Op de website van Elsevier verscheen vorige week een vreemd bericht. Het had de titel: ‘Wat mannen geheim houden voor hun vrouwen.’ De titel begon goed, dat stukje wilde ik wel lezen. Met stijgende verbazing heb ik de inhoud van het stuk tot mij genomen. In het stuk zijn zeven ‘geheimen’ opgenomen. Waarbij bij de behandeling van die zogenaamde geheimen een bijzonder staaltje psychologie van de koude grond wordt tentoon gespreid en waarbij tevens niet geschuwd wordt eens lekker te generaliseren en een paar hele oude open deuren in te trappen. Begrijp me niet verkeerd, ik ben zelf niet vies van generaliseren. Zo zul je mij in het verkeer regelmatig op de volgende zinnen kunnen betrappen: ‘Vast een vrouw/bejaarde/man met een kleine.’ Maar dit ging mij, ook een psycholoog van de koude grond, toch wat ver. Daar komt nog bij dat de titel de lading niet dekt want in slechts één geval is er volgens mij misschien sprake van een geheim (nummer vier), maar of ik dat nou zo schokkend vind. De genoemde geheimen zijn of mythes of verschillen of generaliserende teksten waarbij ik mij als ik een man was wel enigszins beledigd zou kunnen voelen. Maar goed, hieronder de geheimen.
Geheim één: Mannen kijken naar alle mooie vrouwen. Dit is geen geheim. Wat een onzin. Tuurlijk kijken mannen naar mooie vrouwen. Ik kijk ook naar mooie vrouwen. Ik wijs mijn man soms zelfs op mooie vrouwen. Mijn man vertelt mij zelfs wel eens als hij een opvallende vrouw heeft gezien terwijl ik er niet bij was. Bijvoorbeeld een vrouw met een heel kort rokje of een heel diep decolleté. Dit is dus geen ‘geheim’.
Geheim nummer twee is het geheim ‘dat een man soms de deur uit moet’. In de toelichting staat dat een man graag het huishouden achter zich laat en dat zijn hang naar vrijheid er voor zorgt dat hij graag de deur uit wil en zich met iets anders dan het huishouden wil bezig houden. Mijn hemel, dat willen vrouwen toch ook? Ik sta me toch niet voor mijn plezier met de was en de stofzuiger bezig te houden? Ik wil ook wel eens weg en ruimte en tijd voor mezelf hebben. En ik ben geen man. En ik heb niet gemerkt dat mannen die drang sterker hebben dan vrouwen. Of dat een man zijn afschuw van het huishouden en zijn behoefte aan eigen tijd geheim probeert te houden.
Geheim drie: Hij zweert trouw, maar niet helemaal. Het stukje eronder zegt: “Terwijl vrouwen de wederzijdse liefde met hun partners graag geregeld, bezegeld en gegarandeerd zien in het vastleggen van eeuwige trouw, zit er in vele mannen een heel klein stemmetje dat iets anders zegt. Het is een door angst en testosteron gevoed relativerend stemmetje, dat de strakke echtelijke beloftes te benauwend vindt. Het gaat er stiekem van uit dat de vrijheid van de jagende man niet zo heel erg aan banden hoeft te worden gelegd.” Wat een heerlijk generaliserend gelul. Alsof alle vrouwen willen trouwen en alle mannen (willen) vreemdgaan. Ik zeg er verder niks meer over.
Volgens geheim vier geeft ‘geld verdienen de man aanzien’. Ik ken geen man die het belangrijk vindt dat hij zelf de kostwinner is (dat betekent dit geheim namelijk voor dit stukje), maar goed misschien zijn die er wel maar niet in mijn vriendenkring, of misschien zijn die er wel in mijn vriendenkring maar durven zij dat niet te zeggen. Als het al een geheim is in die zin dat deze stelling waar is, dan vind ik het niet echt een schokkend geheim. Van mij had het wel geheim mogen blijven.
Volgens geheim nummer vijf klaart de man graag een klusje. Ja, en alle vrouwen houden van koken. Volgens geheim nummer zes begrijpen mannen vrouwen niet en vrouwen mannen niet. De laatste zin van het stukje is de grootste open deur ter wereld die ik al zo vaak heb langs zien komen:“Vrouwen zoeken vooral erkenning voor hun problemen en gevoelens, mannen zoeken voor hun problemen en emoties kant en klare oplossingen.” ZUCHT. Geheim zeven:’Ja, mannen zijn pubers.’ Mannen houden van tachtig-delig zakmessen, daar komt de analyse van geheim zeven op neer. Wat een ge-eikel zeg. Van dit soort stukjes krijg ik altijd de neiging om hard boerend met een flesje bier en een pizza de Champions League te gaan kijken. Met mijn zakmes naast me. En mijn hand in mijn trainingsbroek. En witte tennissokken aan.
maandag 30 november 2009
vrijdag 27 november 2009
George Orwell - 1984
1984, wat kun je daar nou nog voor verfrissends over zeggen. Ik vond het een heel goed boek. Eén van de beste boeken die ik ooit gelezen heb. Heb het in een paar dagen uitgelezen en kon er daarna niet meer van slapen. Meer kan ik er niet over zeggen zonder het plot weg te geven…
4,8 sterren (van de vijf)
4,8 sterren (van de vijf)
Feestjes van vroeger
Vroeger, op de middelbare school, was ik nooit in de kroeg te vinden. Ik ging weleens wat drinken in de stad, maar dan nam ik een cola en dan was ik om een uur of twaalf weer thuis. Niet heel spannend dus. Met de meeste van mijn vrienden sprak ik thuis af en dan gingen we film kijken of rare sketches opnemen op een casettebandje. Een enkele keer ben ik bij een vriendinnetje in het dorp B. blijven slapen en dan gingen we naar een schuurfeest met een paar van haar vriendinnen. Heel stoer vond ik dat. Zij hoefde niet vroeg thuis te zijn en ik daardoor ook niet. Het feest was, uiteraard, in een schuur, er lag stro op de vloer, er werd met bier gegooid en er liepen stoere mannen met strakke shirts en vies haar. Dat vond ik toen ook al. Soms werd je in je kont geknepen. Als je dan omkeek wezen er twee glazenwassers naar elkaar. Op een gegeven moment was ik altijd mijn vriendinnetjes kwijt. Er zat er dan altijd wel eentje urenlang achterstevoren op de wc, een ander was, letterlijk, in een weiland beland met een jongen. Ik was het dan zat, maar dat zei ik niet want dat was niet stoer.
