Na The Lost Continent las ik Neither here nor there. Dit boek gaat niet over een roadtrip, Bryson reist namelijk voornamelijk met de trein of de bus door Europa, maar is minstens even vermakelijk, zo niet leuker, dan The Lost Continent. Ik heb echt hardop lachend dit boek zitten lezen. Vooral zijn beschrijving van de Franse hotels en de zoektocht naar het lichtknopje vond ik hilarisch.
4,5 sterren (van de 5)
donderdag 24 december 2009
woensdag 23 december 2009
Eindejaarsevaluaties
2009 is alweer bijna voorbij. Het onontkoombare evalueren van het jaar komt er weer aan. En dat betekent onder andere het kijken van de onvermijdelijke jaaroverzichten.
Zo ook de nieuwsjaaroverzichten van RTL en de NOS. Het is net het spelletje ‘zoek de verschillen’. Welke onderwerpen behandelt de NOS niet die RTL wel aansnijdt en welke volgorde en invalshoeken worden gekozen. Meestal kom je er tijdens zo jaaroverzicht achter dat, naast de steeds weer terugkerende verbazing dat objectief nieuws niet bestaat, je heel veel nieuws gemist hebt het afgelopen jaar. Klein leed dat aan je voorbij is gegaan omdat je het nieuws na tien minuten hebt uitgezet. Of groot leed dat al zo lang voortduurt dat je elke nuance in de situatie bent vergeten op te slaan in je geheugen: Het conflict in het midden-oosten, de honger in afrika. Het is een soort wedstrijd die nog bezig is en waarvan ik steeds de doelpunten en de tussenstand vergeet. Ik lees op teletekst de uitslag wel als de wedstrijd is afgelopen, denk ik waarschijnlijk.
Wat ook kan gebeuren tijdens het nieuwsoverzicht is dat je je afvraagt waarom bepaalde zaken niet zijn opgenomen in het overzicht, om er vervolgens achter te komen dat dat toch echt in 2008 of zelfs 2007 al gebeurde. En heel soms ben je verbaasd dat iets nog maar dit jaar gebeurde terwijl je toch echt dacht dat het langer geleden was.
Na het nieuwsoverzicht komt het sportjaaroverzicht. Voor mij meestal de eerste keer dat ik bepaalde sportgebeurtenissen zie. Wie weet er nog wie er landskampioen werd in het seizoen 2008-2009? Ik weet t echt niet meer.. En dan nog alle schaatswedstrijden en wielerwedstrijden en het tennis. Ik kijk zeker de helft van alle touretappes maar ik zou met moeite een etappewinnaar van afgelopen jaar op kunnen noemen. Ik weet nog net wie er gewonnen heeft, dat was dit jaar Contador, maar dat weet ik alleen omdat ik me de vete tussen hem en Armstrong nog herinner.
Na de tv-overzichten volgen de jaarlijks terugkerende top-zoveels van de muziek. De top-tig-aller-tijden, de top-zoveel-van-de-popmuziek, de top-3000-van-radio-xyz en ga zo maar door. Ik zou geen hit van het afgelopen jaar kunnen terughalen maar ik weet nu al dat we weer driehonderd keer naar Queen moeten luisteren. En Phil Collins. Wanneer zijn we nu eens van Phil Collins af? Zou dat in 2010 gaan lukken? Het lijkt wel of elke zender denkt dat ze met Phil Collins altijd goed zitten want je kunt geen uur radio luisteren of die man komt weer langs. En dat terwijl hij toch echt al tien jaar geen nieuwe muziek heeft gemaakt. Ik zag laatst tijdens een voetbalwedstrijd een reclame achter de voetballers langsflitsen. Er werd één of andere zender aangeprijsd met muziek uit de jaren ’80 en ’90. Dat is dus muziek van zeker twintig jaar geleden. Dat zijn mensen toch eens zat? Die periode was echt niet zo briljant, muziektechnisch gezien, dat we daar nu nog steeds naar moeten luisteren. Maar goed, naast Phil Collins en Queen zal er dit jaar ook wel veel Michael Jackson bij zitten. En misschien gaan we ineens nummers van ramses Shaffy terughoren (mijn hemel nee, die nummers zijn nog ouder dan Phil Collins zelf). Maar buiten dat weet ik zeker dat deze ‘jaaroverzichten’ niets nieuws gaan brengen. Misschien ga ik ze wel overslaan zelfs.
En na de tv en radio-jaaroverzichten en de aanschaf van ‘Het aanzien van’ begint vrees ik mijn eigen evaluatie van het jaar. Ik ga me de komende weken eens werpen op de zaken die ik dit jaar heb bereikt en van mijn lijstje af kan strepen en de zaken die nog steeds niet zijn bereikt en ik in 2010 toch echt eens onderhanden moet gaan nemen. Jarenlang stond het schilderen van de deurposten op mijn lijstje, maar gelukkig zijn we nu verhuisd en heb ik mijn ongeschilderde deurposten achter gelaten in het oude huis. Maar ongetwijfeld zullen er ook, fysiek en in menselijke termen, grotere zaken aangepakt moeten worden dan de deurposten, en dan doel ik niet op het plaatsen van een dakkapel. Misschien toch die marathon eens gaan lopen in 2010?
Zo ook de nieuwsjaaroverzichten van RTL en de NOS. Het is net het spelletje ‘zoek de verschillen’. Welke onderwerpen behandelt de NOS niet die RTL wel aansnijdt en welke volgorde en invalshoeken worden gekozen. Meestal kom je er tijdens zo jaaroverzicht achter dat, naast de steeds weer terugkerende verbazing dat objectief nieuws niet bestaat, je heel veel nieuws gemist hebt het afgelopen jaar. Klein leed dat aan je voorbij is gegaan omdat je het nieuws na tien minuten hebt uitgezet. Of groot leed dat al zo lang voortduurt dat je elke nuance in de situatie bent vergeten op te slaan in je geheugen: Het conflict in het midden-oosten, de honger in afrika. Het is een soort wedstrijd die nog bezig is en waarvan ik steeds de doelpunten en de tussenstand vergeet. Ik lees op teletekst de uitslag wel als de wedstrijd is afgelopen, denk ik waarschijnlijk.
Wat ook kan gebeuren tijdens het nieuwsoverzicht is dat je je afvraagt waarom bepaalde zaken niet zijn opgenomen in het overzicht, om er vervolgens achter te komen dat dat toch echt in 2008 of zelfs 2007 al gebeurde. En heel soms ben je verbaasd dat iets nog maar dit jaar gebeurde terwijl je toch echt dacht dat het langer geleden was.
Na het nieuwsoverzicht komt het sportjaaroverzicht. Voor mij meestal de eerste keer dat ik bepaalde sportgebeurtenissen zie. Wie weet er nog wie er landskampioen werd in het seizoen 2008-2009? Ik weet t echt niet meer.. En dan nog alle schaatswedstrijden en wielerwedstrijden en het tennis. Ik kijk zeker de helft van alle touretappes maar ik zou met moeite een etappewinnaar van afgelopen jaar op kunnen noemen. Ik weet nog net wie er gewonnen heeft, dat was dit jaar Contador, maar dat weet ik alleen omdat ik me de vete tussen hem en Armstrong nog herinner.
Na de tv-overzichten volgen de jaarlijks terugkerende top-zoveels van de muziek. De top-tig-aller-tijden, de top-zoveel-van-de-popmuziek, de top-3000-van-radio-xyz en ga zo maar door. Ik zou geen hit van het afgelopen jaar kunnen terughalen maar ik weet nu al dat we weer driehonderd keer naar Queen moeten luisteren. En Phil Collins. Wanneer zijn we nu eens van Phil Collins af? Zou dat in 2010 gaan lukken? Het lijkt wel of elke zender denkt dat ze met Phil Collins altijd goed zitten want je kunt geen uur radio luisteren of die man komt weer langs. En dat terwijl hij toch echt al tien jaar geen nieuwe muziek heeft gemaakt. Ik zag laatst tijdens een voetbalwedstrijd een reclame achter de voetballers langsflitsen. Er werd één of andere zender aangeprijsd met muziek uit de jaren ’80 en ’90. Dat is dus muziek van zeker twintig jaar geleden. Dat zijn mensen toch eens zat? Die periode was echt niet zo briljant, muziektechnisch gezien, dat we daar nu nog steeds naar moeten luisteren. Maar goed, naast Phil Collins en Queen zal er dit jaar ook wel veel Michael Jackson bij zitten. En misschien gaan we ineens nummers van ramses Shaffy terughoren (mijn hemel nee, die nummers zijn nog ouder dan Phil Collins zelf). Maar buiten dat weet ik zeker dat deze ‘jaaroverzichten’ niets nieuws gaan brengen. Misschien ga ik ze wel overslaan zelfs.
En na de tv en radio-jaaroverzichten en de aanschaf van ‘Het aanzien van’ begint vrees ik mijn eigen evaluatie van het jaar. Ik ga me de komende weken eens werpen op de zaken die ik dit jaar heb bereikt en van mijn lijstje af kan strepen en de zaken die nog steeds niet zijn bereikt en ik in 2010 toch echt eens onderhanden moet gaan nemen. Jarenlang stond het schilderen van de deurposten op mijn lijstje, maar gelukkig zijn we nu verhuisd en heb ik mijn ongeschilderde deurposten achter gelaten in het oude huis. Maar ongetwijfeld zullen er ook, fysiek en in menselijke termen, grotere zaken aangepakt moeten worden dan de deurposten, en dan doel ik niet op het plaatsen van een dakkapel. Misschien toch die marathon eens gaan lopen in 2010?
maandag 21 december 2009
Kerst en winter op Google
Dit wilde ik jullie niet onthouden. De afgelopen vier dagen is gemodderindemarge meermalen bezocht door mensen die kerstgerelateerde of wintergerelateerde zoekwoorden in Google invoerde:
- drie keer zochten mensen op ‘kerstondergoed’
- twee keer op ‘kerstondergoed mannen’
- één keer op ‘schaatsen op natuurijs de wieden’
- één keer op ‘klimmende kerstman onder het raam’
- één keer op ‘waar natuurijs’
Eén iemand heeft gezocht op ‘Peer Ulijn’. Wie zou er nu zoeken op Peer Ulijn? Peer Ulijn zelf misschien? Als dat zo is komt ie binnenkort weer een keer langs want hier staat nu al vier keer ‘Peer Ulijn’.
- drie keer zochten mensen op ‘kerstondergoed’
- twee keer op ‘kerstondergoed mannen’
- één keer op ‘schaatsen op natuurijs de wieden’
- één keer op ‘klimmende kerstman onder het raam’
- één keer op ‘waar natuurijs’
Eén iemand heeft gezocht op ‘Peer Ulijn’. Wie zou er nu zoeken op Peer Ulijn? Peer Ulijn zelf misschien? Als dat zo is komt ie binnenkort weer een keer langs want hier staat nu al vier keer ‘Peer Ulijn’.
De beste wensen
De kerstkaart. Het blijft een opgave. Doen we iets leuks of doen we een pakje van het Kruidvat? Ik heb een collega die zegt al jaren geen kaarten te sturen. Op een gegeven moment verwacht niemand het meer. Niemand is beledigd als ie niks krijgt en het scheelt je een hoop stress en geregel. Ik vond het een goede oplossing. Maar ik stuur al jaren kaarten en heb het gevoel er niet meer mee te kunnen stoppen nu. Ik voel sociale druk.
De stress rond de kerstkaart komt voort uit een aantal zaken. Allereerst is er de kaart zelf. Wij hebben nu twee keer zelf een kaart gemaakt. En dan bedoel ik niet een zelf-georigamiede kerstkaart met opgestreken servetten of goudkleurige stickertjes. Ik zie H al knustelen aan de eettafel. We mogen dan wel in augustus beginnen willen we tijdig alle kaarten af hebben. Nee, met zelfgemaakt bedoel ik dat ik op internet iets heb geknutseld met een plaatje en tekst en dat heb laten drukken. En velen weten dat ik geen kind heb, dus de kans is vrij klein, maar ik wil toch even opmerken dat ik geen kaart heb verstuurd van een baby met een kerstmuts. Of de baby op een slee op de eerste en enige centimeter sneeuw van het jaar ervoor. Hoeveel wij er daar al niet van hebben gehad. Dat zal ik dus nooit doen. Maar zoals een collega van mij zei (die overigens zelf zwanger is): “je weet nooit hoe erg de hormonen opspelen als je eenmaal zo’n kind hebt.” En misschien is het net als de legging en het rijtjeshuis in de buitenwijk: je roept een tijd heel hard dat dat je nooit zal overkomen en op een dag wordt je wakker in je rijtjeshuis in de buitenwijk, trekt je legging aan en hoort jezelf de voordelen van beiden opnoemen aan een vriendin. Zij knikt amechtig, jouw verhaal bevestigend met haar eigen ervaringen. Dus zeg nooit nooit.
Maar dit jaar was de optie van het zelf maken van een kaart bijzonder interessant omdat wij nog geen adreswijzigingen hadden verstuurd en we die dus zo, op vrij eenvoudige wijze, konden meesturen. Had ik zelf een pakje kaarten gekocht dan had ik een stuk of zestig keer mijn nieuwe adres moeten opschrijven. Daar zag ik enigszins tegenop. Dat zou vast niet goed gaan. Niet dat het nu wel vlekkeloos is verlopen. Er bleek een spelfout in een ons adres te zitten. Ik ben een letter vergeten. Dus nu wonen wij in een heel unieke plaats. Ik hoop maar dat niemand dat ziet. H wilde met rode pen een letter ertussen proppen, maar dat zou volgens mij alleen de aandacht op de fout vestigen. Ik doe nu alsof mijn neus bloedt.
Maar goed, als je de kaart hebt moet die verstuurd worden. Dat levert altijd weer een aantal kaarten op die niet verstuurd kunnen worden omdat je het adres van de betreffende niet meer of nog niet hebt gekregen. Dat zijn altijd de lastigste. Die worden soms nog wel eens na de kerst verstuurd.
Omdat wij nu in een gezellige buitenwijk wonen kwam daar nog de buren-complicatie bij. De buren-complicatie betreft de vraag of je de buren een kaart stuurt en zo ja welke buren. Voor ons werd deze complicatie enigszins vereenvoudigd doordat wij nog niet zoveel buren kenden. De complicatie compliceerde zich echter bij het vinden van de namen van de buren. Je hebt je namelijk wel eens voorgesteld aan die mensen, maar echt voor- en achternaam onthouden is geen makkie. Gelukkig blijken wij de Dukes of Hazzard van de buurt. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat wij de oudste en vieste auto van de straat hebben (zonder confederate flag op het dak overigens), maar ook uit het gegeven dat wij wel eens vergeten de kliko op te halen (die staat dan een paar dagen aan de straat) en nu dus ook uit het feit dat wij al keurig van al onze buren een kaart binnen kregen voordat wij die zelf stuurden. Die namen konden wij dus mooi overschrijven. Eén buurman ontbrak in de kaartenreeks en van hem heb ik gisteravond heel nonchalant op het naambordje zijn naam bestudeerd om hem vervolgens snel op de envelop te schrijven voordat ik die door de bus duwde. Het leven in de suburbs is enerverend. Het zit er weer op voor dit jaar. De kaarten zijn de deur uit. Nu wordt het tijd de kerstboom op te gaan zetten…
De stress rond de kerstkaart komt voort uit een aantal zaken. Allereerst is er de kaart zelf. Wij hebben nu twee keer zelf een kaart gemaakt. En dan bedoel ik niet een zelf-georigamiede kerstkaart met opgestreken servetten of goudkleurige stickertjes. Ik zie H al knustelen aan de eettafel. We mogen dan wel in augustus beginnen willen we tijdig alle kaarten af hebben. Nee, met zelfgemaakt bedoel ik dat ik op internet iets heb geknutseld met een plaatje en tekst en dat heb laten drukken. En velen weten dat ik geen kind heb, dus de kans is vrij klein, maar ik wil toch even opmerken dat ik geen kaart heb verstuurd van een baby met een kerstmuts. Of de baby op een slee op de eerste en enige centimeter sneeuw van het jaar ervoor. Hoeveel wij er daar al niet van hebben gehad. Dat zal ik dus nooit doen. Maar zoals een collega van mij zei (die overigens zelf zwanger is): “je weet nooit hoe erg de hormonen opspelen als je eenmaal zo’n kind hebt.” En misschien is het net als de legging en het rijtjeshuis in de buitenwijk: je roept een tijd heel hard dat dat je nooit zal overkomen en op een dag wordt je wakker in je rijtjeshuis in de buitenwijk, trekt je legging aan en hoort jezelf de voordelen van beiden opnoemen aan een vriendin. Zij knikt amechtig, jouw verhaal bevestigend met haar eigen ervaringen. Dus zeg nooit nooit.
Maar dit jaar was de optie van het zelf maken van een kaart bijzonder interessant omdat wij nog geen adreswijzigingen hadden verstuurd en we die dus zo, op vrij eenvoudige wijze, konden meesturen. Had ik zelf een pakje kaarten gekocht dan had ik een stuk of zestig keer mijn nieuwe adres moeten opschrijven. Daar zag ik enigszins tegenop. Dat zou vast niet goed gaan. Niet dat het nu wel vlekkeloos is verlopen. Er bleek een spelfout in een ons adres te zitten. Ik ben een letter vergeten. Dus nu wonen wij in een heel unieke plaats. Ik hoop maar dat niemand dat ziet. H wilde met rode pen een letter ertussen proppen, maar dat zou volgens mij alleen de aandacht op de fout vestigen. Ik doe nu alsof mijn neus bloedt.
Maar goed, als je de kaart hebt moet die verstuurd worden. Dat levert altijd weer een aantal kaarten op die niet verstuurd kunnen worden omdat je het adres van de betreffende niet meer of nog niet hebt gekregen. Dat zijn altijd de lastigste. Die worden soms nog wel eens na de kerst verstuurd.
Omdat wij nu in een gezellige buitenwijk wonen kwam daar nog de buren-complicatie bij. De buren-complicatie betreft de vraag of je de buren een kaart stuurt en zo ja welke buren. Voor ons werd deze complicatie enigszins vereenvoudigd doordat wij nog niet zoveel buren kenden. De complicatie compliceerde zich echter bij het vinden van de namen van de buren. Je hebt je namelijk wel eens voorgesteld aan die mensen, maar echt voor- en achternaam onthouden is geen makkie. Gelukkig blijken wij de Dukes of Hazzard van de buurt. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat wij de oudste en vieste auto van de straat hebben (zonder confederate flag op het dak overigens), maar ook uit het gegeven dat wij wel eens vergeten de kliko op te halen (die staat dan een paar dagen aan de straat) en nu dus ook uit het feit dat wij al keurig van al onze buren een kaart binnen kregen voordat wij die zelf stuurden. Die namen konden wij dus mooi overschrijven. Eén buurman ontbrak in de kaartenreeks en van hem heb ik gisteravond heel nonchalant op het naambordje zijn naam bestudeerd om hem vervolgens snel op de envelop te schrijven voordat ik die door de bus duwde. Het leven in de suburbs is enerverend. Het zit er weer op voor dit jaar. De kaarten zijn de deur uit. Nu wordt het tijd de kerstboom op te gaan zetten…
zaterdag 19 december 2009
Kijk me nou dat gemodder es an!
