vrijdag 29 januari 2010

De incarnatie van het absolute Kwaad

Dit is een gastcolumn van gastcolumnist H

Eén van de meest gebruikte, maar niet altijd even adequaat herkende drogredenen is de zogeheten ‘reductio ad hitlerum’. De term is bedacht door de filosoof Leo Strauss in potjeslatijn als afleiding van de redeneertechniek ‘reductio ad absurdum’ (iets waar mijn goede vriend SBD in uitblinkt).
De reductio ad hitlerum houdt in dat iets of iemand met de Führer of de nazi’s wordt vergeleken, waarmee een verdere inhoudelijke argumentatie overbodig wordt. Korter gezegd: het is een manier om iemand te besmeuren. Hitler is, zeker in de Westerse wereld, zo’n beetje de incarnatie van het absolute Kwaad. Iedereen heeft dezelfde associaties met Hitler: Jodenvervolging, oorlog en tientallen miljoenen doden onder een verschrikkelijke dictatuur.
Iets of iemand daarmee vergelijken is dus heel erg om te doen. Nu ligt de kracht van een vergelijking in zekere zin in de herhaling, maar we hebben er hier in ons land wel een handje was om te pas – maar vooral te onpas – de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog uit de kast te trekken. Op den duur leidt dat bij veel waarnemers tot gegaap, te meer omdat de frequentie waarmee de oorlog, de nazi’s en Hitler met de haren bij elke discussie wordt gesleept, tot een enorme inflatie van de reductio ad hitlerum leidt.

Het gebruik van de reductio ad hitlerum werd door Pim Fortuyn bijvoorbeeld als onderdeel van het algemeen bekende “demoniseren” geschoven. Fortuyn werd zelf meermalen vergeleken met Hitler, de nazi’s of Jean-Marie le Pen. Dit laatste is een indirecte reductio ad hitlerum. Fortuyn = Le Pen = extreem-rechts = Hitler. In de publieke ruimte (ik wilde hier eigenlijk publieke debat zeggen, maar debat vindt er nauwelijks plaats) is de persoon die tegenwoordig het meest met de reductio ad hitlerum te maken krijgt, haast vanzelfsprekend Geert Wilders. (de intelligentere lezers onder u hadden deze associatie uiteraard al gemaakt). Door hem als fascist, racist en extreem-rechts (zijn moslims tegenwoordig een ras, Alexander Pechtold?) af te schilderen en hem een gevaar voor de democratische rechtsorde te noemen, wordt de reductio gretig ingezet door zijn politieke tegenstanders. En niet om het volk te waarschuwen of een goed doortimmerde historische analyse te maken en op basis daarvan een vergelijking te maken. Door de reductio ad hitlerum in te zetten, wordt een inhoudelijk debat uit de weg gegaan. De tegenstander wordt besmeurd, in de hoek gezet – en niet met een puntmuts met “ezel” erop. Op deze puntmuts staat heel iets anders. En daarmee houdt eigenlijk elke discussie op.
Omgekeerd – en dat is nog wel het meest verbazingwekkende – doet Wilders het zelf ook. Door de Koran te vergelijken met ‘Mein Kampf’ en het een fascistisch boek te noemen, zet Wilders de reductio ad hitlerum die zo vaak tegen hem wordt gebruikt, zelf ook in. Maar wellicht dat hij tijdens zijn proces, met een feitelijke en/of wetenschappelijke onderbouwing komt van deze vergelijking. In dat geval is het uiteraard geen ‘reductio ad hitlerum’ meer.

Gerelateerd aan de reductio ad hitlerum is ‘Godwin’s Rule’, de regel die stelt dat naarmate een discussie langer duurt (bijvoorbeeld op internetfora) de kans steeds groter wordt dat iemand een vergelijking maakt met Hitler, de nazi’s of WO II. En dat is ontegenzeggelijk waar. Of het nu om de opbrengst van tv-actie voor Haïti gaat: “die kopen binnenkort lebensraum op in de vorm van IJsland, of de Antillen”, Geenstijl.nl, 22-01-10, vierde comment (!!!) of een stukje dat Rotterdam te ongezellig zou zijn, “met dank aan de duitsers”, Spitsnieuws 22-01-10, 7e comment (en dan verwijzen comment 3 èn 4 naar het bombardement van mei 1940). Bij een opiniestuk met als titel “Een jaar Obama” (Volkskrant, 22-01-10) duurt het langer, tot comment 36 totdat iemand – uit de lucht gegrepen – ineens opmerkt: “We zijn weer thuis, waarom woningen voor joden als ze net zo goed in barakken kunnen slapen.”
De Telegraaf (een krant die ook nu nog regelmatig de houding tijdens WO II onder de neus gewreven krijgt) heeft in haar reglement voor commentaren het volgende opgenomen: “Vergelijkingen met personen als Hitler, Dutroux, NSB-ers, Nazi's, Osama, Taliban of iets dergelijks, worden niet geplaatst”.

De Britten hebben hier een prachtige en beeldende omschrijving voor: “playing the nazi card”. Let er maar eens op: de reductio ad hitlerum en de nazi-kaart zijn overal.

donderdag 28 januari 2010

Hoe ik niet door een groot literair werk heen kwam

Catch 22. Het boek staat al een tijdje hier rechts in de kantlijn als het boek dat ik aan het lezen ben. Ik moet eerlijk bekennen, ik kom er niet doorheen. Ik ben nu op pagina 86. Het is geen dun boek, dat Catch 22. Mijn versie telt 475 pagina’s. Nadat ik het boek in bad heb laten vallen en weer heb laten drogen op de verwarming is het zelfs dikker geworden. Fysiek dan. Ik begrijp de strekking van het boek, ik ben tot de titelverklaring gekomen, maar het boek grijpt me niet. Ik heb de samenvatting op wikipedia gelezen om te onderzoeken of ik misschien een diepere laag heb gemist. Maar ik vrees van niet. Op zich snap ik de aanklacht tegen de bureaucratie, de ondergeschiktheid van het individu en de waanzin van de oorlog. De parallel met het proces van Kafka, 1984 van Orwell snap ik, maar ik weet verder gewoon niet zo goed wat ik met het boek moet. Ik ben principieel tegen het niet uitlezen van boeken. Ik heb me zelfs door Rumeiland van Vestdijk geworsteld omdat ik vond dat ik het uit moest lezen. Maar of ik dit ga uitlezen. Ik zal het nog één keer een paar uur een kans geven, als ik het dan wat vind worden lees ik verder…

Quod Non?


Nee nee, Quad Nuns. Da's iets heel anders hè.

Lang leve de luchtvaart!

Ik schreef het van de week al eerder: wie veel reist kan veel verhalen. Gisteren had ik mijn vakantiefoto’s meegenomen naar werk en er viel inderdaad veel te verhalen, maar in het geval van Nieuw Zeeland kun je de foto’s beter voor zich laten spreken. Daar komt bij dat ik driekwart van de namen niet kan onthouden (Whakapapa, Waitangi, Punakaiki, Rotorua, op een gegeven moment heette voor mij alles Wakkitikki), dus dan is het verhaal meteen ook minder interessant: “Ja, dit is dus weer een andere waterval, bij een plaats in de buurt met een rare naam, daarna zijn we doorgereden naar een berg met een park waar je kon wandelen en een krater kon zien met een moeilijke naam. De Maori varen in een bepaald soort boot, gemaakt van een heel bijzondere boomsoort waarvan de naam me ontschoten is.” Nu zeiden we gewoon af en toe ‘Mooi hè?’, ‘Ja, heel mooi.’

Om al deze mooie dingen te zien moet je wel een behoorlijk eind vliegen, zonder overstap zo’n 25 uur. Met overstap was het in ons geval dertig uur. Op nu.nl las ik dat Air New Zealand ligplaatsen wil gaan aanbieden in de economy class. Blijkbaar vinden veel mensen vliegen niet zo prettig en wil de maatschappij het op deze manier wat aantrekkelijker maken. Ik begrijp niet waar dit voor nodig is, vliegen is wat mij betreft de mooiste manier van reizen die bestaat. Ik zou het zelfs mijn lievelingstransportmethode willen noemen. Ik zal uitleggen waarom.

Vliegen is in de eerste plaats een zeer efficiënte manier van reizen: Je kan in relatief korte tijd op een verre bestemming komen. Dat doet geen enkel ander vervoermiddel het vliegtuig na. Ik geef toe, het is soms best een lange zit, maar ik vind dat je niet mag klagen als je ziet wat je ervoor terug krijgt. Met de trein naar Wenen duurt net zo lang als met het vliegtuig naar New York, dus wat is nu eigenlijk een lange zit? Vroeger ging ik altijd met de auto op vakantie, ik geloof dat ik pas op mijn twintigste mijn eerste vlucht maakte, en heb vele weken van mijn jeugd in files doorgebracht: onderweg naar de camping in Zuid-Frankrijk, in de bloedhitte urenlang voor een tunnel staan wachten, met je bezwete hoofd uit het raam zodat je de gassen van de vrachtwagen naast je over je frisse longetjes zoog; naar de wintersport, altijd op hetzelfde punt vlak na de Oostenrijkse grens, waar de weg een trechter vormt en er liefst op zwarte zaterdag een wegopbreking is. Nee, dan liever het vliegtuig. Je stapt in en je hoeft verder niets te doen, alleen maar zitten, kijken, slapen, genieten. Vriendelijke blonde dames in opgeruimde blauwe pakjes brengen je met een glimlach eten, drinken en hete, natte doekjes met citroen, en het enige waar je je nog druk over hoeft te maken is welke film je uit het overvloedige assortiment moet kiezen.

Ondertussen heb je niet de stress van het kaartlezen. Niemand die roept “Moet ik al afslaan?”, en dan vervolgens afslaat, terwijl daarnaast iemand anders, met de kaart op schoot roept “Nee, nog lang niet” en “Waarom sla in je nou in hemelsnaam tóch af? Ik zeg toch dat je nog minstens vijf kilometer deze weg moet volgen?”, waarna de bestuurder er achterkomt dat hij een doodlopende weg is ingeslagen en de auto moet keren. De auto waar ook nog een caravan achter hangt. (Waarop iemand mompelend opmerkt “Daar had je bij de ANWB toch een cursus voor gevolgd?”) Dit alles uiteraard zwetend. Nu zal dit met de Tomtom tegenwoordig minder vaak voorkomen (verdwalen, het zweten is helaas niet verholpen met de Tomtom), maar mij heeft het wel genezen van lange autoritten.

Nee, doe mij maar een fijne vliegvakantie. Je komt ermee op plekken waar je anders nooit zou komen en het enige dat je hoeft te doen is achterover leunen en je laten bedienen. Je betaalt er wel flink voor, maar dat geld spaar je dan weer uit aan een dure psycholoog die nazorg en/of relatietherapie moet geven. Volgende stop: Mallorca!

woensdag 27 januari 2010

Het kán gewoon niet

Ik kijk uit naar de Olympische Spelen. Normaal gesproken ben ik geen groot sportvolger, maar de Olympische Spelen zijn heerlijk.

Tijdens de afgelopen zomerspelen had ik twee weken vakantie. Ik zat tussen een oude en een nieuwe baan in en had behoefte aan heel veel rust. Gewend aan vroeg opstaan zat ik elke ochtend rond zeven uur met een mok koffie in mijn badjas voor de tv. Tegen de tijd dat het zwemmen afgelopen was en de herhalingen van de nacht ervoor begonnen was ik klaar om te gaan douchen. Dan keek ik daarna tot naar de herhalingen, samenvattingen en achtergrondreportages. Ondertussen ruimde ik het huis wat op, plakte oude foto’s in, witte een muurtje, deed een dutje. Tegen vijf uur begonnen weer allerlei nieuwe sporten en met het bord op schoot keken we dan één of ander obscuur onderdeel van de atletiekwedstrijden. Er is weinig dat ontspannender op mij werkt dan zo mijn dag vullen.

Toch blijven de Olympische Winterspelen mijn favoriete winterspelen. Ookal heb ik geen van de daar beoefende sporten ooit zelf beoefend, ik voel me meer verwant met de wintersporters dan met de zomersporters. En dat terwijl ik niet van kou houd. Maar om onverklaarbare reden kan ik uren gefacineerd kijken naar rodelen, bobsleen en zelfs curling. En dan natuurlijk het georakel van Mart Smeets en zijn lelijke Noorse truien. Dan weet je dat er niets verandert is sinds vroeger.

Toen de Olympische Winterspelen van Lillehammer plaats vonden had mijn vader een ontstoken elleboog en kon daardoor niet werken. Hele dagen zat hij thuis tv te kijken. Voor een man die niet van sport houdt best bijzonder. Als ik dan thuis kwam uit school rond een uurtje of drie kreeg ik een enthousiast mondeling verslag van wat er die dag allemaal was voorgevallen in het biathlon, het langlaufen en het schansspringen.

Wat ik me van die winterspelen het beste herinner is Bart Veldkamp die vol ongeloof de tien kilometer van Johan Olav Koss gadesloeg. Halverwege de rit begon Veldkamp geloof ik met zijn schaatsen te smijten. Daarna hoorde de kijkers hem in de kleedkamer (de camera van de NOS stond voor de dichte deur) heel hard roepen dat 13.30.55 niet kon: ‘Het kán gewoon niet. Het kán gewóón niet.’ Geweldig was dat. Die race maakte zo veel indruk dat ik de tijd nu nog weet.
Ik denk dat als ooit zou blijken dat Johan Olav Koss toen, tijdens die race, doping zou hebben gebruikt, ik nooit meer in sportmensen zou geloven. Maar ik zie Koss er niet voor aan. Die race én de reactie van Veldkamp, blijft geweldig. De spelen van Lillehammer blijven mijn lievelingsspelen. Maar ik kijk uit naar Vancouver!

De Olympische spelen vinden plaats van 12 tot en met 28 februari in Vancouver. Via deze link is het schema te vinden.

dinsdag 26 januari 2010

Nooit meer vliegen

Wie verre reizen maakt kan veel verhalen. Er zijn maar weinig mensen in mijn omgeving die niet van reizen houden en als je vertelt dat je op vakantie gaat kijkt iedereen blij en gretig en roept ‘O waar naartoe en hoe lang?’ Hoe verder je gaat, hoe meer je hun blik ziet wegdromen. ‘O ja, daar zou ik ook wel eens naartoe willen, ‘ of ‘Ja, daar ben ik twee jaar geleden geweest, dan moet je echt ook daar en daar naartoe gaan.’ Toen wij naar Nieuw Zeeland gingen was het opvallend hoeveel vrienden en collega’s daar al geweest waren. Het is 25 uur vliegen, maar dat schijnt niemand als een belemmering te zien.

Dat is het natuurlijk wel. Want zeg nou zelf, vliegen is een verschrikking. Het is dat je ermee in landen komt waar je normaal niet zou komen, tenzij je gepensioneerd bent en tijd hebt om met een camper naar Amerika te gaan of met een boot naar Australië. De ellende begint eigenlijk al voordat je überhaupt op het vliegveld bent, namelijk wanneer je je koffer moet pakken. Bij veel vluchten mag je slechts één stuk kleine handbagage meenemen en één koffer inchecken. Niet veel als je een maand op reis gaat. Mocht je toch wat extra willen meenemen, dan mag je flink bijbetalen. Als je, zoals ik, moeite hebt met het maken van de schoenenselectie, dan kun je beter met een grote auto vol spullen naar Zuid-Frankrijk rijden. Dan kan je tenminste alles meenemen: een extra paar gympen voor als die andere vies worden, een paar pumps voor als je naar een mooi restaurant gaat, ook nog witte pumps voor als je dan die andere jurk aan wilt, je oude slippers voor als je blaren krijgt op die nieuwe, die ballerina’s die je al veel te lang hebt maar die zo lekker lopen en ook onder een rokje kunnen, hardloopschoenen voor als je ineens de geest krijgt, en natuurlijk je wandelschoenen voor als je de bergen in gaat. Alleen al voor schoenen heb je een extra tas nodig, en de kans is groot dat je op de plaats van bestemming ook nog schoenen wilt kopen, want er is daar een kiezelstrand en dan moet je waterschoenen aan, en ze verkopen espadrilles in alle kleuren en die kon je in Nederland nergens vinden, en iedereen blijkt van die leren Romeinse sandalen te dragen met van die bandjes tot boven je enkel (die je in Nederland zo lelijk vond maar hier, in deze omgeving, komen ze wel heel leuk uit) en ga zo maar door. Je kunt je voorstellen dat het inpakken van één koffer voor vier weken voor mensen zoals ik geen vrolijk begin van de vakantie is.

Vervolgens moet je de volgende dag in het holst van de nacht opstaan om op tijd op het vliegveld te zijn. Ik weet niet hoe het komt, maar volgens mij is Schiphol gesloten tussen twaalf uur ’s middags en twaalf uur ’s nachts, want je moet altijd op een onmogelijke tijd op om het vliegtuig te halen. Op zo’n tijdstip kan je ook niet met goed fatsoen aan vrienden of familie vragen om je even weg te brengen en dus ben je afhankelijk van een peperdure taxi. Het is een van mijn collega’s gebeurd dat de taxi vervolgens niet kwam opdagen en zij haar vliegtuig miste. Dat is ook een stressvrij begin van de vakantie. Als je lekker met de auto gaat kan dat in ieder geval niet gebeuren. Het kan natuurlijk dat je auto niet start, maar het missen van een vliegtuig zorgt toch voor beduidend meer vertraging. Als je dan op Schiphol aankomt moet je urenlang in de rij staan om je bagage in te checken. Wanneer dat dan eindelijk gebeurd is loop je nog twee uur te niksen bij de duty free shops, om daarna ondervraagd te worden bij de security (“Wat gaat u doen in Amerika? Heeft u uw ticket wel betaald?”) die daar ruimschoots de tijd voor neemt.

Mijn laatste vlucht was naar Amerika en de veiligheidsmaatregelen zijn verscherpt voor vluchten naar dit land. Dit betekende dat de security check twee keer zo lang duurde, maar toch begonnen de heren van Group 4 of Securitas of wat dan ook pas vlak voor de vlucht aan hun controle. Hierdoor had mijn eerste vlucht anderhalf uur vertraging, zodat ik in Chicago mijn aansluiting miste. Vervolgens werd ik in Chicago op een wachtlijst gezet voor een aansluitende vlucht. Op een schermpje kan je dan een lijst zien met het aantal mensen op de wachtlijst en het aantal beschikbare plaatsen. Een zenuwslopende toestand, maar nadat ik een paar keer buiten de boot viel had ik aan het eind van de avond een vlucht naar een ander vliegveld in de buurt. Mijn koffer was echter naar mijn oorspronkelijke bestemming gestuurd en mij werd geadviseerd om met de bus naar dit vliegveld te gaan om de koffer op te halen. Na veel omzwervingen op LAX (het meest overzichtelijke vliegveld van de Westerse wereld) vond ik eindelijk een busje dat mij naar het vliegveld kon brengen. Om half één ’s nachts kwam ik op het vliegveld aan en tot mijn verbazing was dit verlaten! Daar stond ik, moederziel alleen midden in de nacht op een leeg vliegveld. Dit was op zijn zachtst gezegd niet mijn finest hour. Gelukkig was daar een vriendelijke besnorde politieagent die voor mij een taxi heeft geregeld, anders was ik waarschijnlijk onder een stuk karton in slaap gevallen. Om twee uur ’s nachts kwam ik in mijn hotel aan, zonder koffer en met een enorme honger. De gebroeders Wright verwensend viel ik snikkend in slaap.

Nu heb ik het nog niet eens gehad over de sfeer in het vliegtuig, de temperatuur, de droge lucht, het gore eten, de irritante mensen, de beenruimte, de kosten, de jetlag, de luchtzakken en turbulentie, stinkende mensen, dikke mensen die half op je stoel zitten, kapotte koptelefoons en krijsende kinderen. Maar volgens mij heb ik mijn punt wel gemaakt. Volgende keer ga ik liever met de auto of de trein of zelfs met de fiets, van mij hoeft dit niet meer. Zuid-Frankrijk, here I come!

maandag 25 januari 2010

Mooie woordkeus

Vanochtend op het Journaal: "Dementen zijn een vergeten groep Nederlanders."

Onze gordijnen van de Hema

Afgelopen week schreef ik een stukje over mijn gebrek aan inspiratie. Dat gebrek aan inspiratie wordt, zo schreef ik, met name veroorzaakt door allerlei andere dingen die mij bezighouden in mijn leven. Naast een baan van meer dan veertig uur bestaat dat leven uit een heleboel dingen doen en regelen. Waaronder het aanschaffen van gordijnen. Dat aanschaffen van die gordijnen was ons begin november al gelukt. H kwam op het goede idee de gordijnen te bestellen toen de Hema daar een aanbieding voor had. En dus togen wij op een koopavond naar de Hema en kochten daar gordijnen, type Dallas. Met zo’n naam moest dat wel glamour worden in onze woonkamer. November verstreek, de kerst kwam en wij vroegen ons wel af wanneer we gebeld zouden worden dat de gordijnen er waren, maar echt tijd om er achteraan te gaan hadden we ook niet. In de loop van januari begonnen we toch een beetje bang te worden en dus zette ik het bellen van de Hema op één van mijn vele to-do-lijstjes. En toen schreef ik er in een column over, hier.

Afgelopen vrijdag werd er op die column gereageerd door de Hema Consumentenservice. H belde mij op om mij het nieuws te vertellen. Ik bezocht de site en vond daar deze reactie:
“Beste Eef, Vandaag lazen wij je column, waarin je aangaf dat je nog wacht op gordijnen die je twee maanden geleden hebt besteld bij de HEMA. Wij willen je graag hierbij helpen. Via de link http://www.hema.nl/nl-NL/home/klantenservice.aspx?navmethod=topnav kom je op onze klantenservice-pagina. Vul je daar "blog van eef" in, dan kunnen we contact met je opnemen. Met vriendelijke groet, Martijn Wuister, HEMA Consumentenservice”
Nou, dat was nog eens attent van de Hema. Het was al één van mijn favoriete winkels, maar nu kwam hij wel heel erg in de buurt van een lievelingswinkel.
Ik weet dat er mensen zijn die professioneel het internet afstruinen op zoek naar klachten over hun bedrijf. Het schijnt dat vooral internetproviders dit doen. Die mengen zich dan op fora van bijvoorbeeld een programma als Kassa (bah) en gaan boze klanten helpen die dan vervolgens een positief berichtje posten over dat bedrijf. Maar dat de Hema dit ook deed? Dat heeft de Hema toch helemaal niet nodig? Of doen ze dit zo goed dat het daarom lijkt alsof ze het niet nodig hebben?
Caar merkte op dat het haar een geweldig beroep lijkt, professioneel ‘googelaar’. Mij lijkt het alleen leuk onder een schuilnaam, want op hoeveel blogs en fora zou Martijn Wuister nu staan? Ok, ik heb meteen maar even gegoogeld en er zijn volgens mij nogal veel jongens met die naam…

Maar ik deed dus wat mij werd opgedragen en surfde naar de website van de Hema en vulde daar ‘blog van eef’ in. Wat er toen gebeurde bezorgde mij een Eagle Eye – achtige ervaring. Heeft iemand die film gezien? Jammer van Shia LeBoeuf maar verder een hele fijne-vrijdagavond-film-met-een-biertje-en-patat. Maar goed, mijn eigen Eagle Eye, Martijn Wuister, had voor mij een berichtje achtergelaten óp de website van de Klantenservice van de Hema. Er stond dit:
“Beste Eef, Bedankt dat je contact met ons wilt opnemen zodat wij jou kunnen helpen met je probleem. Klik hier om op het reactieformulier te komen, waar je je gegevens kunt achterlaten. Wij zullen dan zo snel mogelijk proberen je van dienst te zijn. Met vriendelijke groet, HEMA Consumentenservice.”

En dus vulde ik het formuliertje in. Ik bedankte de Hema voor de attente reactie en legde uit dat ik de dag ervoor juist was langs geweest bij de Hema (ik moest toch panties, een perforator en een plakbandroller hebben) en dat een uiterst vriendelijk, mank lopend meisje (ok, dat mailde ik niet naar Martijn) mij had geholpen en had verteld dat er vertraging was bij het naaiatelier en dat onze gordijnen vast over een week of twee zouden arriveren. Ik beloofde de mensen van de Klantenservice verder dat ik misschien deze week nog wel een leuk stukje over die gordijnen zou schrijven. Nou bij deze dus…

vrijdag 22 januari 2010

Afleiding

Al een paar dagen ben ik hard aan het studeren. En soms heb ik dan, ergens halverwege de middag, behoefte aan wat afleiding. En dan bieden Mel en Kim uitkomst.

Ambigu

Op nu.nl las ik zojuist de kop "Cocaïnesmokkel met ananassen onderschept". Toch fijn dat ananassen ook gebruikt worden om de misdaad te bestrijden. Het volledige bericht lees je hier.

Dit soort ambigu taalgebruik staat ook altijd op de achterkant van tijdschrift Onze Taal, een van de redenen dat ik nog steeds een abonnement heb en het enige artikel dat ik elke aflevering lees.

Je moet doen waar je goed in bent

Bovenstaand credo geloof ik heilig in, je moet doen waar je goed in bent. Ik denk dat ik dit voor het eerst ontdekte op de lagere school. Ja, ik was er al vroeg bij met m’n diepe inzichten. Het was tijdens de gymles. Deed ik met de balspellen enthousiast mee, als er een toestel tevoorschijn werd gehaald stond ik ineens achteraan in de rij. Turnen was nu eenmaal, om het maar in het lelijkste Nederlands te zeggen, niet mijn ding. En ik wilde gewoon lekker mijn ding doen. Het resultaat was dat ik tijdens het turnen altijd met drie andere a-motorische kinderen de koprol op de dikke mat moest doen. Nog steeds heb ik af en toe angstdromen waarin ik in volle vaart op de houten springplank (alsof zo’n stukje triplex je enige vering geeft) en de hoge kast af ren. Naast de hoge kast staat de gymleraar aan de ene kant en aan de andere kant een klasgenoot die een kop kleiner is dan ik. Deze dwerg moet mij helpen bij mijn salto over de kast. Ik ren, maar op het laatste moment wijk ik uit, net als vroeger in de gymzaal. Altijd week ik uit. Want ik wist dat mijn klasgenoot van dwergformaat mij niet over de kast kon laten salto-en. Eerder zou ik hem na slechts een kwart van de gehele salto verpletteren. In deze situatie dacht ik ook een van mijn eerste Louis van Gaal-ismen: “Zijn jullie nou zo dom, of ben ik zo slim?” De gymleraar, een volwassen man met oneindig meer levenservaring dan ik, zou toch moeten inzien dat iemand zonder enig atletisch talent, bij een dergelijke onderneming op geen enkele manier geholpen is door een houten plank en een dwerg?? De situatie zorgde ervoor dat ik op jonge leeftijd doodsbang werd van alles wat met turnen te maken had. Ik was er niet goed in, ik werd bang en ik begon de indoor gymles te haten. Outdoor daarentegen vond ik prachtig, want dat betekende veel balspellen en hardlopen. Zo leerde ik me al vroeg te focussen op waar ik goed in ben. Want waar je goed in bent, dat vind je leuk. (Uitzonderingen daargelaten. Als ik er ineens achter zou komen dat ik heel goed in genocide zou zijn, vraag ik me af of ik het ook echt leuk zou gaan vinden.)

Dit brengt me tot een van mijn grootste hobby’s. Ik ben er goed in, het kan overal, het is leuk en ontspannend, je zou bijna zeggen dat ik niet meer zonder kan: Slapen. Ik denk dat het in mijn geval een aangeboren talent is. Als ik mijn ouders moet geloven was ik zeker geen huilbaby en sliep ik van kleins af aan al de nachten door. Nog steeds kost het me doorgaans geen enkele moeite om ‘s nachts in slaap te vallen; ik draai me om en ik ben weg. Meer moeite heb ik met wakker blijven. Als kind hebben mijn ouders mij heel Europa door gesleurd, maar daar heb ik niks van meegekregen doordat ik in de bloedhitte achter in de auto lag te slapen. Mijn broer weet nog heel goed hoe de Gorges du Verdon er uitzien, ik weet nog heel goed dat ik na die rit wakker werd met een stijve nek en een droge mond. Ik heb in die tijd aan heel veel mensen op de Franse snelweg mijn huig getoond.

Sindsdien is er weinig veranderd. Als ik niet oppas breng ik nog steeds grote delen van mijn vakanties slapend door. Ik heb gewoon veel slaap nodig en geef graag toe aan die behoefte, maar de meneer vindt dat niet zo gezellig. Hij geeft mij telkens wanneer hij in zijn ooghoek mijn hoofd ziet wankelen een por in de zij. Ik heb het eens gepresteerd om op de oprit naar de snelweg, 250 meter van ons huis, al te slapen, dus dat beloofde een gezellige rit te worden. De muziek harder zetten helpt ook niet. Dat is namelijk precies wat ik doe als ik in het vliegtuig wil slapen.

Overigens kon ik afgelopen november tijdens onze vlucht naar Tokyo de slaap niet vatten (voor alles een eerste keer) en heb ik maar gelezen en films gekeken. Op het vliegveld stortte ik in, er kwam geen woord meer uit, en op een bankje dreigde ik in innige verstrengeling met de handbagage in coma te vallen. De meneer heeft daar, op Tokyo Narita, iets prachtigs ontdekt: hotelkamers per uur. En dan geen hotelkamers met rode verlichting en dubieuze spreien, maar keurige kamers die er voor bedoeld waren om vermoeide reizigers een paar uurtjes slaap te bieden. Een fantastisch concept. Na drie uur slapen was ik weer helemaal fris en fruitig. Ik pleit er nu dus voor dat meer vliegvelden deze service bieden en wil graag nog iets verder gaan. Wat te denken van hotelkamers per uur in een winkelstraat? Ik zou best na een paar uur van winkel naar winkel even voor twee tientjes een paar uur willen slapen, om vervolgens nog een paar uurtjes door te kunnen gaan. Of beter nog: een slaapkamer op werk. Gewoon tussendoor even een uurtje de oogjes dicht en dan weer door. Het zou voor mij een uitkomst zijn en ik denk niet dat ik de enige ben. Een collega vertelde namelijk dat een Chinese stagiaire het eens gepresteerd heeft om tussen de middag onder haar bureau zich in de foetushouding op te rollen en een uurtje te slapen. Je begrijpt dat ik hier stikjaloers op ben, want dat durf ik niet, slapen op werk. Ik heb dat wel eens gedaan, maar dat was toen ik als telefoniste bij een kastenbedrijf werkte en er niemand belde.

Aangezien ik zo dol ben op slapen heb ik er natuurlijk over nagedacht of ik van mijn hobby niet mijn werk kon maken, in het kader van: je moet doen waar je goed in bent. In de krant staan soms oproepen voor mensen die mee willen doen aan medisch onderzoek naar slaap, maar dat gaat dan vooral om apneu en daar ben ik dan weer niet geschikt voor. Nee, mijn ideale baan zou toch wel matrassentester zijn. Ik heb daar helaas nog nooit een vacature voor gezien. Misschien moet ik eens een open sollicitatie schrijven naar Hästens of Auping. Want ik denk dat wij wel iets voor elkaar kunnen betekenen. En misschien ga ik dan ook eens een keer uitgerust op vakantie!

donderdag 21 januari 2010

Just browsing

Boven deze blog staat de knop 'volgende blog' en daar druk ik voor de grap weleens op, om te zien hoe anderen hun plek op het web invullen. Vandaag vestig ik graag de aandacht op de weblog van Dikker en Thijs, twee in Florida wonende Nederlanders van middelbare leeftijd. Op hun site staan foto's, persoonlijke verhalen over hun vrienden, hun gewicht en hun familie, en in de laatste post staat zelfs hun adres vermeld. Het leken mij wel gezellige mensen.

Dit is blijkbaar wat wij, 'het volk', willen

Deze bijdrage was aanvankelijk geschreven als inzending voor een special van HP/De Tijd over het koningshuis. Hij is alleen twee keer zo lang als toegestaan en daarom uiteindelijk niet ingezonden.

Het koningshuis, ik heb er niets mee. Misschien heb ik zelfs wel iets tegen het koningshuis. Ik weet niet of dit het gevolg is van de leden van het koningshuis zelf, of van het geneuzel dat deze mensen continu lijkt te omringen.
Vroeger was ik nog redelijk mild over onze monarchie. Ik was geen fan van ze, ik zette de tv met Koninginnedag niet aan om ze eens allemaal goed te bekijken. Als ik met Prinsjesdag een half uurtje vrij kreeg van mijn werk om de voorbijrijdende stoet te bekijken stond ik niet met vlaggetjes langs de weg. Ik zwaaide zelfs niet als ik ze voorbij zag hobbelen in de gouden koets. Het heeft toch iets gênants, zwaaien naar mensen die je niet kent. Mensen die zich in een archaïsch vervoersmiddel laten verplaatsen. En dat over een afstand van anderhalve kilometer terwijl de locatie waar ze vandaan komen hemelsbreed nog geen achthonderd meter verwijderd is van de plek waar ze naar toe moeten. Het voelt allemaal iets te veel aan als traditie om de traditie. Het is mij te veel een PR show. In de jaren ’50 deed zo’n koets het misschien goed, maar voor de gemiddelde burger, of ieder geval voor mij, is dit toch allemaal net iets te kneuterig.

Maar goed, dit is blijkbaar waar wij allemaal, als volk en democratie, voor hebben gekozen. En als de meerderheid dit wil dan schik ik mij. Want dit is een democratie, en de meerderheid beslist. Maar waarom krijg ik dan steeds weer het gevoel dat er geen discussie mag worden gevoerd over het koningshuis? Als de meederheid voor is, dan hoeft de discussie toch niet geschuwd te worden? Voetstoots wordt uitgedragen dat een dergelijk instituut goed is voor ons, voor Nederland en ‘dat het er nu eenmaal bij hoort’. Dat wij in Nederland een koningshuis hebben, behoort tot onze traditie en tradities zijn per definitie goed. Omdat iets zo is, moeten we het niet veranderen, aldus onze eigen minister-president in iets andere bewoordingen.
En toch zou het goed zijn als eens open en zonder drogredenen gedebatteerd zou worden over de functie van ons koningshuis, de wijze waarop wij willen dat dit koningshuis zijn taken invult en het bedrag dat wij als Nederlands volk aan het vervullen van die functie en taken willen besteden. Want zoals het er nu aan toe gaat is op zijn zachtst gezegd een vreemde gang van zaken.
In feite betalen wij collectief elk jaar miljoenen om deze mensen een functie te laten vervullen die enkel met PR en image te maken heeft. Zoals ik het nu zie is ons hele koningshuis is er alleen omdat we dat sinds 1815 hebben gehad, omdat ze (zegt men) handig kunnen zijn bij het onderhouden van buitenlandse (handels)contacten, en omdat een deel van onze bevolking ze graag ziet ter bevrediging van hun behoefte aan sprookjes en glimmer en glamour.

