Het mag nu wel weer zomer worden van mij. Ik verlang naar warme zomeravonden met een glas rosé, zomerjurkjes, pumps met blote voeten (en dus zonder de randen van pantykousjes in je kuiten), een fietstocht door de polder, een nieuwe zonnebril en verbrande schouders.
Sneeuw en ijs is even leuk, voor een week ofzo, maar daarna wordt het een beetje vervelend. Ik weet dat toen een paar weken geleden ’s nachts de eerste sneeuw was gevallen ik de wandeling naar de trein, fietsen was onmogelijk, schitterend vond. Alles was bedekt met witte sneeuw en zag er zo gezellig uit. Het weekend erna begon het nog harder te sneeuwen en zat alles onder een dik pak sneeuw. Het was geweldig, het was koud, het was wit, het was echt kerstweer. We aten erwtensoep en dronken chocomel.
Na het weekend werd het minder praktisch maar het was nog steeds leuk. Oké, er waren wat nadelen. Trams en treinen reden niet of nauwelijks en dus stond ik elke ochtend heel vroeg te hopen dat er 1) een tram zou komen, en 2) dat ik daar nog bij zou passen. De terugweg was een nog grotere gok. Het betekende dat ik soms vier of vijf trams moest laten gaan voordat ik mezelf onder de oksels van een stel vreemden kon wurmen, hopend dat ik niet ineens om zou vallen bij hard remmen. De sneeuw bleef lang liggen en werd daarna vieze drabbige modder. Er was nog steeds geen fietspad gestrooid en dus moest ik nog steeds elke dag met de tram naar mijn werk. Twee weken heb ik mijn pumps in een tasje met me mee gedragen terwijl ik op lelijke platte laarzen liep. Met mijn broek in mijn laarzen want anders werden mijn pijpen vies. Op het werk snelde ik naar mijn kamer om mijzelf daar te fatsoeneren. Laarzen uit, pumps aan, winterjas, handschoenen, sjaal, muts uittrekken en opruimen.
Deze week kon ik één dag fietsend naar mijn werk. Dat was overigens geen succes. Het had geijzeld en gesneeuwd en al met al ben ik vijfenveertig minuten bezig geweest om mezelf zonder vallen op mijn werk te krijgen. Ik had die dag nieuwe schoenen aan (met hakken) en twee tassen met boeken bij me. Ik durfde nauwelijks te stoppen bij een stoplicht, uit angst dat ik door zou glijden de weg op. Of opzij zou vallen. In de vieze drab. Terug naar huis fietsen ging niet want het sneeuwde weer en dat had natuurlijk niemand zien aankomen, dus zelfs de autowegen waren niet gestrooid. Trams en treinen reden weer beperkt. Weer stond ik met mijn neus in iemands natte winterjas.
Ik moest met de auto ergens heen. De autodeur wilde pas na heel veel sjorren open. De ruitenwissers zaten de eerste tien minuten vastgevroren aan mijn voorruit. Normaal zou dat ritje me tien minuten kosten, over de snelweg, drie afslagen verder er weer af. Nu deed ik een half uur over het bereiken van de oprit. Ik zag de snelweg helemaal vast staan en besloot binnendoor te rijden. Wegslippend op elke rotonde was ik na vijf kwartier op de plaats van bestemming. Ik had een belangrijke afspraak en kon mijn lelijke laarzen dus niet aandoen en dus glibberde ik met mijn suède pumps over de parkeerplaats.Ik vind het mooi geweest met die winter. Kom maar op global warming, ik wil weer in de zon zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten