woensdag 10 februari 2010

Viva Las Vegas

In 2007 gingen de meneer en ik voor het eerst naar de Verenigde Staten. Tenminste, ik ging voor het eerst, hij was eerder al in New York geweest, maar toen kon ik niet mee omdat ik moest afstuderen. Wat vervolgens nog twee jaar duurde. Maar dat terzijde.

We hebben toen een maand lang door Californië gereisd en dat was het moment dat we verliefd zijn geworden op dat land en dan met name de natuur. Het feit dat iedereen Engels spreekt, je overal winkels hebt, de wegen breed en de mensen behulpzaam zijn droeg natuurlijk ook bij aan de feestvreugde (voor een lofzang hierop zie deze column van Eef), maar de natuur was wel heel erg indrukwekkend. Dat was ook het moment dat we verliefd zijn geworden op natuurvakanties, in tegenstelling tot culturele vakanties, die we daarvoor altijd propageerden. Toen was Italië ons favoriete vakantieland, met de prachtige architectuur en het heerlijke eten, een minstens zo belangrijk onderdeel van een cultuur. De VS heeft dat wat minder, maar de VS heeft dat ook minder nodig. Althans, dat denk ik, ik ben nog maar in een paar staten geweest.

Ergens halverwege deze fantastische reis gingen we naar Las Vegas. We hadden net gekampeerd aan het bloedhete Lake Mead, waar de temperatuur ’s nachts niet beneden de 35 graden kwam, zodat we sudderend een nacht hadden wakker gelegen. Daarna dus, na een stop op de prachtige in Art Deco versierde Hoover Dam, door naar Las Vegas. We kenden uiteraard de beelden van deze stad uit films als Ocean’s Eleven, en uit de hitseries CSI en Las Vegas (pakkende naam trouwens). Alleen is het gros van de beelden die je te zien krijgt in de avond opgenomen. Wij arriveerden aan het eind van de ochtend. Het effect was vrij deprimerend. Vanuit de stoffige, kale woestijn doemt plotseling uit het niets een merkwaardige skyline op, ook stoffig. Op de strip (de belangrijkste toegangsweg tot de meeste Amerikaanse steden, waar fastfoodketens en supermarkten zijn) wandelden zwervers en andere enge mensen en ook hier was het stoffig. Eerst maar eens op zoek naar een hotel. In de Lonely Planet stond onder andere het Stratosphere hotel aangeraden, mede vanwege de lage prijs. Ik zag dat daar een enorme lelijke toren bij hoorde, de Stratosphere Tower, dus dat leek ons wel wat. Vriend A. had mij van tevoren verteld dat je in Las Vegas heel goedkoop kon slapen en daar hadden we ons ook op ingesteld. Wel duurder dan kamperen, maar goed, het is vakantie (een van de terugkerende thema's tijdens onze reizen)!

Bij de incheckbalie stond al een lange rij met Amerikaanse toeristen, allemaal met dezelfde tiendelige kofferset. Na driekwartier waren we eindelijk aan de beurt. We werden geholpen door een Aziatisch uitziende man met een bijpassend accent. Hij vertelde ons alles over het hotel, niet alles even verstaanbaar. Wel verstonden we de prijs heel goed: 150 dollar per nacht. Ik moest even slikken, in de Lonely Planet stond toch...? Ja, maar het was nu weekend en dat is duurder. Weekend, het was toch donderdagochtend? Ja, maar hier in Vegas begint het weekend op donderdag, eigenlijk al op woensdagavond, dus we hadden geluk dat we zonder reservering een kamer konden krijgen. Hij vertelde ons vervolgens waar de bellee warkìh was. Wij keken hem niet begrijpend aan: "Sorry, de wat?" De bellee warkìh. Na drie keer heen en weer wees hij het op een plattegrond aan: Vallet Parking. Ah, nou dat hadden we niet nodig. We gingen snel onze koffers uit de auto halen en naar de kamer.

Mijn humeur was opperbest: ik kon alleen maar denken aan alle leuke dingen die we van die 150 dollar hadden kunnen doen, het heerlijke eten. De calvinist in mij was woest wakkergeschud, en dat werd alleen maar erger toen ik de gigantische twee-kamersuite zag. Twee enorme kamers en een gigantische badkamer! Ik had natuurlijk blij moeten zijn maar ik was boos. Gek hè? We zijn maar snel naar buiten gegaan om de stad te bekijken. Na een uur waren we klaar. Conclusie: vieze stad, vieze mensen en heel erg veel rommel. Met daar dan de brandende zon en een laag zand op. In een boekje lazen we dat vlak bij Vegas een canyon was, die zijn we toen maar gaan bekijken, werkelijk prachtig. Ik bromde af en toe iets over 150 dollar, maar verder ging het goed.

's Avonds zijn we wederom de stad gaan bekijken en ik moet zeggen dat ik het toen veel leuker vond. Alles was mooi verlicht, de fonteinen spoten en er was muziek. Las Vegas is een stad die je inderdaad het beste in de avond kan bekijken. Gokkende mensen zijn ook in de avond een stuk minder treurig. Op de vrouw met het ballondierhoedje na, dat is altijd treurig.

Las Vegas, niet echt mijn stad, en dat had ik kunnen weten, want mijn jeugdheld Nico Landers had er al voor gewaarschuwd in zijn lied, je raad het al, Las Vegas:

Ik zocht m'n geluk
Maar m'n plan liep stuk
Ik verloor alles in Las Vegas

Ooo Las Vegas, jij bracht slechts narigheid
Stad van veel geld, van gokken en geweld
Nu ben ik alles kwijt
Ooo Las Vegas, ik moet uit jou vandaan
Toch blijf ik hier en vind mijn plezier met gokken door te gaan

Hee Las Vegas, jij pakt hier steevast de mensen
Want wie hier komt, die verliest z'n verstand
Hee Las Vegas, vol dollartekens, ik haat je!
Let jij maar op, ik steek je nog in brand

Ooo Las Vegas, een kwade dag bezocht ik jou
Ik dacht ik probeer één gokje, echt niet meer
Toch kwam ik terug in 't nauw
Ooo Las Vegas, jij bent een vloek voor mij
Ik besef elke nacht, ik ben in je macht
Nu raak ik nooit meer vrij

Hee Las Vegas, jij pakt hier steevast de mensen
Want wie hier komt, die verliest z'n verstand
Hee Las Vegas, vol dollartekens, ik haat je!
Let jij maar op, ik steek je nog in brand

Geen opmerkingen:

Een reactie posten