Voor het vervullen van deze functies belonen wij deze mensen rijkelijk. En met beide handen wordt die beloning gretig aangepakt. Zelfs via allerlei omwegen en constructies wordt meer aangepakt dan parlementair is goedgekeurd. Zo knappen we hun huizen en boten op en mochten ze lange tijd op onze kosten vliegen (hetgeen nog steeds geldt voor de koningin en Máxima en Willem-Alexander) en betalen allerlei extra kosten nog los van het inkomen dat elke maand op hun rekening wordt bijgeschreven.
Ongetwijfeld is het zijn van prins of prinses of koningin geen makkelijk baantje. Toch moet gezegd dat wij als volk, parlement en regering bar weinig inspraak hebben in de invulling van de taken waar wij toch de rekening van betalen. Zo kiest elke prinses zijn eigen goede doel, ongeacht of wij als volk dat doel nou belangrijk genoeg vinden om (door ons betaalde) tijd aan te besteden, en ongeacht de hoeveelheid tijd die de prins of prinses er aan besteed. Als Máxima en Willem-Alexander besluiten een half jaar op een strand in Mozambique te gaan liggen betalen wij dat ook. Samen met de beveiliging die er naast moet gaan liggen en de vliegreis er heen.
Het is in mijn ogen dan ook onbegrijpelijk dat het geven van openheid van zaken in de financiële huishouding van de Oranjes continu met schimmigheid wordt omringd. De uitgaven worden weggemoffeld op de begrotingen van allerlei ministeries en ondanks de mooie woorden van de minister-president over transparantie, blijft het onduidelijk wat er nu precies in de portemonnee van de Oranjes zit. Wij mogen RTL Nieuws op onze blote knieën danken dat zij als commerciële omroep (dus zonder gebruik van belastinggeld) de enige instantie in Nederland is die hun controlerende taak ten opzichte van de uitgave van ons belastinggeld vervult. Begrijp me niet verkeerd, als wij als volk besluiten om elk jaar (minimaal) 114 miljoen aan deze mensen uit te geven zul je mij niet horen. Maar wij weten helemaal niet hoeveel we uit geven en al helemaal niet waaraan. Het wordt tijd dat daar eens eerlijk over wordt gesproken. Dan kunnen we daarna besluiten welke kosten wij gaan betalen en wat we daarvoor terug verwachten.
Dan kan daarmee het gemier van Máxima en Willem-Alexander over hun privacy ook eens ophouden. Ze bestaan bij de gratie van hun publieke functie, maar willen het liefst zo min mogelijk te maken hebben met dat publiek. Bekend is het verhaal dat slechts met tegenzin één keer per jaar wordt meegedaan aan Koninginnedag om terug te zwaaien naar die mensen die hun salaris betalen. Ze leiden het leven van jetset-figuren, met (meerdere) vakantiewoningen, dure hobby's en een bruisend societyleven, terwijl hun hele leven in zijn volledigheid is en wordt bekostigd door het Nederlandse volk. Het opgebouwde kapitaal van de Oranjes is het resultaat van de jarenlange investeringen van ons in één familie. Maar zodra enig ongemak bij het vervullen van hun taken komt kijken (kritiek op de aankoop van een vakantiehuis, foto’s gemaakt op een moment dat hen niet uitkomt), beginnen ze te zeuren.
Als wij als volk duidelijk maken wat we van ze verwachten en hoeveel wij bereid zijn daarvoor te betalen, kunnen zij beslissen of zij die functie willen vervullen. Maar op dit moment is veel te onduidelijk hoeveel zij precies ontvangen en wat wij daarvoor terugverlangen. Daar vloeit onduidelijkheid uit voort, een hoop inefficiënte verdeling van geld en een hoop slechte PR. Daar is niemand bij gebaat lijkt mij.

woensdag 20 januari 2010

English official EU language

The European Commission has just announced an agreement whereby English will be the official language of the European Union rather than German, which was the other possibility.

As part of the negotiations, the British Government conceded that English spelling had some room for improvement and has accepted a 5- year phase-in plan that would become known as "Euro-English" .

In the first year, "s" will replace the soft "c". Sertainly, this will make the sivil servants jump with joy. The hard "c" will be dropped in favour of "k". This should klear up konfusion, and keyboards kan have one less letter. There will be growing publik enthusiasm in the sekond year when the troublesome "ph" will be replaced with "f". This will make words like fotograf 20% shorter.

In the 3rd year, publik akseptanse of the new spelling kan be expekted to reach the stage where! more komplikated changes are possible.

Governments will enkourage the removal of double letters which have always ben a deterent to akurate speling.

Also, al wil agre that the horibl mes of the silent "e" in the languag is disgrasful and it should go away.

By the 4th yer people wil be reseptiv to steps such as replasing "th" with "z" and "w" with "v".

During ze fifz yer, ze unesesary "o" kan be dropd from vords kontaining "ou" and after ziz fifz yer, ve vil hav a reil sensi bl riten styl.

Zer vil be no mor trubl or difikultis and evrivun vil find it ezi tu understand ech oza. Ze drem of a united urop vil finali kum tru.

Und efter ze fifz yer, ve vil al be speking German like zey vunted in ze forst plas.

Accessoire

Ik word geloof ik ineens oud, ik heb plotseling behoefte aan een broche. Niet aan een brioche, dat heb ik wel vaker, nee, een broche. Ik dacht altijd dat dat een accessoire voor bejaarden was en wanneer mij een broche werd aangeboden (bijvoorbeeld uit een erfenis) sloeg ik deze af omdat ik zo’n ding niet gebruik. Dat is voor oude dames. Vandaag draag ik een soort vleermuisvest, met lange voorpanden die je kan omslaan als een sjaal. Maar het valt de hele tijd naar beneden. En nu dacht ik ineens: had ik maar een broche. Daar schrok ik van. Misschien heb ik gewoon een oude-damesvest aan, dat kan ook. Toch denk ik niet dat ik er oud uitzie in het vest. Toen ik vertelde dat ik vanochtend bij de dokter was vroeg mijn collega of ik misschien zwanger was. Het vest maakt dus dik, niet oud.
Waar koop ik een broche?

De hyves-hype

Ik loop al een tijdje met het idee rond om te stoppen met hyves. En dat terwijl ik een van de mensen ben van de eerste lichting, ik heb veel van mijn vrienden zelf aan de hyve geholpen, ik was een zgn. early adapter, voor mij een uniek moment. Het klinkt bijna als een dealer die nu zelf van de coke af wil, maar ik moet zeggen dat ik er eigenlijk al een tijdje klaar mee ben. In het begin vond ik het prachtig en ik hield mijn hyve meermaals per dag bij. Ik plaatste krabbels bij anderen, liet weten wat ik op dat moment aan het doen was, deelde mijn vakantiefoto’s, pimpte mijn profiel (wat een belachelijke uitdrukking, als je niet beter wist zou je denken aan liposuctie en een borstvergroting), werd lid van een aantal hyves en richtte er zelfs een paar op. Steeds meer mensen deden mee en ik kreeg ook steeds meer hyvesvrienden. Ik denk dat het daarmee ook fout is gegaan: ik kreeg te veel hyvesvrienden. Dat klinkt misschien arrogant, maar dat is het niet, want het betreft hier geen echte vrienden, maar veel meer kennissen, vage kennissen, oud-klasgenoten of mensen die je slechts één keer op de verjaardag van een vriendin hebt ontmoet.

Hierdoor kunnen steeds meer mensen zien waar jij je op een dag mee bezighoudt, waar je woont, wanneer je op vakantie bent, met wie je allemaal omgaat. Als je dit soort zaken niet op je hyve zet, dan komen ze er wel achter door de krabbels die vrienden bij je achterlaten. Zo was ik pas een maand in Nieuw-Zeeland, maar had dat expres nergens openbaar gemaakt, omdat ik had gelezen dat tegenwoordig ook inbrekers rondneuzen op dit soort sites om te zien waar ze kunnen toeslaan. Vervolgens krabbelt er iemand hoe het is in Nieuw-Zeeland en dat ik zo lang weg ben. Daar gaat je rookgordijn.

Al die mensen die je zomaar kunnen bekijken, ik voelde me ineens zo naakt. Vriendin M. zei hierover: waarom zou ik alles zomaar aan iedereen laten zien? Zo ben ik niet opgevoed. Het feit dat vriendin M. van al mijn vrienden de meeste hyvesvrienden had, ontkracht dit gevoel wel, maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Zo ben ik dan weer opgevoed. Niet alleen bekijken al die mensen jou (je baas, je collega’s, je ex(en)), je krijgt ook ongewild allerhande informatie tot je. Eef vertelde dat zij eens alle medische informatie omtrent een zwangerschap heeft voorgeschoteld gekregen. Niet iets waar ik op zou zitten te wachten.

Daar komt bij dat het een enorm gedoe is om het allemaal bij te houden, telkens op een grappige manier laten weten dat je op je werk zit of de was aan het doen bent. En dat allemaal voor een groep mensen die je voor het grootste deel niks zeggen. Je echte vrienden spreek je toch wel en de rest gaat het eigenlijk niets aan. Hetzelfde gevoel had ik bij Twitter. Daarvan heb ik ook een account en die heb ik een tijdje bijgehouden, maar nu doe ik er al maanden niks meer mee. Ondertussen gaan wel steeds meer mensen me volgen en ik vraag me sterk af waarom. Is het misschien omdat ik drie maanden geleden een aantal keer heb laten weten dat ik op mijn werk uitzicht heb op een vat vloeibare stikstof? (“13.10. Looking out of the window. Barrell of liquid nitrogen.” “16.45. Liquid nitrogen still there. Want to go home.”) Misschien zoeken daar heel veel mensen op en genereert dat een hoop bezoekers. In dat geval zeg ik het nu voor de zekerheid nog maar eens: vloeibare stikstof (voor frequente lezers: dit staat bekend als het Peer-Ulijn-effect).

Het bijhouden is ook zo omslachtig doordat je zo veel handelingen moet verrichten om je berichten te lezen en te beantwoorden: je krijgt een e-mail, hierin staat dat je een nieuw berichtje hebt, om dit te lezen log je in op hyves, dan reageer je door op de ander zijn hyve een bericht achter te laten, en die krijgt daar dan vervolgens een e-mail over. Dat kan handiger, lijkt me. Wat dacht je van e-mail? Van de meeste mensen die ik ken heb ik wel een e-mailadres, of anders een telefoonnummer. Niets mis mee.

Een van de vervelendste dingen aan internetcommunities als hyves vind ik wel dat de informatie die je plaatst zo privacy-gevoelig kan zijn. Je hoort hierover ook steeds vaker nare verhalen in de media. Veel bedrijven zoeken hun sollicitanten eerst op op een pagina als hyves en als zij iets zien dat hen niet aan staat, dan nodigen ze de kandidaat begrijpelijk genoeg niet uit op een gesprek. Nu had ik mijn pagina wel volledig afgeschermd voor niet-vrienden, maar in mijn achterhoofd speelt dan toch de theorie van ‘six degrees of separation’: jij en ieder willekeurig ander zijn hooguit zes mensen van elkaar verwijderd. In Nederland zal dat wel wat minder zijn. Ik kwam er namelijk net via LinkedIn (waarover zo meer) achter dat ik slechts één stap verwijderd ben van Hugo Metsers.

Mijn naarste ervaring met hyves vond plaats toen ik zo’n beetje iedereen die ik kende als vriend uitnodigde. Zo ook een oud-klasgenote van de lagere school. Ik stuurde haar een bericht met de vraag hoe het met haar ging, wat ze nu deed en of ze hyves-vriend wilde worden. De reactie was iets anders dan ik had verwacht. Zij vroeg mij op haar beurt namelijk of ik wel wist wat een ongelooflijke hekel zij aan mij had? Dat wist ik inderdaad niet. Ze beschuldigde mij ervan haar lagereschooltijd tot een hel gemaakt te hebben, samen met mijn klasgenoten. Ik schrok me kapot, ik heb namelijk een heel andere herinnering van deze tijd. Ik heb de klassenfoto’s er nog op nageslagen en op minstens drie (de rest kon ik niet vinden) stond ik naast haar op de foto. Ook was zij meermaals op een verjaardagspartijtje bij mij thuis geweest. Maar eigenlijk doet dat er ook niet toe. Wat belangrijker is, is dat ik inzag dat ik niet zomaar iedereen moest uitnodigen, dat ik al contact had met de belangrijkste mensen in mijn leven en dat ik voor hen niet nog een extra, omslachtig en opdringerig medium nodig had.

Het heeft even geduurd, maar ik ben er nu echt klaar mee. De enige pagina waar ik nog op te vinden ben is LinkedIn, aangezien dat een heel andere informatie-uitwisseling is, namelijk een soort carrièrebank. Een handig middel om in contact te komen met mensen die in jouw vakgebied werkzaam zijn. Voor de rest geldt: bel me!

dinsdag 19 januari 2010

Het heet hier niet voor niets 'Gemodder in de Marge'

Toen Caar enkele weken het land uit was heb ik gepoogd dit blog in mijn eentje te vullen. Over het algemeen heb ik niet te klagen over mijn inspiratie voor stukjes, maar na een tijdje was het toch wel een beetje ‘op’. Ik vond het niet eenvoudig elke dag iets leuks en verfrissends te bedenken. En ik vroeg me toen af hoe Aaf dat toch steeds doet. Elke dag een column in NRC Next en regelmatig ook extra columns in de VT Wonen en andere bladen. Nu wil ik hier absoluut niet gaan beweren dat mijn schrijfseltjes zich kunnen meten met de veelal briljante columns van Aaf, nee, absoluut niet. Er is geen blad dat mij een column aan biedt en zelfs hier, op mijn eigen blog, wordt ik maar door een aantal handjes vol mensen gelezen. Ik klus er maar een beetje bij met die stukjes van mij. Het heet hier niet voor niets ‘gemodder in de marge’. Maar zij is wel een inspiratiebron voor mij.

Na overpeinzingen in de tram, op de fiets, onder de douche, bedacht ik me dat mijn inspiratiegebrek wel eens het gevolg kon zijn van mijn ‘bijklussen’. Columns schrijven is de core business van Aaf. Ik heb naast mijn stukjes nog een meer dan veertig uur durende werkweek. In het weekend klus ik vaak nog wat bij voor wat mensen die graag in een blad mijn mening horen over mijn professionele expertise.
Ik heb niet de hele dag de tijd over columns na te denken. Ik moet heel vaak over mijn werk nadenken. Ik moet nadenken over de boodschappen en wanneer die te halen. Over schoonmaken en stofzuigen (wat en vooral wanneer??). Over mijn vrienden, mijn relatie, over het niet vergeten van verjaardagen en het kopen van cadeautjes en over het informeren naar de privéomstandigheden van al mijn vrienden en collega’s. Over interactieve televisie inclusief telefonie en internet waarvan de telefoon het nog steeds niet doet. Over een herinnering van bol.com die volkomen onterecht is verstuurd. Over het declareren van de kosten van de fysiotherapeut bij de zorgverzekeraar. Over het feit dat wij al maanden dubbel verzekerd zijn voor glasschade. Over de APK. Over de gordijnen die we twee maanden geleden bestelden bij de Hema en die er nog steeds niet zijn en waar ik toch echt een keer voor moet bellen. Over het grofvuil dat weer langs moet komen en ons stoepje dat geveegd moet worden. Over mijn laarzen die ik naar de schoenmaker had gebracht en die ineens weg waren toen ik ze een week later wilde halen en waar ik eigenlijk een maand geleden al had moeten gaan vragen of ze al gevonden waren. Over de vakantiedagen die we nu echt moeten gaan reserveren anders kunnen we pas in oktober weg. Over de belasting terugave en eindelijk eens over een nieuwe bank. Kortom, wat ik maar wilde zeggen, ik denk gewoon niet de hele dag na over het onderwerp van een column.

En soms zit ik achter mijn computertje en wil ik iets gaan tikken en dan zie ik rechts van me een berg administratie liggen en terwijl er een kat is die persé op mijn toetsenbord wil gaan liggen en ik me bedenk dat de droger aan moet want anders is mijn spijkerbroek niet droog voor het etentje van vanavond waarvoor ik nog vlees uit de vriezer moet halen en ik niet moet vergeten dat dekentje dat ze de vorige keer hebben laten liggen mee te geven. En als ik dat allemaal bedacht heb moet ik naar de wc. Ik loop naar de badkamer en ik zie dat de wc moet schoongemaakt, ik eigenlijk mijn tanden moet poetsen en ik vraag me af of de handdoeken met mijn spijkerbroek in de droger zitten zodat we ons morgenochtend nog kunnen afdrogen. Mijn telefoon gaat, ik heb dorst en eigenlijk moet ik nog langs die schoenmaker.

maandag 18 januari 2010

It's Complicated


Gisteren met de meneer naar It's Complicated geweest, categorie vermakelijk. Ik durf het bijna niet toe te geven, maar ik heb gelachen om Meryl Streep én om Steve Martin. Dit terwijl ik de eerste altijd zo vervelend vind omdat ze altijd huilt of op het punt staat om te gaan huilen en Steve Martin, tja, wat zal ik zeggen, het schijnt dat hij in comedies speelt...
Alec Baldwin was weer prachtig, wat is dat toch een rare kerel, althans, wat speelt hij toch altijd rare kerels, ik ken hem natuurlijk niet persoonlijk. Tien jaar geleden speelde hij nog broeierige macho-rollen, maar in tien jaar kan veel veranderen, en hoewel hij zijn zwoele, broeierige blik nog heeft, is zijn postuur niet onberoerd gebleven door de tand des tijds. Hij kan de extra pondjes echter prima hebben en persoonlijk heb ik niks met iele mannetjes. Baldwin is vegetariër maar ik zou zeggen geef die man een steak!

Beste Els

Dit is een open brief aan Els Rozenbroek naar aanleiding van een stuk van haar hand dat verscheen in de kerst-Libelle van afgelopen jaar. Klik hier voor een eerdere column op deze website waarin de inhoud van het stuk in de Libelle wordt besproken.

Beste Els,

We hebben er nog eens over nagedacht en zijn tot de conclusie gekomen dat je hulp nodig hebt.We denken dat je met een paar simpele tips een stuk gelukkiger kan zijn, vooral tijdens de feestdagen, en dat je er dan meteen ook voor kan zorgen dat je lieve, zorgzame man je niet verlaat. Want laten we wel wezen, dat risico is er nu wel, zeker nu je (ten onrechte) zo gemeen over hem hebt geschreven in een landelijk blad. Hoewel de kans zeer groot is dat hij de Libelle zelf niet leest. We hopen niet dat het stiekem al te laat is en je al gescheiden bent en dit stukje voortkomt uit een hoop (in onze ogen) onnodige frustratie over een stukgelopen huwelijk en nare kerstdagen tijdens dat huwelijk.

Allereerst moet ons van het hart dat het ons voorkomt dat communicatie niet jullie sterkste punt is. Wij denken dat als jullie beide van mening zijn dat de kerst op deze wijze gevierd moet worden, je met een beetje overleg de taken prima kunt verdelen. Met andere woorden, ook in deze situatie geldt: 'Samen komen we er wel uit.’ Mocht het nodig zijn, stel dan ruim van tevoren een schema met de taakverdeling op, liefst in Excel, daar zijn stereotype mannen zoals de jouwe dol op. Dit voorkomt ook de onnodige gang naar de Albert Heijn en de V&D tijdens de meest helse dagen van het jaar. Ik zou wat dat betreft geen risico nemen, jullie relatie is al zo fragiel en zelfs de meest stabiele relaties zijn tegen dit soort noodweer niet bestand. En zoals reeds eerder opgemerkt: koop je kado's online, of koop ze niet.

Voorts lijkt je inrichting van deze dagen en de planning daar omheen niet optimaal. Zo lijkt het bijvoorbeeld dat er nogal veel mensen op jullie programma staan. Is het niet handiger die vrienden die komen lunchen op een ander moment uit te nodigen? Geef bijvoorbeeld een nieuwjaarsborrel. Moeten deze vrienden tijdens de kerstdagen trouwens zelf niet op familiebezoek? Het ziet ernaar uit dat je vrienden het slimmer hebben geregeld dan jij zelf. Kijk bij hen de kunst eens af.

Ook vragen wij ons af waarom je gerechten op tafel zet die veel voorbereiding en tijd kosten. Onder geen beding willen we je aanraden om dan maar gerechten van AH Excellent in te slaan, maar tussen AH Excellent en jouw (blijkbaar tijdrovende) menu zit nog een hele wereld. Een wereld van lekker eten én ontspanning. Er zijn gerechten genoeg die je enkel in de oven hoeft te zetten om gaar te worden, zo zijn ribstuk en aardappeltjes uit de oven zonder al te veel stress (en zonder marinade) te maken. Voorgerechten kunnen bestaan uit een makkelijk soepje of een eenvoudig koud gerechtje. Een amuse is een kwestie van drie handelingen verrichten. Een toetje (bijvoorbeeld een taart) kan de dag ervoor al worden gemaakt. Een nog veel simpeler oplossing, waar wij zelf groot voorstander van zijn bij dit soort gelegenheden, is zelf alleen het hoofdgerecht bereiden en de gasten iets mee te laten nemen. Ik kan me niet voorstellen dat je vrienden hier bezwaar tegen zullen hebben. Verder is ons volstrekt onduidelijk waarom er acht soorten wijn geserveerd moeten worden. Maar goed, als je dat uitbesteedt aan ‘manlief’, ben je die stress ook mooi kwijt.. En 'onze mannen' vinden het vaak nog leuk ook. En als je dan toch kiest voor acht wijnen, dan heb je echt niet acht verschillende glazen nodig: als de wijn een beetje ok is, heeft niemand na een aantal glazen nog door dat de glazen niet vervangen zijn. Het oppoetsen van de glazen is overigens niet nodig als je goede vaatwastabletten koopt of gewoon het licht wat dimt. Kaarsen doen het sowieso altijd leuk met kerst.

Noem je man niet ‘manlief’. Of de ‘heer des huizes’. Dan kun je hem nog beter in bijzijn van al je vrienden ‘konijntje’ noemen, aangezien dat dan nog enige seksuele speelsigheid lijkt te bevatten. ‘Manlief’ en ‘heer des huizes’ zijn gespeend van dit soort gevoelens en lijken ons termen die iedere opwinding in de kiem smoren. Het roept beelden op van een stel dat ’s avonds niet met elkaar praat, uitgeput in bed kruipt met een paar warme, wollen sokken aan, waar het hooguit nog een kruiswoordraadsel oplost. Met krulspelden in. Zij dan. Het creëert ook een afstand, dit gebrek aan affectie in je aanduiding, iets dat je niet wilt, zeker niet als het gaat om stressvolle periodes als de kerstdagen.

Nog een laatste tip over de kerstboom. Wij zijn van mening dat je daar niet al te moeilijk over moet doen. De enige mensen die opmerken dat jij een thematische kerstboom hebt in andere tinten dan het jaar ervoor zijn de mensen die ook leven met deze zelfopgelegde stress. En geloof ons, niemand is ooit ook maar iets gelukkiger geworden van een thematische kerstboom. Wij hangen al jaren dezelfde boom vol met dezelfde rommel. Er is geen hond die zich daar druk om maakt, het kost niets, en als de kat of je kinderen iets slopen geeft het niets. Weer stress minder.

Lieve Els, we hopen dat je met deze brief je voordeel kunt doen. Mochten we je ooit nog van advies moeten dienen dan zijn wij altijd bereid wat tijd aan jou (en je relatie) te besteden .

Hartelijke groet,
Caar en Eef

vrijdag 15 januari 2010

30 Rock

Seizoen 1 gekregen voor de kerst. Briljant.

Lekker lezen

Tijdens mijn afwezigheid van ongeveer anderhalve maand (een maand in Nieuw-Zeeland op vakantie, dan de jaarwisseling in NL en vervolgens op congres naar Californië) heb ik een van mijn grote hobby’s weer nieuw leven ingeblazen: Lezen. Om precies te zijn heb ik in die tijd zeven boeken gelezen en er zaten wel wat aardige werkjes tussen. Vandaar dat ik ze allemaal in volgorde van lezen hieronder doorneem, wellicht dat dit anderen weer op een goed idee brengt.


1. Ivo Victoria – Hoe ik nimmer de ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won. En dat het me spijt
Hoofdpersoon Dries heeft in zijn jeugd een aantal fantastische verhalen over zichzelf bedacht, onder andere dat hij een top-wielrenner is. Hij wil nu het een en ander rechtzetten en gaat terug naar zijn Belgische geboortedorp om zijn jeugdvriend de leugens op te biechten. Zeer vermakelijk en droog geschreven.

4 sterren (van de 5)

2. Bernhard Schlink – Der Vorleser
Aangrijpend verhaal over een jongen van 15 jaar die een relatie krijgt met een vrouw van ergens in de dertig. Net zo plotseling als ze verscheen, verdwijnt ze ook weer uit zijn leven, om na enkele jaren weer terug te keren. Alleen ditmaal is de jongen rechtenstudent en de vrouw aangeklaagde in een rechtszaak. Op de terugreis in het vliegtuig vanuit NZ heb ik de film gezien, daar vond ik eerlijk gezegd vrij weinig aan, maar geef het boek een kans, want dat is wel een stuk beter, omdat je dan inzicht krijgt in de beweegredenen van de hoofdpersoon. Dat kan in een film niet zo makkelijk, tenzij je 40 minuten lang sfeerbeelden met een diepzinnige voice-over wilt uitzenden.

