Het is denk ik een jaar of tien geleden dat ik met vriendin M. naar Italië op vakantie ging. Als ik terugdenk aan die vakantie overvalt mij steeds een gevoel van weemoedigheid en verwondering. Weemoedig omdat het zo leuk was. Verwondering omdat het bij vlagen belachelijk en rommelig was.
De aanleiding voor de reis was vriendin G. die toen een half jaar in Florence studeerde. We vlogen echter niet op Florence, omdat dat veel duurder was. In plaats daarvna vlogen we op Bologna, waar we meteen al vertaging hadden doordat mijn tas niet was meegekomen. Bologna heeft een klein vliegveld zonder faciliteiten, waardoor wij urenlang op de grond in een verlaten hal naast een stilstaande bagageband hebben gezeten. Daarna gingen we met de bus naar een onbekende camping bij Bologna. Op deze camping bleek geen van de medewerkers iets anders dan Italiaans te spreken, wat ons vrij onhandig leek op een plek waar veel toeristen kwamen. 's Avonds bestelden we in het Frans een bord pasta, wat ook niet begrepen werd zodat we op de kaart wezen en "due penne per favore" brabbelden. Mijn herinnering aan Bologna is dat het heel mooi was en heel warm. Op de camping was het niet minder warm. Na een dagje smelten in de stad zijn we op de terugweg een ge-aircode snackbar ingelopen, waar we vervolgens een uur over een glas cola hebben gedaan. Instinctieve overlevingsdrang. En geldgebrek.
Dat geldgebrek vertaalde zich ook in onze eetgewoontes. We wilden zo veel mogelijk zelf koken, wat best een uitdaging is met slechts één kookpit. De eenpansmaaltijd was het helemaal: een zak pasta met saus waar je alleen nog kokend water bij hoefde te gooien en daar roerden we dan de ene avond doperwten door, de andere avond maïs. Daar een heerlijk glas goedkope wijn bij (kurk naar binnen geslagen, want geen kurkentrekker), die wij direct uit de fles of uit een plastic mok dronken.
Met de trein reisden we door naar Florence, waar we een camping vonden vlak onder het Piazza Michelangelo. Onze voettocht naar boven duurde lang, ook omdat we eerst verkeerd liepen. Dit doordat de weg versperd werd door een kwijlende debiel met zijn hand aan zijn kruis, onderwijl Italiaanse klanken brommend. We probeerden snel door te lopen, maar dat is nog niet eenvoudig met kampeerbepakking en bergopwaarts. Bij de ingang van de camping wisten we hem af te schudden en we vonden een kleine doch schaduwrijke plek voor ons tentje. Toen we geïnstalleerd waren (wat even duurde doordat we werden afgegeleid door een jongen die wanhopig en in de brandende zon zijn gastankje probeerde te installeren, om het vervolgens, in de brandende zon dus, over zichzelf en zijn tent leeg te laten spuiten) keken we vanaf ons matje (geen stoelen nee) tevreden om ons heen. Achter de boom hoorde M. ineens een zacht geluid. Eens kijken wat dat was. Hee, daar zat een hek, de omheining van de camping. Wat zou dat geluid toch zijn? Samen tuurden we door het gaas en daar stonden we plots oog in oog met de kwijlende man, die zachtjes naar ons kreunde.
Zuchtend hingen we onze handdoeken voor het hek om het uitzicht te belemmeren en vluchtten we vervolgens naar het appartement van vriendin G. Daar wilden we liever ook niet meer weg. Voor m'n gevoel hebben we daar dagen rondgehangen. Het was alsof je in L'Auberge Espagnol was terechtgekomen en dan met heerlijk Italiaans eten en wijn tot in de kleine uurtjes. Uiteindelijk zijn we ook daar weer weggegaan, dronken en om zeven uur 's ochtends, toen we de tent voor tienen ingepakt moesten hebben. Daarna hebben we nog op een camping aan de kust bij Viareggio gestaan. Het was heerlijk, gezellig, belachelijk en spannend. Iedere keer als we iets moesten betalen waren we bang dat dat niet meer zou lukken, maar dankzij ons doperwtendieet zijn we zonder problemen de vakantie doorgekomen. En misschien ook doordat onze ouders nog wat extra's hadden overgemaakt. Dat kan niet anders. Het was ook een idioot plan, blut op vakantie. Idioot maar prachtig. Zie je, nou ben ik toch weer weemoedig.
Ik ga de foto's maar weer eens bekijken...
BeantwoordenVerwijderen