Mijn eindexamenfeest was al even prachtig. Het was in een of andere blokhut in een park in Z. Aangezien het mijn eindexamenfeest was mocht ik langer blijven en broer had beloofd me op te halen om een uur of half twee. Tijdens het feest was er één onbekende jongen, namelijk de DJ. Wat ik toen heel stoer vond, en nu heel triest, is dat ik die avond wat met de DJ had, tussen de plaatjes door. Op een gegeven moment begon hij helaas allerlei oneerbare voorstellen in mijn oor te fluisteren (voorstellen? Nee, meer mededelingen: “ik wil dit” en “ik wil zo graag dat”), zodat ik me uit zijn greep heb losgerukt. Toen kwam ik echter niet meer van hem af terwijl ik allemaal overdreven geanimeerde gesprekken aanknoopte met klasgenoten. Kwart voor twee was broer er (eindelijk!) en ik liep snel met hem naar de auto. Achtervolgd door de DJ, die mij blootstelde aan een spervuur van vragen, althans, zo voelde het. “Waarom ga je nu al weg? Wat is je telefoonnummer? Waar woon je? Ik kan morgen wel even langskomen? O je moet werken, waar dan? Dan kan ik daar wel even langskomen?” Broer was helemaal stil van de vasthoudendheid van de DJ. Ik kreeg het er benauwd van. Ik weet nog goed dat ik, om er maar van af te zijn, gezegd heb dat ik zo ontzettend dronken was dat ik geen idee meer had waar ik de volgende dag moest werken. Broer hield gelukkig wijselijk zijn mond.
Alles veranderde toen ik met broer meeging naar feestjes, in mijn eerste studiejaar, toen ik nog thuis woonde. In deze setting heb ik ook nader kennisgemaakt met Eef, die ik tot dan toe vooral kende van het naar elkaar zwaaien toen ik bij de poelier en zij daar tegenover bij de groenteboer werkte. (Tussen ons in was een brasserie waar Georgina Verbaan werkte, is dat niet inetessant?)Ik weet nog heel goed dat er dat jaar een feestje in haar studentenhuis was en ik ging daar ook naartoe, met broer, in de auto van een vriend van hem. Er zijn nog foto’s van dit feestje: er hangen slingers, iedereen heeft een plastic bekertje of een biertje in zijn hand, en mijn wangen waren paars. Alcohol was ik niet gewend en toen we eindelijk thuis waren, waren we allebei in een uitgelaten stemming. De volgende dag zat mijn trui onder de tandpasta doordat broer de hele tijd omviel tijdens het poetsen. Prachtig vond ik die avond, dat wilde ik ook, en niet lang daarna ben ik zelf ook op kamers gaan wonen.
Mijn eindexamenfeest was al even prachtig. Het was in een of andere blokhut in een park in Z. Aangezien het mijn eindexamenfeest was mocht ik langer blijven en broer had beloofd me op te halen om een uur of half twee. Tijdens het feest was er één onbekende jongen, namelijk de DJ. Wat ik toen heel stoer vond, en nu heel triest, is dat ik die avond wat met de DJ had, tussen de plaatjes door. Op een gegeven moment begon hij helaas allerlei oneerbare voorstellen in mijn oor te fluisteren (voorstellen? Nee, meer mededelingen: “ik wil dit” en “ik wil zo graag dat”), zodat ik me uit zijn greep heb losgerukt. Toen kwam ik echter niet meer van hem af terwijl ik allemaal overdreven geanimeerde gesprekken aanknoopte met klasgenoten. Kwart voor twee was broer er (eindelijk!) en ik liep snel met hem naar de auto. Achtervolgd door de DJ, die mij blootstelde aan een spervuur van vragen, althans, zo voelde het. “Waarom ga je nu al weg? Wat is je telefoonnummer? Waar woon je? Ik kan morgen wel even langskomen? O je moet werken, waar dan? Dan kan ik daar wel even langskomen?” Broer was helemaal stil van de vasthoudendheid van de DJ. Ik kreeg het er benauwd van. Ik weet nog goed dat ik, om er maar van af te zijn, gezegd heb dat ik zo ontzettend dronken was dat ik geen idee meer had waar ik de volgende dag moest werken. Broer hield gelukkig wijselijk zijn mond.
Alles veranderde toen ik met broer meeging naar feestjes, in mijn eerste studiejaar, toen ik nog thuis woonde. In deze setting heb ik ook nader kennisgemaakt met Eef, die ik tot dan toe vooral kende van het naar elkaar zwaaien toen ik bij de poelier en zij daar tegenover bij de groenteboer werkte. (Tussen ons in was een brasserie waar Georgina Verbaan werkte, is dat niet inetessant?)Ik weet nog heel goed dat er dat jaar een feestje in haar studentenhuis was en ik ging daar ook naartoe, met broer, in de auto van een vriend van hem. Er zijn nog foto’s van dit feestje: er hangen slingers, iedereen heeft een plastic bekertje of een biertje in zijn hand, en mijn wangen waren paars. Alcohol was ik niet gewend en toen we eindelijk thuis waren, waren we allebei in een uitgelaten stemming. De volgende dag zat mijn trui onder de tandpasta doordat broer de hele tijd omviel tijdens het poetsen. Prachtig vond ik die avond, dat wilde ik ook, en niet lang daarna ben ik zelf ook op kamers gaan wonen.
donderdag 26 november 2009
Topografieles
De afgelopen weken heb ik ontdekt dat ik nogal een controlfreak ben. Ik wist dat eigenlijk al wel, maar het is me eens te meer duidelijk geworden. Mijn geliefde heeft een weekendje weg geregeld en waar we heen gaan is een verrassing. Dit zou voor mij heel ontspannend moeten zijn. Want ten eerste hoef ik nu niet vooraf na te denken over waar we heen gaan. Ten tweede hoef ik niet alle hotels in de omgeving te scannen op plafondplaten en andere indicaties die aangeven dat het eigenlijk niet zo’n hip/leuk/gezellig hotel is als ik zou willen. Daarnaast hoef ik niet het hele internet af te speuren naar de beste aanbieding. En tot slot hoef ik niet, als ik een keuze heb gemaakt waar we heen gaan, alle wandelroutes, musea, restaurants en andere bezienswaardigheden van de omgeving te onderzoeken. Jaja, ik bereid me altijd goed voor. Maar nu hoeft dat dus niet, want het is allemaal voor me geregeld.
Maar nu heb ik wel enkele hints opgevangen over het oord waar wij gaan verblijven. En nu heb ik er, zielig genoeg, een sport van gemaakt om te ontdekken waar we dan heen gaan. Iets wat niet heel ontspannend werkt. Maar wel heel leuk is. Een extra complicatie vormt het feit dat de hints die ik heb gekregen waarschijnlijk niet allemaal juist zijn. Ik moet dus per hint overwegen of ik denk dat hij waar is of niet. En dit heeft dus geresulteerd in een uren durende zoektocht over het internet naar het juiste hotel.
Eén van de gegeven hints is dat de plaatsnaam van het dorp danwel de stad waar we heen gaan begint met een U. Ik ben blij dat de plaatsnaamhint geen W was, want plaatsnamen met een W, zijn er volgens wikipedia echt heel veel, zie hier. Met een U zijn er gelukkig veel minder in Nederland (als het hotel ook echt in Nederland ligt, wat één van de hints was). In totaal zijn er, volgens wikipedia, in Nederland negenentwintig plaatsnamen met een U: Ubachsberg, Ubbenga, Ubbergen, Uddel, Uden, Udenhout, Uffelte, Ugchelen, Uitdam, Uitgeest, Uithoorn, Uithuizen, Uithuizermeeden, Uitwellingerga, Uitwierde, Uitwijk, Ulestraten, Ulft, Ulicoten, Ulrum, Ulsda, Ulvenhout, Ureterp, Urk, Urmond, Ursem, Usquert, Usselo en Utrecht. Google je echter per provincie dan komen er ineens veel meer plaatsnamen te voorschijn. Dit gebeurde mij namelijk met Limburg. Ik klamp me echter maar vast aan wikipedia. Je moet je ergens aan vast klampen in dit leven.
Nou hoef ik niet al die plaatsen op wikipedia te gaan nalopen, want sommige plaatsen vallen meteen af. Zo weet ik dat de plaatsen in Zuid-Holland niet relevant zijn omdat mij is beloofd dat we niet in Zuid-Holland zullen verblijven. Dat maakt de zoektocht echter niet makkelijker want als ik het goed heb gezien liggen er in Zuid-Holland geen plaatsnamen met een U.
Ik denk zelf dat de provincies Drenthe, Limburg en Gelderland de beste kans maken vanwege hun landschap en bezienswaardigheden. Maar om nu Friesland en Groningen ook meteen weg te strepen gaat misschien wat ver. En nou ben ik redelijk in topografie, maar veel van de plaatsnamen met een U ken ik niet, en als ik ze wel ken weet ik niet altijd waar ze liggen. Noord-Holland acht ik echter nog onwaarschijnlijker dan Friesland en Groningen en dus vallen Uitdam, Uitgeest, Uithoorn en Ursum af. Dat scheelt. Noord-Brabant streep ik weg, maar op het gevaar af mis te zitten. Maar Brabant vind ik gewoon niet iets voor een weekend weg. Het spijt me beste Brabanders, maar ik zie het gewoon niet zo voor me. Dus de volgende dorpen vallen af: Uden, Udenhout, Uitwijk, Ulicoten en Ulvenhout. Ik meen dat ik wel eens in Uden ben geweest en ook in Ulvenhout, het zijn geen dorpen die me levendig bij zijn gebleven en dus durf ik ze wel te passeren. De stad Utrecht valt af gewoon omdat het Utrecht is. Net als Urk, Urk lijkt me een onwaarschijnlijke bestemming. Ubbergen valt af omdat we van het voorjaar nog in Berg en Dal zijn geweest. Dat ligt er naast en om nou twee keer in een jaar te gaan wandelen in die hoek lijkt me wel wat ver gaan. Hoewel we daar nog wel het één en ander te zien hebben, maar ik acht de kans op één of andere manier niet groot. Ubbenga kan ik helemaal niet vinden op een kaart. Wel Ubbena, dat ligt bij Assen. Zal dat hetzelfde zijn? Maar ze hebben er vast geen hotel, dus ik denk niet dat ik me daar druk om ga maken.
Uithuizen zou kunnen, het ligt in Groningen net als Uithuizermeeden, Ulrum, Ulsda, Uitwierde en Usquert. De Groningers houden van plaatsnamen met een U zo te zien. Uitwellingerga en Ureterp liggen in Friesland. Het zijn zowel in Groningen als Friesland allemaal wel erg kleine plaatsen, dus misschien moet ik ze toch maar wegstrepen. Als ik Groningen en Friesland wegstreep houd ik 12 plaatsen over.
Uddel ligt op de Veluwe en is dus een optie. Net als Ugchelen bij Apeldoorn, Ulft in de Achterhoek en Usselo bij Enschede. Uffelte is een optie omdat het een pittoresk dorp in Drenthe is. Alle plaatsen in Limburg zijn een optie: Ulestraten, Ubachsberg, Uffelse, Uffelsen, Ulfterhoek, Ulvend, Urmond. Nu moet ik dus gaan uitzoeken of er in die plaatsen een hotel ligt. En dan maar hopen dat de hint van U ook echt een hint was en geen poging tot misleiding.
Maar nu heb ik wel enkele hints opgevangen over het oord waar wij gaan verblijven. En nu heb ik er, zielig genoeg, een sport van gemaakt om te ontdekken waar we dan heen gaan. Iets wat niet heel ontspannend werkt. Maar wel heel leuk is. Een extra complicatie vormt het feit dat de hints die ik heb gekregen waarschijnlijk niet allemaal juist zijn. Ik moet dus per hint overwegen of ik denk dat hij waar is of niet. En dit heeft dus geresulteerd in een uren durende zoektocht over het internet naar het juiste hotel.
Eén van de gegeven hints is dat de plaatsnaam van het dorp danwel de stad waar we heen gaan begint met een U. Ik ben blij dat de plaatsnaamhint geen W was, want plaatsnamen met een W, zijn er volgens wikipedia echt heel veel, zie hier. Met een U zijn er gelukkig veel minder in Nederland (als het hotel ook echt in Nederland ligt, wat één van de hints was). In totaal zijn er, volgens wikipedia, in Nederland negenentwintig plaatsnamen met een U: Ubachsberg, Ubbenga, Ubbergen, Uddel, Uden, Udenhout, Uffelte, Ugchelen, Uitdam, Uitgeest, Uithoorn, Uithuizen, Uithuizermeeden, Uitwellingerga, Uitwierde, Uitwijk, Ulestraten, Ulft, Ulicoten, Ulrum, Ulsda, Ulvenhout, Ureterp, Urk, Urmond, Ursem, Usquert, Usselo en Utrecht. Google je echter per provincie dan komen er ineens veel meer plaatsnamen te voorschijn. Dit gebeurde mij namelijk met Limburg. Ik klamp me echter maar vast aan wikipedia. Je moet je ergens aan vast klampen in dit leven.
Nou hoef ik niet al die plaatsen op wikipedia te gaan nalopen, want sommige plaatsen vallen meteen af. Zo weet ik dat de plaatsen in Zuid-Holland niet relevant zijn omdat mij is beloofd dat we niet in Zuid-Holland zullen verblijven. Dat maakt de zoektocht echter niet makkelijker want als ik het goed heb gezien liggen er in Zuid-Holland geen plaatsnamen met een U.