De match begon en het was onmiddellijk te zien, dat de Vitessers de sterksten waren. Zij zwermden bijna voortdurend om het A.F.C.-doel heen, en Kaak, de keeper, moest dadelijk in het begin al 'n paar gevaarlijke ballen wegwerken.
‘O je, 't gaat mis, hoor!’ zei Kees. Nee hij had het al in de gaten, de kampioens-medaille ging hun neus vandaag voorbij.
‘Kijk me nou dat gemodder es an!’ riep Heesink.
‘Er is helemaal geen samenspel in die voorhoede! Ze spelen allemaal maar op zichzelf!’
Eddy moest het toegeven: het leek op niks! Die Roosen speelde, alsof er geen Cosijn naast hem stond, alsof hij 't alles alleen wou doen. Zoo konden ze wel naar huis gaan!
J.B. Schuil, De A.F.C.-ers, pp. 285-286.
‘O je, 't gaat mis, hoor!’ zei Kees. Nee hij had het al in de gaten, de kampioens-medaille ging hun neus vandaag voorbij.
‘Kijk me nou dat gemodder es an!’ riep Heesink.
‘Er is helemaal geen samenspel in die voorhoede! Ze spelen allemaal maar op zichzelf!’
Eddy moest het toegeven: het leek op niks! Die Roosen speelde, alsof er geen Cosijn naast hem stond, alsof hij 't alles alleen wou doen. Zoo konden ze wel naar huis gaan!
J.B. Schuil, De A.F.C.-ers, pp. 285-286.
vrijdag 18 december 2009
Road trips
Ik ben een groot liefhebber van literatuur rond de zgn. ‘road trip’. Omdat mijn keuze voor 'mijn' boekenclub viel op ‘On the Road’ van Jack Kerouac, heb ik mij wat verder verdiept in het genre. Tot mijn genoegen kwam ik een lijstje op internet tegen met boeken die een road trip beschrijven. Een aantal titels daarvan heb ik al gelezen. Hier kort een overzicht van een tweetal boeken met dat thema dat ik las en erg kon waarderen:
William Least Heat Moon schreef het boek Blauwe Wegen. Ik las het vorig jaar in Florida. De schrijver reist na het stuklopen van zijn relatie de VS rond met zijn busje over de ‘blauwe wegen’, dat wil zeggen de blauwe wegen op de kaart. De route die hij volgt is eigenlijk een cirkel door de VS. Bij vlagen vond ik het boek inspirerend, met name omdat de schrijver veel weet van natuur en het landschap. Ook interessant vond ik zijn verhandelingen over de geschiedenis en het leven van de ‘native americans’. Soms vond ik het allemaal wel erg traag en gingen de filosofische bespiegelingen mij iets te ver. Maar dat kwam misschien ook doordat ik een paar maanden daarvoor The Lost Continent van Bill Bryson had gelezen. Ook een boek over een roadtrip, maar veel vlotter geschreven en in tegenstelling tot Blauwe Wegen, hilarisch. Toch raad ik het boek aan, zeker wel de moeite waard.
3 sterren (van de 5)
En zo kom ik automatisch bij The Lost Continent van Bill Bryson, één van mijn lievelingsboeken. Bryson reist met de auto van zijn moeder door de VS. Eerst door het oosten en daarna door het westen. Hij beschrijft op humoristische wijze de reis zelf en de plekken die hij bezoekt, maar vertelt ook veel over de geschiedenis en gewoonten van het land. Wij hebben vorig jaar onze eigen road trip gemaakt door het oosten van de VS en een aantal plaatsen aangedaan die ook Bill Bryson had bezocht. Heerlijk feest der herkenning. Iedereen die naar het oosten van de VS gaat móet dit boek lezen (nou ja, moeten… ik zou het ten sterkste aanbevelen).
4,25 sterren (van de 5)
William Least Heat Moon schreef het boek Blauwe Wegen. Ik las het vorig jaar in Florida. De schrijver reist na het stuklopen van zijn relatie de VS rond met zijn busje over de ‘blauwe wegen’, dat wil zeggen de blauwe wegen op de kaart. De route die hij volgt is eigenlijk een cirkel door de VS. Bij vlagen vond ik het boek inspirerend, met name omdat de schrijver veel weet van natuur en het landschap. Ook interessant vond ik zijn verhandelingen over de geschiedenis en het leven van de ‘native americans’. Soms vond ik het allemaal wel erg traag en gingen de filosofische bespiegelingen mij iets te ver. Maar dat kwam misschien ook doordat ik een paar maanden daarvoor The Lost Continent van Bill Bryson had gelezen. Ook een boek over een roadtrip, maar veel vlotter geschreven en in tegenstelling tot Blauwe Wegen, hilarisch. Toch raad ik het boek aan, zeker wel de moeite waard.
3 sterren (van de 5)
En zo kom ik automatisch bij The Lost Continent van Bill Bryson, één van mijn lievelingsboeken. Bryson reist met de auto van zijn moeder door de VS. Eerst door het oosten en daarna door het westen. Hij beschrijft op humoristische wijze de reis zelf en de plekken die hij bezoekt, maar vertelt ook veel over de geschiedenis en gewoonten van het land. Wij hebben vorig jaar onze eigen road trip gemaakt door het oosten van de VS en een aantal plaatsen aangedaan die ook Bill Bryson had bezocht. Heerlijk feest der herkenning. Iedereen die naar het oosten van de VS gaat móet dit boek lezen (nou ja, moeten… ik zou het ten sterkste aanbevelen).
4,25 sterren (van de 5)
IJs
IJs. Ik heb er niks mee. Drie dagen vriest het en heel Nederland praat over schaatsen. Ik heb het woord Elfstedentocht alweer veel te vaak gehoord. Het weer heeft extra zendtijd om uiteen te zetten hoe hard het precies gaat vriezen en op welke plaatsen we goed ijs kunnen verwachten. Het heeft één nacht gevroren en, het is echt waar, er zijn beelden op tv van een verslaggever die gaat proberen op het ijs te staan. Ik weet dat er veel onzin op tv is de laatste jaren, maar dit ging me echt te ver. Er wordt in Nederland sowieso te veel geluld over het weer, maar over ijs gaat het écht veel te vaak. Na die ene nacht vriezen verscheen er een bericht op nu.nl dat de schaatsfabrikanten zich zorgen maakten over hun voorraden en dat er nú al een run op schaatsen was onstaan. Een dag erna verscheen het volgende bericht: “Overijssel heeft op vijftig plaatsen in de provincie een vaarverbod ingesteld. Dit gebeurt omdat de provincie en het waterschap Reest en Wieden het ijs willen laten groeien, zodat er geschaatst kan worden.” Ik ben erg benieuwd naar de bepaling waarin is opgenomen dat de provincie een bevoegdheid heeft tot het uitvaardigen van een vaarverbod. Het lijkt me zo op het eerste gezicht een gevalletje van détournement de pouvoir.
In "De Wereld Draait Door" zaten drie volwassen mannen te praten over ijs. Het ging over de organisatie van de eerste marathon op natuurijs. Matthijs van Nieuwkerk was zo opgewonden dat je zonder geluid bij de beelden zou denken dat deze mannen samen de Nobelprijs voor de Vrede hadden gewonnen. Eén van de mannen vertelde met gordijnen open te slapen zodat hij ’s nachts af en toe kon kijken of het onbewolkt bleef, en dus hard zou vriezen. Een andere stond héél vroeg op om daarna naar de schaatsbaan te gaan kijken. De derde (de leukste eigenlijk) ging überhaupt niet slapen. Hij, of eigenlijk zijn vereniging, had in een voorgaand jaar eens de eer gehad de eerste marathon op natuurijs te organiseren en had daarvoor twee nachten niet geslapen. Dan moet je echt wel heel dol zijn op ijs. En op schaatsen. En hoe beroerd zijn dan de dagen dat het niet vriest. Je komt geen zomer meer door denk ik.
Ik vrees nu alweer voor de momenten dat ook de sloten in de polders dichtvriezen. Vorig jaar zaten wij tijdens het ijs-seizoen in een heel warm land (ik kan je vertellen, het is echt beroerd thuiskomen van 30 graden naar -10). Maar toen we terug waren hoorde ik van collega’s dat het moeilijk was om een rustige schaatsplek te vinden. De Nederlandse bevolking trekt het met schaatsweer zo massaal op uit dat hele landwegen vol stonden met geparkeerde auto’s. Collega’s van mij wisselden tips uit over goede schaatsplekjes en geheime parkeerplekken vlakbij die schaatsplekken.
Ik heb zelf geen schaatsen en heb ook niet het voornemen die deze winter te gaan kopen. Ik herinner me van vroeger van het schaatsen vooral dat het heel koud was. Wij woonden aan een dijk en als de dijk dichtvroor, ging ik met mijn zus wel schaatsen. Ik had ijshockeyschaatsen en later kunstschaatsen. Ik kan me niet herinneren dat ik het schaatsen ooit bijzonder leuk heb gevonden. Je krijgt er altijd enorm koude voeten van. En je moet je handschoenen uit doen om de veters van je schaatsen te kunnen strikken en dat is altijd pijnlijk koud. Het ijs is vaak bobbelig en gescheurd en zo is een hele schaatstocht eigenlijk één grote poging niet te vallen. Wat het niet een bepaald ontspannen bezigheid maakt. Als je dan viel, was je broek vaak helemaal nat. En nat is erg koud. Het enige wat ik me nog levendig herinner als een vrolijk schaatsmoment was toen mijn vader op een hekje wilde gaan zitten en achterover viel. Zowel mijn pa als mijn zus en ik kwamen toen niet meer bij van het lachen. Dat is mijn mooiste schaatsmoment. En dat wil ik graag zo houden. Geen ijs voor mij. Doe mij maar sneeuw.
In "De Wereld Draait Door" zaten drie volwassen mannen te praten over ijs. Het ging over de organisatie van de eerste marathon op natuurijs. Matthijs van Nieuwkerk was zo opgewonden dat je zonder geluid bij de beelden zou denken dat deze mannen samen de Nobelprijs voor de Vrede hadden gewonnen. Eén van de mannen vertelde met gordijnen open te slapen zodat hij ’s nachts af en toe kon kijken of het onbewolkt bleef, en dus hard zou vriezen. Een andere stond héél vroeg op om daarna naar de schaatsbaan te gaan kijken. De derde (de leukste eigenlijk) ging überhaupt niet slapen. Hij, of eigenlijk zijn vereniging, had in een voorgaand jaar eens de eer gehad de eerste marathon op natuurijs te organiseren en had daarvoor twee nachten niet geslapen. Dan moet je echt wel heel dol zijn op ijs. En op schaatsen. En hoe beroerd zijn dan de dagen dat het niet vriest. Je komt geen zomer meer door denk ik.
Ik vrees nu alweer voor de momenten dat ook de sloten in de polders dichtvriezen. Vorig jaar zaten wij tijdens het ijs-seizoen in een heel warm land (ik kan je vertellen, het is echt beroerd thuiskomen van 30 graden naar -10). Maar toen we terug waren hoorde ik van collega’s dat het moeilijk was om een rustige schaatsplek te vinden. De Nederlandse bevolking trekt het met schaatsweer zo massaal op uit dat hele landwegen vol stonden met geparkeerde auto’s. Collega’s van mij wisselden tips uit over goede schaatsplekjes en geheime parkeerplekken vlakbij die schaatsplekken.
Ik heb zelf geen schaatsen en heb ook niet het voornemen die deze winter te gaan kopen. Ik herinner me van vroeger van het schaatsen vooral dat het heel koud was. Wij woonden aan een dijk en als de dijk dichtvroor, ging ik met mijn zus wel schaatsen. Ik had ijshockeyschaatsen en later kunstschaatsen. Ik kan me niet herinneren dat ik het schaatsen ooit bijzonder leuk heb gevonden. Je krijgt er altijd enorm koude voeten van. En je moet je handschoenen uit doen om de veters van je schaatsen te kunnen strikken en dat is altijd pijnlijk koud. Het ijs is vaak bobbelig en gescheurd en zo is een hele schaatstocht eigenlijk één grote poging niet te vallen. Wat het niet een bepaald ontspannen bezigheid maakt. Als je dan viel, was je broek vaak helemaal nat. En nat is erg koud. Het enige wat ik me nog levendig herinner als een vrolijk schaatsmoment was toen mijn vader op een hekje wilde gaan zitten en achterover viel. Zowel mijn pa als mijn zus en ik kwamen toen niet meer bij van het lachen. Dat is mijn mooiste schaatsmoment. En dat wil ik graag zo houden. Geen ijs voor mij. Doe mij maar sneeuw.
Labels:
Column,
December,
Eef,
Het weer en andere smalltalk,
Vroegâh
donderdag 17 december 2009
Het beste biertje
In navolging van de column die ik eerder schreef over mijn lievelings-eetmomenten op vakantie gaat deze column over drinken. En wel over bier. Aanvankelijk was mijn plan om alles met betrekking tot eten en drinken in één column te gieten, maar ik bleek zoveel eet- en drinkmomenten uit het verleden te waarderen dat dit tot een onhanteerbaar lang stuk had geleid. Ik had dit ook wel kunnen weten. Vriendin R, getrouwd met een goede vriend van H, maakt altijd onze vakantiefoto’s belachelijk omdat wij op een onevenredig groot aantal foto’s zitten te eten. Binnen de categorie eetfoto’s bevindt zich de subcategorie onder de naam ‘Eef met bier’. Zeker sinds R dit heeft opgemerkt , maken H en ik er een sport van om zo veel mogelijk vakantiefoto’s te maken waarop ik met een biertje in mijn handen zit. In dat kader zijn vakanties naar België of Duitsland dan ook favoriet, dan weet je tenminste zeker dat je lekker bier krijgt en ook meteen genoeg.
Het beste biertje dronk ik denk ik in het afgelegen dorpje Mo in Noorwegen. We hadden de hele dag gereden en waren misschien driehonderd kilometer opgeschoten. Het regende dat het goot vrijwel de hele dag, uitgezonderd het uur dat we een bergpas reden en daarna in de afdaling een geweldig uitzicht kregen op de Auerlandsfjord, compleet met regenboog. Maar de autorit was zwaar, door de regen was er weinig zicht en elke vijfhonderd meter kwam er een bocht en moest ik terugschakelen. Ik weet van die vakantie vooral dat ik geen dag mijn fleecetrui niet heb aangehad. In Hemsedal werd H ziek en begon te hoesten, in Mo was ik aan de beurt. Na een dag autorijden in de regen en met een verkouden kop was ik zo moe dat ik mezelf trakteerde op een biertje. Een biertje van een euro of zes. Bonus was dat we uitzicht hadden op een fjord met links een waterval en rechts een waterval. De fjord was helaas gehuld in drie tinten grijs door de slagregens. Af en toe zag je het wit van de watervallen door het grijs heen. Het biertje werd geserveerd door de enige homo die we in de wijde omtrek waren tegengekomen, überhaupt die we in Noorwegen tegenkwamen. Het dorpje Mo bestaat uit vijf huizen, een kerk, de twee eerdergenoemde watervallen, vijftien vakantieappartementen, een eetgelegenheid aan de fjord en daarnaast de openbare bibliotheek. Onze gastheer was verantwoordelijk voor het restaurant, de appartementen en de bibliotheek en was de enige local die wij in het dorp zagen. De rest van de week zagen wij alleen luidruchtige, in limegroen gehulde Nederlandse families die via Buro Scandinavië de andere appartementen hadden gehuurd. Deze arme man was dus overgeleverd aan Nederlandse gezinnen die elkaar na drie dagen regen de tent uit vochten en dus met jankend kroost zijn restaurant kwamen bezetten. Ik weet nog dat ik dacht dat die man als hij de liefde van zijn leven wilde gaan zoeken zeker vier uur in de auto moest zitten en de hele tijd zou moeten remmen, schakelen en dan weer gas geven en schakelen en weer remmen en terugschakelen. Maar ach, je moet wat over hebben voor de liefde van je leven. Maar het biertje dat ik daar dronk smaakte me, ondanks erg goed. Ondanks de zes euro die het kostte. Overigens dronk ik in Genève eens een nog duurder biertje geloof ik, maar dat is al zo lang geleden dat ik niet meer met zekerheid durf te zeggen hoe duur het biertje precies was.
Andere heel goede biertjes dronk ik op het terras van het Mercedes Café in Verona. Verona was onze laatste stop van een vakantie in Italië. Eigenlijk hadden we alleen voor Verona gekozen omdat we een vliegtuig terug moesten nemen en Verona ons gezelliger leek dan Pisa (de andere optie met vliegveld). Verona was één grote verrassing. Wat een geweldige stad is dat. Mooie binnenstad, de allermooiste kerken, een geweldige tentoonstelling over Mantegna, aardige mensen, niet te toeristisch (wij waren er in oktober), leuke winkels en terrasjes. Het Mercedes Café ligt op een hoek en dus heb je vanaf het terras uitzicht op het verkeer, wandelaars en een paar mooie straatjes en een triomfboog. Ze serveren er bij een biertje een bakje chips en dit was voor H de reden mij vaak al rond het middaguur aan te sporen tot het gaan drinken van bier zodat hij de chips op kon eten. Geen straf kan ik zeggen...
Het beste biertje dronk ik denk ik in het afgelegen dorpje Mo in Noorwegen. We hadden de hele dag gereden en waren misschien driehonderd kilometer opgeschoten. Het regende dat het goot vrijwel de hele dag, uitgezonderd het uur dat we een bergpas reden en daarna in de afdaling een geweldig uitzicht kregen op de Auerlandsfjord, compleet met regenboog. Maar de autorit was zwaar, door de regen was er weinig zicht en elke vijfhonderd meter kwam er een bocht en moest ik terugschakelen. Ik weet van die vakantie vooral dat ik geen dag mijn fleecetrui niet heb aangehad. In Hemsedal werd H ziek en begon te hoesten, in Mo was ik aan de beurt. Na een dag autorijden in de regen en met een verkouden kop was ik zo moe dat ik mezelf trakteerde op een biertje. Een biertje van een euro of zes. Bonus was dat we uitzicht hadden op een fjord met links een waterval en rechts een waterval. De fjord was helaas gehuld in drie tinten grijs door de slagregens. Af en toe zag je het wit van de watervallen door het grijs heen. Het biertje werd geserveerd door de enige homo die we in de wijde omtrek waren tegengekomen, überhaupt die we in Noorwegen tegenkwamen. Het dorpje Mo bestaat uit vijf huizen, een kerk, de twee eerdergenoemde watervallen, vijftien vakantieappartementen, een eetgelegenheid aan de fjord en daarnaast de openbare bibliotheek. Onze gastheer was verantwoordelijk voor het restaurant, de appartementen en de bibliotheek en was de enige local die wij in het dorp zagen. De rest van de week zagen wij alleen luidruchtige, in limegroen gehulde Nederlandse families die via Buro Scandinavië de andere appartementen hadden gehuurd. Deze arme man was dus overgeleverd aan Nederlandse gezinnen die elkaar na drie dagen regen de tent uit vochten en dus met jankend kroost zijn restaurant kwamen bezetten. Ik weet nog dat ik dacht dat die man als hij de liefde van zijn leven wilde gaan zoeken zeker vier uur in de auto moest zitten en de hele tijd zou moeten remmen, schakelen en dan weer gas geven en schakelen en weer remmen en terugschakelen. Maar ach, je moet wat over hebben voor de liefde van je leven. Maar het biertje dat ik daar dronk smaakte me, ondanks erg goed. Ondanks de zes euro die het kostte. Overigens dronk ik in Genève eens een nog duurder biertje geloof ik, maar dat is al zo lang geleden dat ik niet meer met zekerheid durf te zeggen hoe duur het biertje precies was.