3,5 sterren (van de 5)

3. Tatiana de Rosnay – Haar naam was Sarah
Verdrietig boek. Het verhaal van een Joods meisje dat tijdens de razzia’s in Parijs gedeporteerd wordt, samen met haar hele familie, behalve haar broertje, dat zij thuis verstopt heeft in een geheime kast. Een Amerikaanse journaliste stuit per toeval op haar verhaal en ontrafelt de gehele geschiedenis van het meisje en daarmee ook het geheim dat haar Franse schoonfamilie met zich meedraagt. Het is een goed leesbaar boek, op de eerste hoofdstukken na, waarin de ervaringen van het meisje Sarah tijdens de deportatie en in het concentratiekamp worden geschreven. Naar mijn smaak was dit iets te plastisch. Geen literair hoogtepunt, wel gewoon een mooi boek, zeker als je op vakantie bent en flink door wilt lezen. Qua genre een geschikte opvolger van dames-van-vijftig-romans als Anna, Hanna en Johanna en het zou het ook goed doen als onderdeel van de Oprah-bookclub.

3 sterren (van de 5)

4. Markus Zusak – The Book Thief
Merkwaardig geschreven boek over een meisje dat tijdens WOII in de buitenwijken van München in een pleeggezin woont. Op de een of andere manier raakt ze geobsedeerd door boeken en lezen, en omdat ze geen boeken kan krijgen via de reguliere weg, steelt ze er af en toe een. Het boek is geschreven uit het perspectief van de dood en in een stijl waar ik behoorlijk aan moest wennen, maar op den duur went het wel en heb ik het boek vrij snel uitgelezen. Ik zou het echter niet snel aan iemand aanraden, omdat het vrij lastig leesbaar is. Wellicht is het in dit geval prettiger om de vertaling te lezen, zeker als je niet vaak in het Engels leest. Hierna had ik trouwens mijn portie WOII-literatuur wel weer gehad.

3,5 sterren (van de 5)

5. Maria Pessl – Special Topics In Calamity Physics
Het verhaal, het plot, is best spannend, al vind ik de vergelijking met The Secret History niet helemaal opgaan. Wat ik erg vervelend vond was dat het boek doorspekt is met citaten uit andere boeken, en dan niet in voetnoten maar in de lopende tekst, en het gaat dan overwegend om voor mij totaal onbekende werken uit de wereldliteratuur, geschiedenis of anderszins wetenschappelijke literatuur. Dit is irritant en voegt verder vrij weinig toe. Het lijkt er meer op dat de auteur graag aan iedereen wil laten zien hoe belezen ze is, kijk eens wat ik allemaal weet. Deze alinea’s heb ik op een gegeven moment maar overgeslagen en dat maakt het boek beter leesbaar en onderhoudend. Het verhaal gaat over een scholiere van 16, Blue van Meer, die telkens in een andere stad woont doordat haar vader elk jaar aan een andere universiteit lesgeeft.(Ergerniswekkend: het gedweep van Blue met haar o zo intelligente en briljante vader die overal boven staat en overal een spitsvondig antwoord op heeft). In haar laatste schooljaar besluit haar vader niet te verhuizen zodat ze het gehele jaar op één plek kan blijven wonen en naar school kan gaan. Op haar nieuwe school wordt Blue opgenomen door een populair, zelfingenomen puberkliekje, onder leiding van een charismatische lerares. Als later in het boek een van de hoofdpersonen dood gevonden wordt krijgt Blue van haar vrienden de schuld en gaat ze op onderzoek uit om haar naam te zuiveren. Eef vond de spannende plotwendingen het overmatig geciteer ruimschoots compenseren, ik ben daar nog niet helemaal uit. Het einde vond ik een beetje teleurstellend, ik moest de hele tijd aan die gasten uit Jiskefet denken die riepen “Ik wil een open einde! Een OPEN EINDE!”

3,5 sterren (van de 5)

6. Jack Kerouac – On the road
In opdracht van m’n nieuwe leesclub heb ik dit boek gelezen, een idee van Eef. Laat ik niet al mijn kruit verschieten en ook nog wat bewaren voor onze eerste bijeenkomst op 6 februari, maar het volgende wil ik wel alvast kwijt: De schrijfstijl is goed en niet gedateerd, maar dat is misschien ook wel logisch als je nagaat hoe revolutionair dit boek in zijn tijd was. Wat heel leuk aan dit boek is, is dat je veel leert over verschillende Amerikaanse steden en regio’s en als je, zoals ik, graag in Amerika komt is het altijd leuk om nieuwe ideeën op te doen voor een volgende reis. Vervelend was de onrust van de hoofdpersonen, het altijd ergens anders willen zijn, daar werd ik zelf ook zo onrustig van. Heel vermoeiend, een groep hysterische mannen die wegrennen voor hun verantwoordelijkheden en de ik-persoon die daar dan ook nog eens mee dweept. Kunstenaars die dwepen met het kunstenaarsschap. Maar goed, het is er zo een die je gelezen moet hebben.

3,5 sterren (van de 5)

7. Renske de Greef – En je ziet nog eens wat
Zeer geestig boek over een meisje dat vers van de middelbare school samen met een vriendin drie maanden in Tanzania in een weeshuis gaat werken. Het lijkt heel filantropisch, maar eigenlijk is het een vrij cynisch meisje dat door een soort verloren weddenschap naar Afrika gaat. Ik heb het boek in één ruk, namelijk in het vliegtuig van Chicago naar Amsterdam, uitgelezen en dat onder af en toe luid lachen. Dit boek kan ik iedereen aanraden, hoewel het nu natuurlijk alleen nog maar kan tegenvallen. Binnenkort ga ik haar debuut, Was alles maar konijnen, ook maar eens lezen. Die titel is namelijk wel heel erg waar.

5 sterren (van de 5)!!

En nu maar hopen dat ik deze leesverslaving kan vasthouden. De tv is gevaarlijk en loert overal. Zeker nu ik gisteren ben begonnen met het kijken van The West Wing. We zullen zien. Ik ben gisteren gelukkig ook weer in een nieuw boek begonnen, Eten, bidden, beminnen van Elizabeth Gilbert, maar ik vind de hoofdpersoon nu al, na zo’n vijftig pagina’s, een behoorlijk overspannen zeikerd, dus ik weet niet of ik dat 500 pagina’s volhoud. Echt een product van deze tijd, midden in de dertigers-crisis, de hele tijd zwelgend in haar eigen ellende en dan denken dat je de oplossing vindt in India of Italië of Indonesië, want die landen beginnen dus wel met de letter ‘I’, ‘ik’ dus. Als ik dan ook nog eens hoor dat dit het favoriete boek is van Nada ‘goh kan die lezen dan’ van Nie, dan weet ik dat ik met dit boek een weg vol ergernissen ben ingeslagen. Ik kom er op deze plek nog wel op terug, denk ik.

donderdag 14 januari 2010

Gedicht van de maand: Een oproep

We zijn allemaal druk, hebben een baan, een relatie die we moeten onderhouden, soms kinderen, veel vrienden, een huis dat schoongemaakt moet worden en soms nemen we gewoon net te weinig tijd voor wat goede literatuur. En dat terwijl goede literatuur zo heilzaam voor de geest is. Elke keer als we een goed boek hebben gelezen denken we "Dat moeten we vaker doen, lezen". Wij van Gemodder helpen graag met het voeden van de literaire honger. Nee, we lezen geen boeken voor, maar één goed gedicht per maand kan voor tien minuten die leegte enigzins vullen. Vanaf nu publiceren wij dan ook elke eerste van de maand 'Het gedicht van de maand'. En alle lezers mogen suggesties aandragen welk gedicht dat gaat worden. Geef reacties onder dit stukje over welk gedicht jij als gedicht van de maand februari zou willen. Alles mag behalve Toon Hermans. Wij houden niet van Toon Hermans. Succes.

woensdag 13 januari 2010

Het weer en de taal

Klik hier voor een leuk column op Nu.nl van Onze Taal.
De column gaat over het winterweer en nieuwe woorden die daar uit voortkomen. Al lezend moest ik denk aan H die van de week voor het raam stond en naar de drie centimeter sneeuw in onze achtertuin keek. Hier en daar dwarrelde een sneeuwvlok en H zei: "Het KNMI waarschuwde voor sneeuwduinen". Als die voorspelling uit zou zijn gekomen zou me dat een duin geworden zijn...

Ik ben een vogelspotter in het diepst van mijn gedachten

Tot enkele jaren geleden wist ik niet dat ik van natuur hield. Tot die tijd was ik eigenlijk een aanhanger van J.C. Bloem en zijn legendarische zin: “Natuur is voor tevredenen of legen”. Natuurlijk, in mijn ‘jonge jaren’ kwam ik regelmatig buiten. Hoewel ik niet zeker weet of ik ‘buiten’ ook samenvalt met ‘natuur’. Ik fietste kilometers door de Hollandse polders en kon die ook, ondanks mijn jonge leeftijd, zeer waarderen. De liefde voor een andere dichter werd gevoed door deze liefde voor het Hollandse landschap, namelijk Marsman. Een keer heb ik van een lerares Nederlands een vol punt extra gekregen bij een proefschrift omdat ik bij beantwoording van de vraag “wat is poëzie?” ter illustratie van mijn antwoord “Denkend aan Holland” in zijn geheel had opgenomen.
Maar om nu te zeggen dat mijn liefde voor het polderlandschap liefde voor de natuur inhield weet ik niet. Echt oog voor vogels en andere dieren in die relatieve natuur had ik namelijk niet. Ik vond ook de boerderijen, de molens en de sloten een mooi onderdeel van dat landschap en fietste er verder vooral hard doorheen.

Pas toen H en ik een aantal jaar geleden in Noorwegen waren, begon de natuur echt onze aandacht te trekken. Dat is ook wel logisch. In Noorwegen is de natuur een niet te vermijden onderdeel van het landschap. Hadden wij in Noorwegen de natuur niet kunnen omarmen dan was het waarschijnlijk nooit gelukt. Voor die tijd waren we op vakanties vooral geïnteresseerd geweest in cultuur. We konden geen kerk passeren of wij gingen er naar binnen, geen schrijver of president kon in een dorp geleefd hebben of we bezochten zijn huis. Toen we een jaar na Noorwegen een aantal nationale parken van de VS bezochten nam de interesse in natuur alleen maar toe. Die interesse werd met name gevoed door de grote verscheidenheid aan planten en dieren en het totaal ontbreken van kennis over die planten en dieren aan onze zijde. Een hert konden we nog wel herkennen en de twee beren die de weg overstaken werden ook als beren door ons herkend. Moeilijker werd het als het ging om vogels. De conversatie verliep dan vaak als volgt:
“Hee kijk, die vogel”
“Oh ja, wat zou dat er voor één zijn”
“Geen idee”.
In Florida wisten wij met behulp van boekjes van de National Park Service wel een krokodil van een alligator te onderscheiden en de bordjes bij de verschillende bomen leerde ons ook het verschil tussen mahonie- en mangrovebossen.

Sindsdien is onze waardering voor natuur aanmerkelijk toegenomen. Dit heeft tot gevolg dat wij ook onze kennis over de natuur willen vergroten. En dat doen wij dan dicht bij huis, namelijk in de achtertuin. Inmiddels kan ik een spreeuw van een roodborstje onderscheiden en weet ik het verschil tussen een koolmees en een pimpelmees. Het grote voordeel van dit jaargetijde is dat je de vogels ook echt kunt zien en dus aan de hand van hun uiterlijk kun achterhalen tot welk soort ze behoren. Van de zomer probeerde ik in de tuin van mijn zus vogels aan de hand van hun gezang te herkennen. We luisterden samen naar het geluid dat uit een boom kwam en probeerden dan met behulp van haar vogelboekje te achterhalen welke vogel het was. Maar omschrijvingen als “maakt een hoog tjirpende geluid met enkele melodieuze herhalingen” helpen niet echt. Althans niet bij ons.
Ik heb gemerkt dat ik met veel plezier uren kan doorbrengen met het kijken naar de vogels in onze tuin. Ja ik weet het, op zo’n moment merk je dat je ouder wordt. Of is het zo dat ik nu, in de woorden van Bloem een ‘tevredene’ of een ‘lege’ ben geworden. Als dat zo is, dan hopelijk het eerste.

dinsdag 12 januari 2010

De macht bij het KDA

Wij hebben twee katten. En in ons oude huis mochten die wel op het balkon, maar niet van het balkon af. Dat was veel te gevaarlijk. Allereerst was dat gevaarlijk volgens onze dikke buurvrouw van een paar huizen verderop. Op een zonnige middag riep zij eens, over de drie schuttingen en twee tuinen die ons van haar scheidde, dat wij nooit de katten buiten moesten laten omdat er kattenaids heerste in de buurt. Als J of S in aanraking met de lokale zwerfkatten zouden komen, zouden ze ten dode opgeschreven zijn. Wij knikten amechtig maar een echte zwerfkat hadden we eigenlijk nog nooit in onze buurt gezien. De katten van de dikke buurvrouw zelf verbleven in door haar man getimmerde hokken in de tuin. Ze had een aantal katten van een duur soort en die moesten dus echt goed beschermd worden tegen de aan kattenaids lijdende zwerfkatten.
Ten tweede was het gevaarlijk voor onze katten om van het balkon af te gaan, omdat ze niet meer terug konden. Althans J kon niet meer terug, S heeft nooit geprobeerd ons balkon te verlaten. Maar J is zo dik en onhandig dat H haar meerdere malen van het dak van de schuur van de onderburen heeft moeten halen omdat ze zelf niet meer terug kon springen op ons balkon.