Ik denk zelf dat de provincies Drenthe, Limburg en Gelderland de beste kans maken vanwege hun landschap en bezienswaardigheden. Maar om nu Friesland en Groningen ook meteen weg te strepen gaat misschien wat ver. En nou ben ik redelijk in topografie, maar veel van de plaatsnamen met een U ken ik niet, en als ik ze wel ken weet ik niet altijd waar ze liggen. Noord-Holland acht ik echter nog onwaarschijnlijker dan Friesland en Groningen en dus vallen Uitdam, Uitgeest, Uithoorn en Ursum af. Dat scheelt. Noord-Brabant streep ik weg, maar op het gevaar af mis te zitten. Maar Brabant vind ik gewoon niet iets voor een weekend weg. Het spijt me beste Brabanders, maar ik zie het gewoon niet zo voor me. Dus de volgende dorpen vallen af: Uden, Udenhout, Uitwijk, Ulicoten en Ulvenhout. Ik meen dat ik wel eens in Uden ben geweest en ook in Ulvenhout, het zijn geen dorpen die me levendig bij zijn gebleven en dus durf ik ze wel te passeren. De stad Utrecht valt af gewoon omdat het Utrecht is. Net als Urk, Urk lijkt me een onwaarschijnlijke bestemming. Ubbergen valt af omdat we van het voorjaar nog in Berg en Dal zijn geweest. Dat ligt er naast en om nou twee keer in een jaar te gaan wandelen in die hoek lijkt me wel wat ver gaan. Hoewel we daar nog wel het één en ander te zien hebben, maar ik acht de kans op één of andere manier niet groot. Ubbenga kan ik helemaal niet vinden op een kaart. Wel Ubbena, dat ligt bij Assen. Zal dat hetzelfde zijn? Maar ze hebben er vast geen hotel, dus ik denk niet dat ik me daar druk om ga maken.
Uithuizen zou kunnen, het ligt in Groningen net als Uithuizermeeden, Ulrum, Ulsda, Uitwierde en Usquert. De Groningers houden van plaatsnamen met een U zo te zien. Uitwellingerga en Ureterp liggen in Friesland. Het zijn zowel in Groningen als Friesland allemaal wel erg kleine plaatsen, dus misschien moet ik ze toch maar wegstrepen. Als ik Groningen en Friesland wegstreep houd ik 12 plaatsen over.
Uddel ligt op de Veluwe en is dus een optie. Net als Ugchelen bij Apeldoorn, Ulft in de Achterhoek en Usselo bij Enschede. Uffelte is een optie omdat het een pittoresk dorp in Drenthe is. Alle plaatsen in Limburg zijn een optie: Ulestraten, Ubachsberg, Uffelse, Uffelsen, Ulfterhoek, Ulvend, Urmond. Nu moet ik dus gaan uitzoeken of er in die plaatsen een hotel ligt. En dan maar hopen dat de hint van U ook echt een hint was en geen poging tot misleiding.
woensdag 25 november 2009
Het is weer eind november
E: "We moeten het vanavond ook even hebben over de kerstkaarten."
H: "Is goed."
H: "Is goed."
Ook moe
De laatste tijd ben ik een beetje moe. Ik ben voor het laatst in maart echt op vakantie geweest, een weekje skiën, en op werk was het lekker druk. Mijn vrije tijd zat vol met afspraken (eten, drinken, klussen) en ik had geen tijd om even lekker niks te doen. Afgelopen donderdag en vrijdag had ik etentjes van werk en ik begon dus gesloopt aan het weekend.
Op zaterdagochtend moesten we de stad nog in en om elf uur hadden we een afspraak dus dat was rennen. Ik zag dat een schoenenwinkel ging opheffen en moest dus perse naar binnen, en heb een paar prachtige bruin suède pumps, type hoogtevrees, gekocht (maar dat geheel terzijde). Om half twaalf kwamen we bij onze afspraak aan, collega I. en haar vriend B. zouden ons een stoomcursus ‘de ins en outs van de digitale spiegelreflexcamera’ geven. Maar we waren heel moe, allebei. En dus kwam B. er na tien minuten achter dat er geen batterij in de camera zat en we weer terug naar huis moesten om deze op te halen, wat een half uur kostte. Oeps. De cursus was wel zeer geslaagd, met een hoofd bonkend van de informatie gingen we om drie uur weer naar huis. Bedankt I. en B.!!
De vorige dag waren we erachter gekomen dat de wc lekte, een of ander afsluitrubber tussen de stortbak en de pot was poreus en bij het doortrekken spoot een straal (schoon!) water door de wc. De onderburen kwamen melden dat de druppels aan het plafond hingen. Oeps. Bij terugkomst hebben we dat rubber verwijderd en dus de stortbak ontkoppeld. We moeten nu doortrekken met emmers water, heel classy! De enige winkel in Den Haag die dit soort rubbers verkoopt bleek bij aankomst al gesloten te zijn en dus moesten we de rest van het weekend met emmers in de weer. Gelukkig hadden we een aantal afspraken staan en konden we daar nog een paar keer heel luxe doortrekken.
Zaterdagavond hadden we een feestje bij mijn schoonfamilie, ik was de Bob, wat me eigenlijk wel goed uitkwam, want ik was, zoals gezegd, gesloopt. De meneer, ook wel eens fitter geweest, mocht wel gewoon drinken. Ik weet niet of dit van invloed is geweest op wat er later op de avond gebeurde, noem het macht der gewoonte, maar na thuiskomst om een uur of elf hoorde ik ineens het geraas van de stortbak en vervolgens een heel hard ‘O nee, Caar help!!’… Oeps. De volledige inhoud van de stortbak was op de vloer van ons kleine wc’tje beland. In paniek heb ik de wasmand hierin geleegd om de zaak te absorberen. Dat hielp.
In de wc ligt een zeiltje over de oude tegels en dat moest eruit om de boel te laten drogen. Dit zeiltje zit vast met dubbelzijdig plakband, dat hierdoor werd blootgelegd. Door het enorme waterballet moest ik natuurlijk naar de wc (met in mijn hoofd de aanhoudende mantra ‘niet doortrekken, niet doortrekken, niet doortrekken’) en stond ik met blote voeten op het plakband, dat zich binnen enkele seconden aan mijn voeten hechtte. Het wilde ook niet meer los. Onder de douche heb ik het er uiteindelijk met zeep, heet water en een nagelborsteltje af gekregen. Om een uur of twaalf lagen we eindelijk in bed.
Ondertussen was mijn meneer ook al een dag zijn zonnebril kwijt, daar hadden we tussendoor naar lopen zoeken. Hij was ervan overtuigd dat hij deze op het kastje in de gang had gelegd, maar daar lag ‘ie niet. Op een gegeven moment heb ik zelfs alle lades van de vriezer opengetrokken om te kijken of hij daar lag (ik heb dit eerder meegemaakt met sleutels). Bijna zijn we naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. Het is namelijk een vervloekte zonnebril: de bril is in twee jaar tijd al twee keer gestolen en het zou me niets verbazen als er nu sprake was van een derde keer. Op zondag vonden we hem toch nog, in de zak van een jas die de meneer nooit draagt. Uit veiligheidsoverwegingen zodat de katten er niet mee aan de haal gingen. Klinkt logisch, toch?