Andere heel goede biertjes dronk ik op het terras van het Mercedes Café in Verona. Verona was onze laatste stop van een vakantie in Italië. Eigenlijk hadden we alleen voor Verona gekozen omdat we een vliegtuig terug moesten nemen en Verona ons gezelliger leek dan Pisa (de andere optie met vliegveld). Verona was één grote verrassing. Wat een geweldige stad is dat. Mooie binnenstad, de allermooiste kerken, een geweldige tentoonstelling over Mantegna, aardige mensen, niet te toeristisch (wij waren er in oktober), leuke winkels en terrasjes. Het Mercedes Café ligt op een hoek en dus heb je vanaf het terras uitzicht op het verkeer, wandelaars en een paar mooie straatjes en een triomfboog. Ze serveren er bij een biertje een bakje chips en dit was voor H de reden mij vaak al rond het middaguur aan te sporen tot het gaan drinken van bier zodat hij de chips op kon eten. Geen straf kan ik zeggen...
woensdag 16 december 2009
Re: We doen het goed op google!
reactie van een lezer: "Ik zou een plaatje van een kerstman op een kersttrappetje op je site zetten, zet dan onder de foto een tekstje 'kerstman in kerstondergoed op kersttrappetje' en daaronder vrolijk kerstfeest aan de lezers. Ik denk dat Google dan plat gaat!"
Kerstmis in de tropen
Dit is een gastcolumn van onze Verslaggever uit de Tropen (VudT)
En daar zit je dan, op zondagavond 20 uur locale tijd in een Chinees restaurant: buiten nog steeds 31 graden Celsius, binnen heb je een trui nodig vanwege de airco en uit de luidsprekers klinkt ‘Let is snow’!
Nu zou je denken dat in Islamitisch Azië geen kerst gevierd wordt, maar eerste kerstdag is één van de veertien Public Holidays. En zowel de expats als de lokale bevolking vieren kerstmis. Al vanaf begin november heeft ieder koffiezaak, supermarkt, restaurant of winkel minimaal een kerstboom staan, spuitsneeuw op de ramen en klinkt er vrolijke kerstmuziek. Hoe meer het glimt en glinstert, des te beter. We hebben palmbomen met kerstballen gezien.
De meeste mensen hier in de Tropen hebben nooit sneeuw gezien, maar gelukkig kunnen we iedere dag in de krant een foto van een Zwitserse Alp, een skipiste in Aspen of de Chinese Muur in de sneeuw bekijken. De meeste Nederlanders hier weten wel wat sneeuw is, alhoewel er veel Nederlandse kinderen zijn die nog nooit sneeuw gezien hebben. In de bibliotheek staat een Nederlands en een Engels kinderboek met uitleg over de 4 seizoenen en er is een heel boek over sneeuw, ijzel en hagel!
Veel Nederlanders hebben ondertussen de Tropen verlaten om kerst in Nederland door te brengen met familie. Anderen hebben zelfs de lange latten mee genomen en zijn elders in Europa skiën: van een graad of dertig naar min vijf overdag!
Hoe dichter we bij de schoolvakantie kwamen, hoe leuker de gesprekken aan het zwembad, op de tennisbaan, voetbal- en hockeyveld werden. En toen Erwin Krol tijdens het weerbericht op BVN vorst aankondigde, werden de airco’s een aantal graden kouder gezet om alvast te wennen. Er werden koffiemorgens met warme chocolademelk georganiseerd! Bijna iedereen bleek unoxmutsen, schaatsen, skipakken en een slee mee genomen te hebben bij het emigreren. Deze zaken werden uiteraard allemaal ingepakt om mee te nemen! Ja, een slee kan makkelijk in een koffer als je dat ding uit elkaar haalt.
We hebben kerstkaarten gekregen met foto’s van Nederlandse expat-kinderen in winterjassen, met mutsen, handschoenen en sjaals op het strand aan de Zuid Chinese Zee! Deze kinderen hadden nog nooit winterjassen gehad, maar nu ze voor het eerst in de winter naar Nederland gingen was er een complete outfit aangeschaft. We hebben ook kaarten van kinderen met kerstmutsen en een kerstboom aan het zwembad of in de jungle.
Met kerst zijn wij ook in Nederland, de winterkleren en –jassen zijn weer tevoorschijn gehaald. Maar in onze koffers geen slee, schaatsen en unoxmuts. Alhoewel, we hebben wel sneeuwkettingen hier…
Selamat Hari Natal! Merry Christmas!
Nu zou je denken dat in Islamitisch Azië geen kerst gevierd wordt, maar eerste kerstdag is één van de veertien Public Holidays. En zowel de expats als de lokale bevolking vieren kerstmis. Al vanaf begin november heeft ieder koffiezaak, supermarkt, restaurant of winkel minimaal een kerstboom staan, spuitsneeuw op de ramen en klinkt er vrolijke kerstmuziek. Hoe meer het glimt en glinstert, des te beter. We hebben palmbomen met kerstballen gezien.
De meeste mensen hier in de Tropen hebben nooit sneeuw gezien, maar gelukkig kunnen we iedere dag in de krant een foto van een Zwitserse Alp, een skipiste in Aspen of de Chinese Muur in de sneeuw bekijken. De meeste Nederlanders hier weten wel wat sneeuw is, alhoewel er veel Nederlandse kinderen zijn die nog nooit sneeuw gezien hebben. In de bibliotheek staat een Nederlands en een Engels kinderboek met uitleg over de 4 seizoenen en er is een heel boek over sneeuw, ijzel en hagel!
Veel Nederlanders hebben ondertussen de Tropen verlaten om kerst in Nederland door te brengen met familie. Anderen hebben zelfs de lange latten mee genomen en zijn elders in Europa skiën: van een graad of dertig naar min vijf overdag!
Hoe dichter we bij de schoolvakantie kwamen, hoe leuker de gesprekken aan het zwembad, op de tennisbaan, voetbal- en hockeyveld werden. En toen Erwin Krol tijdens het weerbericht op BVN vorst aankondigde, werden de airco’s een aantal graden kouder gezet om alvast te wennen. Er werden koffiemorgens met warme chocolademelk georganiseerd! Bijna iedereen bleek unoxmutsen, schaatsen, skipakken en een slee mee genomen te hebben bij het emigreren. Deze zaken werden uiteraard allemaal ingepakt om mee te nemen! Ja, een slee kan makkelijk in een koffer als je dat ding uit elkaar haalt.
We hebben kerstkaarten gekregen met foto’s van Nederlandse expat-kinderen in winterjassen, met mutsen, handschoenen en sjaals op het strand aan de Zuid Chinese Zee! Deze kinderen hadden nog nooit winterjassen gehad, maar nu ze voor het eerst in de winter naar Nederland gingen was er een complete outfit aangeschaft. We hebben ook kaarten van kinderen met kerstmutsen en een kerstboom aan het zwembad of in de jungle.
Met kerst zijn wij ook in Nederland, de winterkleren en –jassen zijn weer tevoorschijn gehaald. Maar in onze koffers geen slee, schaatsen en unoxmuts. Alhoewel, we hebben wel sneeuwkettingen hier…
Selamat Hari Natal! Merry Christmas!
dinsdag 15 december 2009
We doen het goed op Google!
Het trefwoord ‘klimmende kerstman’ toont ons op pagina twee van de zoekresultaten van Google. Het woord ‘kerstondergoed’ komt zelfs op pagina 1 als vijfde naar boven! De combinatie ‘kerstster kersttrappetje’ geeft ons als tweede zoekresultaat op de eerste pagina! En alleen het woord kerstrappetje is het tweede resultaat op de eerste pagina. Ik heb verschillende keren gezien dat mensen onze site bezochten via kerstgerelateerde zoektermen. De komende weken wordt deze site gevuld met verhalen over kerstmis!
maandag 14 december 2009
All I need is 100 acres, my rifle, and a trailer
Dit stukje gaat over een man van een soort die je in Nederland niet snel zult zien. Ik vind de man fascinerend in zijn ongepolijstheid. En dan is het woord ongepolijstheid een understatement. Het gaat over Jared Allen. Ja, het lijkt me logisch dat er maar weinig Nederlanders zijn die weten wie Jared Allen is. Jared Allen is een Defensive End van de Minnesota Vikings. De Minnesota Vikings zijn een American Footbal Team uit, jaja, Minnesota. Ze spelen NFL, dus de eredivisie van het American Football (dat daar gewoon Football heet).
Zonder nu al te diep in te gaan op American football even dit. American Football is geen sport voor watjes. Het gaat er behoorlijk hard aan toe. Zie je bij voetbal elke drie minuten iemand kermend naar zijn enkel grijpen, bij football zie je iemand geplet worden door vijf mannen van 150 kilo per stuk en daarna weer opstaan zonder een spier te vertrekken. American Football wordt gespeeld door echte mannen. Ronald Reagan zei over American football:"[Football] is the last thing left in civilization where men can literally fling themselves bodily at one another in combat and not be at war." Ik zal later nog eens een column aan de sport wijden. Het is echt geweldig om naar te kijken. Als je eenmaal weet hoe Football gespeeld wordt vind je schaatsen en voetbal zooo saai.
Jared Allen maakt dus deel uit de defensie van de Vikings.Over het algemeen zijn defensive players niet de meest verfijnde mensen onder de spelers. Je moet eigenlijk hard kunnen lopen en heel hard kunnen duwen. Allen is 1 meter 98 lang en weegt 120 kilo. Dat is 120 kilo spieren (en ok, inclusief een skelet, wat organen en een beetje hersens). Allen heeft een speciale kwaliteit, hij doet zijn uiterste best zo vaak mogelijk de quarterback (de spelverdeler) van het aanvallende team omver te werpen terwijl deze de bal vast heeft. Dit heet een ‘sack’. Jared Allen heeft enorm veel ‘sacks’ op zijn naam staan en is gevreesd onder een aantal quarterbacks. Vraag maar aan Aaron Rodgers, quarterback van de Greenbay Packers. Over die zei Allen voor de wedstrijd van dit seizoen tussen de Vikings en de Packers: “Playing Green Bay on Monday night to start the season – that’s everything you want. Hopefully, I can put my helmet square in the back of [Rodgers'] spine. If I can do that and knock the ball loose, it’ll be a good day.” In de wedstrijd wist hij Aaron Rodgers zeker 4 keer te sacken. Allen speelt met het rug nummer 69.
Jared Allen is behoorlijk bijzonder, zelfs in de wereld van de NFL (toch geen wereld van grijze muizen) staat hij bekend om zijn hardheid én zijn humor. In zijn jeugd deed hij mee aan rodeo’s en na zijn football carrière wil hij daar weer mee doorgaan. In zijn vrije tijd is hij gek op jagen. In het dagboek op zijn website kun je lezen over zijn hunting trips en hoe ‘awesome’ het schieten van wolven en andere dieren is. In dat dagboek vertelt hij ook hoe gek hij is op ‘white trash’. En hij heeft een mat. Dat hij een mat had, had ik al gezien, maar ik wist niet dat dat in het Engels een ‘mullet’ werd genoemd. Zie de tekst op wikipedia: “The mullet is a hairstyle that is short at the front and sides, and long in the back. Widely panned as a lowbrow and unappealing hairstyle, and facetiously referred to as "business up front, party out back," the mullet began making appearances in the popular media in the 1960s and 1970s but did not catch on with the general populace until the early 1980s. It continued to be popular until the early 1990s and has enjoyed a partial return to favor as a retro look in the 2000s.”
Hij schijnt nogal trots te zijn op zijn mat want in zijn webshop verkoopt hij een t-shirt met de volgende tekst: “mullet (moo-lay) 'it's french'”. Naast het plaatje van het t-shirt staat de volgende tekst: "God gave me my talent. But the moo-lay gives me the attitude to use my talent". De hoop dat hij ooit een fatsoenlijk kapsel zal nemen is bij mij nu ook vervlogen. Dat bleek ook wel toen ik dit filmpje tegenkwam waarin Allen over zijn mat praat.
Hij zegt het volgende: "The mullet isn't just a hairdo. It's definitely a lifestyle. You're carrying on a legacy." en verder: "If I approach you from the front, it's like, wow, that dude is pretty serious. Then I walk away and you're like, damn, he likes to party. With two Rs."
De volgende teksten die op zijn t-shirts staan wil ik jullie niet onthouden. Het geeft denk ik een aardig beeld van de man Jared Allen. "I don't need a huge mansion in Minnesota. All I need is 100 acres, my rifle, and a trailer." Een t-shirt met de tekst “Sax Machine” en ernaast de volgende omschrijving: "This cotton is so soft it relaxes me after a game full of rough sacks. Make it hot and keep it saxy." En de topper in de dameslijn: “Wine me dine me 69 me”. De tekst erbij: "I saw this on a trucker hat in one of the funniest movies of all time. I will give you a hint... kick his ass sea bass!!!" Dat komt dus uit de film Dumb and Dumber. Mijn hemel. Maar zelfs als je niet van football houdt, als je Jared Allen ziet spelen krijg je diep respect voor zijn gedrevenheid en doorzettingsvermogen. Jared Allen rules.
Zonder nu al te diep in te gaan op American football even dit. American Football is geen sport voor watjes. Het gaat er behoorlijk hard aan toe. Zie je bij voetbal elke drie minuten iemand kermend naar zijn enkel grijpen, bij football zie je iemand geplet worden door vijf mannen van 150 kilo per stuk en daarna weer opstaan zonder een spier te vertrekken. American Football wordt gespeeld door echte mannen. Ronald Reagan zei over American football:"[Football] is the last thing left in civilization where men can literally fling themselves bodily at one another in combat and not be at war." Ik zal later nog eens een column aan de sport wijden. Het is echt geweldig om naar te kijken. Als je eenmaal weet hoe Football gespeeld wordt vind je schaatsen en voetbal zooo saai.
Jared Allen maakt dus deel uit de defensie van de Vikings.Over het algemeen zijn defensive players niet de meest verfijnde mensen onder de spelers. Je moet eigenlijk hard kunnen lopen en heel hard kunnen duwen. Allen is 1 meter 98 lang en weegt 120 kilo. Dat is 120 kilo spieren (en ok, inclusief een skelet, wat organen en een beetje hersens). Allen heeft een speciale kwaliteit, hij doet zijn uiterste best zo vaak mogelijk de quarterback (de spelverdeler) van het aanvallende team omver te werpen terwijl deze de bal vast heeft. Dit heet een ‘sack’. Jared Allen heeft enorm veel ‘sacks’ op zijn naam staan en is gevreesd onder een aantal quarterbacks. Vraag maar aan Aaron Rodgers, quarterback van de Greenbay Packers. Over die zei Allen voor de wedstrijd van dit seizoen tussen de Vikings en de Packers: “Playing Green Bay on Monday night to start the season – that’s everything you want. Hopefully, I can put my helmet square in the back of [Rodgers'] spine. If I can do that and knock the ball loose, it’ll be a good day.” In de wedstrijd wist hij Aaron Rodgers zeker 4 keer te sacken. Allen speelt met het rug nummer 69.
Jared Allen is behoorlijk bijzonder, zelfs in de wereld van de NFL (toch geen wereld van grijze muizen) staat hij bekend om zijn hardheid én zijn humor. In zijn jeugd deed hij mee aan rodeo’s en na zijn football carrière wil hij daar weer mee doorgaan. In zijn vrije tijd is hij gek op jagen. In het dagboek op zijn website kun je lezen over zijn hunting trips en hoe ‘awesome’ het schieten van wolven en andere dieren is. In dat dagboek vertelt hij ook hoe gek hij is op ‘white trash’. En hij heeft een mat. Dat hij een mat had, had ik al gezien, maar ik wist niet dat dat in het Engels een ‘mullet’ werd genoemd. Zie de tekst op wikipedia: “The mullet is a hairstyle that is short at the front and sides, and long in the back. Widely panned as a lowbrow and unappealing hairstyle, and facetiously referred to as "business up front, party out back," the mullet began making appearances in the popular media in the 1960s and 1970s but did not catch on with the general populace until the early 1980s. It continued to be popular until the early 1990s and has enjoyed a partial return to favor as a retro look in the 2000s.”
Hij schijnt nogal trots te zijn op zijn mat want in zijn webshop verkoopt hij een t-shirt met de volgende tekst: “mullet (moo-lay) 'it's french'”. Naast het plaatje van het t-shirt staat de volgende tekst: "God gave me my talent. But the moo-lay gives me the attitude to use my talent". De hoop dat hij ooit een fatsoenlijk kapsel zal nemen is bij mij nu ook vervlogen. Dat bleek ook wel toen ik dit filmpje tegenkwam waarin Allen over zijn mat praat.
Hij zegt het volgende: "The mullet isn't just a hairdo. It's definitely a lifestyle. You're carrying on a legacy." en verder: "If I approach you from the front, it's like, wow, that dude is pretty serious. Then I walk away and you're like, damn, he likes to party. With two Rs."
De volgende teksten die op zijn t-shirts staan wil ik jullie niet onthouden. Het geeft denk ik een aardig beeld van de man Jared Allen. "I don't need a huge mansion in Minnesota. All I need is 100 acres, my rifle, and a trailer." Een t-shirt met de tekst “Sax Machine” en ernaast de volgende omschrijving: "This cotton is so soft it relaxes me after a game full of rough sacks. Make it hot and keep it saxy." En de topper in de dameslijn: “Wine me dine me 69 me”. De tekst erbij: "I saw this on a trucker hat in one of the funniest movies of all time. I will give you a hint... kick his ass sea bass!!!" Dat komt dus uit de film Dumb and Dumber. Mijn hemel. Maar zelfs als je niet van football houdt, als je Jared Allen ziet spelen krijg je diep respect voor zijn gedrevenheid en doorzettingsvermogen. Jared Allen rules.
vrijdag 11 december 2009
Vandaag op ons menu
Sandwich katenspek met pikelili
Boos, oud en eng
Dit is een (mini)gastcolumn van gastcolumnist N.
Een paar weken geleden stond ik in Paradiso bij een concert van een band waar ik vroeger fan van was. Skunk Anansie. Nou die zijn weer bij elkaar, dus ik met een jeugdvriendin (we waren samen fan) op jacht naar jeugdsentiment. Die kale zwarte zangeres (Skin) , vond ik vroeger een mooie stoere sterke vrouw. Nu vond ik haar een enge oude boze vrouw. Ben ik ook oud? Ja, dit moet je natuurlijk ook niet niet doen. Zo'n avond oog in oog met jezelf uit de glorietijd.
Waarom keek zo boos? Vroeger vond ik dit goede muziek. Nu wilde ik dat ik oordopjes had. De andere bezoekers hadden ondertussen nergens last van. Ze stonden hand in hand de teksten mee te zingen (de lesbische vrouwen) en te zweten en te blowen (de mannen). Een dikke hardrocker stond tegen me aan te zweten en dat vond ik heel vies. Maar dat vond ik vroeger vast ook.
