De match begon en het was onmiddellijk te zien, dat de Vitessers de sterksten waren. Zij zwermden bijna voortdurend om het A.F.C.-doel heen, en Kaak, de keeper, moest dadelijk in het begin al 'n paar gevaarlijke ballen wegwerken.
‘O je, 't gaat mis, hoor!’ zei Kees. Nee hij had het al in de gaten, de kampioens-medaille ging hun neus vandaag voorbij.
‘Kijk me nou dat gemodder es an!’ riep Heesink.
‘Er is helemaal geen samenspel in die voorhoede! Ze spelen allemaal maar op zichzelf!’
Eddy moest het toegeven: het leek op niks! Die Roosen speelde, alsof er geen Cosijn naast hem stond, alsof hij 't alles alleen wou doen. Zoo konden ze wel naar huis gaan!
J.B. Schuil, De A.F.C.-ers, pp. 285-286.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten