fik te steken. Dan was ik zelfs tijdens het koken van een vijf-gangen-menu ontspannen, gastvrij, elegant en zelfs glamoureus.
Ok, als ík Nigella was zou ik wel iets minder vaak, al kijkend in de camera, roepen dat iets heerlijk, of geweldig was, of een schitterende textuur had. Maar dat is ook het enige dat ik anders zou doen. Ik zou elke twee jaar een nieuw kookoek schrijven en in mijn mooie Londense huis al mijn vrienden uitnodigen om nieuwe recepten uit te proberen. Ik denk dat mijn vrienden ook heel blij zouden zijn als ik Nigella was.
Als ik Nigella was zou ik een enorme keuken hebben en een enorme voorraadkast gevuld met allerlei bijzondere en vooral bijzonder lekkere ingredienten. Ik heb nu ook best een grote keuken en best een grote voorraadkast, maar die vallen in het niet bij wat Nigella heeft. En mijn voorraadkast bevat niet de bijzondere dingen die haar voorraadkast heeft.
Als ik Nigella was zou ik een zijden ochtendjas hebben en ’s nachts mijn bed uit gaan om restjes uit de koelkast op te eten. Ik heb geen zijden ochtendjas en ik kom ’s nachts mijn bed niet uit. Aan de ene kant niet omdat er niets lekkers in mijn koelkast ligt, aan de andere kant niet omdat als ik een hele dag gewerkt heb, ik in een diepe slaap val als ik mijn bed zie. En ik moet ook de volgende dag weer werken en als ik ’s nachts ga opstaan om mijn koelkast leeg te eten wordt dat werken geen succes.
Als ik Nigella was dan was ik mollig en had ik toch een mooi figuur. Dan zag ik er zelfs in een zijden ochtendjas, als ik net uit bed kwam, geweldig uit. Dan liep mijn mascara nooit uit. En kon ik in een galajurk barbecueën zonder berookt en bezweet te raken of mijn galajurk in de fik te steken. Dan was ik zelfs tijdens het koken van een vijf-gangen-menu ontspannen, gastvrij, elegant en zelfs glamoureus.
Ok, als ík Nigella was zou ik wel iets minder vaak, al kijkend in de camera, roepen dat iets heerlijk, of geweldig was, of een schitterende textuur had. Maar dat is ook het enige dat ik anders zou doen. Ik zou elke twee jaar een nieuw kookoek schrijven en in mijn mooie Londense huis al mijn vrienden uitnodigen om nieuwe recepten uit te proberen. Ik denk dat mijn vrienden ook heel blij zouden zijn als ik Nigella was.
maandag 8 februari 2010
On the Road - Jack Kerouac
Gepoogd dit boek te lezen voor onze vers opgerichte boekenclub. Afgelopen zaterdag was de bijeenkomst waarop we dit boek, onder het genot van borrel en later diner, bespraken. De meningen over deze klassieker waren nou niet bepaald lovend. Over het algemeen vond niemand het boek bijzonder boeiend. Sterker nog, we vonden het eigenlijk maar niets. Allereerst vind ik zelf, ik spreek maar even niet voor de groep, dat is meestal nogal eng, het boek niet bijzonder goed geschreven. Het mag dan allemaal heel baanbrekend zijn, dat schrijven aan één stuk door op een zogenaamde zelf gecreeërde ‘scroll’, het komt het verhaal niet echt ten goede. Er is geen hoofdstukindeling, iets waar ik nog best mee zou kunnen leven, maar ook geen echt plot. Ik zie heus alle achterliggende gedachten over vrij zijn, niet alledaags zijn, geen sleur, avonturen beleven, mensen ontmoeten, dingen stelen, vrouwen het bed in krijgen, ‘verhalen’ opdoen, oftewel zogenaamd ‘leven’ wel in het boek. Ik vind er alleen bar weinig aan. Het lijken een stel volwassen mannen die hun pubertijd niet echt te boven zijn gekomen, van rotbaantje naar rotbaantje gaan alleen om genoeg geld te verdienen om te reizen, te zuipen of aan drugs te komen. En passant zijn ze heel veel ‘on the road’ per trein, als lifter of met hun eigen auto. En maken ze zogenaamd vanalles mee. Hoewel ik het allemaal maar weinig boeiend vind al die 'avonturen'. Maar bovenal is echt oersaai aan dit hele boek de onverklaarbare interesse die deze mannen voor elkaar en voor hun verhalen kunnen opbrengen en waar dat hele boek maar over doordraaft. Er zit geen plot of karakterontwikkeling in, het is alleen maar beschrijving van wat ze nu weer voor ‘cools’ hebben gedaan. Het is eigenlijk de film ‘Naar de klote’ en dan voor twintig plussers van net na de oorlog. Zoals Caar het wist te zeggen: we zullen wel te bourgeois zijn om het allemaal op waarde te schatten. Bah.
2 sterren (van de vijf)
Caar besprak het boek eerder hier en gaf het 3,5 sterren
2 sterren (van de vijf)
Caar besprak het boek eerder hier en gaf het 3,5 sterren
De zoete wraak van Pierre Kartner
Shalali shalala, shalali shalala, het gaat niet uit m'n kop...
Ja Pierre, ik hoor hier dat ze allebei even veel stemmen hebben gekregen, en nu moet jij de knoop doorhakken.
Ja eh, dat kan ik niet hoor, eh kop of munt?
Wat, je wil niet? Nee, jij moet nú de knoop doorhakken!
Okee, ehhh, Sieneke!
Zo werd ik vanochtend wakker. Ken je het gevoel, dat je terugkomt van vakantie en je hebt drie weken de krant niet gelezen en nu blijkt zich een groot drama te hebben voltrokken waar jij niks van hebt meegekregen? Zo voelde het dus. Een groot drama. Paniekerige ogen, Marianne Weber zat bezorgd met haar arm om haar mini-me en zelfs Pierre Kartner wist niet wat hij moest doen. Wat was hier gebeurd?
Enkele weken geleden zag ik bij de TV-show op reis een interview met Pierre Kartner. Ja, ik kijk heel af en toe nog naar de TV-show, hoewel me dit zeer veel moeite kost sinds ik Ivo Niehe een cabaretshow heb zien opvoeren in Carré. Op tv dan hè, ik was zelf gelukkig niet in Carré, ik weet niet of ik dat mentaal had aangekund. Dit was namelijk al erg genoeg. Sinds die uitzending heb ik een paar keer op het punt gestaan om de hele show op dvd te kopen. Telkens wanneer een van mijn vienden een slechte cabaretier onderuit haalde, bijvoorbeeld Seth "ik zing niet, ik rap" Gaaikema of Hans "ja nu weten we wel dat je Beethoven kent" Liberg, dan begon ik over Ivo Niehe. Onbegrip alom. Dan wenste ik dat ik een dvd had om mijn tirade met beeld en geluid te ondersteunen. Het was vreselijk. Het was één urenlange poging tot zang, nostalgie en vooral humor. Omdat ik het niet uit kan leggen hier een linkje naar een fragment uit de show, o.a. de hilarische grap: "Een vriend van mij geloofde zo in reïncarnatie dat hij in zijn testament alles aan zichzelf heeft nagelaten." Need I say more?