Zondag aan het eind van de ochtend gingen we, zonder calamiteiten, naar mijn ouders, daarna moesten we nog even de stad in, naar de Mediamarkt om wat onderdelen voor de camera te kopen. Ik weet niet of je wel eens op zondag in de Mediamarkt bent geweest, maar ik heb één tip: doe het niet! Je staat als sardientjes dicht op elkaar, en over het algemeen is het publiek niet heel erg OSM. Als je dan vervolgens ook nog vergeten bent op te schrijven welke afmetingen je camera heeft, en je onverrichter zake naar huis moet, dan kan het zijn dat er onderling een krachtterm wordt uitgewisseld. Ik was op zijn zachtst gezegd geïrriteerd. Want het was zijn schuld. Het is mijn camera, maar toch was het zijn schuld. In tegenstelling tot wat sommige mensen beweren is niet de Ikea maar wel de Mediamarkt de ultieme relatietest.
De meneer ging hierna hockeyen, ik ben op de bank geploft met een van de slechtste films van de laatste tijd: Role Models. Een comedy, maar ik heb geen enkele keer gelachen. Misschien ook omdat ik moe ben.
Nog even, dan gaan we op vakantie. Ik kan niet wachten!
Op zaterdagochtend moesten we de stad nog in en om elf uur hadden we een afspraak dus dat was rennen. Ik zag dat een schoenenwinkel ging opheffen en moest dus perse naar binnen, en heb een paar prachtige bruin suède pumps, type hoogtevrees, gekocht (maar dat geheel terzijde). Om half twaalf kwamen we bij onze afspraak aan, collega I. en haar vriend B. zouden ons een stoomcursus ‘de ins en outs van de digitale spiegelreflexcamera’ geven. Maar we waren heel moe, allebei. En dus kwam B. er na tien minuten achter dat er geen batterij in de camera zat en we weer terug naar huis moesten om deze op te halen, wat een half uur kostte. Oeps. De cursus was wel zeer geslaagd, met een hoofd bonkend van de informatie gingen we om drie uur weer naar huis. Bedankt I. en B.!!
De vorige dag waren we erachter gekomen dat de wc lekte, een of ander afsluitrubber tussen de stortbak en de pot was poreus en bij het doortrekken spoot een straal (schoon!) water door de wc. De onderburen kwamen melden dat de druppels aan het plafond hingen. Oeps. Bij terugkomst hebben we dat rubber verwijderd en dus de stortbak ontkoppeld. We moeten nu doortrekken met emmers water, heel classy! De enige winkel in Den Haag die dit soort rubbers verkoopt bleek bij aankomst al gesloten te zijn en dus moesten we de rest van het weekend met emmers in de weer. Gelukkig hadden we een aantal afspraken staan en konden we daar nog een paar keer heel luxe doortrekken.
Zaterdagavond hadden we een feestje bij mijn schoonfamilie, ik was de Bob, wat me eigenlijk wel goed uitkwam, want ik was, zoals gezegd, gesloopt. De meneer, ook wel eens fitter geweest, mocht wel gewoon drinken. Ik weet niet of dit van invloed is geweest op wat er later op de avond gebeurde, noem het macht der gewoonte, maar na thuiskomst om een uur of elf hoorde ik ineens het geraas van de stortbak en vervolgens een heel hard ‘O nee, Caar help!!’… Oeps. De volledige inhoud van de stortbak was op de vloer van ons kleine wc’tje beland. In paniek heb ik de wasmand hierin geleegd om de zaak te absorberen. Dat hielp.
In de wc ligt een zeiltje over de oude tegels en dat moest eruit om de boel te laten drogen. Dit zeiltje zit vast met dubbelzijdig plakband, dat hierdoor werd blootgelegd. Door het enorme waterballet moest ik natuurlijk naar de wc (met in mijn hoofd de aanhoudende mantra ‘niet doortrekken, niet doortrekken, niet doortrekken’) en stond ik met blote voeten op het plakband, dat zich binnen enkele seconden aan mijn voeten hechtte. Het wilde ook niet meer los. Onder de douche heb ik het er uiteindelijk met zeep, heet water en een nagelborsteltje af gekregen. Om een uur of twaalf lagen we eindelijk in bed.
Ondertussen was mijn meneer ook al een dag zijn zonnebril kwijt, daar hadden we tussendoor naar lopen zoeken. Hij was ervan overtuigd dat hij deze op het kastje in de gang had gelegd, maar daar lag ‘ie niet. Op een gegeven moment heb ik zelfs alle lades van de vriezer opengetrokken om te kijken of hij daar lag (ik heb dit eerder meegemaakt met sleutels). Bijna zijn we naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. Het is namelijk een vervloekte zonnebril: de bril is in twee jaar tijd al twee keer gestolen en het zou me niets verbazen als er nu sprake was van een derde keer. Op zondag vonden we hem toch nog, in de zak van een jas die de meneer nooit draagt. Uit veiligheidsoverwegingen zodat de katten er niet mee aan de haal gingen. Klinkt logisch, toch?
Zondag aan het eind van de ochtend gingen we, zonder calamiteiten, naar mijn ouders, daarna moesten we nog even de stad in, naar de Mediamarkt om wat onderdelen voor de camera te kopen. Ik weet niet of je wel eens op zondag in de Mediamarkt bent geweest, maar ik heb één tip: doe het niet! Je staat als sardientjes dicht op elkaar, en over het algemeen is het publiek niet heel erg OSM. Als je dan vervolgens ook nog vergeten bent op te schrijven welke afmetingen je camera heeft, en je onverrichter zake naar huis moet, dan kan het zijn dat er onderling een krachtterm wordt uitgewisseld. Ik was op zijn zachtst gezegd geïrriteerd. Want het was zijn schuld. Het is mijn camera, maar toch was het zijn schuld. In tegenstelling tot wat sommige mensen beweren is niet de Ikea maar wel de Mediamarkt de ultieme relatietest.
De meneer ging hierna hockeyen, ik ben op de bank geploft met een van de slechtste films van de laatste tijd: Role Models. Een comedy, maar ik heb geen enkele keer gelachen. Misschien ook omdat ik moe ben.
Nog even, dan gaan we op vakantie. Ik kan niet wachten!
dinsdag 24 november 2009
J.C. Bloem - November
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd
Land of the free, home of the brave
Onlangs schreef ik hier over het gebruik van het woord ‘lievelings’. Toen vermelde ik dat ik ook een lievelingsvakantiebestemming heb. Ik weet niet of dit helemaal waar is, elke bestemming heeft namelijk zo zijn eigen charmes en afhankelijk van je bui of behoefte kan de bestemming waar je voorkeur naar uit gaat dus veranderen. Laat ik het dus maar houden op een aantal favoriete vakantiebestemmingen zonder er eentje als mijn blijvende ‘lievelings’ te bestempelen.
Een favoriete vakantiebestemming van mij is, het zal niet veel mensen die mij kennen verbazen, de Verenigde Staten. Inmiddels ben ik daar drie keer geweest en ik denk dat ik er nog wel een aantal keer heen wil. Voor veel mensen zal de VS, of ‘Amerika’, niet exotisch genoeg zijn. Het is een Westers land, ze spreken er Engels, het is commercieel, het is zeer makkelijk te bereizen en het is met dat alles nu niet bepaald een plek waarmee je je eigen uniekheid kunt etaleren. Ik zal de nadelen die veel mensen ervaren bij Amerika en die ik net opsomde even kort toelichten. Deze nadelen zijn voor mij eigenlijk voordelen.