Een paar weken geleden stond ik in Paradiso bij een concert van een band waar ik vroeger fan van was. Skunk Anansie. Nou die zijn weer bij elkaar, dus ik met een jeugdvriendin (we waren samen fan) op jacht naar jeugdsentiment. Die kale zwarte zangeres (Skin) , vond ik vroeger een mooie stoere sterke vrouw. Nu vond ik haar een enge oude boze vrouw. Ben ik ook oud? Ja, dit moet je natuurlijk ook niet niet doen. Zo'n avond oog in oog met jezelf uit de glorietijd.
Waarom keek zo boos? Vroeger vond ik dit goede muziek. Nu wilde ik dat ik oordopjes had. De andere bezoekers hadden ondertussen nergens last van. Ze stonden hand in hand de teksten mee te zingen (de lesbische vrouwen) en te zweten en te blowen (de mannen). Een dikke hardrocker stond tegen me aan te zweten en dat vond ik heel vies. Maar dat vond ik vroeger vast ook.
donderdag 10 december 2009
De ene kerstman heeft zijn touw, de andere een laddertje
Sinds onze verhuizing naar de diepe binnenlanden van Surburbia leg ik dagelijks vele kilometers op de fiets af. Die fietstocht geeft mij een moment van reflectie. Ik heb tijd om na te denken, maar ook om om me heen te kijken. En dat laatste is wat ik nu, met de Kerst in aantocht, graag doe. Dagelijks neemt namelijk de kerstversiering op mijn route toe. Zag ik op de BBC-website een filmpje over de invloed van de recessie op de hoeveelheid door de (gemeentelijke) overheid aangebrachte kerstverlichting (let vooral even op het accent van de gemeenteambtenaar), in Nederland lijkt de recessie onder particulieren geen invloed te hebben op de hoeveelheid en uitbundigheid van de versieringen.
En die verlichting en versiering lijkt (zoals zoveel zaken) aan mode onderhevig. Op deze plaats een top tien van meest geziene kerstversieringen.
Op nummer vijf: de kerstster. En dan bedoel ik niet de plant, maar de klassieke, voor het raam hangende kerstster gemaakt van gekleurd papier en met een lampje erin. Op mijn tocht kom ik er maar vier tegen. Drie hangen er voor de ramen van de katholieke kerk, eentje hangt er voor het raam van een huis waarvan de bewoners een voorliefde voor houten schroten hebben. Ik denk dat dat laatste goed aangeeft wat de positie van de klassieke kerstster is: alleen mensen die jaren niets aan hun interieur doen gebruiken deze versiering nog. En dat vind ik eigenlijk best jammer want de kerstster is een mooi object. Het is een bescheiden , doch smaakvolle manier van verlichten. Een goede sfeermaker, die kerstster. Jammer dat je er niet meer van ziet.
Op nummer vier: het ‘kersttrappetje. Zo’n twintig jaar geleden werd je kapot gegooid met dit object. De man die de kersttrap in de markt zette moet miljonair zijn geworden. Ik weet dat wij als kind altijd probeerden de trappetjes te tellen op de route naar opa en oma (van het westen van het land naar Amersfoort), en altijd de tel kwijtraakten. Waarschijnlijk beleefde de kersttrap zijn gloriedagen doordat het na decennia van relatief weinig ontwikkeling in de branche van de kerstversieringen, ineens iets heel nieuws bracht. Tegenwoordig is de kersttrap enigszins achterhaald en ingehaald door de (overbodig) veel geavanceerdere nieuwe gadgets. Jammer, want de kersttrap is mooi en zijn lelijkheid (en eenvoud) en wat mij betreft toe aan een revival!
Op nummer drie: de klimmende kerstman. Drie dagen geleden ontdekte ik weer de eerste klimmende kerstman in het straatbeeld. Deze kerstman hing aan een touw. Het was best een aardige kerstman, want hij leek daadwerkelijk ledematen te hebben en niet alleen te bestaan uit een rood pakje met een hoofd erop. Hiermee kom ik meteen bij mijn punt met betrekking tot de klimmende kerstman: de klimmende kerstman is er in vele soorten, maten en kwaliteiten. De ene kerstman heeft zijn touw, de andere een laddertje, een volgende kerstman weet zichzelf drie weken lang hangend aan de balkonrailing te handhaven en een enkeling heeft zichzelf tijdens een flinke storm opgehangen aan zijn eigen touw. Sommige klimmers kunnen bewegen of geven licht, sommige hebben een zak met cadeautjes bij zich. De klimmende kerstman beleefde zo’n tien jaar geleden zijn hoogtepunt, maar is inmiddels ingehaald door de nummer 2 op de lijst. Ik denk vanwege het feit dat de meeste kerstmannen niet goed te zien zijn in het donker en dat dit voor de nummers twee (en ook één) core business is.
Nummer twee: de uit lichtsnoeren bestaande arrenslee met rendieren. Dit object is verkrijgbaar in een platte variant (leuk voor op het raam of tegen de gevel) of in een 3D variant voor in de tuin. In Florida zagen we vorig jaar een versie met dolfijnen in plaats van rendieren. Naar mijn smaak is de hele arrenslee met rendieren iets te veel van het goede. Één lichtgevend 3D hertje in de tuin kan ik nog wel waarderen, maar zo’n hele set is mij iets te veel licht. Bovendien vind ik deze versieringen erg lelijk bij daglicht, het is dan ineens wel heel veel plastic in je tuin. Maar de rest van Nederland schijnt daar geen problemen mee te hebben en dus duikt de arrenslee overal op.
En de winnaar: (niet helemaal tot mijn genoegen) het lichtsnoer. Mits goed gebruikt kan het lichtsnoer een waardevolle bijdrage leveren aan de feestelijk versierde kersttuin dan wel het kerstbalkon. Ik had een buurman die altijd eind september een hele zaterdag besteedde aan het nauwkeurig aanbrengen van zijn lichtsnoeren. Met ty-rips en spijkertjes werd alles keurig op zijn plaats gehouden aan het hek, rond het raam en de voordeur. Over het algemeen wordt het lichtsnoer echter ingezet door de mensen die wel graag kerstversiering aanbrengen, maar er liever niet te veel werk aan hebben. Deze mensen slingeren het snoer een beetje losjes om een hek of gooien het zelfs op goed geluk in een boom. Het resultaat is vaak een a-symetrische slordige bende. Ik kan me daar als voorbijganger erg aan storen. Dan denk ik bij mezelf: “Hang dat nou even netjes op. Doe het symmetrisch en doe het recht.” Maar goed, wie ben ik. En waar maak ik me druk over? In het licht van de wereldproblematiek. Sowieso is deze column er niet één van wereldklasse maar past hij meer in de categorie huis-tuin- en keukenkwesties. Maar ach, je kunt niet elke dag het Midden Oosten conflict oplossen. Dat is meer iets voor komend weekend, terwijl ik zelf mijn kerstversieringen uit de doos ga halen.
En die verlichting en versiering lijkt (zoals zoveel zaken) aan mode onderhevig. Op deze plaats een top tien van meest geziene kerstversieringen.
Op nummer vijf: de kerstster. En dan bedoel ik niet de plant, maar de klassieke, voor het raam hangende kerstster gemaakt van gekleurd papier en met een lampje erin. Op mijn tocht kom ik er maar vier tegen. Drie hangen er voor de ramen van de katholieke kerk, eentje hangt er voor het raam van een huis waarvan de bewoners een voorliefde voor houten schroten hebben. Ik denk dat dat laatste goed aangeeft wat de positie van de klassieke kerstster is: alleen mensen die jaren niets aan hun interieur doen gebruiken deze versiering nog. En dat vind ik eigenlijk best jammer want de kerstster is een mooi object. Het is een bescheiden , doch smaakvolle manier van verlichten. Een goede sfeermaker, die kerstster. Jammer dat je er niet meer van ziet.
Op nummer vier: het ‘kersttrappetje. Zo’n twintig jaar geleden werd je kapot gegooid met dit object. De man die de kersttrap in de markt zette moet miljonair zijn geworden. Ik weet dat wij als kind altijd probeerden de trappetjes te tellen op de route naar opa en oma (van het westen van het land naar Amersfoort), en altijd de tel kwijtraakten. Waarschijnlijk beleefde de kersttrap zijn gloriedagen doordat het na decennia van relatief weinig ontwikkeling in de branche van de kerstversieringen, ineens iets heel nieuws bracht. Tegenwoordig is de kersttrap enigszins achterhaald en ingehaald door de (overbodig) veel geavanceerdere nieuwe gadgets. Jammer, want de kersttrap is mooi en zijn lelijkheid (en eenvoud) en wat mij betreft toe aan een revival!
Op nummer drie: de klimmende kerstman. Drie dagen geleden ontdekte ik weer de eerste klimmende kerstman in het straatbeeld. Deze kerstman hing aan een touw. Het was best een aardige kerstman, want hij leek daadwerkelijk ledematen te hebben en niet alleen te bestaan uit een rood pakje met een hoofd erop. Hiermee kom ik meteen bij mijn punt met betrekking tot de klimmende kerstman: de klimmende kerstman is er in vele soorten, maten en kwaliteiten. De ene kerstman heeft zijn touw, de andere een laddertje, een volgende kerstman weet zichzelf drie weken lang hangend aan de balkonrailing te handhaven en een enkeling heeft zichzelf tijdens een flinke storm opgehangen aan zijn eigen touw. Sommige klimmers kunnen bewegen of geven licht, sommige hebben een zak met cadeautjes bij zich. De klimmende kerstman beleefde zo’n tien jaar geleden zijn hoogtepunt, maar is inmiddels ingehaald door de nummer 2 op de lijst. Ik denk vanwege het feit dat de meeste kerstmannen niet goed te zien zijn in het donker en dat dit voor de nummers twee (en ook één) core business is.
Nummer twee: de uit lichtsnoeren bestaande arrenslee met rendieren. Dit object is verkrijgbaar in een platte variant (leuk voor op het raam of tegen de gevel) of in een 3D variant voor in de tuin. In Florida zagen we vorig jaar een versie met dolfijnen in plaats van rendieren. Naar mijn smaak is de hele arrenslee met rendieren iets te veel van het goede. Één lichtgevend 3D hertje in de tuin kan ik nog wel waarderen, maar zo’n hele set is mij iets te veel licht. Bovendien vind ik deze versieringen erg lelijk bij daglicht, het is dan ineens wel heel veel plastic in je tuin. Maar de rest van Nederland schijnt daar geen problemen mee te hebben en dus duikt de arrenslee overal op.
En de winnaar: (niet helemaal tot mijn genoegen) het lichtsnoer. Mits goed gebruikt kan het lichtsnoer een waardevolle bijdrage leveren aan de feestelijk versierde kersttuin dan wel het kerstbalkon. Ik had een buurman die altijd eind september een hele zaterdag besteedde aan het nauwkeurig aanbrengen van zijn lichtsnoeren. Met ty-rips en spijkertjes werd alles keurig op zijn plaats gehouden aan het hek, rond het raam en de voordeur. Over het algemeen wordt het lichtsnoer echter ingezet door de mensen die wel graag kerstversiering aanbrengen, maar er liever niet te veel werk aan hebben. Deze mensen slingeren het snoer een beetje losjes om een hek of gooien het zelfs op goed geluk in een boom. Het resultaat is vaak een a-symetrische slordige bende. Ik kan me daar als voorbijganger erg aan storen. Dan denk ik bij mezelf: “Hang dat nou even netjes op. Doe het symmetrisch en doe het recht.” Maar goed, wie ben ik. En waar maak ik me druk over? In het licht van de wereldproblematiek. Sowieso is deze column er niet één van wereldklasse maar past hij meer in de categorie huis-tuin- en keukenkwesties. Maar ach, je kunt niet elke dag het Midden Oosten conflict oplossen. Dat is meer iets voor komend weekend, terwijl ik zelf mijn kerstversieringen uit de doos ga halen.
woensdag 9 december 2009
Ongunstig klimaat
Dit is een gastcolumn van onze gastolumnist H
De VN-Klimaattop in Kopenhagen is begonnen. Vele duizenden gedelegeerden en journalisten vliegen vanuit de hele wereld naar Denemarken om daar te praten over niet-bindende afspraken om klimaatverandering tegen te gaan. Juridische afspraken volgen later. Is het moeilijk om daar cynisch over te doen? Nou, nee. Zo rekende de Engelse krant de “Telegraph” al haarfijn voor wat dat allemaal niet kost in Britse ponden en CO2 uitstoot. Het schijnt dat de conferentie in 11 dagen een hoeveelheid CO2 produceert, die net zo groot is als een stad als Middlesborough in dezelfde periode. Waarom al die moeite voor een stel intentieverklaringen? In Kyoto werd tenminste nog een juridisch akkoord gesloten, al schoot de Amerikaanse Senaat die later af. Daar heeft de “world’s greatest deliberative body” wel vaker een handje van. Eenzelfde lot was eerder het Verdrag van Versailles en de Volkenbond beschoren. Dat liep overigens niet al te best af.
Nu ben ik absoluut geen autoriteit op het gebied van klimaat, laat staan klimaatverandering. Ik herinner me alleen van Aardrijkskunde dat het klimaat over een periode van minimaal 25 jaar geldt en dat wij in Nederland een zeeklimaat hebben. Er is me meer bijgebleven van de zeer citeerbare en soms bizarre uitspraken van onze leraar, de onnavolgbare heer Van A., die ooit een klasgenootje in een helgele trui toebeet: “geel is de kleur van de haat” en steevast zijn Postbank rekeningnummer opgaf als een goed doel, met de mededeling dat dit nummer hetzelfde was als het aantal slachtoffers bij de Watersnoodramp van 1953. Maar zijn meest controversiële uitlating was, is en blijft: “als je je niet kunt concentreren, dan ga je maar naar een concentratiekamp”. Maar dit geheel terzijde.
Als fervent lezer van alles wat los en vast zit, heb ik me een beetje verdiept in de klimaatdiscussie. Mijn aangeboren afkeer van elk fanatisme maakt me echter een beetje huiverig voor het gedram waarmee de klimaatverandering de nietsvermoedende burger opgedrongen wordt. En sceptici de mond wordt gesnoerd. Is dit een gezonde discussie en een inhoudelijk debat? Laatst riep een DJ op de radio mensen op te reageren op de vraag: “wat merkt u van de klimaatverandering?” Als wetenschappers al sjoemelen met hun data om gunstiger uitkomsten te geven, hoe moeten gewone mensen dan iets merken? “Ja, uhm, vorig jaar om deze tijd ging ik altijd met jas naar buiten. Nu is een stuk warmer.” De stompzinnigheid druipt er vanaf.
Is het allemaal zo erg en rampzalig als het wordt voorgesteld? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat toen ik klein was, De Bom zou vallen, om met ‘Doe Maar’ te spreken. Twee machtsblokken konden zomaar hun capaciteit tot nucleaire vernietiging inzetten. Greenpeace is bijvoorbeeld ontstaan uit protesten tegen Amerikaanse atoomproeven. De Bom viel uiteindelijk niet. Toen ik iets minder klein was, werd zure regen ineens een gevaar. Hoor je nu niks meer over. Misschien omdat de Duitse deskundige die de hele hype startte, in 1995 toegaf dat hij zich vergist had over de catastrofale schade die zure regen zou gaan aanrichten.
Toen ik nog jong was, werd het gat in de ozonlaag ineens een bedreiging. Maar sinds de CFK’s uit de spuitbussen zijn (en er wellicht sowieso minder haarlak gespoten wordt dan in de big hair periode van jaren ’80 en de belachelijke kuifjes van begin jaren ’90) gaat het stukken beter met de ozonlaag. Ook herinner ik me nog El Niño of La Niña en dat ze heel gevaarlijk waren. Iemand laatst nog over El Niño gehoord? Zie ik een patroon dat er niet is?
Uiteraard is het goed om zuinig op ons milieu te zijn, maar de morele superioriteit van de klimaatgoeroes stuit mij gewoonweg tegen de borst en maakt me instinctief achterdochtig. Is het toepasselijk dat de klimaatconferentie juist in Kopenhagen wordt gehouden omdat sprookjesschrijver Hans Christian Andersen er immers begraven ligt? Natuurlijk luister ik naar de argumenten dat de uitgelekte e-mails van de universiteit van East-Anglia niet toevallig nu zijn uitgelekt en de suggesties dat belanghebbenden in de olie industrie hier mogelijk achter zitten. Net zo zeer als ik daar tegelijk bij bedenk dat al die ongetwijfeld goedbedoelende onderzoekers zelf ook een belang hebben om de klimaatverandering zo angstwekkend mogelijk voor te stellen. Zenuwachtige regeringen gaan dan meer geld in hun onderzoek stoppen. Zo werkt het dan ook wel weer. Objectieve wetenschap bestaat ook niet.
Maar wat me nog het meest naar een sceptische houding doet overhellen, is de afwezigheid van Al Gore. De slechtste verliezer ooit (hoe treurig is het om jezelf nog jarenlang te introduceren als de man die eigenlijk President van de VS had moeten zijn?) had een nieuw levensdoel gevonden en werd een zelfbenoemde klimaatgoeroe. Maar als hij zo overtuigd is van zijn gelijk, met zijn Oscar en Nobelprijs op zak, waarom is hij dan niet in Kopenhagen? Een fout in zijn agenda.
Het is om van je stoel te vallen. Ik zie onmiddellijk voor me dat Gore met het puntje van zijn tong uit zijn mond de verkeerde week in zijn agenda heeft zitten schrijven. Of dat hij per ongeluk een oude agendaatje van 2008 heeft gebruikt. Die man moet dan toch de slechtste secretaresse ooit hebben? Het gerucht is dat hij niet wil komen vanwege “Climategate”, dat wil zeggen die uitgelekte e-mails. Dat is toch een zwaktebod? Je staat toch voor je verhaal? Ook als je kritische vragen krijgt. Als het klimaat even ongunstig is, blijf je toch niet weg? Tenzij ik het ontzettend mis heb en zijn oude oma in Tennessee op sterven ligt, vind ik Al Gore een nog grote faler dan hij al was. En dan word ik heel sceptisch over wat hij dan wel te zeggen had toen er niemand kritiek had.
De VN-Klimaattop in Kopenhagen is begonnen. Vele duizenden gedelegeerden en journalisten vliegen vanuit de hele wereld naar Denemarken om daar te praten over niet-bindende afspraken om klimaatverandering tegen te gaan. Juridische afspraken volgen later. Is het moeilijk om daar cynisch over te doen? Nou, nee. Zo rekende de Engelse krant de “Telegraph” al haarfijn voor wat dat allemaal niet kost in Britse ponden en CO2 uitstoot. Het schijnt dat de conferentie in 11 dagen een hoeveelheid CO2 produceert, die net zo groot is als een stad als Middlesborough in dezelfde periode. Waarom al die moeite voor een stel intentieverklaringen? In Kyoto werd tenminste nog een juridisch akkoord gesloten, al schoot de Amerikaanse Senaat die later af. Daar heeft de “world’s greatest deliberative body” wel vaker een handje van. Eenzelfde lot was eerder het Verdrag van Versailles en de Volkenbond beschoren. Dat liep overigens niet al te best af.
Nu ben ik absoluut geen autoriteit op het gebied van klimaat, laat staan klimaatverandering. Ik herinner me alleen van Aardrijkskunde dat het klimaat over een periode van minimaal 25 jaar geldt en dat wij in Nederland een zeeklimaat hebben. Er is me meer bijgebleven van de zeer citeerbare en soms bizarre uitspraken van onze leraar, de onnavolgbare heer Van A., die ooit een klasgenootje in een helgele trui toebeet: “geel is de kleur van de haat” en steevast zijn Postbank rekeningnummer opgaf als een goed doel, met de mededeling dat dit nummer hetzelfde was als het aantal slachtoffers bij de Watersnoodramp van 1953. Maar zijn meest controversiële uitlating was, is en blijft: “als je je niet kunt concentreren, dan ga je maar naar een concentratiekamp”. Maar dit geheel terzijde.
Als fervent lezer van alles wat los en vast zit, heb ik me een beetje verdiept in de klimaatdiscussie. Mijn aangeboren afkeer van elk fanatisme maakt me echter een beetje huiverig voor het gedram waarmee de klimaatverandering de nietsvermoedende burger opgedrongen wordt. En sceptici de mond wordt gesnoerd. Is dit een gezonde discussie en een inhoudelijk debat? Laatst riep een DJ op de radio mensen op te reageren op de vraag: “wat merkt u van de klimaatverandering?” Als wetenschappers al sjoemelen met hun data om gunstiger uitkomsten te geven, hoe moeten gewone mensen dan iets merken? “Ja, uhm, vorig jaar om deze tijd ging ik altijd met jas naar buiten. Nu is een stuk warmer.” De stompzinnigheid druipt er vanaf.
Is het allemaal zo erg en rampzalig als het wordt voorgesteld? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat toen ik klein was, De Bom zou vallen, om met ‘Doe Maar’ te spreken. Twee machtsblokken konden zomaar hun capaciteit tot nucleaire vernietiging inzetten. Greenpeace is bijvoorbeeld ontstaan uit protesten tegen Amerikaanse atoomproeven. De Bom viel uiteindelijk niet. Toen ik iets minder klein was, werd zure regen ineens een gevaar. Hoor je nu niks meer over. Misschien omdat de Duitse deskundige die de hele hype startte, in 1995 toegaf dat hij zich vergist had over de catastrofale schade die zure regen zou gaan aanrichten.
Toen ik nog jong was, werd het gat in de ozonlaag ineens een bedreiging. Maar sinds de CFK’s uit de spuitbussen zijn (en er wellicht sowieso minder haarlak gespoten wordt dan in de big hair periode van jaren ’80 en de belachelijke kuifjes van begin jaren ’90) gaat het stukken beter met de ozonlaag. Ook herinner ik me nog El Niño of La Niña en dat ze heel gevaarlijk waren. Iemand laatst nog over El Niño gehoord? Zie ik een patroon dat er niet is?
Uiteraard is het goed om zuinig op ons milieu te zijn, maar de morele superioriteit van de klimaatgoeroes stuit mij gewoonweg tegen de borst en maakt me instinctief achterdochtig. Is het toepasselijk dat de klimaatconferentie juist in Kopenhagen wordt gehouden omdat sprookjesschrijver Hans Christian Andersen er immers begraven ligt? Natuurlijk luister ik naar de argumenten dat de uitgelekte e-mails van de universiteit van East-Anglia niet toevallig nu zijn uitgelekt en de suggesties dat belanghebbenden in de olie industrie hier mogelijk achter zitten. Net zo zeer als ik daar tegelijk bij bedenk dat al die ongetwijfeld goedbedoelende onderzoekers zelf ook een belang hebben om de klimaatverandering zo angstwekkend mogelijk voor te stellen. Zenuwachtige regeringen gaan dan meer geld in hun onderzoek stoppen. Zo werkt het dan ook wel weer. Objectieve wetenschap bestaat ook niet.
Maar wat me nog het meest naar een sceptische houding doet overhellen, is de afwezigheid van Al Gore. De slechtste verliezer ooit (hoe treurig is het om jezelf nog jarenlang te introduceren als de man die eigenlijk President van de VS had moeten zijn?) had een nieuw levensdoel gevonden en werd een zelfbenoemde klimaatgoeroe. Maar als hij zo overtuigd is van zijn gelijk, met zijn Oscar en Nobelprijs op zak, waarom is hij dan niet in Kopenhagen? Een fout in zijn agenda.
Het is om van je stoel te vallen. Ik zie onmiddellijk voor me dat Gore met het puntje van zijn tong uit zijn mond de verkeerde week in zijn agenda heeft zitten schrijven. Of dat hij per ongeluk een oude agendaatje van 2008 heeft gebruikt. Die man moet dan toch de slechtste secretaresse ooit hebben? Het gerucht is dat hij niet wil komen vanwege “Climategate”, dat wil zeggen die uitgelekte e-mails. Dat is toch een zwaktebod? Je staat toch voor je verhaal? Ook als je kritische vragen krijgt. Als het klimaat even ongunstig is, blijf je toch niet weg? Tenzij ik het ontzettend mis heb en zijn oude oma in Tennessee op sterven ligt, vind ik Al Gore een nog grote faler dan hij al was. En dan word ik heel sceptisch over wat hij dan wel te zeggen had toen er niemand kritiek had.
dinsdag 8 december 2009
Lonely Planet - California Trips
Soms lees ik reisgidsen alsof het leesboeken zijn. Van voor naar achter. Terwijl het buiten regent lig ik me te bedenken wat ik allemaal zou doen als ik in het land dan wel de streek van de reisgids op vakantie zou zijn. Het is niet zo dat ik die gids lees omdat onze volgende vakantie naar die streek gaat, maar meer om te beslissen óf we daar heen zullen gaan. Ooit. Onlangs las ik de Lonely Planet ‘California Trips’. In de gids zijn (veelal thematisch) een aantal uitstapjes (in Californië) opgenomen. De lengte van de uitstapjes varieert van één dag tot ongeveer een week. Er zijn trips die langs de beste stranden voeren, een trip over Highway 1, een trip lansg de missieposten van Californië, een eet- en drinktrip, een trip naar San Francisco en nog veel meer. Erg vermakelijk, leuk geschreven. Zeker een tip deze ‘trips’!
Sterren 3,75 (van de vijf)
Sterren 3,75 (van de vijf)
Kerstondergoed
Kerst nadert. Om onverklaarbare redenen wordt dat altijd duidelijk aan de toename van de lingeriereclames in de bushokjes. Werd je tot eind november alleen langs de snelweg afgeschrikt door gigantische reclameborden met een stel enorme blote billen slechts schaars bedekt met een tijgerprintje. Met de komst van december geldt: Hoe kouder het wordt, hoe minder kleren de mensen in/op de bushokjes aan hebben. Ik weet nog dat een paar jaar geleden enorme commotie ontstond rond een reclamebord aan de Utrechtse Oude Gracht waarop een vrouw was afgebeeld in een gouden bikini. Half Nederland had toen een mening of dat wel of niet kon. Over die borden langs de snelweg, die meer doen denken aan een bepaald soort telefoonlijnen dan aan de verkoop van ondergoed, lijkt niemand zich echter te storen. En begrijp me niet verkeerd, mij maakt die borden niets uit, maar de inconsequentie in reactie op dezelfde fenomenen wekt wel verbazing.
Maar terug naar de kerstreclames: Blijkbaar roept het naderen van de feestdagen de behoefte aan nieuw ondergoed in mensen op. Aan ondergoed in zwart en rood met veel kant en bontrandjes en glittertjes. Overigens geldt de overmaat aan ondergoedreclames niet alleen voor vrouwenondergoed, maar ook voor mannenondergoed. De afgelopen dagen ben ik veelvuldig geconfronteerd met Jan Smit, zijn kippenborst en zijn enorm lelijke onderbroek. Als ik ’s ochtends de straat uitrijdt is het eerste wat ik zie, mijn ontbijt heb ik dan nog niet binnen, Jan Smit in een groene onderbroek.
Maar goed, het verbaasd mij dat er rond de kerst zoveel reclame wordt gemaakt voor ondergoed. Allereerst is goed ondergoed veel belangrijker in de zomer als je kleding aan hebt waarbij je de kans loopt dat mensen van dat ondergoed iets gaan zien. Ik doel dan op doorschijnende of ‘tekenende’ shirtjes.
Ten tweede zou je denken dat het stijgen van de temperaturen van invloed is op de hitsigheid van de mensen en men daarom eerder zou investeren in leuk ondergoed, de kans dat iemand dat ondergoed (bewust en gepland) gaat zien neemt namelijk toe. Kijk naar de cijfers omtrent vreemdgaan in de zuidelijke landen. Als we die ‘wetenschappelijke‘ onderzoeken moeten geloven zetten de temperaturen mensen aan tot het zich begeven in situaties waarbij meer kleren uit gaan.
Ten derde snap ik niet wat kerst met ondergoed te maken heeft nu het gaat om een familiefeest. Negentig procent van de Nederlandse bevolking zal zich tijdens de feestdagen in het gezelschap van familie bevinden. In dat gezelschap heb je in veel gevallen kleren aan. Slechts een zeer klein percentage van de Nederlanders zal de kerstdagen doorbrengen in lingerie, op een tijgervel voor de open haard. En dan hopelijk zonder familie. Anders wordt het een beetje raar.
Verder zijn de meeste mensen in de winter lichamelijk niet op hun best. Dat wil zeggen dat door de vele maaltijden en de (dikmakende effecten van) alcohol ondergoed (in de winter) vaak beter niet gedragen kan worden zonder bedekking met normale kleding. Het oog wil ook wat en een continue confrontatie met de vetwallen terwijl je je op het tijgervel voor de open haard bevindt is ook niet altijd prettig. Ik snap aan de andere kant daarentegen wel dat na een paar goede maaltijden het moment is aangebroken om een nieuwe passende onderbroek te kopen.
Ik snap het dan ook wel een beetje hoor, die reclames. Kerst is de tijd waarin mensen cadeaus geven en krijgen, dus misschien proberen de lingeriefabrikanten op die manier een markt aan te boren. Wel een kleine markt overigens. Want ik neem aan dat je als vrouw alleen lingerie cadeau krijgt van je geliefde. Dus de reclame is dan gericht op de mannen die een partner hebben én op het idee komen (of op het idee worden gebracht) lingerie te kopen voor hun geliefde… Ik vraag me af hoeveel mannen dat zijn. En hoeveel er dan geruild wordt na de kerst. En naast de functie van cadeautip zullen de lingeriefabrikant wel proberen met hun advertenties mensen te verleiden iets leuks aan te trekken onder hun mooie kerstkleertjes. Het is eigenlijk een poging de outfit helemaal af te maken. Of het leuke ondergoed echter enig effect heeft op je liefdesleven vraag ik me af. Als je net vijf gangen en drie flessen wijn hebt weg zitten werken met je hele familie ben je misschien alleen nog maar toe aan je bed. En dan bedoel ik ook echt je bed en niet meer.
Maar terug naar de kerstreclames: Blijkbaar roept het naderen van de feestdagen de behoefte aan nieuw ondergoed in mensen op. Aan ondergoed in zwart en rood met veel kant en bontrandjes en glittertjes. Overigens geldt de overmaat aan ondergoedreclames niet alleen voor vrouwenondergoed, maar ook voor mannenondergoed. De afgelopen dagen ben ik veelvuldig geconfronteerd met Jan Smit, zijn kippenborst en zijn enorm lelijke onderbroek. Als ik ’s ochtends de straat uitrijdt is het eerste wat ik zie, mijn ontbijt heb ik dan nog niet binnen, Jan Smit in een groene onderbroek.
Maar goed, het verbaasd mij dat er rond de kerst zoveel reclame wordt gemaakt voor ondergoed. Allereerst is goed ondergoed veel belangrijker in de zomer als je kleding aan hebt waarbij je de kans loopt dat mensen van dat ondergoed iets gaan zien. Ik doel dan op doorschijnende of ‘tekenende’ shirtjes.
Ten tweede zou je denken dat het stijgen van de temperaturen van invloed is op de hitsigheid van de mensen en men daarom eerder zou investeren in leuk ondergoed, de kans dat iemand dat ondergoed (bewust en gepland) gaat zien neemt namelijk toe. Kijk naar de cijfers omtrent vreemdgaan in de zuidelijke landen. Als we die ‘wetenschappelijke‘ onderzoeken moeten geloven zetten de temperaturen mensen aan tot het zich begeven in situaties waarbij meer kleren uit gaan.
Ten derde snap ik niet wat kerst met ondergoed te maken heeft nu het gaat om een familiefeest. Negentig procent van de Nederlandse bevolking zal zich tijdens de feestdagen in het gezelschap van familie bevinden. In dat gezelschap heb je in veel gevallen kleren aan. Slechts een zeer klein percentage van de Nederlanders zal de kerstdagen doorbrengen in lingerie, op een tijgervel voor de open haard. En dan hopelijk zonder familie. Anders wordt het een beetje raar.
Verder zijn de meeste mensen in de winter lichamelijk niet op hun best. Dat wil zeggen dat door de vele maaltijden en de (dikmakende effecten van) alcohol ondergoed (in de winter) vaak beter niet gedragen kan worden zonder bedekking met normale kleding. Het oog wil ook wat en een continue confrontatie met de vetwallen terwijl je je op het tijgervel voor de open haard bevindt is ook niet altijd prettig. Ik snap aan de andere kant daarentegen wel dat na een paar goede maaltijden het moment is aangebroken om een nieuwe passende onderbroek te kopen.
Ik snap het dan ook wel een beetje hoor, die reclames. Kerst is de tijd waarin mensen cadeaus geven en krijgen, dus misschien proberen de lingeriefabrikanten op die manier een markt aan te boren. Wel een kleine markt overigens. Want ik neem aan dat je als vrouw alleen lingerie cadeau krijgt van je geliefde. Dus de reclame is dan gericht op de mannen die een partner hebben én op het idee komen (of op het idee worden gebracht) lingerie te kopen voor hun geliefde… Ik vraag me af hoeveel mannen dat zijn. En hoeveel er dan geruild wordt na de kerst. En naast de functie van cadeautip zullen de lingeriefabrikant wel proberen met hun advertenties mensen te verleiden iets leuks aan te trekken onder hun mooie kerstkleertjes. Het is eigenlijk een poging de outfit helemaal af te maken. Of het leuke ondergoed echter enig effect heeft op je liefdesleven vraag ik me af. Als je net vijf gangen en drie flessen wijn hebt weg zitten werken met je hele familie ben je misschien alleen nog maar toe aan je bed. En dan bedoel ik ook echt je bed en niet meer.
maandag 7 december 2009
Arctic Monkeys
Onlangs ben ik in de HMH naar het concert van de Arctic Monkeys geweest. Onderweg waren we bang dat we de gemiddelde leeftijd met minstens tien jaar omhoog zouden schroeven - de Arctic Monkeys is een Britse band met puisterige pubers en dat moet dan wel andere puisterige pubers aantrekken. Bij aankomst zagen we inderdaad veel ouders hun kinderen afzetten voor de HMH, bij binnenkomst zagen we gelukkig een stel van een jaar of 65 dat ook nog eens slecht ter been was, daardoor voelden we ons een stuk beter.
Het concert werd geopend door de voor mij onbekende Eagles of Death Metal. Bij de kassa had ik een man horen zeggen dat hij speciaal voor hen kwam, dus ondanks hun onbegrijpelijke naam (hetzelfde geldt ook voor de Arctic Monkeys) moest het geweldig zijn.
Gisteren ben ik erachter gekomen dat ik met open ogen in slaap kan vallen terwijl er snoeiharde gitaarmuziek klinkt en er mensen om me heen met bier gooien. Tot zo ver mijn bespreking van de Eagles of Death Metal.
De Arctic Monkeys daarentegen waren fantastisch! Ze speelden veel van hun nieuwe CD en in de nieuwe nummers is een prominente plaats voor het Hammond-orgel. Het is goed om te zien dat niet ieder orgeltje eindigt in een greppel, maar dat er ook mensen zijn die dit prachtige instrument een plaats geven in de rockmuziek.
De laatste keer dat ik AM zag (met vriendin N. bij Pinkpop een jaar of drie geleden) waren het nog schooljongetjes met korte haren, jeugdpuistjes en blozende wangen. Nu waren het ruige mannen met lang haar voor hun gezicht, maar stiekem hoopte ik dat ze daaronder nog steeds blozende wangen hadden. Geen jeugdpuistjes, dat is zielig.
Het concert werd geopend door de voor mij onbekende Eagles of Death Metal. Bij de kassa had ik een man horen zeggen dat hij speciaal voor hen kwam, dus ondanks hun onbegrijpelijke naam (hetzelfde geldt ook voor de Arctic Monkeys) moest het geweldig zijn.
Gisteren ben ik erachter gekomen dat ik met open ogen in slaap kan vallen terwijl er snoeiharde gitaarmuziek klinkt en er mensen om me heen met bier gooien. Tot zo ver mijn bespreking van de Eagles of Death Metal.
De Arctic Monkeys daarentegen waren fantastisch! Ze speelden veel van hun nieuwe CD en in de nieuwe nummers is een prominente plaats voor het Hammond-orgel. Het is goed om te zien dat niet ieder orgeltje eindigt in een greppel, maar dat er ook mensen zijn die dit prachtige instrument een plaats geven in de rockmuziek.
De laatste keer dat ik AM zag (met vriendin N. bij Pinkpop een jaar of drie geleden) waren het nog schooljongetjes met korte haren, jeugdpuistjes en blozende wangen. Nu waren het ruige mannen met lang haar voor hun gezicht, maar stiekem hoopte ik dat ze daaronder nog steeds blozende wangen hadden. Geen jeugdpuistjes, dat is zielig.
Denkend aan eten: de lekkerste maaltijden in het buitenland
Dit stukje gaat over mijn favoriete eetmomenten op vakantie.
Het is moeilijk om één vakantie als favoriete of lievelingsvakantie aan te merken. Geen enkele vakantie is namelijk aaneengesloten geweldig en geen enkele vakantie is ook één op één te vergelijken met een andere vakantie (tenzij je elk jaar precies hetzelfde gaat doen). Maar lievelingsmomenten tijdens een vakantie heb ik wel en zijn ook makkelijker te identificeren. Na elke vakantie vraag ik H altijd wat zijn lievelingsmoment van de vakantie was. Dat blijkt een heel erg moeilijke vraag en dus deel ik het dan vaak op in het lievelingsdiner, het lievelingsmuseum, het lievelingsontbijt en het lievelingshotel. Dat maakt het een stuk overzichtelijker. Dit stukje is eigenlijk een soort highlights van de lievelingseetmomenten. Een ‘best of’ van het eten op de vakanties van H en Eef. Voor een volgende column bewaar ik dan de andere onderwerpen, dus de lievelingshotels, de lievelingssteden en de lievelingsmusea en de lievelingsbiertjes.
De beste lunch ooit was zonder twijfel de lunch die wij in Seaworld in Orlando tussen de haaien beleefden. Het eten zelf was niks bijzonders maar het uitzicht was spectaculair. We moesten de lunch uitstellen tot half 4 voordat er plaats was, maar het was de moeite waard. Eén muur van het restaurant bestond uit een enorme, wel vijftien meter lange en vier meter hoge glazen wand met daarachter een enorm aquarium. In dat aquarium zwommen allerlei soorten haaien en andere enge vissen. Wij hadden een tafeltje naast de glazen wand. Het restaurant was donker en koud, het rook er muf, het eten was wel ok, maar dit uitzicht maakte echt alles goed.