Deze humorist ging dus op bezoek bij Pierre Kartner, een andere humorist die zichzelf volkomen serieus neemt. Hij vertelde over zichzelf, over zijn carrière. Ik zag bekende beelden van Vader Abraham met een lange baard, lang haar en bolhoed, omringd door smurfen. Zo kende ik hem, met carnaval op een praalwagen, dansend met smurfen, hen vragend of zij door een waterkraan kunnen. (Niet mijn eerste vraag overigens, ik zou willen weten hoe ze zo blauw komen, zit er daar zilver in het water, en wie heeft die idiote pakjes bedacht?) Ik keek naar Corry Konings die Huilen is voor jou te laat zong, ook een van zijn toppers. En wat te denken van Daar in dat kleine café aan de haven? Het gezicht van Pierre Kartner verstarde. Hij vertelde dat zijn lied over het kleine café over de hele wereld bekend was en door grote sterren in verschillende talen vertolkt is. Dat wist ik niet.
Wat vervolgens gebeurde is iets dat ik het "Rudy-Carell-syndroom" noem. Kartner vertelde over zijn grote internationale successen, over de vele platen die hij heeft verkocht, over de artiesten die zijn liederen vertolkt hebben en over de prijzen die hij gewonnen heeft voor zijn gehele oeuvre, zoals de Europa Award in Duitsland. Je kon aan alles zien dat hij door zijn eigen talent op zo'n unieke wijze te gebruiken, een welgesteld man was geworden. En toch heeft dit hem niet gelukkig gemaakt. Pierre kreeg een verbitterde trek om zijn mond. Want wat hij ondanks al zijn successen zo ontzettend gemist heeft is erkenning in zijn eigen land. Nederland heeft hem nooit serieus genomen en is hem altijd blijven zien als de schlagerzanger van het Smurfenlied. En dan doe je deze man toch echt tekort. In het buitenland begrijpen ze dat, maar in Nederland valt iedereen over hem heen als hij de inzending voor het Eurovisie Songfestival componeert. Een schande!
Ivo Niehe knikte instemmend, zoals hij dat indertijd ook bij Rudi Carell deed. Rudi Carell die in Duitsland toch zo succesvol was met tenenkrommende grappen in nog tenenkrommender Duits. Ja, daar houden de Duitsers wel van. De Nederlanders niet, die kijken nog steeds op je neer, ook als je bent uitgegroeid tot 's lands beste exportproduct. Het ergste vond Rudi nog wel dat hij jarenlang een reclamebord is geweest voor de Nederlandse cultuur, maar dat hij daar nooit een koninklijke onderscheiding voor had gekregen. Applaudisserend zat ik voor de tv: Ja, goed zo Rudi, laat het iedereen maar voelen!
Een jaar later was het zo ver: Het had Hare Majesteit de Koningin behaagd om Rudi Carell te benoemen tot Lid in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Eindelijk gerechtigheid. Een gerechtigheid die ik ook verwacht op 29 mei in Oslo, wanneer Sieneke met haar versie van Kartner's Shalali Shalala het Eurovisie Songfestival wint. Dan zal er ook voor Pierre die welverdiende waardering uit eigen land komen.
Overigens las ik zojuist op zijn site dat Kartner al wel een koninklijke onderscheiding op zak heeft en dat hij ook de Export Prijs gewonnen heeft, alleen die laatste heeft hij geweigerd. Goed zo Pierre, laat je niet paaien!
Ja Pierre, ik hoor hier dat ze allebei even veel stemmen hebben gekregen, en nu moet jij de knoop doorhakken.
Ja eh, dat kan ik niet hoor, eh kop of munt?
Wat, je wil niet? Nee, jij moet nú de knoop doorhakken!
Okee, ehhh, Sieneke!
Zo werd ik vanochtend wakker. Ken je het gevoel, dat je terugkomt van vakantie en je hebt drie weken de krant niet gelezen en nu blijkt zich een groot drama te hebben voltrokken waar jij niks van hebt meegekregen? Zo voelde het dus. Een groot drama. Paniekerige ogen, Marianne Weber zat bezorgd met haar arm om haar mini-me en zelfs Pierre Kartner wist niet wat hij moest doen. Wat was hier gebeurd?
Enkele weken geleden zag ik bij de TV-show op reis een interview met Pierre Kartner. Ja, ik kijk heel af en toe nog naar de TV-show, hoewel me dit zeer veel moeite kost sinds ik Ivo Niehe een cabaretshow heb zien opvoeren in Carré. Op tv dan hè, ik was zelf gelukkig niet in Carré, ik weet niet of ik dat mentaal had aangekund. Dit was namelijk al erg genoeg. Sinds die uitzending heb ik een paar keer op het punt gestaan om de hele show op dvd te kopen. Telkens wanneer een van mijn vienden een slechte cabaretier onderuit haalde, bijvoorbeeld Seth "ik zing niet, ik rap" Gaaikema of Hans "ja nu weten we wel dat je Beethoven kent" Liberg, dan begon ik over Ivo Niehe. Onbegrip alom. Dan wenste ik dat ik een dvd had om mijn tirade met beeld en geluid te ondersteunen. Het was vreselijk. Het was één urenlange poging tot zang, nostalgie en vooral humor. Omdat ik het niet uit kan leggen hier een linkje naar een fragment uit de show, o.a. de hilarische grap: "Een vriend van mij geloofde zo in reïncarnatie dat hij in zijn testament alles aan zichzelf heeft nagelaten." Need I say more?
Deze humorist ging dus op bezoek bij Pierre Kartner, een andere humorist die zichzelf volkomen serieus neemt. Hij vertelde over zichzelf, over zijn carrière. Ik zag bekende beelden van Vader Abraham met een lange baard, lang haar en bolhoed, omringd door smurfen. Zo kende ik hem, met carnaval op een praalwagen, dansend met smurfen, hen vragend of zij door een waterkraan kunnen. (Niet mijn eerste vraag overigens, ik zou willen weten hoe ze zo blauw komen, zit er daar zilver in het water, en wie heeft die idiote pakjes bedacht?) Ik keek naar Corry Konings die Huilen is voor jou te laat zong, ook een van zijn toppers. En wat te denken van Daar in dat kleine café aan de haven? Het gezicht van Pierre Kartner verstarde. Hij vertelde dat zijn lied over het kleine café over de hele wereld bekend was en door grote sterren in verschillende talen vertolkt is. Dat wist ik niet.