Toch bleef het verlaten van het balkon voor J een aantrekkelijk optie. Onze buurt was erg kattenrijk en op het dak van de schuur van een andere buurvrouw (de buurvrouw linksonder) lagen de buurtkatten vaak gezamenlijk in de zon. Het was altijd een vast groepje katten dat op dat dakje bijeenkomsten hield. Dit groepje kende een bepaalde hiërarchie. Een oude, zeurende langharige kat was de anchorman van de groep. Ze werd gedoogd omdat ze de oudste was, maar daar was het wel mee gezegd. Meestal zat ze op de GFT bakken eenzaam voor zich uit te miauwen of klom ze op onze balkonkast om vanaf daar haar klaagzang te laten horen. Er was een hele mooie lichtbeige kat bij die duidelijk het lieverdje en de beauty van de groep was. Zij werd altijd door een dikke cyperse kat (in het bezit van maar één goed oog) beschermd. Als onze balkondeur open stond hield Eenoog de wacht bij de balkondeur terwijl Beauty de etensbakjes van J en S leeg at. Als de katten met z’n allen op het dakje van de schuur van buurvrouw lagen noemden wij dat altijd het Katten Democratisch Appèl (KDA). Het leek namelijk of ze aan het vergaderen waren. Over belangrijke zaken, over buurtpolitiek.

Onze kat J, keek altijd verlangend naar dat groepje op het dak. Ze leek heel graag deel te willen uitmaken van dit overleg. In ons huis had ze alleen aanspraak met S. Kat S is een avontuurloos geval. Als katten een consumentenbond zouden hebben zou S elke maand hun blad spellen. S denkt altijd eindeloos na over alle gevaren die dreigen en gaat ze altijd zo veel mogelijk uit de weg. En als het gevaar niet te ontwijken is, wil ze het controleren. Gaat J achter het gordijn liggen als ik ga stofzuigen, S volgt aandachtig elke beweging die de stofzuiger maakt. Omdat S niet bereid was met J op avontuur te gaan, ging J op een dag zelf op pad. Nu moet ik er bij zeggen dat J zo beschermd is opgevoed (dit in tegenstelling tot S die we uit een disfunctionerend gezin hebben gered), dat zij niet weet wat gevaar is. Ze is bang voor de stofzuiger maar heeft geen idee van de Buitenwereld. Op een ochtend liet één van ons J achter op het balkon. ’s Middags konden we haar niet meer vinden. J was blijkbaar van het balkon gesprongen om deel te gaan nemen aan het overleg van het KDA. Misschien had ze zelfs gedroomd de macht binnen het KDA over te nemen. Ze is immers charismatisch, groot en heeft een prachtige vacht.
Het avontuur was echter anders verlopen dan ze had gehoopt. Ergens halverwege was ze waarschijnlijk bang geworden en ze had het dak van de schuur van de buurvrouw nooit bereikt. En omdat wij beiden aan het werk waren had ze de hele dag niet terug gekund. Toen H aan het einde van de middag thuis kwam en met de bak met brokjes schudde hoorden wij uit de tuin onder ons een klaaglijk gepiep komen. J had zich verscholen achter het zwembadje van de hond van de onderburen en tussen het schuurtje en de heg in hun tuin. Toen J ontdekte dat wij thuis waren was ze zo blij dat ze van geluk een boom in klom. Daar schrok ze zo van dat ze ineens losliet en naar beneden tuimelde. H heeft haar bij de onderburen opgehaald en nog nooit was J zo blij ons te zien. Toen ze weer rustig op de bank kon gaan liggen keek S haar misprijzend aan. Nooit meer ging J op zoek naar de macht bij het KDA.

maandag 11 januari 2010

Elizabeth Gilbert geeft een interview

Op de website van CNN staat een leuk interview met Elizabeth Gilbert, de schrijfster van Eat, Pray, Love. Een aantal jaar geleden kocht ik dat boek alleen maar omdat er stickertje op zat waarop stond ‘New York Times Bestseller’, later werd mij duidelijk dat het een enorme hit (en hype) was. Het boek was echter zeer de moeite waard. Vooral het eerste deel ervan dat zich afspeelt in Italië en waarin ze Italiaans leert, vond ik inspirerend. Met Ashrams en mediteren (de onderwerpen in het deel ‘pray’) heb ik minder.


Na dit boek las ik ook haar boek The Last American Man. Dit boek bevat een portret van Eustace Conway, een man die probeert (en slaagt) van de natuur te leven. Ook een erg inspirerend boek. Op mijn verlanglijstje staat nog een ander boek van haar: Stern man.

Het interview op CNN is gegeven ter gelegenheid van het verschijnen van haar nieuwe boek Committed. Het boek is het verslag van een onderzoek naar het verschijnsel ‘huwelijk’. Het interview bevat een aantal leuke quotes. Over het huwelijk zegt ze onder andere:
”Not since I was about 13 years old, and obsessed with Charles and Diana's wedding, could I say that I have fantasized about the big white wedding. I have lots of romantic fantasies, that just doesn't happen to be in my playbook. But I recognize that it's something a lot of people care about, and I respect that. I do think, though, that it's really important if we are to become adults, if we are to graduate out of girlhood and into womanhood, that one of the most important steps we have to take is to begin to recognize the difference between a wedding and a marriage.
I think a lot of people who feel as though they desperately want to be married oftentimes simply desperately want to have a wedding.”
En verder:
“What I've discovered is that it's not so much a boxy, rigid institution, but a thousands-of-years-old, ever-evolving, liquid, flexible, malleable social science experiment that we are still very much tinkering with and that people will tinker with for as long as there's such a thing as institutionalized couplehood.
I feel more like I'm part of something that's very old and interesting rather than having been shoved into a container that doesn't fit me.”
Binnenkort moet ik het boek maar eens gaan kopen. Het interview is in ieder geval al een tip.

Overigens vond ik hier, voor de lezers van Eat, pray, love, een leuk stuk over de ex-man van Gilbert die zijn eigen boek gaat schrijven. Het overzichtje onderaan waarin een aantal boeken wordt genoemd van exen die over elkaar en hun huwelijk schrijven is vooral interessant.

zaterdag 9 januari 2010

365 hotels

Een jaar lang elke nacht slapen in een ander hotel in Amsterdam. Vermakelijke blog, klik hier.

vrijdag 8 januari 2010

Een nieuwe zonnebril en verbrande schouders

Het mag nu wel weer zomer worden van mij. Ik verlang naar warme zomeravonden met een glas rosé, zomerjurkjes, pumps met blote voeten (en dus zonder de randen van pantykousjes in je kuiten), een fietstocht door de polder, een nieuwe zonnebril en verbrande schouders.
Sneeuw en ijs is even leuk, voor een week ofzo, maar daarna wordt het een beetje vervelend. Ik weet dat toen een paar weken geleden ’s nachts de eerste sneeuw was gevallen ik de wandeling naar de trein, fietsen was onmogelijk, schitterend vond. Alles was bedekt met witte sneeuw en zag er zo gezellig uit. Het weekend erna begon het nog harder te sneeuwen en zat alles onder een dik pak sneeuw. Het was geweldig, het was koud, het was wit, het was echt kerstweer. We aten erwtensoep en dronken chocomel.
Na het weekend werd het minder praktisch maar het was nog steeds leuk. Oké, er waren wat nadelen. Trams en treinen reden niet of nauwelijks en dus stond ik elke ochtend heel vroeg te hopen dat er 1) een tram zou komen, en 2) dat ik daar nog bij zou passen. De terugweg was een nog grotere gok. Het betekende dat ik soms vier of vijf trams moest laten gaan voordat ik mezelf onder de oksels van een stel vreemden kon wurmen, hopend dat ik niet ineens om zou vallen bij hard remmen. De sneeuw bleef lang liggen en werd daarna vieze drabbige modder. Er was nog steeds geen fietspad gestrooid en dus moest ik nog steeds elke dag met de tram naar mijn werk. Twee weken heb ik mijn pumps in een tasje met me mee gedragen terwijl ik op lelijke platte laarzen liep. Met mijn broek in mijn laarzen want anders werden mijn pijpen vies. Op het werk snelde ik naar mijn kamer om mijzelf daar te fatsoeneren. Laarzen uit, pumps aan, winterjas, handschoenen, sjaal, muts uittrekken en opruimen.
Deze week kon ik één dag fietsend naar mijn werk. Dat was overigens geen succes. Het had geijzeld en gesneeuwd en al met al ben ik vijfenveertig minuten bezig geweest om mezelf zonder vallen op mijn werk te krijgen. Ik had die dag nieuwe schoenen aan (met hakken) en twee tassen met boeken bij me. Ik durfde nauwelijks te stoppen bij een stoplicht, uit angst dat ik door zou glijden de weg op. Of opzij zou vallen. In de vieze drab. Terug naar huis fietsen ging niet want het sneeuwde weer en dat had natuurlijk niemand zien aankomen, dus zelfs de autowegen waren niet gestrooid. Trams en treinen reden weer beperkt. Weer stond ik met mijn neus in iemands natte winterjas.
Ik moest met de auto ergens heen. De autodeur wilde pas na heel veel sjorren open. De ruitenwissers zaten de eerste tien minuten vastgevroren aan mijn voorruit. Normaal zou dat ritje me tien minuten kosten, over de snelweg, drie afslagen verder er weer af. Nu deed ik een half uur over het bereiken van de oprit. Ik zag de snelweg helemaal vast staan en besloot binnendoor te rijden. Wegslippend op elke rotonde was ik na vijf kwartier op de plaats van bestemming. Ik had een belangrijke afspraak en kon mijn lelijke laarzen dus niet aandoen en dus glibberde ik met mijn suède pumps over de parkeerplaats.Ik vind het mooi geweest met die winter. Kom maar op global warming, ik wil weer in de zon zitten.

donderdag 7 januari 2010

Zo kan het ook

De trambestuurder spreekt beladen woorden uit als hij de deuren sluit: "Vol is vol".
Een aantal mensen blijft achter op het perron.

Zoektermen en ijspret

Vandaag weer geen column i.v.m. de afwezigheid van Caar, wel even kort dit berichtje:

Het vriest weer en dat merken we aan de bezoekers van deze pagina. Populaire zoektermen waardoor mensen op onze site terecht kwamen: ‘geheime schaatsplek’ (een heel slechte zoekterm als je een schaatsplek zoekt, want waarom zou iemand op internet gaan schrijven over zijn ‘geheime’ schaatsplek), ‘goeie schaatsplaatsen’, 'schaatstocht', ‘schaatsplekjes’ en ‘ faver ijshockeyschaatsen’ (nooit van gehoord). Verder werd gezocht op ‘speaking names’, ‘kerst libelle’ (why??), ‘trip californie’ en ‘hoeveel marge op lingerie’. En jaja, hij is weer langsgeweest ‘Peer Ulijn’.