Het beste of lievelingsdiner is een moeilijke. Hoog staat het eten van kreeften in Bar Harbor in Maine. H wilde graag een keer echte Maine lobster eten en vroeg aan Bob, de eigenaar van de B&B waar wij verbleven, waar dat goed kon. Hij verwees ons naar een restaurantje in de haven waar we door een vriendelijke ober werden ingewijd in de geheimen van het eten van kreeft, iets wat wij nog nooit gedaan hadden. Achter ons zat een kakkineus Amerikaans stel waarvan de vrouw elke beweging die wij maakten met de kreeftentang of het andere gereedschap bekritiseerde. Blijkbaar konden we er niks van…
Eén van onze andere favoriete eetmomenten beleefden wij in het tentje waar wij in Barcelona welgeteld vier keer aten en waar de heerlijkste gedroogde ham op het menu stond. Na een dag stomend in de stad te hebben doorgebracht (het was augustus) vielen we vaak om vier uur 's middags in onze kamer in slaap. Die kamer bevond zich in het huis van een geschifte kunstenaar Antonio die het wild beschilderen van op canvas geplakte wasknijpers een kunst vond. Het huis van Antonio werd beheerd door een andere kunstenaar. Deze kunstenaar werd door ons aangeduid als ‘waterstofperoxidenicht’ (ik weet zijn naam echt niet meer) en was een groot aanbidder van Antonio. Wij spreken geen Spaans maar uit de ‘gesprekken’ die wij met onze beheerder voerden viel op te maken dat Antonio een genie was. In tegenstelling tot Antonio was onze gastheer het echte genie. Hij toonde ons op een middag een tekening die hij zelf gemaakt had, een pentekening van Escher-achtige allure, en deze man aanbad iemand die wasknijpers op canvas plakte?
Maar goed, het eettentje in Barcelona… Nadat wij ‘s middags in slaap waren gevallen werden we rond tien uur weer wakker en te moe om nog ver te lopen, aten wij dan, op één avond na omdat we vonden dat we ook eens ergens anders moesten eten, in het restaurantje dat schuin onder onze kamer zat. Het zaaltje was TL-verlicht, er was airco, er kwamen alleen Spanjaarden en de tweede avond wist de ober al wat wij wilden drinken (rosé en cola light) en bracht dat dus steeds als onze glazen leeg waren. Misschien was het de combinatie van gerookte ham, rosé, airconditioning en de korte loopafstand, maar wij vonden het een geweldige tent. Soms overwegen we nog eens naar Barcelona te gaan en dan alleen voor l’Antigua Cabaña (wij noemden het ‘de oude hut’) en de schilderijen van Antonio. Ik heb op internet geprobeerd onze kamer en het restaurant te vinden maar tevergeefs, ik hoop dat het nog bestaat.
De beste tussendoortjes aten we ongetwijfeld in Berlijn. Ik weet niet welk moment het wint, maar met de oostfronttemperaturen die wij er (in januari) beleefden zaten we zo vaak in een café voor koffie, thee of een soepje en was dat zo’n opluchting dat ik alle momenten enorm waardeerde. Ik weet nog dat H alle bordjes bij een buitententoonstelling wilde lezen en ik daarna énorm toe was aan iets warms. Ik herinner me kartoffelsuppe in een café onder de Fernsehturm, kartoffelsalat in een café op Unter den Linden en een museum over het Duitse parlement in de Fransöziche Kirche die we alleen maar bezochten omdat het daar warm was. Ik weet eigenlijk niet of we daar wat aten, maar aangezien wij nogal van eten houden kan ik me niet voorstellen van niet. Bij café Knese in de Knesebeckstrasse aten we een gebraden eend. Naast ons kwam een eenzame Japanner zitten die blijkbaar Europa rondreisde in zijn eentje (hoe ongewoon, zou zijn bus hem vergeten zijn op te pikken?). Deze jongen zat zo om een praatje verlegen dat hij steeds probeerde een gesprek met ons aan te knopen. Over Berlijn, over Nederland, over het eten dat op ons bord lag… Een straat verderop aten H en ik de avond erna in Pizzeria Ali Baba. Ik was daar al eens eerder met mijn vader geweest. Bijna onder het metrostation van Savignyplatz bevond zich de ingang van het restaurant. H en ik hebben eerst nog getwijfeld of dit echt de pizzeria was waar ik met mijn vader ook zo goed gegeten had, het zag er aan de buitenkant uit als een afhaalpizzeria die zijn beste tijd gehad had. Het interieur bevestigde echter dat dit inderdaad de tent was waar ik met mijn vader ook had gegeten: Lange eikenhouten banken en tafeltjes gaven een heerlijk Duits gevoel. Gek genoeg hingen aan de muur Franse reclameposters die het geheel een bistro-achtige sfeer gaven. En dat voor een pizzeria. Met de naam Ali Baba. Het eten was echter formidabel! Sowieso is Duistland qua eten en drinken nooit een straf. Nee, dat hebben we in andere landen wel anders meegemaakt. Ik bedenk me ineens dat ook dat wel een leuk onderwerp is voor een column: de smerigste diners, lunches en ontbijtjes ooit.Vast ook heel vermakelijk, misschien wel vermakelijker zelfs....
Het is moeilijk om één vakantie als favoriete of lievelingsvakantie aan te merken. Geen enkele vakantie is namelijk aaneengesloten geweldig en geen enkele vakantie is ook één op één te vergelijken met een andere vakantie (tenzij je elk jaar precies hetzelfde gaat doen). Maar lievelingsmomenten tijdens een vakantie heb ik wel en zijn ook makkelijker te identificeren. Na elke vakantie vraag ik H altijd wat zijn lievelingsmoment van de vakantie was. Dat blijkt een heel erg moeilijke vraag en dus deel ik het dan vaak op in het lievelingsdiner, het lievelingsmuseum, het lievelingsontbijt en het lievelingshotel. Dat maakt het een stuk overzichtelijker. Dit stukje is eigenlijk een soort highlights van de lievelingseetmomenten. Een ‘best of’ van het eten op de vakanties van H en Eef. Voor een volgende column bewaar ik dan de andere onderwerpen, dus de lievelingshotels, de lievelingssteden en de lievelingsmusea en de lievelingsbiertjes.
De beste lunch ooit was zonder twijfel de lunch die wij in Seaworld in Orlando tussen de haaien beleefden. Het eten zelf was niks bijzonders maar het uitzicht was spectaculair. We moesten de lunch uitstellen tot half 4 voordat er plaats was, maar het was de moeite waard. Eén muur van het restaurant bestond uit een enorme, wel vijftien meter lange en vier meter hoge glazen wand met daarachter een enorm aquarium. In dat aquarium zwommen allerlei soorten haaien en andere enge vissen. Wij hadden een tafeltje naast de glazen wand. Het restaurant was donker en koud, het rook er muf, het eten was wel ok, maar dit uitzicht maakte echt alles goed.
Het beste of lievelingsdiner is een moeilijke. Hoog staat het eten van kreeften in Bar Harbor in Maine. H wilde graag een keer echte Maine lobster eten en vroeg aan Bob, de eigenaar van de B&B waar wij verbleven, waar dat goed kon. Hij verwees ons naar een restaurantje in de haven waar we door een vriendelijke ober werden ingewijd in de geheimen van het eten van kreeft, iets wat wij nog nooit gedaan hadden. Achter ons zat een kakkineus Amerikaans stel waarvan de vrouw elke beweging die wij maakten met de kreeftentang of het andere gereedschap bekritiseerde. Blijkbaar konden we er niks van…
Eén van onze andere favoriete eetmomenten beleefden wij in het tentje waar wij in Barcelona welgeteld vier keer aten en waar de heerlijkste gedroogde ham op het menu stond. Na een dag stomend in de stad te hebben doorgebracht (het was augustus) vielen we vaak om vier uur 's middags in onze kamer in slaap. Die kamer bevond zich in het huis van een geschifte kunstenaar Antonio die het wild beschilderen van op canvas geplakte wasknijpers een kunst vond. Het huis van Antonio werd beheerd door een andere kunstenaar. Deze kunstenaar werd door ons aangeduid als ‘waterstofperoxidenicht’ (ik weet zijn naam echt niet meer) en was een groot aanbidder van Antonio. Wij spreken geen Spaans maar uit de ‘gesprekken’ die wij met onze beheerder voerden viel op te maken dat Antonio een genie was. In tegenstelling tot Antonio was onze gastheer het echte genie. Hij toonde ons op een middag een tekening die hij zelf gemaakt had, een pentekening van Escher-achtige allure, en deze man aanbad iemand die wasknijpers op canvas plakte?
Maar goed, het eettentje in Barcelona… Nadat wij ‘s middags in slaap waren gevallen werden we rond tien uur weer wakker en te moe om nog ver te lopen, aten wij dan, op één avond na omdat we vonden dat we ook eens ergens anders moesten eten, in het restaurantje dat schuin onder onze kamer zat. Het zaaltje was TL-verlicht, er was airco, er kwamen alleen Spanjaarden en de tweede avond wist de ober al wat wij wilden drinken (rosé en cola light) en bracht dat dus steeds als onze glazen leeg waren. Misschien was het de combinatie van gerookte ham, rosé, airconditioning en de korte loopafstand, maar wij vonden het een geweldige tent. Soms overwegen we nog eens naar Barcelona te gaan en dan alleen voor l’Antigua Cabaña (wij noemden het ‘de oude hut’) en de schilderijen van Antonio. Ik heb op internet geprobeerd onze kamer en het restaurant te vinden maar tevergeefs, ik hoop dat het nog bestaat.
De beste tussendoortjes aten we ongetwijfeld in Berlijn. Ik weet niet welk moment het wint, maar met de oostfronttemperaturen die wij er (in januari) beleefden zaten we zo vaak in een café voor koffie, thee of een soepje en was dat zo’n opluchting dat ik alle momenten enorm waardeerde. Ik weet nog dat H alle bordjes bij een buitententoonstelling wilde lezen en ik daarna énorm toe was aan iets warms. Ik herinner me kartoffelsuppe in een café onder de Fernsehturm, kartoffelsalat in een café op Unter den Linden en een museum over het Duitse parlement in de Fransöziche Kirche die we alleen maar bezochten omdat het daar warm was. Ik weet eigenlijk niet of we daar wat aten, maar aangezien wij nogal van eten houden kan ik me niet voorstellen van niet. Bij café Knese in de Knesebeckstrasse aten we een gebraden eend. Naast ons kwam een eenzame Japanner zitten die blijkbaar Europa rondreisde in zijn eentje (hoe ongewoon, zou zijn bus hem vergeten zijn op te pikken?). Deze jongen zat zo om een praatje verlegen dat hij steeds probeerde een gesprek met ons aan te knopen. Over Berlijn, over Nederland, over het eten dat op ons bord lag… Een straat verderop aten H en ik de avond erna in Pizzeria Ali Baba. Ik was daar al eens eerder met mijn vader geweest. Bijna onder het metrostation van Savignyplatz bevond zich de ingang van het restaurant. H en ik hebben eerst nog getwijfeld of dit echt de pizzeria was waar ik met mijn vader ook zo goed gegeten had, het zag er aan de buitenkant uit als een afhaalpizzeria die zijn beste tijd gehad had. Het interieur bevestigde echter dat dit inderdaad de tent was waar ik met mijn vader ook had gegeten: Lange eikenhouten banken en tafeltjes gaven een heerlijk Duits gevoel. Gek genoeg hingen aan de muur Franse reclameposters die het geheel een bistro-achtige sfeer gaven. En dat voor een pizzeria. Met de naam Ali Baba. Het eten was echter formidabel! Sowieso is Duistland qua eten en drinken nooit een straf. Nee, dat hebben we in andere landen wel anders meegemaakt. Ik bedenk me ineens dat ook dat wel een leuk onderwerp is voor een column: de smerigste diners, lunches en ontbijtjes ooit.Vast ook heel vermakelijk, misschien wel vermakelijker zelfs....
zaterdag 5 december 2009
Googelen
Aan deze site hangt een soort tellertje. Dat betekent dat wij, Caar en Eef, kunnen zien hoeveel mensen onze stukjes lezen. We zien verder niet zo heel veel meer, behalve dat we soms (echt heel soms) kunnen zien hoe mensen op onze pagina terecht zijn gekomen. Opvallend is daarbij dat de afgelopen weken al drie keer mensen bij ons terecht zijn gekomen door te googelen op ‘2x trouwen met dezelfde partner’, of woorden van gelijke strekking. Blijkbaar is het een onderwerp waar men informatie over zoekt. Dat mensen bij onze website uitkwamen kwam natuurlijk door deze column. Overigens vind ik het knap dat wij nog ergens opdoken, want ik heb het zelf even geprobeerd te googelen en kwam tot en met pagina dertien van de googleresultaten Gemodder in de Marge niet tegen. Daarna ben ik er mee gestopt. Ik ga nu eens heel diep nadenken waarover ik zou moeten schrijven om meer googelaars naar onze website te lokken…
vrijdag 4 december 2009
Bernt Natter - Begeerte heeft ons aangeraakt
Vermakelijk, bijna Hermansiaans, maar dat zal ik als Hermans-liefhebber natuurlijk nooit toegeven...
3,5 sterren (van de vijf)
3,5 sterren (van de vijf)
Soms zijn er mannen met pochets
Mijn lievelingsrubriek in de Elsevier is de rubriek waarin het pasgetrouwde stel staat. Als de Elsevier binnenkomt lees ik altijd eerst dat stukje. (Daarna lees ik dan altijd het stukje met als titel ‘Mijn goede geld’). Het stukje met het huwelijksbericht is altijd erg vermakelijk om twee redenen.
Allereerst omdat er een foto bij staat. Het is altijd een trouwfoto (uiteraard). Het stel staat dus in trouwkleren ergens op of voor. Meestal staan ze voor een landgoed of kasteel dat niet van hen is. Zoals de familie van Caar altijd opmerkt als mensen zich voor een gebouw laten fotograferen: ‘Het witte huis/de eiffeltoren/het colosseum met op de voorgrond de eigenaar’. Ik heb nooit begrepen waarom mensen zich op vakanties voor gebouwen laten fotograferen. Ik heb wel een vermoeden, ik denk dat ze zo willen bewijzen dat ze er ook echt geweest zijn. Wij doen dat nooit (om er even een verschrikkelijke ‘wij-zin’ uit te gooien). Wij fotograferen onszelf eigenlijk alleen met eten, maar dat is een ander verhaal.
Maar bij huwelijksfoto’s snap ik het fotograferen voor een landgoed of auto ook nooit. Ok, waarschijnlijk heb je in die auto gereden in je huwelijksdag en wil je hem daarom op de foto, en misschien ben je wel op het landgoed getrouwd en moet het er daarom op. Maar ik durf te wedden dat veel mensen zich voor volkomen nietszeggende gebouwen laten fotografen. Gewoon omdat ze vinden dat er een gebouw op de achtergrond moet. Een gebouw (en ook een auto) dat een beetje allure of cachet geeft aan de trouwdag. Nou dat vind ik dus onzin. Als wij ooit trouwen, trouwen we in de Nissan en zonder gebouwen op de foto die geen functie of betekenis hebben.
Soms staan stellen ergens op. Op een bankje of een boomstam. En doen ze leuker en spontaner op hun trouwfoto dan ze de rest van hun verdere leven in het echt zullen doen. Vaak met een paraplu of het trouwboeket of allebei. Dat zullen ‘wij’ dus ook nooit doen voor een foto, ‘wij’ houden niet van geplande spontaniteit. Ik weet dat ik nu verwijten ga krijgen van veel bevriende stellen waarbij ik (in de hoedanigheid van ceremoniemeester) heb moeten assisteren bij de bruidsreportage en deze mensen toen heb aangespoord spontaan te doen op en bij bomen/boomstammen/hekjes en met boeketten/paraplu’s/elkaar. Ik wil daar alleen maar over opmerken dat ik ook alleen maar heb gedaan wat er van mij verwacht werd. Om te voorkomen dat ik jaren later het verwijt zou krijgen dat door mijn toedoen de trouwfoto’s zo stijf en saai waren (kom ik er zo mee weg, lieve vrienden?)
Ook de trouwkleren op de foto’s zijn interessant. Trouwkleren zeggen veel over een stel. Soms staan er stellen van vijfentwintig op de foto die er met hun parelketting en kapsels uitzien alsof de vijftig al gepasseerd zijn. Soms staan er mensen van veertig op die er verrassend fris en fruitig uitzien. Soms zijn er mannen met pochets.
De tweede reden dat het stukje in de Elsevier vermakelijk is, is de tekst. Het leukste om te lezen is natuurlijk hoe de twee gehuwden elkaar hebben ontmoet. Soms is dat heel romantisch en soms is dat heel knullig. Vaak staat er ook hoe de één de ander heeft gevraagd. Ook erg leuk, soms leuk in de zin van inspirerend en soms leuk in de zin van ‘goh’. Ik vind het raar dat om één of andere reden Elsevier (en misschien ook zijn lezers) waarde hecht aan het beroep van de ouders van bruid en bruidegom. En dan met name de vader. Er staat bijna nooit in dat de moeder huisvrouw (‘thuisblijfmoeder’) was of secretaresse. Het beroep van de moeder wordt alleen genoemd als ze lerares of advocate is geweest. De vader wordt altijd genoemd, van beide kanten. En nooit is de vader ambtenaar (zoals toch wel heel veel mensen in Nederland) maar altijd ergens directeur of ambassadeur of iets anders dat heel belangrijk klinkt. Ik vraag me sterk af waarom het beroep van de ouders überhaupt genoemd moet worden. Alsof het beroep van mijn vader van invloed is geweest op mijn partnerkeuze. Of mij dusdanig heeft gevormd dat het van belang is voor het levensverhaal van mij en mijn geliefde. Ik snap er niks van, dat is toch helemaal niet 2009? Maar goed, de trouwrubriek in Elsevier, als je hem nog niet kent zou ik ‘m echt eens gaan lezen. Ik kan Elsevier aanraden een boek te maken van de in die rubriek verschenen stukjes. Misschien stuur ik ze daar deze week wel een e-mail over.
Allereerst omdat er een foto bij staat. Het is altijd een trouwfoto (uiteraard). Het stel staat dus in trouwkleren ergens op of voor. Meestal staan ze voor een landgoed of kasteel dat niet van hen is. Zoals de familie van Caar altijd opmerkt als mensen zich voor een gebouw laten fotograferen: ‘Het witte huis/de eiffeltoren/het colosseum met op de voorgrond de eigenaar’. Ik heb nooit begrepen waarom mensen zich op vakanties voor gebouwen laten fotograferen. Ik heb wel een vermoeden, ik denk dat ze zo willen bewijzen dat ze er ook echt geweest zijn. Wij doen dat nooit (om er even een verschrikkelijke ‘wij-zin’ uit te gooien). Wij fotograferen onszelf eigenlijk alleen met eten, maar dat is een ander verhaal.
Maar bij huwelijksfoto’s snap ik het fotograferen voor een landgoed of auto ook nooit. Ok, waarschijnlijk heb je in die auto gereden in je huwelijksdag en wil je hem daarom op de foto, en misschien ben je wel op het landgoed getrouwd en moet het er daarom op. Maar ik durf te wedden dat veel mensen zich voor volkomen nietszeggende gebouwen laten fotografen. Gewoon omdat ze vinden dat er een gebouw op de achtergrond moet. Een gebouw (en ook een auto) dat een beetje allure of cachet geeft aan de trouwdag. Nou dat vind ik dus onzin. Als wij ooit trouwen, trouwen we in de Nissan en zonder gebouwen op de foto die geen functie of betekenis hebben.
Soms staan stellen ergens op. Op een bankje of een boomstam. En doen ze leuker en spontaner op hun trouwfoto dan ze de rest van hun verdere leven in het echt zullen doen. Vaak met een paraplu of het trouwboeket of allebei. Dat zullen ‘wij’ dus ook nooit doen voor een foto, ‘wij’ houden niet van geplande spontaniteit. Ik weet dat ik nu verwijten ga krijgen van veel bevriende stellen waarbij ik (in de hoedanigheid van ceremoniemeester) heb moeten assisteren bij de bruidsreportage en deze mensen toen heb aangespoord spontaan te doen op en bij bomen/boomstammen/hekjes en met boeketten/paraplu’s/elkaar. Ik wil daar alleen maar over opmerken dat ik ook alleen maar heb gedaan wat er van mij verwacht werd. Om te voorkomen dat ik jaren later het verwijt zou krijgen dat door mijn toedoen de trouwfoto’s zo stijf en saai waren (kom ik er zo mee weg, lieve vrienden?)
Ook de trouwkleren op de foto’s zijn interessant. Trouwkleren zeggen veel over een stel. Soms staan er stellen van vijfentwintig op de foto die er met hun parelketting en kapsels uitzien alsof de vijftig al gepasseerd zijn. Soms staan er mensen van veertig op die er verrassend fris en fruitig uitzien. Soms zijn er mannen met pochets.
De tweede reden dat het stukje in de Elsevier vermakelijk is, is de tekst. Het leukste om te lezen is natuurlijk hoe de twee gehuwden elkaar hebben ontmoet. Soms is dat heel romantisch en soms is dat heel knullig. Vaak staat er ook hoe de één de ander heeft gevraagd. Ook erg leuk, soms leuk in de zin van inspirerend en soms leuk in de zin van ‘goh’. Ik vind het raar dat om één of andere reden Elsevier (en misschien ook zijn lezers) waarde hecht aan het beroep van de ouders van bruid en bruidegom. En dan met name de vader. Er staat bijna nooit in dat de moeder huisvrouw (‘thuisblijfmoeder’) was of secretaresse. Het beroep van de moeder wordt alleen genoemd als ze lerares of advocate is geweest. De vader wordt altijd genoemd, van beide kanten. En nooit is de vader ambtenaar (zoals toch wel heel veel mensen in Nederland) maar altijd ergens directeur of ambassadeur of iets anders dat heel belangrijk klinkt. Ik vraag me sterk af waarom het beroep van de ouders überhaupt genoemd moet worden. Alsof het beroep van mijn vader van invloed is geweest op mijn partnerkeuze. Of mij dusdanig heeft gevormd dat het van belang is voor het levensverhaal van mij en mijn geliefde. Ik snap er niks van, dat is toch helemaal niet 2009? Maar goed, de trouwrubriek in Elsevier, als je hem nog niet kent zou ik ‘m echt eens gaan lezen. Ik kan Elsevier aanraden een boek te maken van de in die rubriek verschenen stukjes. Misschien stuur ik ze daar deze week wel een e-mail over.
donderdag 3 december 2009
Ramses en Nico
Nico Dijkshoorn, hij zegt het beter dan ik.
Dood door schuld
Deze week zag ik een legertje
zwelgende Nederlanders om
Ramses Shaffy heen draaien
Ramses die heel voorzichtig
zodat hij niet zou breken
naar een theatertje was vervoerd
Als Ramses iets zei
werd er bulderend gelachen
als Ramses zijn hand bewoog
begonnen mensen te huilen
Ramses zong twee nauwelijks verstaanbare zinnetjes
en iedereen knielde aan zijn voeten
Ik vind het fijn dat Ramses er nog is
want precies aan dit ziekelijke gedwee
is Michael Jackson bezweken.
Nico Dijkshoorn op 28 oktober 2009 in De Wereld Draait Door.
Dood door schuld
Deze week zag ik een legertje
zwelgende Nederlanders om
Ramses Shaffy heen draaien
Ramses die heel voorzichtig
zodat hij niet zou breken
naar een theatertje was vervoerd
Als Ramses iets zei
werd er bulderend gelachen
als Ramses zijn hand bewoog
begonnen mensen te huilen
Ramses zong twee nauwelijks verstaanbare zinnetjes
en iedereen knielde aan zijn voeten
Ik vind het fijn dat Ramses er nog is
want precies aan dit ziekelijke gedwee
is Michael Jackson bezweken.
Nico Dijkshoorn op 28 oktober 2009 in De Wereld Draait Door.
Tv
Wij moesten een nieuwe tv. Nou ja, moesten. We moesten helemaal niks. We hadden blijkbaar een tijd geleden zelfstandig besloten dat onze oude tv niet meer goed genoeg was. Niet goed genoeg voor ons nieuwe huis en onze nieuwe woonkamer. En dus moest er een nieuwe tv komen. De oude tv deed het nog. Behalve dat hij enorm lelijk was, was er eigenlijk niks mis met onze oude tv. Maar tegen mijn principe in dat we pas wat nieuws kopen als het oude stuk is, kochten we toch een nieuwe tv.
De oude tv was eigenlijk één groot compromis geweest. Toen wij vijf jaar geleden gingen samenwonen, had H. eigenlijk geen uitgesproken mening over ons interieur. Onze inrichting bestond uit een samenraapsel van zijn en mijn spullen. Met wat creativiteit wisten we er een enigszins uniforme inrichting van te maken. Wat we niet hadden kochten we er zelf bij, met dien verstande dat we altijd datgene kochten wat betaalbaar was en het minst lelijk. Dit hield in dat wij in de IKEA in één keer naar het magazijn liepen en daar dan iets uit kozen wat acceptabel was. H vond het meestal wel best, zolang ik niet iets heel geks bedacht en hij heel snel weer naar huis mocht. Een aantal jaar geleden konden wij de tv van H’s ouders krijgen. Omdat H over dit onderdeel van het interieur een zeer uitgesproken mening had, dat wil zeggen hij wilde de tv héél graag hebben, heb ik, ondanks mijn aversie tegen het ding, ingestemd met plaatsing ervan in onze woonkamer. De komst van deze enorme tv, met dito achterkant, had tot gevolg dat wij ook een nieuw tv meubel moesten hebben. Een groot tv meubel. Nu zijn tv meubels al niet mooi, maar grote tv meubels zijn echt lelijk. We wisten in het magazijn van IKEA de minst lelijke uit te kiezen en zo wende ik de afgelopen drie jaar aan het bakbeest in onze woonkamer.
Maar goed, bij de nieuwe woonkamer hoorde een nieuwe tv. En aangezien ik geen bal verstand heb van apparatuur, en enigszins aanschafmoe was, was dit de taak van H. Maar dat was geen eenvoudige taak. Vroeger kocht je in een winkel een tv. Je kon kiezen tussen drie maten en drie merken en dat was het. Tegenwoordig brengen tien tv producenten acht modellen op de markt en worden die modellen elk jaar ge-update danwel aangepast en kun je al die modellen op internet terugvinden en schrijft iedereen daar recensies over. Dit heeft tot gevolg dat je je moet verdiepen in de meest bizarre specificaties wil je een enigszins doordachte keuze kunnen maken. Zo is allereerst de maat van het beeld van belang. Geloof me, als je in een winkel staat is 96 centimeter helemaal niks als ie naast een scherm van ruim 120 cm staat, maar thuis is dat ineens heel groot. Het aantal ingangen is ook van belang. Daar heb je dan hdi, hdmi en scartingangen voor. Of ik heb t helemaal mis, ik weet t echt niet. Ik heb me alleen maar laten overdonderen door deze woorden. In ieder geval is dat niet het enige. Een belangrijke rol speelt uiteraard het beeld. Dit beeld wordt bepaald door in ieder geval de specificatie of het een HD-beeld is of dat het HD-ready is. Ik weet niet wat dit betekent. HD staat denk ik voor high definition maar wat er dan hoog gedefinieerd is, ik heb geen idee. Ook van belang is het aantal hrtz. Ik weet niet wat dat zijn. Ik dacht altijd dat hertz een meeteenheid voor geluid was, maar dit gaat over beeld. Maar je moet zeker 100 hrtz hebben. Anders kijken mensen je raar aan, heb ik gemerkt. Met minder dan 100 hrtz ben je een pauper. En dan de kleuren: ‘Dat en dat type is iets blauwer van kleur dan dat en dat type’. Ik had geen idee. Vervolgens kun je tv’s kopen met ingebouwde dvd spelers, mogelijkheden er het ‘web’ mee op te gaan, ingebouwde digitennekaarten, ambilight, doorzichtige randen, glimmende randen, zilverkleurige randen en ga zo maar door. En dan moet je geen LG kopen want LG, dat is echt niks. Kortom dit woud aan keuzes is ons niet in de koude kleren gaan zitten. H heeft vele middagen doorgebracht bij elektronicazaken en gister hebben we de eerste film op onze nieuwe tv gekeken. Ik vond het wel mooi. Ik kon de ondertiteling lezen zonder bril, we hebben er geen tv meubel voor nodig want hij hangt, en het is een zwarte. Ik ben tevreden.
De oude tv was eigenlijk één groot compromis geweest. Toen wij vijf jaar geleden gingen samenwonen, had H. eigenlijk geen uitgesproken mening over ons interieur. Onze inrichting bestond uit een samenraapsel van zijn en mijn spullen. Met wat creativiteit wisten we er een enigszins uniforme inrichting van te maken. Wat we niet hadden kochten we er zelf bij, met dien verstande dat we altijd datgene kochten wat betaalbaar was en het minst lelijk. Dit hield in dat wij in de IKEA in één keer naar het magazijn liepen en daar dan iets uit kozen wat acceptabel was. H vond het meestal wel best, zolang ik niet iets heel geks bedacht en hij heel snel weer naar huis mocht. Een aantal jaar geleden konden wij de tv van H’s ouders krijgen. Omdat H over dit onderdeel van het interieur een zeer uitgesproken mening had, dat wil zeggen hij wilde de tv héél graag hebben, heb ik, ondanks mijn aversie tegen het ding, ingestemd met plaatsing ervan in onze woonkamer. De komst van deze enorme tv, met dito achterkant, had tot gevolg dat wij ook een nieuw tv meubel moesten hebben. Een groot tv meubel. Nu zijn tv meubels al niet mooi, maar grote tv meubels zijn echt lelijk. We wisten in het magazijn van IKEA de minst lelijke uit te kiezen en zo wende ik de afgelopen drie jaar aan het bakbeest in onze woonkamer.
Maar goed, bij de nieuwe woonkamer hoorde een nieuwe tv. En aangezien ik geen bal verstand heb van apparatuur, en enigszins aanschafmoe was, was dit de taak van H. Maar dat was geen eenvoudige taak. Vroeger kocht je in een winkel een tv. Je kon kiezen tussen drie maten en drie merken en dat was het. Tegenwoordig brengen tien tv producenten acht modellen op de markt en worden die modellen elk jaar ge-update danwel aangepast en kun je al die modellen op internet terugvinden en schrijft iedereen daar recensies over. Dit heeft tot gevolg dat je je moet verdiepen in de meest bizarre specificaties wil je een enigszins doordachte keuze kunnen maken. Zo is allereerst de maat van het beeld van belang. Geloof me, als je in een winkel staat is 96 centimeter helemaal niks als ie naast een scherm van ruim 120 cm staat, maar thuis is dat ineens heel groot. Het aantal ingangen is ook van belang. Daar heb je dan hdi, hdmi en scartingangen voor. Of ik heb t helemaal mis, ik weet t echt niet. Ik heb me alleen maar laten overdonderen door deze woorden. In ieder geval is dat niet het enige. Een belangrijke rol speelt uiteraard het beeld. Dit beeld wordt bepaald door in ieder geval de specificatie of het een HD-beeld is of dat het HD-ready is. Ik weet niet wat dit betekent. HD staat denk ik voor high definition maar wat er dan hoog gedefinieerd is, ik heb geen idee. Ook van belang is het aantal hrtz. Ik weet niet wat dat zijn. Ik dacht altijd dat hertz een meeteenheid voor geluid was, maar dit gaat over beeld. Maar je moet zeker 100 hrtz hebben. Anders kijken mensen je raar aan, heb ik gemerkt. Met minder dan 100 hrtz ben je een pauper. En dan de kleuren: ‘Dat en dat type is iets blauwer van kleur dan dat en dat type’. Ik had geen idee. Vervolgens kun je tv’s kopen met ingebouwde dvd spelers, mogelijkheden er het ‘web’ mee op te gaan, ingebouwde digitennekaarten, ambilight, doorzichtige randen, glimmende randen, zilverkleurige randen en ga zo maar door. En dan moet je geen LG kopen want LG, dat is echt niks. Kortom dit woud aan keuzes is ons niet in de koude kleren gaan zitten. H heeft vele middagen doorgebracht bij elektronicazaken en gister hebben we de eerste film op onze nieuwe tv gekeken. Ik vond het wel mooi. Ik kon de ondertiteling lezen zonder bril, we hebben er geen tv meubel voor nodig want hij hangt, en het is een zwarte. Ik ben tevreden.
woensdag 2 december 2009
APK
Zondagavond, 23.15 uur, de telefoon gaat. Ik zit rechtop in bed, zou er iets ernstigs met een familielid zijn? De meneer rent de kamer in, pakt mijn mobiel, onbekend nummer in Den Haag, wat zou er zijn? Ik neem op.
"Met [Caar]"
"Ja, goedenavond met Garagebedrijf L. U heeft vanavond uw auto voor de garage achtergelaten. De autopapieren zitten er niet in."
"Eh? O, ja, eh, in het portier aan de bestuurderskant."
"Goed hoor, dankuwel mevrouw."
"Dag."
Geen oog meer dichtgedaan.
"Met [Caar]"
"Ja, goedenavond met Garagebedrijf L. U heeft vanavond uw auto voor de garage achtergelaten. De autopapieren zitten er niet in."
"Eh? O, ja, eh, in het portier aan de bestuurderskant."
"Goed hoor, dankuwel mevrouw."
"Dag."
Geen oog meer dichtgedaan.
Heimelijke genoegens
Je bent een ambitieuze dertiger, je hebt een academische opleiding, soms zelfs dr. voor je naam. Je hebt een leuke, uitdagende baan, waarbij veel denkwerk verricht moet worden. Je bent cultureel geïnteresseerd, leest graag een goed boek, gaat naar musea en concerten, en je volgt de politieke ontwikkelingen nauwkeurig. Je leest elke dag een van de grote landelijke dagbladen van voor tot achter. Je kijkt naar Pauw en Witteman, wordt afgeleid door de pochet van Sven Kockelman, scheldt op Clairy Polak, luistert goed naar Ferry Mingele en geniet van Conny Mus. Toch?
Ik moet eerlijk bekennen dat ik mij in huiselijke omgeving de laatste tijd ontwikkeld heb tot een soort onbenullige puber. Als ik ’s avonds thuis kom uit werk ben ik moe en heb ik geen zin te lezen. In de sidebar van dit weblog staat al veel te lang hetzelfde boek, Eef is in de tussentijd al aan iets anders begonnen. Dat komt doordat ik bij thuiskomst de tv aanknal en op de bank plof. Zo rond een uur of half zes is er niet veel soeps op tv (mijn meneer is het hier niet mee eens, die leest altijd Teletekst) en dan kijk ik naar As the World Turns en/of Gilmore Girls. En/of, inderdaad, want ik zap ook nog eens de hele tijd heen en weer. Ik weet inderdaad dat beide series heel slecht zijn, daar hoef je mij niet van te overtuigen, ik ben immers een kenner, maar het grote voordeel van deze programma’s is dat je er niet bij hoeft na te denken. Erbij nadenken is zelfs sterk af te raden, want dan zou je heel depressief van je eigen toestand kunnen raken.
Dan hebben we het nu alleen nog maar over het begin van de doordeweekse avond. De zondag ziet er nog een stuk afschrikwekkender uit. In plaats van naar buiten te gaan, een wandeling te maken, een museum te bezoeken, een film te kijken, naar de dierentuin te gaan, zet ik resoluut de tv aan op mijn favoriete zender: Mtv. Ik hoorde pas iemand zeggen dat Mtv helemaal passé is, nou, bij mij beleeft de zender zijn gloriedagen. Op zondag is er namelijk altijd de Mtv Weekend Break en kan je de hele dag afleveringen van hetzelfde programma kijken. Mijn persoonlijk voorkeur gaat uit naar de reality-soap The Hills, een spin-off van de reality-soap Laguna Beach. Het genre van de reality-soap is een geniale uitvinding: Het lijkt allemaal echt, in tegenstelling tot andere series, maar ondertussen word je net zo hard geflest als bij de reguliere soap.
In The Hills wordt een aantal vrouwen van een jaar of twintig gevolgd: Heidi, Lauren en Audrina. Heidi is een soort barbiepop die zich vooral druk maakt om haar achterlijke vriendje Spencer, die de reden is dat ze niet meer met de rest omgaat. Lauren is de ‘slimme’ en de spil van de vriendengroep. Zij maakt zich vooral druk om het feit dat Heidi en Spencer over haar roddelen. Audrina is de stoere rockchick die zeurt over haar groezelige motorvriendje Justin Bobby. Hij heet overigens Justin Bobby, doordat hij zijn echte naam, Justin, saai vond en voortaan Bobby genoemd wilde worden. Klinkt als een goed idee hè? In de hele serie gebeurt eigenlijk niets noemenswaardigs en hierin zit ‘m voor mij dan ook de aantrekkingskracht. Je ziet de dames vooral lunchen op een terrasje, ’s avonds in een club cocktails drinken, of bij elkaar thuis langsgaan. Af en toe zitten ze achter een computer op hun werk bij een modeontwerper of een evenementenbureau. Tijdens al deze activiteiten doen ze slechts één ding: over elkaar praten. Het komt op mij allemaal heel overzichtelijk over. Nooit zie je ze in de rij staan bij een supermarkt met een kar vol wc-rollen, terwijl ze schelden dat driekwart van hun boodschappenlijstje uitverkocht was. Wat een heerlijk leven! Nooit een puistje, altijd mooie kleren en ook altijd netjes opgemaakt. En dat is waar je voor betaald wordt: er leuk uitzien en verder een beetje kletsen en cocktails drinken. Op een druilerige zondagmiddag is het precies wat ik nodig heb.
Andere programma’s die ik op zo’n moment heel goed kan hebben:
Made – Kneuzige kinderen worden in drie weken door een coach getraind om vervolgens goed te kunnen sporten, dansen, gitaarspelen, met als uiteindelijke doel: meisjes versieren en prom-king worden
Alles op het kanaal E for Entertainment, waar de meest nutteloze weetjes over bekende en ook zeer onbekende Hollywoodfiguren worden gebracht. Ik heb pas met Eef urenlang naar ‘The Red Carpet’ zitten kijken: een programma dat zich uitsluitend richt op actrices en met name op hun jurken. Je krijgt uitgebreid uitleg over de ontwerper, het ontwerp en waarom dit wel of juist niet goed bij de borsten of billen van deze actrice past.