Wat vervolgens gebeurde is iets dat ik het "Rudy-Carell-syndroom" noem. Kartner vertelde over zijn grote internationale successen, over de vele platen die hij heeft verkocht, over de artiesten die zijn liederen vertolkt hebben en over de prijzen die hij gewonnen heeft voor zijn gehele oeuvre, zoals de Europa Award in Duitsland. Je kon aan alles zien dat hij door zijn eigen talent op zo'n unieke wijze te gebruiken, een welgesteld man was geworden. En toch heeft dit hem niet gelukkig gemaakt. Pierre kreeg een verbitterde trek om zijn mond. Want wat hij ondanks al zijn successen zo ontzettend gemist heeft is erkenning in zijn eigen land. Nederland heeft hem nooit serieus genomen en is hem altijd blijven zien als de schlagerzanger van het Smurfenlied. En dan doe je deze man toch echt tekort. In het buitenland begrijpen ze dat, maar in Nederland valt iedereen over hem heen als hij de inzending voor het Eurovisie Songfestival componeert. Een schande!
Ivo Niehe knikte instemmend, zoals hij dat indertijd ook bij Rudi Carell deed. Rudi Carell die in Duitsland toch zo succesvol was met tenenkrommende grappen in nog tenenkrommender Duits. Ja, daar houden de Duitsers wel van. De Nederlanders niet, die kijken nog steeds op je neer, ook als je bent uitgegroeid tot 's lands beste exportproduct. Het ergste vond Rudi nog wel dat hij jarenlang een reclamebord is geweest voor de Nederlandse cultuur, maar dat hij daar nooit een koninklijke onderscheiding voor had gekregen. Applaudisserend zat ik voor de tv: Ja, goed zo Rudi, laat het iedereen maar voelen!
Een jaar later was het zo ver: Het had Hare Majesteit de Koningin behaagd om Rudi Carell te benoemen tot Lid in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Eindelijk gerechtigheid. Een gerechtigheid die ik ook verwacht op 29 mei in Oslo, wanneer Sieneke met haar versie van Kartner's Shalali Shalala het Eurovisie Songfestival wint. Dan zal er ook voor Pierre die welverdiende waardering uit eigen land komen.
Overigens las ik zojuist op zijn site dat Kartner al wel een koninklijke onderscheiding op zak heeft en dat hij ook de Export Prijs gewonnen heeft, alleen die laatste heeft hij geweigerd. Goed zo Pierre, laat je niet paaien!
vrijdag 5 februari 2010
Waarom ik denk dat Las Vegas geweldig is
Komende zomer ga ik voor het eerst van mijn leven naar Las Vegas. En ik denk dat het er geweldig is. Als ik dat zeg, lachen heel veel mensen mij uit. Nou ja, uitlachen, ze kijken een beetje besmuikt. Ik kom er nog wel achter, lijken ze te willen zeggen.
Ondanks die blikken denk ik toch dat ik Las Vegas geweldig ga vinden. Toen ik vorig jaar in Florida was ontdekte ik namelijk dat het goed vakantie vieren is op een plek met mooi weer, leuke hotels, lekker eten en af en toe wat oppervlakkig vermaak. Ik ben niet vies van wat oppervlakkig vermaak. Sterker nog, ik hou daar wel van. Ik weet dat dat in intellectuele kringen niet gezegd mag worden, maar toch. Waarom afzichtig zijn van gemak, vermaak, lekker eten en mooi weer. Sinds wanneer is comfort een vies woord?
Vegas is het Mekka van het oppervlakkig vermaak en van alle gemakken voorzien. Je kunt je er uren verbazen over de lichtgevende kitcherige hotels die er zijn neergezet. Je kunt je er vergapen aan replica’s van de Eiffeltoren, van Venetie, de themahotels en fontein- en lichtshows. En als het glimt en licht geeft vind ik het leuk. Geen hippe musea en gotische gebouwen maar keiharde kitch. Ik heb gehoord dat je in Vegas voor niet al te veel geld in een goed hotel kunt slapen, dat je er heerlijk kunt eten en dat alles goed te belopen is. De grootste winkelcentra en outlets van de VS bevinden zich in Vegas. Er zijn allemaal beroemde mensen die in Vegas, in de nadagen van hun carrière, optredens geven. Ok, ik hou niet van Céline Dion en Cirque du Soleil is ook niet aan mij besteed, maar vervelen hoef je je er echt niet. En als je even wat anders wilt is de Grand Canyon om de hoek. Je kunt in Vegas een helikopter huren om het te bezoeken. En in Vegas is het vaak mooi weer. Het is er warm, nou ja, best heet. Maar beter heet dan koud en nat.
Ik weet dat Vegas bekend staat om twee dingen. Twee dingen waar ik niet echt op zit te wachten. Je kunt er gokken en je kunt er (snel en goedkoop) trouwen. Gokken hou ik niet van en trouwen hoeft van mij niet. Maar op internet zag ik dat je kunt trouwen terwijl Elvis je weggeeft en een lied voor je zingt. Dat klinkt toch wel aantrekkelijk. Wie wil er geen dvd hebben met daarop zijn bruiloft met een zingende Elvis. Nee, ik ga me wel vermaken Las Vegas.
Ondanks die blikken denk ik toch dat ik Las Vegas geweldig ga vinden. Toen ik vorig jaar in Florida was ontdekte ik namelijk dat het goed vakantie vieren is op een plek met mooi weer, leuke hotels, lekker eten en af en toe wat oppervlakkig vermaak. Ik ben niet vies van wat oppervlakkig vermaak. Sterker nog, ik hou daar wel van. Ik weet dat dat in intellectuele kringen niet gezegd mag worden, maar toch. Waarom afzichtig zijn van gemak, vermaak, lekker eten en mooi weer. Sinds wanneer is comfort een vies woord?
Vegas is het Mekka van het oppervlakkig vermaak en van alle gemakken voorzien. Je kunt je er uren verbazen over de lichtgevende kitcherige hotels die er zijn neergezet. Je kunt je er vergapen aan replica’s van de Eiffeltoren, van Venetie, de themahotels en fontein- en lichtshows. En als het glimt en licht geeft vind ik het leuk. Geen hippe musea en gotische gebouwen maar keiharde kitch. Ik heb gehoord dat je in Vegas voor niet al te veel geld in een goed hotel kunt slapen, dat je er heerlijk kunt eten en dat alles goed te belopen is. De grootste winkelcentra en outlets van de VS bevinden zich in Vegas. Er zijn allemaal beroemde mensen die in Vegas, in de nadagen van hun carrière, optredens geven. Ok, ik hou niet van Céline Dion en Cirque du Soleil is ook niet aan mij besteed, maar vervelen hoef je je er echt niet. En als je even wat anders wilt is de Grand Canyon om de hoek. Je kunt in Vegas een helikopter huren om het te bezoeken. En in Vegas is het vaak mooi weer. Het is er warm, nou ja, best heet. Maar beter heet dan koud en nat.
Ik weet dat Vegas bekend staat om twee dingen. Twee dingen waar ik niet echt op zit te wachten. Je kunt er gokken en je kunt er (snel en goedkoop) trouwen. Gokken hou ik niet van en trouwen hoeft van mij niet. Maar op internet zag ik dat je kunt trouwen terwijl Elvis je weggeeft en een lied voor je zingt. Dat klinkt toch wel aantrekkelijk. Wie wil er geen dvd hebben met daarop zijn bruiloft met een zingende Elvis. Nee, ik ga me wel vermaken Las Vegas.
donderdag 4 februari 2010
Foundation
H: Wat zoek je?