Hier vond ik een interessant stuk over zoektermen.

woensdag 6 januari 2010

Winters

Ok, in de VS is het dus ook koud. Of eigenlijk kouder. Zelfs in Florida..... Zie hier

Leuk voor op de schoorsteenmantel

Mijn kerstvakantie heb ik vooral slapend doorgebracht. Er moest ook veel geregeld worden, maar slapen deed ik ook veel. Maar naast het slapen heb ik dus, zoals gezegd, veel ‘dingen geregeld’. Zo moesten er heel wat instanties gebeld worden die het nog niet voor elkaar hadden gekregen onze adreswijziging door te voeren. De administratie lag er sowieso al een tijdje, dus ook die moest opgeruimd.
En we moesten uiteraard veel dingen kopen. Nu waren wij zo handig de boodschappen bij Albert te bestellen, zeker met de sneeuw scheelde dat een hoop gedoe, maar voor sommige dingen moet je toch naar een winkel. Zo had Albert geen eieren en geen passievruchten meer. En dan moet je wel. Door de poorten van de hel (de parkeerplaats bij het winkelcentrum) de hel in (de supermarkt).
Verder hadden we bedacht dat we kerstversiering moesten kopen, we hebben immers nu veel meer oppervlak om te versieren. Nu klinkt dit alles alsof H en ik uren in tuincentra doorbrachten op zoek naar het juiste kerstensemble, maar niets is minder waar. Op een verloren donderdagavond kocht ik de laatste kerstkrans die ik bij de Hema kon vinden, een plastic felgroen ding. Foeilelijk, maar het was tenminste een kerstkrans en meer eisen wilde ik er niet aan stellen. Bij de bloemenwinkel kocht ik een kerstboeket en een aardewerken kaarsendingetje met Jozef, Maria en het kindekke Jezus. Leuk voor op de schoorsteenmantel. De kerstboom werd in elkaar gezet, opgetuigd en met verlengsnoeren aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. En omdat wij dit jaar voor het eerst een tuin hebben moest ook die er aan geloven. Op dezelfde donderdagavond als de avond van de kerstkrans kocht ik snel bij de Blokker een lichtgevend rendier. Mooi in zijn lelijkheid. Maar één rendier is ook zo eenzaam, en dus togen H en ik op zaterdag naar een overvol winkelcentrum om een tweede rendier te kopen. Nu wilde het toeval dat H die dag net erwtensoep had gemaakt en wij wel even wat soep bij mijn zus zouden langsbrengen. Nu zijn wij nog niet dusdanig geëquipeerd dat wij in het bezit zijn van een verzameling Tupperware. En dus moest de soep (nog warm) mee in een pannetje. En H hield dat pannetje op schoot. In de auto. Tot we bij het winkelcentrum waren voor het rendier en H het pannetje achterliet op zijn stoel. Buiten was het een flink aantal graden onder nul. We ploegden door de sneeuw en door de mensenmassa’s richting de Blokker. We hadden het geluk dat er een kerstmarkt gaande was in het winkelcentrum. Dat betekende dus nog meer gezellige mensen die slenterend alle kraampjes van de markt inspecteerden. H keek mij aan en mompelde dat het toch altijd zo gezellig was om op zaterdag samen te winkelen. We worstelden ons naar de Blokker. Daar was het zo druk dat wij werkelijk enkele minuten hebben moeten wachten tot iemand zich verplaatste en wij de doos met rendier konden grijpen. Daarna volgende zeker vijftien minuten wachten bij de kassa. Toen dezelfde route terug naar de auto waar de erwtensoep beslagen ramen en een vreemde geur had veroorzaakt. H nestelde zich weer op zijn plek, zijn handen warmend aan de erwtensoep. We haalden het huis van mijn zus zonder erwtensoep op de voorruit en zelfs zonder erwtensoep op het tuinpad. En zo brachten wij zo ongeveer de hele kerstvakantie door. Gevuld met kneuterige huiselijkheid. H moest nieuwe schoenen en een nieuwe broek, en zo liepen wij een middag door in een winkelcentrum in de buurt van de woonplaats van mijn schoonouders. Onze oude huis zou worden opgeleverd aan de nieuwe bewoners en dus moest dat worden ontdaan van onze laatste spullen. Dat leverde een ochtendje opruimen en inpakken op in het oude huis. En een middagje opruimen en weggooien in het nieuwe huis. We ruimden in het nieuwe huis de zolder op. En alle spullen die daar vandaan kwamen, moesten naar de schuur. We zetten een stellingkast in elkaar voor in die schuur en propten daar zoveel mogelijk spullen in. Ik harkte de tuin aan (de bladeren lagen er nog steeds) en verzorgde de rendieren. We regelden het grofvuil voor zowel het oude als het nieuwe huis. Onze auto moest gekeurd. En heel veel mensen kwamen langs om ons huis te bekijken. We bleken na oud en nieuw een lekke band te hebben en spendeerden zo een hele zaterdagochtend aan dat probleem. We sliepen veel, we keken wat films, we regelden van alles en toen was de vakantie voorbij. En konden we weer gaan werken. Een stuk opgeruimder en uitgeruster dan voor die vakantie.

dinsdag 5 januari 2010

Namen

Op nu.nl staat een leuke column (klik hier voor die column) die goed aansluit bij deze column van Caar over namen. Zeer vermakelijke kost voor iedereen (ook mensen die niet over kindernamen na hoeven denken).

maandag 4 januari 2010

De kerst-Libelle

In een vlaag van verstandsverbijstering kocht ik vlak voor de kerst de Libelle. Ik heb overwogen deze eerst zin anders te laten luiden om zo niet toe te hoeven geven dat ik een Libelle heb gekocht, maar ik vond dat als ik een Libelle kocht, ik dan ook maar eerlijk moest zijn. Dus ik kocht een Libelle. Omdat ik de Elsevier en HP uit had en ik te moe was om me te concentreren op een boek. Ik zou anderhalve week vrij zijn, en dan wil je gewoon iets leuks te lezen hebben. En dus kocht ik bij mijn laatste kerstboodschappen de Libelle. En dat bleek een grote fout. Ik hoopte op een blad vol gezellige tuttigheid, versierde kersttafels, leuke recepten, een leuk interview met een gezellig iemand en wat grappige columns. Ik kreeg een blad met een aantal lezersbrieven waarbij deze lezers tegen de klippen op wilde doen geloven dat kerst een heerlijk familiefeest is, foto’s van witte kerstbomen behangen met pompons en een zeer verzuurd stuk over de rol van de vrouw gedurende de kerst.

En over dit laatste stuk wil ik hier graag wat zeggen. Het stuk viel onder de categorie ‘psychologie’, althans dat woord stond in de rechterbovenhoek gedrukt, en was geschreven door redacteur Els Rozenbroek. Het stuk besloeg twee kantjes en begon met het verhaal dat ‘zij’ (Els dus) vroeger altijd zeer ontspannen kerst vierde in een pyjama, met films en een makkelijke maaltijd, maar dat ze, sinds een bevriend stel een keer aan een kerstreportage had meegedaan in een glossy tijdschrift, het gevoel had dat ze meer moest doen met kerst. Ze had daardoor, samengevat, last gekregen van kerststress. En blijkens het stuk was zij de enige in haar gezin die daar last van had, want haar man lijkt alles heel ontspannen te beleven. Dit tot grote ergernis van Els.
Het vreemde aan het stuk is dat zodra Els begint over alles wat er voor de kerst moet gebeuren ze in de ‘we’ vorm begint te praten. Ik denk dat ze hiermee wil aangeven dat niet alleen zij, maar ‘wij allemaal’ of in ieder geval ‘wij vrouwen’ of ‘wij Libelle-vrouwen’ last hebben van dezelfde kerststress. Als dit haar bedoeling is neemt ze mooi ook even mij (als vrouw en (incidentele) Libelle-lezeres) mee in haar val, en daar bedank ik voor. Vandaar dit stuk. Ik wil mij distantiëren van het soort vrouwen dat dit soort denigrerende stukken over mannen (en henzelf) kunnen schrijven alsof het hier gaat om algemeenheden die op ons allemaal van toepassing zijn. Ik citeer een aantal passages om een beeld te geven:

“Ooit een man zenuwziek door de V&D zien hollen op zoek naar kerstcadeautjes? Welnee, onze echtgenoten kijken wel uit. Het valt hen niet eens op dat we de boom dit jaar hebben versierd volgens het thema Noorderlicht (koele blauw- en grijstinten in combinatie met zilveren en natuurlijke materialen. Als ze al iets opvalt, is het dat er twaalf heerlijke rode wijnen in het rek staan: “Wat zie je er verhit uit, schatje”, zeggen ze, terwijl ze zich tevreden in hun luie stoel nestelen en de afstandsbediening pakken.”
Ik denk dat het tijd wordt dat Els (of zijn ‘wij’ het?) ontdekt danwel ontdekken dat je op internet vrijwel alles kunt bestellen. En dat haar man vast ook wel weet hoe hij dat moet doen. En dat als ze daar even een zinnig gesprek over voert met hem en de taken verdeelt, zij zich daarna samen met haar man in de luie stoel kan ‘nestelen’.

De volgende passage gaat over de voorbereidingen op en voor eerste kerstdag: “Onze mannen komen pas in actie als het vlees gebraden moet worden voor het kerstdiner. Terwijl ze glunderend in de keuken staan, dekken wij de tafel, wrijven de glazen tot ze fonkelen, steken de kaarsjes aan, ontvangen de gasten en sussen ruziënde kinderen. Om eenmaal aan tafel te horen hoe iedereen papa prijst omdat het vlees zo lekker mals is. Onze echtgenoten nemen de complimenten trots in ontvangst en vergeten te vermelden dat hun vrouw gisteren om zeven uur ’s ochtends is opgestaan om de verrukkelijke marinade te maken.” Uit deze passage spreekt zoveel frustratie, ik hoef er niet eens meer iets over te zeggen. De tekst zegt genoeg.
Na het diner van eerste kerstdag beschrijft Els hoe ‘wij’ alles weer opruimen en schoonmaken (man is nergens te bekennen) en daarna in bed gaan liggen: “Als we uitgeput in bed rollen, spreidt manlief zijn armen: “schat, wat was het een heerlijke avond.” Hij is een beetje dronken en wil vrijen, en terwijl we automatisch meebewegen, denken we aan de volgende dag. Er staat een diner bij de schoonouders op het programma, maar eerst komen goede vrienden brunchen. Terwijl de heer des huizes zich behaaglijk omdraait en het op een snurken zet, stappen we uit bed om te checken op de we de prosecco wel koud hebben gezet.”
Je kunt zeggen wat je wilt over ‘manlief’, maar hij waardeert zijn vrouw wel. Hij prijst haar om de heerlijke avond én heeft nog zin in haar. Het had erger gekund. Hij had ook met zijn had in zijn broek zappend op de bank in slaap kunnen vallen. De vrouw die haar man ‘manlief’ noemt moet ik overigens nog tegenkomen. Gelukkig lopen ze niet in mijn vriendenkring rond. Bij de laatste zin van het citaat zag ik overigens collectief, alsof een geheim teken was gegeven, heel Libelle-lezend Nederland uit bed stappen en naar de koelkast lopen op zoek naar de prosecco.

Na de passage over ‘ons’ liefdesleven gaat het stuk door over de brunch met de vrienden, het eten bij de schoonouders en hoe hard ‘wij’ daar ook weer meehelpen terwijl ‘de mannen’ lekker zitten te babbelen over politiek en voetbal.
Eén van de laatste zinnen luidt, nadat ‘we’ ons hebben voorgenomen het volgend jaar allemaal anders te doen: “En we weten nu al dat van dat goede voornemen ook in 2010 niets terecht zal komen. Dat we dan opnieuw ten prooi zullen vallen aan de nationale kersthysterie, die maar één doel heeft: iedereen een gelukkige, relaxte kerst bezorgen, behalve de vrouw des huizes.” Mijn mening nadat ik dit stuk had gelezen: ‘wij’ moeten hoognodig eens duidelijk gaan communiceren met ‘onze‘ man, ‘manlief’ danwel de ‘heer des huizes’ over zijn behulpzaamheid. Ik vraag me namelijk zeer af of onze verzuurde, zwoegende ‘wij’ weleens gepraat heeft met haar man. Vervolgens zouden ‘we’ (in overleg met manlief) prioriteiten moeten gaan stellen met betrekking tot de invulling van onze kerstdagen.Voorts stel ik voor dat ‘wij’ met de kerst ook eens een lekker een glas wijn (of twee) drinken en eens meepraten over voetbal en politiek. Als je de hele dag in de keuken staat en ‘s ochtends heel vroeg een marinade moet maken heb je sowieso je diner niet helemaal efficiënt ingedeeld. En de V&D moet je ook niet in de dagen voor kerst bezoeken, als je dat wel doet, ben je eigenlijk niet zo handig. En als communiceren met je man en het bijstellen van je eisen niet werkt, dan moeten ‘wij’ maar een scheiding aanvragen. Wel zo rustig. En het scheelt weer zure stukjes in de Libelle.