A Shot at Love with Tila Tequila – Ik weet nog steeds niet wie Tila Tequila is, maar gezien haar uiterlijk schat ik haar in als een stripper. In dit programma is zij op zoek naar een geschikte partner m/v en de kandidaten moeten onderling vechten om haar tere hartje. Zij doen dit door bijvoorbeeld te modderworstelen of een striptease op te voeren.
The Girls of the Playboy Mansion – Een kijkje in het leven van de drie blonde, rondborstige vriendinnen van Hugh Heffner. Deze dames zijn zo heerlijk onbenullig, ze zouden workshops kunnen geven.
The City – Spin off van The Hills, waarin een van de dames het moet gaan maken in New York.
Taking the Stage – Een van de nieuwste Mtv hits. Reality soap die zich afspeelt op een soort middelbare school voor kunstzinnige kinderen. Bedoeling is dat zij het gaan maken als dansers, zangers, rockers of rappers.
Er is dus een grote schat aan juweeltjes op televisie, een schat aan programma’s waar je bij kunt uitrusten en waar je je aan kunt optrekken als het allemaal even wat minder gaat. Weg met actualiteitenprogramma’s, daar word je alleen maar gedeprimeerd van, hoera voor de reality-soap!
Ik moet eerlijk bekennen dat ik mij in huiselijke omgeving de laatste tijd ontwikkeld heb tot een soort onbenullige puber. Als ik ’s avonds thuis kom uit werk ben ik moe en heb ik geen zin te lezen. In de sidebar van dit weblog staat al veel te lang hetzelfde boek, Eef is in de tussentijd al aan iets anders begonnen. Dat komt doordat ik bij thuiskomst de tv aanknal en op de bank plof. Zo rond een uur of half zes is er niet veel soeps op tv (mijn meneer is het hier niet mee eens, die leest altijd Teletekst) en dan kijk ik naar As the World Turns en/of Gilmore Girls. En/of, inderdaad, want ik zap ook nog eens de hele tijd heen en weer. Ik weet inderdaad dat beide series heel slecht zijn, daar hoef je mij niet van te overtuigen, ik ben immers een kenner, maar het grote voordeel van deze programma’s is dat je er niet bij hoeft na te denken. Erbij nadenken is zelfs sterk af te raden, want dan zou je heel depressief van je eigen toestand kunnen raken.
Dan hebben we het nu alleen nog maar over het begin van de doordeweekse avond. De zondag ziet er nog een stuk afschrikwekkender uit. In plaats van naar buiten te gaan, een wandeling te maken, een museum te bezoeken, een film te kijken, naar de dierentuin te gaan, zet ik resoluut de tv aan op mijn favoriete zender: Mtv. Ik hoorde pas iemand zeggen dat Mtv helemaal passé is, nou, bij mij beleeft de zender zijn gloriedagen. Op zondag is er namelijk altijd de Mtv Weekend Break en kan je de hele dag afleveringen van hetzelfde programma kijken. Mijn persoonlijk voorkeur gaat uit naar de reality-soap The Hills, een spin-off van de reality-soap Laguna Beach. Het genre van de reality-soap is een geniale uitvinding: Het lijkt allemaal echt, in tegenstelling tot andere series, maar ondertussen word je net zo hard geflest als bij de reguliere soap.
In The Hills wordt een aantal vrouwen van een jaar of twintig gevolgd: Heidi, Lauren en Audrina. Heidi is een soort barbiepop die zich vooral druk maakt om haar achterlijke vriendje Spencer, die de reden is dat ze niet meer met de rest omgaat. Lauren is de ‘slimme’ en de spil van de vriendengroep. Zij maakt zich vooral druk om het feit dat Heidi en Spencer over haar roddelen. Audrina is de stoere rockchick die zeurt over haar groezelige motorvriendje Justin Bobby. Hij heet overigens Justin Bobby, doordat hij zijn echte naam, Justin, saai vond en voortaan Bobby genoemd wilde worden. Klinkt als een goed idee hè? In de hele serie gebeurt eigenlijk niets noemenswaardigs en hierin zit ‘m voor mij dan ook de aantrekkingskracht. Je ziet de dames vooral lunchen op een terrasje, ’s avonds in een club cocktails drinken, of bij elkaar thuis langsgaan. Af en toe zitten ze achter een computer op hun werk bij een modeontwerper of een evenementenbureau. Tijdens al deze activiteiten doen ze slechts één ding: over elkaar praten. Het komt op mij allemaal heel overzichtelijk over. Nooit zie je ze in de rij staan bij een supermarkt met een kar vol wc-rollen, terwijl ze schelden dat driekwart van hun boodschappenlijstje uitverkocht was. Wat een heerlijk leven! Nooit een puistje, altijd mooie kleren en ook altijd netjes opgemaakt. En dat is waar je voor betaald wordt: er leuk uitzien en verder een beetje kletsen en cocktails drinken. Op een druilerige zondagmiddag is het precies wat ik nodig heb.
Andere programma’s die ik op zo’n moment heel goed kan hebben:
Made – Kneuzige kinderen worden in drie weken door een coach getraind om vervolgens goed te kunnen sporten, dansen, gitaarspelen, met als uiteindelijke doel: meisjes versieren en prom-king worden
Alles op het kanaal E for Entertainment, waar de meest nutteloze weetjes over bekende en ook zeer onbekende Hollywoodfiguren worden gebracht. Ik heb pas met Eef urenlang naar ‘The Red Carpet’ zitten kijken: een programma dat zich uitsluitend richt op actrices en met name op hun jurken. Je krijgt uitgebreid uitleg over de ontwerper, het ontwerp en waarom dit wel of juist niet goed bij de borsten of billen van deze actrice past.
A Shot at Love with Tila Tequila – Ik weet nog steeds niet wie Tila Tequila is, maar gezien haar uiterlijk schat ik haar in als een stripper. In dit programma is zij op zoek naar een geschikte partner m/v en de kandidaten moeten onderling vechten om haar tere hartje. Zij doen dit door bijvoorbeeld te modderworstelen of een striptease op te voeren.
The Girls of the Playboy Mansion – Een kijkje in het leven van de drie blonde, rondborstige vriendinnen van Hugh Heffner. Deze dames zijn zo heerlijk onbenullig, ze zouden workshops kunnen geven.
The City – Spin off van The Hills, waarin een van de dames het moet gaan maken in New York.
Taking the Stage – Een van de nieuwste Mtv hits. Reality soap die zich afspeelt op een soort middelbare school voor kunstzinnige kinderen. Bedoeling is dat zij het gaan maken als dansers, zangers, rockers of rappers.
Er is dus een grote schat aan juweeltjes op televisie, een schat aan programma’s waar je bij kunt uitrusten en waar je je aan kunt optrekken als het allemaal even wat minder gaat. Weg met actualiteitenprogramma’s, daar word je alleen maar gedeprimeerd van, hoera voor de reality-soap!
Labels:
Caar,
Column,
Dertigers,
Tips,
Tv (hebben en kijken)
dinsdag 1 december 2009
Het leven zoals het is
Dit is een gastcolumn van de hand van onze gastcolumnist H.
Soms moet je gewoon accepteren dat er niet meer in zit. Het is een dooddoener, maar op een gegeven moet je je erbij neerleggen dat je nooit in een wit-rood-wit shirt toegejuicht zal worden door 50.000 toeschouwers in een vol stadion. Of dat je nooit wereldkampioen wielrennen zal worden. Wanneer houd je op om te dromen? Te fantaseren over het leven dat je had kunnen leiden als je andere keuzes had gemaakt? Of genoeg talent had gehad om uit te blinken in bijvoorbeeld voetbal of wielrennen? Of is het de factor tijd? Je bent er ook fysiek niet meer toe in staat. Je merkt er nu misschien nog maar weinig van, maar je lichaam is stiekem al aan het aftakelen.
Sommigen zullen dat wat eerder hebben dan anderen. Voor mij was dertig toch wel de kritische grens waarop je je realiseert dat een deel van je leven voorbij is en dat je keuzemogelijkheden beperkter zijn dan je tot dan toe dacht. Toen ik twintig werd, dacht ik: dit wordt een belangrijk decennium, want in de komende tien jaar ga ik afstuderen, een baan vinden en iemand waarvan ik denk het nog wel een jaar of veertig mee uit te houden, ga ik in een grotemensenhuis wonen, trouwen, kinderen krijgen. En win ik de Staatsloterij.
Dat laatste was al geen realistische verwachting, maar toen ik dertig werd, kwam ik tot de ontdekking dat ik nog niet de helft van de te realiseren doelen/dromen had volbracht. En dan tel ik het winnen van de Staatsloterij niet mee.
Als je jong bent, wordt je geleerd om te dromen, onze maatschappij wijst je er voortdurend op dat het mogelijk is om alles te bereiken, om bijzonder te worden en datgene te doen waar je goed in bent. The sky is the limit. Je kunt reiken naar de sterren. Je kunt zelf een ster worden. En iedereen wordt gelukkig en blij. Het is als het geloof in Sinterklaas. Een naïeve veronderstelling dat er van alles in je schoot wordt geworpen, als cadeautjes voor goed gedrag. Goed gedrag, is met andere woorden, de beloning voor hard werken. En dat wordt beloond. Je krijg niet zomaar een cadeau van de Goede Sint, maar alleen als je je gedraagt.
En dan hoor je een gerucht dat Sinterklaas niet bestaat. Je vraagt het aan je ouders en die bevestigen je bangste vermoedens: het is allemaal een verzinsel. Voor veel kinderen is het de eerste stap op weg naar volwassenheid. Je leert dat je niemand kunt vertrouwen (ook je ouders niet! Schokkend!) en dat jij en je leeftijdsgenootjes collectief voor de gek worden gehouden en dat iedereen, tot aan het Journaal aan toe, ook in het complot zit. Het is zelfs zo erg dat je in de supermarkt continu Sinterklaasliedjes moet aanhoren. Voor wie worden die gedraaid? Voor de kinderen die geloven? Alsof dat zulke consumenten zijn. Nee, dat zijn hun ouders en grootouders. Waarom worden de betalende klanten lastig gevallen met deze onzin? spatie Wat zegt dat over het leven zelf? Dat je herinnerd wordt aan je kinderdromen door middel van achterlijke liedjes die je gedurende een maand moet verdragen als je boodschappen gaat doen? Waarom doet iedereen mee met deze onzin, deze collectieve leugen?
Het Sinterklaas bedrog is symptomatisch voor de rest van je leven. Uiteindelijk is niets zoals het lijkt. Het leven is geen makkie, maar wel vaak leuk, met onverwachte cadeautjes – en soms ook trekken, sjouwen en afzien. Maar bedenk je wel: hard werken wordt niet altijd beloond. Soms is bijvoorbeeld de factor domme pech. En dat valt niet te sturen. Hoe goed je je ook gedraagt, hoe hard je werkt: soms krijg je geen cadeautje. Of eentje dat je liever had willen ruilen.
Sommigen leren het echter nooit. Die blijven geloven in sprookjes als rendement van 10% op beleggingen met geleend geld en blijven geloven in goedkope leningen waarmee je van je droomkeuken/-badkamer/-auto kunt genieten. Het succes van talentenshows geeft aan dat hopen mensen ook in hun volwassenheid behoefte hebben aan mee te kunnen dromen of mee te doen om hun droom na te jagen en een ster te zijn. Maar Susan Boyle staat in een 1:1.000.000 verhouding met alle andere mensen.
Wie zou op zijn zeventiende een glimp willen krijgen van zijn of haar leven 30 jaar later? Een blik in de toekomst op de baan die ze dan hebben, de auto waar ze in rijden, de persoon waarmee ze samenleven. Wie zal naar het leven van zijn oudere ik kijken en zeggen: “dit is precies wat ik me ervan had voorgesteld!” Wat droom je hiervan bewust? Wanneer komt het omslagpunt dat je een bad wilt en een zolder, net zoals je ouders? Ik heb jaren van mijn leven doorgebracht zonder een bad te willen - en zeker zonder zolder. Wie heeft ooit op de vraag: “wat wil je later worden?” geantwoord: verkoopster, bedrijfsjurist, ambtenaar, pompbediende? En welke kinderen die zeiden: politieagent of brandweerman en dat ook geworden zijn, zijn zich ervan bewust dat ze hun kinderdroom hebben ingevuld? En denken ze er nog steeds zo over?
Te somber? Zo is het niet bedoeld, de meeste mensen zullen tevreden zijn met hun bestaan, ook al hebben ze niet de baan of de partner waar ze ooit van droomden. Op een gegeven moment accepteer je dat er plekken op aarde zijn die je wilde zien, maar die je nooit zult zien, omdat je maar zoveel keer op vakantie kunt en je domweg de tijd ontbreekt voordat je te oud of te dood bent. Je realiseert je dat de keuzes die je vandaag maakt, bepalend zijn voor je leven voor de komende jaren en dat die keuzes definitief zijn. Je stond een tijdje terug op een zevensprong en je bent vastberaden één weg ingeslagen. Misschien heb je spijt, is het een hobbelige weg, die deels versperd is en kun je nog een keer omdraaien en één van de andere paden op, maar alle zeven ga je echt meer redden. En dan moet je accepteren dat er niet meer inzit. En je accepteert die Sinterklaasliedjes in de Albert Heijn.
Soms moet je gewoon accepteren dat er niet meer in zit. Het is een dooddoener, maar op een gegeven moet je je erbij neerleggen dat je nooit in een wit-rood-wit shirt toegejuicht zal worden door 50.000 toeschouwers in een vol stadion. Of dat je nooit wereldkampioen wielrennen zal worden. Wanneer houd je op om te dromen? Te fantaseren over het leven dat je had kunnen leiden als je andere keuzes had gemaakt? Of genoeg talent had gehad om uit te blinken in bijvoorbeeld voetbal of wielrennen? Of is het de factor tijd? Je bent er ook fysiek niet meer toe in staat. Je merkt er nu misschien nog maar weinig van, maar je lichaam is stiekem al aan het aftakelen.
Sommigen zullen dat wat eerder hebben dan anderen. Voor mij was dertig toch wel de kritische grens waarop je je realiseert dat een deel van je leven voorbij is en dat je keuzemogelijkheden beperkter zijn dan je tot dan toe dacht. Toen ik twintig werd, dacht ik: dit wordt een belangrijk decennium, want in de komende tien jaar ga ik afstuderen, een baan vinden en iemand waarvan ik denk het nog wel een jaar of veertig mee uit te houden, ga ik in een grotemensenhuis wonen, trouwen, kinderen krijgen. En win ik de Staatsloterij.
Dat laatste was al geen realistische verwachting, maar toen ik dertig werd, kwam ik tot de ontdekking dat ik nog niet de helft van de te realiseren doelen/dromen had volbracht. En dan tel ik het winnen van de Staatsloterij niet mee.
Als je jong bent, wordt je geleerd om te dromen, onze maatschappij wijst je er voortdurend op dat het mogelijk is om alles te bereiken, om bijzonder te worden en datgene te doen waar je goed in bent. The sky is the limit. Je kunt reiken naar de sterren. Je kunt zelf een ster worden. En iedereen wordt gelukkig en blij. Het is als het geloof in Sinterklaas. Een naïeve veronderstelling dat er van alles in je schoot wordt geworpen, als cadeautjes voor goed gedrag. Goed gedrag, is met andere woorden, de beloning voor hard werken. En dat wordt beloond. Je krijg niet zomaar een cadeau van de Goede Sint, maar alleen als je je gedraagt.
En dan hoor je een gerucht dat Sinterklaas niet bestaat. Je vraagt het aan je ouders en die bevestigen je bangste vermoedens: het is allemaal een verzinsel. Voor veel kinderen is het de eerste stap op weg naar volwassenheid. Je leert dat je niemand kunt vertrouwen (ook je ouders niet! Schokkend!) en dat jij en je leeftijdsgenootjes collectief voor de gek worden gehouden en dat iedereen, tot aan het Journaal aan toe, ook in het complot zit. Het is zelfs zo erg dat je in de supermarkt continu Sinterklaasliedjes moet aanhoren. Voor wie worden die gedraaid? Voor de kinderen die geloven? Alsof dat zulke consumenten zijn. Nee, dat zijn hun ouders en grootouders. Waarom worden de betalende klanten lastig gevallen met deze onzin? spatie Wat zegt dat over het leven zelf? Dat je herinnerd wordt aan je kinderdromen door middel van achterlijke liedjes die je gedurende een maand moet verdragen als je boodschappen gaat doen? Waarom doet iedereen mee met deze onzin, deze collectieve leugen?
Het Sinterklaas bedrog is symptomatisch voor de rest van je leven. Uiteindelijk is niets zoals het lijkt. Het leven is geen makkie, maar wel vaak leuk, met onverwachte cadeautjes – en soms ook trekken, sjouwen en afzien. Maar bedenk je wel: hard werken wordt niet altijd beloond. Soms is bijvoorbeeld de factor domme pech. En dat valt niet te sturen. Hoe goed je je ook gedraagt, hoe hard je werkt: soms krijg je geen cadeautje. Of eentje dat je liever had willen ruilen.
Sommigen leren het echter nooit. Die blijven geloven in sprookjes als rendement van 10% op beleggingen met geleend geld en blijven geloven in goedkope leningen waarmee je van je droomkeuken/-badkamer/-auto kunt genieten. Het succes van talentenshows geeft aan dat hopen mensen ook in hun volwassenheid behoefte hebben aan mee te kunnen dromen of mee te doen om hun droom na te jagen en een ster te zijn. Maar Susan Boyle staat in een 1:1.000.000 verhouding met alle andere mensen.
Wie zou op zijn zeventiende een glimp willen krijgen van zijn of haar leven 30 jaar later? Een blik in de toekomst op de baan die ze dan hebben, de auto waar ze in rijden, de persoon waarmee ze samenleven. Wie zal naar het leven van zijn oudere ik kijken en zeggen: “dit is precies wat ik me ervan had voorgesteld!” Wat droom je hiervan bewust? Wanneer komt het omslagpunt dat je een bad wilt en een zolder, net zoals je ouders? Ik heb jaren van mijn leven doorgebracht zonder een bad te willen - en zeker zonder zolder. Wie heeft ooit op de vraag: “wat wil je later worden?” geantwoord: verkoopster, bedrijfsjurist, ambtenaar, pompbediende? En welke kinderen die zeiden: politieagent of brandweerman en dat ook geworden zijn, zijn zich ervan bewust dat ze hun kinderdroom hebben ingevuld? En denken ze er nog steeds zo over?
Te somber? Zo is het niet bedoeld, de meeste mensen zullen tevreden zijn met hun bestaan, ook al hebben ze niet de baan of de partner waar ze ooit van droomden. Op een gegeven moment accepteer je dat er plekken op aarde zijn die je wilde zien, maar die je nooit zult zien, omdat je maar zoveel keer op vakantie kunt en je domweg de tijd ontbreekt voordat je te oud of te dood bent. Je realiseert je dat de keuzes die je vandaag maakt, bepalend zijn voor je leven voor de komende jaren en dat die keuzes definitief zijn. Je stond een tijdje terug op een zevensprong en je bent vastberaden één weg ingeslagen. Misschien heb je spijt, is het een hobbelige weg, die deels versperd is en kun je nog een keer omdraaien en één van de andere paden op, maar alle zeven ga je echt meer redden. En dan moet je accepteren dat er niet meer inzit. En je accepteert die Sinterklaasliedjes in de Albert Heijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)