E: Mijn foundation, ik kan mijn foundation niet vinden
H: Dan kan ik je niet helpen. Ik weet niet wat foundation is behalve een stichting.
E: Mijn foundation, ik kan mijn foundation niet vinden
H: Dan kan ik je niet helpen. Ik weet niet wat foundation is behalve een stichting.
woensdag 3 februari 2010
Alsof ze zo uit de Libelle komen
Een paar dagen geleden schreef ik op deze plek over de nadelen van het ouderschap. In mijn omgeving maakte dit veel los, ik kreeg behoorlijk wat instemmende mailtjes, maar ook relativerende. Vandaar dat ik het onderwerp andermaal aansnij (en dan moet het echt afgelopen zijn).
Een van de overwegingen om niet te staan springen bij de gedachte aan een baby was het feit dat je zo veel van je eigen leven moet opgeven. Maar misschien is dit het inderdaad wel waard en kan je, als je echt wilt, een hoop balletjes te gelijk in de lucht houden. Als je naast kinderen ook nog een carrière wilt hebben, wordt er door werkgevers doorgaans wel van je verwacht dat je minstens vier dagen werkt. Misschien moet je dat dan ook gewoon maar doen. Ik weet van mensen die inderdaad fulltime werken, twee kinderen hebben, een opleiding ernaast doen en ook nog af en toe een fles wijn leegdrinken met vrienden. En ze hebben toch een heel gelukkig gezinsleven. Ze zijn alleen af en toe heel erg moe. Nou en? Dan ben je maar moe, dan is je huis maar wat minder opgeruimd.
Het idee dat je alles succesvol naast elkaar moet kunnen is sowieso iets dat je tegenwoordig wordt opgelegd. Er wordt van je verwacht dat je goed in je werk bent, maar dat je daarnaast ook nog één à twee kinderen kunt grootbrengen, een groot opgeruimd huis hebt en je hele gezin aankleedt alsof ze zo uit de Libelle zijn komen stappen. “Voor mijn kind alleen het allerbeste.” Dit laatste zie je ook weer terug aan de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan, aan wat ze aan hen besteden voor kleding, inrichting van de kinderkamer, speelgoed. Alles moet nieuw, kleurgecoördineerd en bijpassend zijn, alles moet kloppen, anders heb je niet genoeg voor je kind over. Zelf hou ik daar eigenlijk niet zo van. Al wil je het allerbeste voor je kind, ik zou toch graag op de kosten letten, dat doe ik voor mijzelf ook.
Ik weet nog dat een paar jaar geleden een vriendin een kindje kreeg en op Koninginnedag uit Amsterdam terugkwam met een stapel tweedehands Mexx babykleding. Trots dat ze was! En gelijk heeft ze. Ik kan ook urenlang over een rommelmarkt struinen of marktplaats en als ik dan een ontzettend koopje vind ben ik heel erg blij. Als ik heb afgedongen helemaal, want daar ben ik niet heel goed in. Het schijnt dat je moet zeggen “Okee, voor tien euro neem ik ‘m mee,” maar ik krijg dan vaak als antwoord “Er staat niet voor niets twaalf vijftig op.”
Wat ik maar wil zeggen is dat als je het zo bekijkt het vervelendste aan kinderen hun ouders zijn. Ze kunnen er zelf eigenlijk niks aan doen. Leuke ouders hebben vaak leuke kinderen. Daarom moet het bij ons dus wel heel goed gaan, want we weten het nu al zo veel beter. Tenminste, dat zegt de meneer altijd. Ik ben namelijk bang dat ik niet leuk genoeg ben met kinderen, dat ik niet goed kan opvoeden, te ongeduldig ben of niet consequent genoeg (en ook dat ik het na een week zat ben en vraag of we het niet kunnen ruilen voor een puppy). Het feit dat ik nu al over dat soort dingen nadenk, ziet hij als hét teken dat het op deze punten vast wel goed komt. Op tv word je af en toe gek gemaakt met opvoedprogramma’s over falende ouders. Het is werkelijk niet om aan te zien hoe sommige monsters zich misdragen. Vervolgens zie je hoe de ouders schelden op elkaar, schreeuwen naar hun kind en gooien met hun spullen. Niet verwonderlijk dus dat zij niet zulke leuke kinderen hebben.
Maar goed, wat goed genoeg is voor jezelf, is goed genoeg voor je kind, lijkt me en zo lang je kind goed te eten krijgt, schoon is en jij niet met een spuit in je arm onder de tafel ligt, ben je al een vrij aardige ouder. Voorlopig wil ik nog even zonder wallen onder mijn ogen en in schone kleding naar mijn werk en 's avonds in de gelegenheid zijn een fles wijn leeg te drinken terwijl ik een pizza opwarm. Terwijl ik dat doe ga ik nog maar eens goed nadenken over hoe erg het is om dat op te geven. En misschien mag ik eens een kind van iemand lenen om te zien of ik het aankan (zonder fles wijn, ik beloof het). Dan maar niet alles strak en kleurgecoördineerd, dat doe ik nu ook al niet. En wellicht met een kwakje opgedroogde melk op je jurk.
Een van de overwegingen om niet te staan springen bij de gedachte aan een baby was het feit dat je zo veel van je eigen leven moet opgeven. Maar misschien is dit het inderdaad wel waard en kan je, als je echt wilt, een hoop balletjes te gelijk in de lucht houden. Als je naast kinderen ook nog een carrière wilt hebben, wordt er door werkgevers doorgaans wel van je verwacht dat je minstens vier dagen werkt. Misschien moet je dat dan ook gewoon maar doen. Ik weet van mensen die inderdaad fulltime werken, twee kinderen hebben, een opleiding ernaast doen en ook nog af en toe een fles wijn leegdrinken met vrienden. En ze hebben toch een heel gelukkig gezinsleven. Ze zijn alleen af en toe heel erg moe. Nou en? Dan ben je maar moe, dan is je huis maar wat minder opgeruimd.
Het idee dat je alles succesvol naast elkaar moet kunnen is sowieso iets dat je tegenwoordig wordt opgelegd. Er wordt van je verwacht dat je goed in je werk bent, maar dat je daarnaast ook nog één à twee kinderen kunt grootbrengen, een groot opgeruimd huis hebt en je hele gezin aankleedt alsof ze zo uit de Libelle zijn komen stappen. “Voor mijn kind alleen het allerbeste.” Dit laatste zie je ook weer terug aan de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan, aan wat ze aan hen besteden voor kleding, inrichting van de kinderkamer, speelgoed. Alles moet nieuw, kleurgecoördineerd en bijpassend zijn, alles moet kloppen, anders heb je niet genoeg voor je kind over. Zelf hou ik daar eigenlijk niet zo van. Al wil je het allerbeste voor je kind, ik zou toch graag op de kosten letten, dat doe ik voor mijzelf ook.
Ik weet nog dat een paar jaar geleden een vriendin een kindje kreeg en op Koninginnedag uit Amsterdam terugkwam met een stapel tweedehands Mexx babykleding. Trots dat ze was! En gelijk heeft ze. Ik kan ook urenlang over een rommelmarkt struinen of marktplaats en als ik dan een ontzettend koopje vind ben ik heel erg blij. Als ik heb afgedongen helemaal, want daar ben ik niet heel goed in. Het schijnt dat je moet zeggen “Okee, voor tien euro neem ik ‘m mee,” maar ik krijg dan vaak als antwoord “Er staat niet voor niets twaalf vijftig op.”
Wat ik maar wil zeggen is dat als je het zo bekijkt het vervelendste aan kinderen hun ouders zijn. Ze kunnen er zelf eigenlijk niks aan doen. Leuke ouders hebben vaak leuke kinderen. Daarom moet het bij ons dus wel heel goed gaan, want we weten het nu al zo veel beter. Tenminste, dat zegt de meneer altijd. Ik ben namelijk bang dat ik niet leuk genoeg ben met kinderen, dat ik niet goed kan opvoeden, te ongeduldig ben of niet consequent genoeg (en ook dat ik het na een week zat ben en vraag of we het niet kunnen ruilen voor een puppy). Het feit dat ik nu al over dat soort dingen nadenk, ziet hij als hét teken dat het op deze punten vast wel goed komt. Op tv word je af en toe gek gemaakt met opvoedprogramma’s over falende ouders. Het is werkelijk niet om aan te zien hoe sommige monsters zich misdragen. Vervolgens zie je hoe de ouders schelden op elkaar, schreeuwen naar hun kind en gooien met hun spullen. Niet verwonderlijk dus dat zij niet zulke leuke kinderen hebben.
Maar goed, wat goed genoeg is voor jezelf, is goed genoeg voor je kind, lijkt me en zo lang je kind goed te eten krijgt, schoon is en jij niet met een spuit in je arm onder de tafel ligt, ben je al een vrij aardige ouder. Voorlopig wil ik nog even zonder wallen onder mijn ogen en in schone kleding naar mijn werk en 's avonds in de gelegenheid zijn een fles wijn leeg te drinken terwijl ik een pizza opwarm. Terwijl ik dat doe ga ik nog maar eens goed nadenken over hoe erg het is om dat op te geven. En misschien mag ik eens een kind van iemand lenen om te zien of ik het aankan (zonder fles wijn, ik beloof het). Dan maar niet alles strak en kleurgecoördineerd, dat doe ik nu ook al niet. En wellicht met een kwakje opgedroogde melk op je jurk.
2012
Op z'n tijd kan een goede rampenfilm best lekker zijn, je bent immers niet altijd in staat om naar een drie uur durende Franse arthouse film te kijken. Daarom keek ik gisteren samen met de meneer naar 2012, een typische Hollywood-visie op het einde der tijden. De eerste helft van de film is één grote hysterische autorit met ontploffingen en aardverschuivingen in de achteruitkijkspiegel. Andere onontbeerlijke ingrediënten: Elkaar heel lang in de ogen kijken en diepzinnige dingen zeggen terwijl je nog 30 seconden hebt voordat je door een rotsblok verpletterd wordt (waardoor ik op en neer springend riep 'schiet nou op schiet nou op!'); de vernietiging van iconen als het Jezusbeeld van Rio, de Sixtijnse kapel, de eiffeltoren van Las Vegas (applaus in de kamer); een verscheurde familie die door barre omstandigheden toch weer bij elkaar komt (even naar de keuken gelopen); het feit dat de vernietiging van de aarde in de VS begint etc.
Als je de best film van 2009 wilt zien moet je deze niet huren, maar als je een avond knallen, gillen en gesuikerde toespraken wilt zien, dan is dit zeker een aanrader.
Een Aaf zijn
Op de website van NRC Next stond gister een oproep voor het insturen van columns onder het kopje 'Voor een dagje Aaf zijn'. Dit is mijn reactie op die oproep (en dus niet mijn inzending).
Voor één dagje Aaf zijn? Ik zou wel voor de rest van mijn leven Aaf willen zijn.
Als ik met de wetenschap van nu zou mogen kiezen wie of wat ik in mijn leven zou zijn, dan zou ik er denk ik niet voor kiezen jurist te worden. Hoe leuk ik mijn huidige baan ook vind en hoe veel plezier ik ook aan mijn studie heb beleefd. Als ik het écht voor het zeggen had, zou ik willen kiezen uit drie droombanen of droomcarrieres of eigenlijk droom-ikken. Eén ervan is Aaf zijn. Of ‘een Aaf’ zijn. Hoe erg dat ook klinkt.
Als ik Aaf was zou ik elke dag de tijd hebben om na te denken over het leven. Elke dag de tijd daarover een stukje te schrijven en ook meteen een goed stukje (want ik ben Aaf). Ik heb dan een wit klein laptopje en zit in een cafeetje cappuccino’s te drinken. Ik mag op mijn laptopje het internet afstruinen en filmpjes op youtube bekijken zonder schuldgevoel. Want het is voor mijn werk. Professioneel internetten en je professioneel verbazen over de wereld om je heen en daar columns over schrijven. Het lijkt me heerlijk.
Als ik ‘de Aaf’ was had ik ook een inloopkast gehad met een roze deur. Ik heb namelijk in VT Wonen gelezen dat ze dat heeft. Ik, de echte ik, de Eef-ik en niet de Aaf-ik, heb ook een inloopkast. Maar die is nogal karig ingericht omdat we nog geen tijd hebben gehad die af te bouwen. Het licht ontbreekt en we hebben ook geen roze deur. Maar soms roep ik wel als ik gezocht wordt, net als Aaf, dat ik in de kast zit.
En als ik Aaf ben mag ik soms bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel zitten en vragen stellen aan leuke gasten. En ik zou zo allemaal interessante mensen ontmoeten. Misschien zou ik dan Matthijs zelfs wel zo goed kennen dat ik een opmerking zou mogen maken, achter de schermen uiteraard, over zijn haar, dat hij het echt een paar centimeter moet bijknippen. Of over zijn pakken, dat ze soms wel erg glimmen en erg strak zitten. Ja, ik wou dat ik Aaf was.
Voor één dagje Aaf zijn? Ik zou wel voor de rest van mijn leven Aaf willen zijn.
Als ik met de wetenschap van nu zou mogen kiezen wie of wat ik in mijn leven zou zijn, dan zou ik er denk ik niet voor kiezen jurist te worden. Hoe leuk ik mijn huidige baan ook vind en hoe veel plezier ik ook aan mijn studie heb beleefd. Als ik het écht voor het zeggen had, zou ik willen kiezen uit drie droombanen of droomcarrieres of eigenlijk droom-ikken. Eén ervan is Aaf zijn. Of ‘een Aaf’ zijn. Hoe erg dat ook klinkt.
Als ik Aaf was zou ik elke dag de tijd hebben om na te denken over het leven. Elke dag de tijd daarover een stukje te schrijven en ook meteen een goed stukje (want ik ben Aaf). Ik heb dan een wit klein laptopje en zit in een cafeetje cappuccino’s te drinken. Ik mag op mijn laptopje het internet afstruinen en filmpjes op youtube bekijken zonder schuldgevoel. Want het is voor mijn werk. Professioneel internetten en je professioneel verbazen over de wereld om je heen en daar columns over schrijven. Het lijkt me heerlijk.
Als ik ‘de Aaf’ was had ik ook een inloopkast gehad met een roze deur. Ik heb namelijk in VT Wonen gelezen dat ze dat heeft. Ik, de echte ik, de Eef-ik en niet de Aaf-ik, heb ook een inloopkast. Maar die is nogal karig ingericht omdat we nog geen tijd hebben gehad die af te bouwen. Het licht ontbreekt en we hebben ook geen roze deur. Maar soms roep ik wel als ik gezocht wordt, net als Aaf, dat ik in de kast zit.
En als ik Aaf ben mag ik soms bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel zitten en vragen stellen aan leuke gasten. En ik zou zo allemaal interessante mensen ontmoeten. Misschien zou ik dan Matthijs zelfs wel zo goed kennen dat ik een opmerking zou mogen maken, achter de schermen uiteraard, over zijn haar, dat hij het echt een paar centimeter moet bijknippen. Of over zijn pakken, dat ze soms wel erg glimmen en erg strak zitten. Ja, ik wou dat ik Aaf was.
dinsdag 2 februari 2010
Kinderwens?
Vorig jaar kreeg ik van de meneer de gehele serie van Cold Feet cadeau en gisteren heb ik eindelijk seizoen 1 gekeken. Hierin zien we onder andere de afgrijselijke toestanden thuis bij Pete en Jenny nadat hun eerste baby is geboren. Alle clichés komen voorbij: het nachten lang wakker liggen in het gekrijs, de ongelijke verdeling van de huishoudelijke taken, stinkende poepluiers, een non-existent seksleven, geen tijd meer om uit te gaan, geen tijd meer voor elkaar. Op de een of andere manier wordt dit zo in beeld gebracht, dat ik niet dacht ‘hè, daar gaan we weer'. Arme Pete en Jenny gaan er bijna aan onderdoor en dit geldt eigenlijk ook voor een ander stel met een peuter. De serie is op zijn zachtst gezegd geen reclame voor het ouderschap. En laat ik dat nou juist wel nodig hebben.
Want wat is er nu eigenlijk zo vreselijk leuk aan het hebben van een kind, of zelfs meerdere kinderen? Zoals ik eerder op deze plek schreef wordt er steeds vaker aan mij gevraagd of ik kinderen heb, of ik kinderen wil, wanneer ik kinderen krijg en of ik al zwanger ben. Redelijk impertinent allemaal, maar het schijnt de gemoederen van bekenden en minder bekenden flink bezig te houden. Die van mij niet zo, hoewel je er hierdoor onwillekeurig tóch over na gaat denken. Misschien denk ik er iets te veel over na, maar ik zie toch een hoop nadelen.
Denk bijvoorbeeld aan de bevalling. Ik zal niet in detail treden, maar als je enigszins een idee hebt van hoe een bevalling gaat, dan zul je begrijpen dat dit niet iets is waar ik enorm naar uitzie. Ik zap weleens langs SBS6 en meestal als ik denk ‘jemig, wat zenden ze hier een agressieve slachtfilm uit op prime time’ dan blijkt het om een aflevering van De Bevalling te gaan. Vreselijk. Deze bevalling heeft veelal desastreuze gevolgen voor het slachtoffer: je buik zal nooit meer dezelfde zijn (behalve als je Heidi Klum heet). Als het meezit lubbert hij alleen uit, zit het tegen, dan heb je ook nog een litteken. Kom je thuis met je hoopje geluk, dan beginnen de slapeloze nachten en eindigt je sociale leven. Dit duurt gemiddeld achttien jaar. Achttien jaar waarin je minder moet gaan werken en daardoor minder makkelijk carrière maakt. Achttien jaar waarin je minder ver kan reizen en alleen tijdens het hoogseizoen. Het kost klauwen met geld en al je vrije tijd en als het kind gaat puberen blijk je het ook nog eens allemaal verkeerd te doen.
Als je een en ander ventileert, word je door veel mensen aangekeken alsof je melaats bent. Vriendin G. durft bijna tegen niemand meer te zeggen dat ze geen kinderen wil. Dan legt er een vriendin bezorgd een hand op haar arm en zegt dan geruststellend: ‘Ach, misschien komt dat nog wel hè.’ Alsof je een vreselijke ziekte hebt en we maar moeten hopen dat er binnenkort een medicijn voor gevonden wordt. Blijkbaar is het de norm dat iedere vrouw de hartstochtelijke wens heeft zich voort te planten en als je daar niet aan voldoet ben je een grote egoïst en steek je als vrouw niet goed in elkaar. Dat terwijl de meeste argumenten die ik vóór het krijgen van kinderen heb gehoord, op mij nogal egoïstisch overkomen. Het belangrijkste argument is blijkbaar ‘je krijgt er ook zo veel voor terug’. Wát je er voor terugkrijgt, dat is mij niet helemaal duidelijk (Poep? Een laag banksaldo? Een puisterige puber?), misschien dat het meer een soort gevoel van gelukzaligheid is en denk ik te concreet? Hoe dan ook, ergens iets voor krijgen is een van de meest egoïstische redenen om iets te doen. Een andere reden die een vriendin voorgeschoteld kreeg was dat je dan je eigen genen kan doorgeven. Ik vind mijzelf en de meneer best leuke mensen, maar ik heb nou nooit het gevoel dat ik mijn genen moet doorgeven. Waar slaat dat op?? Dan kun je beter kunstenaar, schrijver of wetenschapper worden, als je dan zo nodig iets van jezelf door moet geven. Maar om daar nou een kind mee op te zadelen. Lekker egoïstisch.
De Prenatal heeft op dit moment de slogan ‘Als jij wij wordt’. Een vreselijke zin. Ben je zonder kind geen volwaardig ‘wij’? En is het worden van ‘wij’ het hoogste goed? Misschien wil ik wel gewoon ‘ik’ blijven. Of alleen maar ‘jij en ik’. Waarom ‘wij’? Vriendin N. heeft een vriendin en sinds zij een relatie heeft kan zij alleen nog in de wij-vorm praten. ‘Daar houden wij niet van’ of ‘Wij vinden zus of zo heel erg leuk’. Eef noemt dit de emotionele terreur van de gezinsvorming.
Dit klinkt nu allemaal wel erg negatief. Daarom nog het volgende: ik ken genoeg leuke mensen met leuke kindjes, die nog steeds een heel gezellig leven hebben en als ik hen zo bezig zie dan denk ik ‘wat lief, wat goed, wat mooi’. Mijn broer heeft bijvoorbeeld een schat van een dochter en daar word je ontzettend vrolijk van. Maar je moet er echt veel voor inleveren en niemand kan mij de garantie geven dat ik ook zo’n voorbeeldig en mooi kind krijg. Daarom denk ik er nog maar wat over na. Samen met de rest van mijn omgeving.
Want wat is er nu eigenlijk zo vreselijk leuk aan het hebben van een kind, of zelfs meerdere kinderen? Zoals ik eerder op deze plek schreef wordt er steeds vaker aan mij gevraagd of ik kinderen heb, of ik kinderen wil, wanneer ik kinderen krijg en of ik al zwanger ben. Redelijk impertinent allemaal, maar het schijnt de gemoederen van bekenden en minder bekenden flink bezig te houden. Die van mij niet zo, hoewel je er hierdoor onwillekeurig tóch over na gaat denken. Misschien denk ik er iets te veel over na, maar ik zie toch een hoop nadelen.
Denk bijvoorbeeld aan de bevalling. Ik zal niet in detail treden, maar als je enigszins een idee hebt van hoe een bevalling gaat, dan zul je begrijpen dat dit niet iets is waar ik enorm naar uitzie. Ik zap weleens langs SBS6 en meestal als ik denk ‘jemig, wat zenden ze hier een agressieve slachtfilm uit op prime time’ dan blijkt het om een aflevering van De Bevalling te gaan. Vreselijk. Deze bevalling heeft veelal desastreuze gevolgen voor het slachtoffer: je buik zal nooit meer dezelfde zijn (behalve als je Heidi Klum heet). Als het meezit lubbert hij alleen uit, zit het tegen, dan heb je ook nog een litteken. Kom je thuis met je hoopje geluk, dan beginnen de slapeloze nachten en eindigt je sociale leven. Dit duurt gemiddeld achttien jaar. Achttien jaar waarin je minder moet gaan werken en daardoor minder makkelijk carrière maakt. Achttien jaar waarin je minder ver kan reizen en alleen tijdens het hoogseizoen. Het kost klauwen met geld en al je vrije tijd en als het kind gaat puberen blijk je het ook nog eens allemaal verkeerd te doen.
Als je een en ander ventileert, word je door veel mensen aangekeken alsof je melaats bent. Vriendin G. durft bijna tegen niemand meer te zeggen dat ze geen kinderen wil. Dan legt er een vriendin bezorgd een hand op haar arm en zegt dan geruststellend: ‘Ach, misschien komt dat nog wel hè.’ Alsof je een vreselijke ziekte hebt en we maar moeten hopen dat er binnenkort een medicijn voor gevonden wordt. Blijkbaar is het de norm dat iedere vrouw de hartstochtelijke wens heeft zich voort te planten en als je daar niet aan voldoet ben je een grote egoïst en steek je als vrouw niet goed in elkaar. Dat terwijl de meeste argumenten die ik vóór het krijgen van kinderen heb gehoord, op mij nogal egoïstisch overkomen. Het belangrijkste argument is blijkbaar ‘je krijgt er ook zo veel voor terug’. Wát je er voor terugkrijgt, dat is mij niet helemaal duidelijk (Poep? Een laag banksaldo? Een puisterige puber?), misschien dat het meer een soort gevoel van gelukzaligheid is en denk ik te concreet? Hoe dan ook, ergens iets voor krijgen is een van de meest egoïstische redenen om iets te doen. Een andere reden die een vriendin voorgeschoteld kreeg was dat je dan je eigen genen kan doorgeven. Ik vind mijzelf en de meneer best leuke mensen, maar ik heb nou nooit het gevoel dat ik mijn genen moet doorgeven. Waar slaat dat op?? Dan kun je beter kunstenaar, schrijver of wetenschapper worden, als je dan zo nodig iets van jezelf door moet geven. Maar om daar nou een kind mee op te zadelen. Lekker egoïstisch.
De Prenatal heeft op dit moment de slogan ‘Als jij wij wordt’. Een vreselijke zin. Ben je zonder kind geen volwaardig ‘wij’? En is het worden van ‘wij’ het hoogste goed? Misschien wil ik wel gewoon ‘ik’ blijven. Of alleen maar ‘jij en ik’. Waarom ‘wij’? Vriendin N. heeft een vriendin en sinds zij een relatie heeft kan zij alleen nog in de wij-vorm praten. ‘Daar houden wij niet van’ of ‘Wij vinden zus of zo heel erg leuk’. Eef noemt dit de emotionele terreur van de gezinsvorming.
Dit klinkt nu allemaal wel erg negatief. Daarom nog het volgende: ik ken genoeg leuke mensen met leuke kindjes, die nog steeds een heel gezellig leven hebben en als ik hen zo bezig zie dan denk ik ‘wat lief, wat goed, wat mooi’. Mijn broer heeft bijvoorbeeld een schat van een dochter en daar word je ontzettend vrolijk van. Maar je moet er echt veel voor inleveren en niemand kan mij de garantie geven dat ik ook zo’n voorbeeldig en mooi kind krijg. Daarom denk ik er nog maar wat over na. Samen met de rest van mijn omgeving.
maandag 1 februari 2010
Renske de Greef - En je ziet nog eens wat
Jaja, ik heb hem ook gelezen. Ik vond hem niet briljant, maar wel leuk. In twee avonden uitgelezen. Goed geschreven. Soort chicklit met een diepere lading. Ik moest een beetje denken aan 'Cause Celeb' van Helen Fielding, maar dan cynisch.
3,5 sterren (van de vijf)
Caar besprak het boek eerder hier en gaf het vijf sterren.
3,5 sterren (van de vijf)
Caar besprak het boek eerder hier en gaf het vijf sterren.
Jammer dat de jaren '80 voorbij zijn
Wat was ik graag een popzangeres in de jaren ’80 geweest. Die meiden hangen een bepaald soort feminisme aan dat me wel aanspreekt. En ze kunnen natuurlijk geweldig dansen. Ik kwam op deze gedachte toen ik twee weken geleden, ter afleiding van mijn saaie studeeractiviteiten, wat filmpjes op youtube bekeek.
Ik kan helemaal niet dansen en daar zal mijn fascinatie met die danspasjes wel vandaan komen. Zie hier de danspasjes van Mel en Kim in Respectable, echt geweldig. Zo mag je je als zelfrespecterend persoon tegenwoordig niet meer in het openbaar bewegen. En dat is jammer, want dit is een geweldige uitlaatklep voor een saaie baan, een zware week of een vervelende kerst.
Het feminisme van de jaren '80 zangeressen spreekt o.a. uit de liedjes die ze zingen. Het gaat nooit over wegkwijnende vrouwen die zitten te wachten op een man of niet verder kunnen leven zonder die ene man. Nee, de verkoopcijfers van de boeken van Jane Austen zullen in de jaren ’80 niet best zijn geweest. Dit zijn zelfstandige vrouwen, ze weten wat ze willen en ze zijn niet verlegen er veel voor te doen en zelfs hun lichaam er voor in te zetten. Zie Samantha Fox met Touch me. Maar ook met haar nummer Nothing’s gonna stop me now. Geen meisjes die in een kleine bikini om een moeilijke neger met heel veel goud heen dansen maar een meisje dat een speedboot bestuurt en heel hard zingt dat niemand haar tegenhoudt. Geen man te bekennen daar.
Sabrina is overigens ook een zangeres die geen man nodig heeft om omheen te hangen, zij is niet de accessoire maar het middelpunt. Ultiem voorbeeld is natuurlijk haar nummer Boys, boys, boys. H en ik zaten eens in een Parijs' café en boven zijn hoofd hing een flatscreen met daarop, zonder geluid, de clip van dit nummer. Ik heb werkelijk met open mond zitten kijken en me er sindsdien al meerdere keren over verbaasd dat die clip toendertijd werd uitgezonden. Blijkbaar was dat toen geen probleem.
Maar okee, Sabrina gaat wat ver. Ik had geen Sabrina willen zijn in de jaren ’80. Ze ziet er namelijk uit alsof ze de platenbaas niet met haar zangtalent alleen heeft weten te overtuigen. Maar ze wist wel wat ze wilde (een hit) en was bereid daar veel voor te doen (in een witte bikini in een zwembad heen en weer hupsen). En is er ook nog eens in geslaagd (de hit en het hupsen). Feminisme met een hoofdletter.
Overigens, ik merkte net op dat ik geen Sabrina had willen zijn, ik was het ook niet geworden als ik het wel had gewild hoor. Om te beginnen was ik nog niet meerderjarig in de jaren ‘80, maar daarnaast was die bikini van Sabrina in geen enkel decennium een succes bij mij geworden. Overigens is dit wel een video die heeeel veel is bekeken op youtube.
En een groot voordeel van de jaren ’80 is dat ik die mode ook best kon hebben (ok, op weer die bikini na). Maar als je die wijde shirts ziet. Legging eronder met pumps en klaar ben je. Op vakantie neem je alleen mee drie leggings, een heleboel wijde shirts, drie paar pumps, een enorme föhn en een fles haarlak.
En als je dan bedenkt dat de mannen van toen mannen als Rick Astley waren. Daar is toch he-le-maal niks aan? Rick Astley zou verpletterd worden onder Sabrina. Hoewel, we hadden ook Don Johnson. Ik denk dat hij Sabrina wel had aangekund. Ik zag van de week weer colbertjasjes hangen met omgeslagen mouwen, ik dacht dat dat wel nooit meer terug zou komen, maar dat bleek een illusie.
Jammer dat de jaren ’80 voorbij zijn, jammer dat ik geen twintig meer ben, jammer dat ik niet kan zingen en dansen, maar toch…. Het was zo leuk geweest.
Ik kan helemaal niet dansen en daar zal mijn fascinatie met die danspasjes wel vandaan komen. Zie hier de danspasjes van Mel en Kim in Respectable, echt geweldig. Zo mag je je als zelfrespecterend persoon tegenwoordig niet meer in het openbaar bewegen. En dat is jammer, want dit is een geweldige uitlaatklep voor een saaie baan, een zware week of een vervelende kerst.
Het feminisme van de jaren '80 zangeressen spreekt o.a. uit de liedjes die ze zingen. Het gaat nooit over wegkwijnende vrouwen die zitten te wachten op een man of niet verder kunnen leven zonder die ene man. Nee, de verkoopcijfers van de boeken van Jane Austen zullen in de jaren ’80 niet best zijn geweest. Dit zijn zelfstandige vrouwen, ze weten wat ze willen en ze zijn niet verlegen er veel voor te doen en zelfs hun lichaam er voor in te zetten. Zie Samantha Fox met Touch me. Maar ook met haar nummer Nothing’s gonna stop me now. Geen meisjes die in een kleine bikini om een moeilijke neger met heel veel goud heen dansen maar een meisje dat een speedboot bestuurt en heel hard zingt dat niemand haar tegenhoudt. Geen man te bekennen daar.
Sabrina is overigens ook een zangeres die geen man nodig heeft om omheen te hangen, zij is niet de accessoire maar het middelpunt. Ultiem voorbeeld is natuurlijk haar nummer Boys, boys, boys. H en ik zaten eens in een Parijs' café en boven zijn hoofd hing een flatscreen met daarop, zonder geluid, de clip van dit nummer. Ik heb werkelijk met open mond zitten kijken en me er sindsdien al meerdere keren over verbaasd dat die clip toendertijd werd uitgezonden. Blijkbaar was dat toen geen probleem.
Maar okee, Sabrina gaat wat ver. Ik had geen Sabrina willen zijn in de jaren ’80. Ze ziet er namelijk uit alsof ze de platenbaas niet met haar zangtalent alleen heeft weten te overtuigen. Maar ze wist wel wat ze wilde (een hit) en was bereid daar veel voor te doen (in een witte bikini in een zwembad heen en weer hupsen). En is er ook nog eens in geslaagd (de hit en het hupsen). Feminisme met een hoofdletter.
Overigens, ik merkte net op dat ik geen Sabrina had willen zijn, ik was het ook niet geworden als ik het wel had gewild hoor. Om te beginnen was ik nog niet meerderjarig in de jaren ‘80, maar daarnaast was die bikini van Sabrina in geen enkel decennium een succes bij mij geworden. Overigens is dit wel een video die heeeel veel is bekeken op youtube.
En een groot voordeel van de jaren ’80 is dat ik die mode ook best kon hebben (ok, op weer die bikini na). Maar als je die wijde shirts ziet. Legging eronder met pumps en klaar ben je. Op vakantie neem je alleen mee drie leggings, een heleboel wijde shirts, drie paar pumps, een enorme föhn en een fles haarlak.
En als je dan bedenkt dat de mannen van toen mannen als Rick Astley waren. Daar is toch he-le-maal niks aan? Rick Astley zou verpletterd worden onder Sabrina. Hoewel, we hadden ook Don Johnson. Ik denk dat hij Sabrina wel had aangekund. Ik zag van de week weer colbertjasjes hangen met omgeslagen mouwen, ik dacht dat dat wel nooit meer terug zou komen, maar dat bleek een illusie.
Jammer dat de jaren ’80 voorbij zijn, jammer dat ik geen twintig meer ben, jammer dat ik niet kan zingen en dansen, maar toch…. Het was zo leuk geweest.
Gedicht van de maand: Februari
Licht
licht uit een ander seizoen,
romig en wit, is de kamer
binnengekomen en schuift
langzaam verder over de kast,
de russische theepot, het valt
op de foto van een gezin
rond de tafel, een dag
in de zomer: gebak, limonade
met langzame teugen
troost komt niet van het licht
waar het om gaat is dat het verandert,
verdwijnt en terugkomt
vanwaar ook verdriet
Miriam van Hee
licht uit een ander seizoen,
romig en wit, is de kamer
binnengekomen en schuift
langzaam verder over de kast,
de russische theepot, het valt
op de foto van een gezin
rond de tafel, een dag
in de zomer: gebak, limonade
met langzame teugen
troost komt niet van het licht
waar het om gaat is dat het verandert,
verdwijnt en terugkomt
vanwaar ook verdriet
Miriam van Hee
Abonneren op:
Posts (Atom)