Amerika is een Westers land. Dit betekent onder andere dat qua hygiëneniveau het land vergelijkbaar is met Nederland. Dit heeft tot gevolg dat je tijdens een vakantie in Amerika (een enkele uitzondering daargelaten) geen last van buikloop of andere ongemakken krijgt. Je hoeft de kans daarop in ieder geval niet in te calculeren in je vakantieplannen en je hebt een vrij grote kans dat je vakantie ook echt een vakantie wordt. Ik vind dat erg belangrijk, een vakantie moet geen aaneenschakeling van ongemakken en afzien zijn, daar heb ik simpelweg geen zin in als ik vrij ben.
Ze spreken Engels in Amerika. Veel mensen zullen dit ervaren als een nadeel, je vakantie ontbreekt daarmee authenticiteit, charme en avontuur. Ik vind het een voordeel, je hoeft niet met handen en voeten je ontbijt te regelen bij een lokale ‘authentieke’ noodleboer om je vervolgens af te vragen wat de ingrediënten van je bakje noodles precies zijn. Ik herinner mij een scène op het station van Barcelona waar H en ik treinkaartjes probeerden te kopen. Na een gesprek van een half uur met de ambtenaar achter het loket en het in ontvangst nemen van twee onooglijke kaartjes, vroegen wij ons de gehele treinreis af of wij nu echt de juiste kaartjes hadden (regionaal, interregionaal of wat dan ook), de juiste bestemming (deze trein ging toch echt wel naar het noorden?) en of we nu ook echt de juiste trein hadden (regionaal danwel interregionaal niet zijnde een stoptrein waardoor we veel te laat in Figueres zouden arriveren) en of die trein ook weer terug ging (zodat wij weer een slaapplaats hadden). Verder vind ik een groot voordeel dat je de teletekst in de VS begrijpt. Zo weet je o.a. wat voor weer het wordt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Noorwegen waar wij na drie dagen bestudering van teletekst én het weer wisten wat het Noorse woord voor regen was (dit was wel zeer nuttig voor het temperen van onze verwachtingen omtrent het weer voor de rest van de vakantie)
Amerika is commercieel. Dit heeft tot gevolg dat je nooit en te nimmer (ook niet met de kerst of op nieuwjaarsdag of op zeer afgelegen plekken) in angst hoeft te verkeren of je die dag een winkel of eetgelegenheid of een werkende benzinepomp tegenkomt. Kom daar maar eens om in Frankrijk waar het vinden van een geopende bakker op sommige dagen een ramp is. Op zon-, feestdagen en tijdens de lunch zijn Franse bakkers immers altijd dicht. En ineens hebben ze dan heel veel feestdagen in Frankrijk. En daar kom je ook nooit een dag van tevoren achter. Ik herinner me een vakantie in Noorwegen waarbij wij wanhopig de achterbak vol met eten hadden gepropt en bij elke benzinepomp angstvallig gingen tanken om zo te voorkomen dat we ergens hulpeloos (en zonder bereik met je mobiele telefoon) zouden stranden. In Amerika is eigenlijk altijd en overal wel eten en benzine te krijgen en is een creditcard genoeg om overal te komen (dit in tegenstelling tot wederom Noorwegen waar onze creditcard niet werd geaccepteerd en Frankrijk waar wij in de buurt van Amiens alleen onbemande tankstations tegenkwamen die alleen lokale bankpassen en creditcards accepteerden). Commercieel is echter voor heel veel mensen een vies woord. Niemand geeft graag toe dat hij zich prettig voelt bij grote ketens die in een cirkel van duizenden kilometers dezelfde producten verkopen die vrijwel 24 uur per dag, 365 dagen per jaar verkrijgbaar zijn. Dit heeft te maken met de drang van mensen naar bijzondere ervaringen en, zoals ik eerder al noemde, het verlangen uniek te zijn. Liever vertellen wij dat we na drie dagen jungle ergens in een dorpje op Bali de allermooiste asbak van een ambachtelijke Balinese houtbewerker kochten, dan dat wij bij de grootste Target van het westelijk halfrond een industrieel en massaal geproduceerd rompertje van de Miami Dolphins kochten. Ik heb zelf echter geen enkele moeite met massaal geproduceerde en verkochte producten en voel niet de drang om ergens in de binnenlanden van Mali dat ene bijzondere ambachtsmannetje tegen te komen, om er vervolgens nooit meer terug te komen omdat die man op drie dagen reizen van de bewoonde wereld woont. Ik vind commercieel geen vies woord, van mij mogen winkels altijd open zijn en de service bieden waarvoor ze in het leven zijn geroepen (namelijk spullen verkopen, liefst op een goed bereikbare plaats). Kortom, doe mij maar de grootste Target van het Westelijk halfrond. Open van acht uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds en met een uitgebreide keus.
Amerika is verder zeer makkelijk te bereizen. Allereerst kom je er vrij gemakkelijk met een vliegtuig en ten tweede is in het land zelf alles goed te bereiken mits je in het bezit van een rijbewijs en huurauto bent. Maar ook zonder die twee dingen kun je eigenlijk op veel plekken wel komen. Het land is echter gebouwd rond comfortabel autorijden en daardoor het toppunt van ontspannen reizen. Nee, voor ons geen lokale bus in de achterlanden van Guatemala die de Nederlandse keuringsnormen allang niet meer haalt en waarbij je je stoel deelt met een kippenboer en zijn hele handelsvoorraad. Ik geef toe, dit klinkt allemaal heel authentiek en levert ongetwijfeld thuis een goed verhaal op, maar als ik het hele jaar gewerkt heb wil ik enige comfort op mijn reizen en wordt derhalve niet graag achttien uur lang met gevaar voor eigen leven over een hobbelige weg vervoerd in de nabijheid van personen die geen deodorant kennen. Voorts heb ik zelf niet het gevoel nu minder te 'leven' doordat ik weiger om me langere tijd ongewassen in een bus op te houden.
Ik geef toe, Amerika is geen avontuurlijk keuze en al helemaal geen onontgonnen gebied, en een bezoek aan het huis van Jefferson doet het echt niet zo lekker op verjaardagen als het bezoek aan die ene tempel ergens in de binnenlanden van Tibet, maar dit alles maakt mij geen bal uit, want voor mij is Amerika het toppunt van ontspannen vakantie. Begrijp me niet verkeerd, ik vond onze vakantie naar Noorwegen één van de mooiste vakanties ooit. Het is een schitterend land en je kunt je er echt prima redden. Het weer, het eten, het gebrek aan comfort en de schaarste aan winkels, slaapgelegenheden en benzine maakt het toch een vakantie met een minder ontspannen niveau dan Amerika. En aangezien ik vakantie zie als een manier om te ontspannen speelt dit mee. Ik vind Italië een geweldig vakantieland, maar de ongeorganiseerdheid en drukte in de toeristische gebieden vind je in Amerika vrijwel niet. Ik snap dat de chaos van de Italianen zijn charme heeft, maar toen ik met mijn al in Nederland gereserveerde kaartjes toch drie uur in de rij moest staan bij het Uffizi om vervolgens door drie bussen Japanners onder de voet te worden gelopen bij ‘De Venus’ van Botticelli, voelde het veel minder als vakantie dan toen ik op Mount Vernon in de rij stond om de woonkamer van George Washington te bekijken en ondertussen van een langslopende medewerker een lezing kreeg over het leven in de tijd Washington. Het is in Amerika, als je het een beetje uit zoekt, meestal mooi weer, er is genoeg te zien en te doen, zowel op het gebied van natuur als cultuur, en je hebt altijd eten en een slaapplaats (voor jezelf en zonder beestjes). Dat maakt Amerika voor mij een land dat zeer hoog in mijn vakantie top 5 staat.
Een favoriete vakantiebestemming van mij is, het zal niet veel mensen die mij kennen verbazen, de Verenigde Staten. Inmiddels ben ik daar drie keer geweest en ik denk dat ik er nog wel een aantal keer heen wil. Voor veel mensen zal de VS, of ‘Amerika’, niet exotisch genoeg zijn. Het is een Westers land, ze spreken er Engels, het is commercieel, het is zeer makkelijk te bereizen en het is met dat alles nu niet bepaald een plek waarmee je je eigen uniekheid kunt etaleren. Ik zal de nadelen die veel mensen ervaren bij Amerika en die ik net opsomde even kort toelichten. Deze nadelen zijn voor mij eigenlijk voordelen.
Amerika is een Westers land. Dit betekent onder andere dat qua hygiëneniveau het land vergelijkbaar is met Nederland. Dit heeft tot gevolg dat je tijdens een vakantie in Amerika (een enkele uitzondering daargelaten) geen last van buikloop of andere ongemakken krijgt. Je hoeft de kans daarop in ieder geval niet in te calculeren in je vakantieplannen en je hebt een vrij grote kans dat je vakantie ook echt een vakantie wordt. Ik vind dat erg belangrijk, een vakantie moet geen aaneenschakeling van ongemakken en afzien zijn, daar heb ik simpelweg geen zin in als ik vrij ben.
Ze spreken Engels in Amerika. Veel mensen zullen dit ervaren als een nadeel, je vakantie ontbreekt daarmee authenticiteit, charme en avontuur. Ik vind het een voordeel, je hoeft niet met handen en voeten je ontbijt te regelen bij een lokale ‘authentieke’ noodleboer om je vervolgens af te vragen wat de ingrediënten van je bakje noodles precies zijn. Ik herinner mij een scène op het station van Barcelona waar H en ik treinkaartjes probeerden te kopen. Na een gesprek van een half uur met de ambtenaar achter het loket en het in ontvangst nemen van twee onooglijke kaartjes, vroegen wij ons de gehele treinreis af of wij nu echt de juiste kaartjes hadden (regionaal, interregionaal of wat dan ook), de juiste bestemming (deze trein ging toch echt wel naar het noorden?) en of we nu ook echt de juiste trein hadden (regionaal danwel interregionaal niet zijnde een stoptrein waardoor we veel te laat in Figueres zouden arriveren) en of die trein ook weer terug ging (zodat wij weer een slaapplaats hadden). Verder vind ik een groot voordeel dat je de teletekst in de VS begrijpt. Zo weet je o.a. wat voor weer het wordt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Noorwegen waar wij na drie dagen bestudering van teletekst én het weer wisten wat het Noorse woord voor regen was (dit was wel zeer nuttig voor het temperen van onze verwachtingen omtrent het weer voor de rest van de vakantie)
Amerika is commercieel. Dit heeft tot gevolg dat je nooit en te nimmer (ook niet met de kerst of op nieuwjaarsdag of op zeer afgelegen plekken) in angst hoeft te verkeren of je die dag een winkel of eetgelegenheid of een werkende benzinepomp tegenkomt. Kom daar maar eens om in Frankrijk waar het vinden van een geopende bakker op sommige dagen een ramp is. Op zon-, feestdagen en tijdens de lunch zijn Franse bakkers immers altijd dicht. En ineens hebben ze dan heel veel feestdagen in Frankrijk. En daar kom je ook nooit een dag van tevoren achter. Ik herinner me een vakantie in Noorwegen waarbij wij wanhopig de achterbak vol met eten hadden gepropt en bij elke benzinepomp angstvallig gingen tanken om zo te voorkomen dat we ergens hulpeloos (en zonder bereik met je mobiele telefoon) zouden stranden. In Amerika is eigenlijk altijd en overal wel eten en benzine te krijgen en is een creditcard genoeg om overal te komen (dit in tegenstelling tot wederom Noorwegen waar onze creditcard niet werd geaccepteerd en Frankrijk waar wij in de buurt van Amiens alleen onbemande tankstations tegenkwamen die alleen lokale bankpassen en creditcards accepteerden). Commercieel is echter voor heel veel mensen een vies woord. Niemand geeft graag toe dat hij zich prettig voelt bij grote ketens die in een cirkel van duizenden kilometers dezelfde producten verkopen die vrijwel 24 uur per dag, 365 dagen per jaar verkrijgbaar zijn. Dit heeft te maken met de drang van mensen naar bijzondere ervaringen en, zoals ik eerder al noemde, het verlangen uniek te zijn. Liever vertellen wij dat we na drie dagen jungle ergens in een dorpje op Bali de allermooiste asbak van een ambachtelijke Balinese houtbewerker kochten, dan dat wij bij de grootste Target van het westelijk halfrond een industrieel en massaal geproduceerd rompertje van de Miami Dolphins kochten. Ik heb zelf echter geen enkele moeite met massaal geproduceerde en verkochte producten en voel niet de drang om ergens in de binnenlanden van Mali dat ene bijzondere ambachtsmannetje tegen te komen, om er vervolgens nooit meer terug te komen omdat die man op drie dagen reizen van de bewoonde wereld woont. Ik vind commercieel geen vies woord, van mij mogen winkels altijd open zijn en de service bieden waarvoor ze in het leven zijn geroepen (namelijk spullen verkopen, liefst op een goed bereikbare plaats). Kortom, doe mij maar de grootste Target van het Westelijk halfrond. Open van acht uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds en met een uitgebreide keus.
Amerika is verder zeer makkelijk te bereizen. Allereerst kom je er vrij gemakkelijk met een vliegtuig en ten tweede is in het land zelf alles goed te bereiken mits je in het bezit van een rijbewijs en huurauto bent. Maar ook zonder die twee dingen kun je eigenlijk op veel plekken wel komen. Het land is echter gebouwd rond comfortabel autorijden en daardoor het toppunt van ontspannen reizen. Nee, voor ons geen lokale bus in de achterlanden van Guatemala die de Nederlandse keuringsnormen allang niet meer haalt en waarbij je je stoel deelt met een kippenboer en zijn hele handelsvoorraad. Ik geef toe, dit klinkt allemaal heel authentiek en levert ongetwijfeld thuis een goed verhaal op, maar als ik het hele jaar gewerkt heb wil ik enige comfort op mijn reizen en wordt derhalve niet graag achttien uur lang met gevaar voor eigen leven over een hobbelige weg vervoerd in de nabijheid van personen die geen deodorant kennen. Voorts heb ik zelf niet het gevoel nu minder te 'leven' doordat ik weiger om me langere tijd ongewassen in een bus op te houden.
Ik geef toe, Amerika is geen avontuurlijk keuze en al helemaal geen onontgonnen gebied, en een bezoek aan het huis van Jefferson doet het echt niet zo lekker op verjaardagen als het bezoek aan die ene tempel ergens in de binnenlanden van Tibet, maar dit alles maakt mij geen bal uit, want voor mij is Amerika het toppunt van ontspannen vakantie. Begrijp me niet verkeerd, ik vond onze vakantie naar Noorwegen één van de mooiste vakanties ooit. Het is een schitterend land en je kunt je er echt prima redden. Het weer, het eten, het gebrek aan comfort en de schaarste aan winkels, slaapgelegenheden en benzine maakt het toch een vakantie met een minder ontspannen niveau dan Amerika. En aangezien ik vakantie zie als een manier om te ontspannen speelt dit mee. Ik vind Italië een geweldig vakantieland, maar de ongeorganiseerdheid en drukte in de toeristische gebieden vind je in Amerika vrijwel niet. Ik snap dat de chaos van de Italianen zijn charme heeft, maar toen ik met mijn al in Nederland gereserveerde kaartjes toch drie uur in de rij moest staan bij het Uffizi om vervolgens door drie bussen Japanners onder de voet te worden gelopen bij ‘De Venus’ van Botticelli, voelde het veel minder als vakantie dan toen ik op Mount Vernon in de rij stond om de woonkamer van George Washington te bekijken en ondertussen van een langslopende medewerker een lezing kreeg over het leven in de tijd Washington. Het is in Amerika, als je het een beetje uit zoekt, meestal mooi weer, er is genoeg te zien en te doen, zowel op het gebied van natuur als cultuur, en je hebt altijd eten en een slaapplaats (voor jezelf en zonder beestjes). Dat maakt Amerika voor mij een land dat zeer hoog in mijn vakantie top 5 staat.
maandag 23 november 2009
Kassa
Kassadame bij de plaatselijke Jumbo tegen haar collega:
“Ja, ik weet dat zij ook pauze moet hebben maar ik zit hier nu al een uur met een pijnlijke pols achter die kutkassa.”
“Ja, ik weet dat zij ook pauze moet hebben maar ik zit hier nu al een uur met een pijnlijke pols achter die kutkassa.”
Alleen over de wereld
Op deze plek schreef ik eerder hoe het mij vergaat als ik een avond onverwachts alleen thuis ben. Nu ik erover nadenk, ben ik überhaupt niet heel erg goed in alleen zijn. Dat klinkt misschien heel zielig, maar dat is het niet, want ik ben bijna nooit alleen en als ik alleen ben heb ik bewust een avond alleen ingelast en dan is dat eigenlijk wel relaxed. Dan lees ik een boek of een tijdschrift of kijk die ene zwaarmoedige film die nooit iemand met me wil kijken. De andere avonden zijn gevuld met gezellige afspraken of ik ga sporten of ik heb een avond samen met mijn meneer. Dat laatste komt veel te weinig voor, maar ik krijg geen klachten en ga dus vrolijk verder.
Echt iets alleen ondernemen, daar ben ik niet zo goed in. Boodschappen doen gaat natuurlijk prima, maar veel ingewikkelder moet het eigenlijk niet worden. Sinds kort ga ik alleen naar de sportschool, een doorbraak, tot voor kort ging ik altijd met een vriendin, zodat ik tussen al die rare zwetende mensen toch nog een gezellig vrolijk hoofd naast me zag waarmee ik kon lachen om de rare, rode, bezwete hoofden, ondanks dat we zelf ook een rood en bezweet hoofd hadden. Toen zij door drukte stopte met spinning heb ik besloten dat dit mij er niet van mocht weerhouden en nu ga ik voortaan, met gezonde tegenzin, alleen naar de sportschool.
Alleen winkelen doe ik ook, en dat gaat eigenlijk efficiënter omdat ik dan heel doelgericht ben, maar als ik klaar ben ga ik meteen terug naar huis en ga ik dus niet op een terras nog even een biertje drinken. Als ik op een terras op iemand wacht ga ik altijd driftig op mijn horloge en op mijn mobiel zitten kijken waar de ander blijft. Soms gaat het zo ver dat ik alvast twee biertjes bestel ‘want er komt zo nog iemand.’ Alsof dat de bediening interesseert. Het komt natuurlijk wel eens voor dat ik ontzettende dorst heb, en dan moet ik wel alleen op het terras, maar niet zonder een boek om me achter te verstoppen.
Om mij heen doet zich het tegenovergestelde verschijnsel voor: vrienden die alleen op wereldreis gaan. Dat vind ik heel erg avontuurlijk. Een paar maanden lang met een rugzak met twee t-shirts, een microfiber handdoek en één schone onderbroek door Thailand, India, Australië, Bolivia en Peru trekken, dat is toch wel het toppunt van ondernemendheid. En dan in de bus van Mumbay naar een afgelegen tempel aan de praat raken met een gezellig Australisch stel dat zichzelf aan het ontdekken is en met wie je een week lang optrekt. We hadden dezelfde Teva’s aan, die met dat oranje erin. Gaaf!
Mij lijkt het niks. Als ik ergens ben moet ik kunnen ventileren hoe leuk het daar is. Of commentaar geven op hoe stom/vies/duur/onguur alles is. Als het dan namelijk stom/vies/duur/onguur is, is het meteen minder eng. In je eentje in een vieze, ongure omgeving lijkt me ook nog eens onveilig. En als er andere mensen zijn dan moet ik daar ook met iemand over kunnen praten. Bijvoorbeeld over dat stinkende Australische stel dat de hele tijd zo opdringerig is en de hele tijd samen wil optrekken. laat me met rust!
Voor mijn werk ga ik een paar keer per jaar op reis naar het buitenland. In mijn eentje. Op zich geen probleem, in het vliegtuig lees ik een boek en op het congres praat ik met congresgangers, maar als er even niets te doen is wil ik toch met iemand de dag doorspreken. Of ik zie iets grappigs of raars. Dan ga ik sms-en. Mijn meneer vroeg mij op een gegeven moment waar ik de derde week van maart was geweest. In Glasgow, op een congres. O, zei hij, maar hoe komt dan je telefoonrekening zo hoog? Het bleek dat ik met het dubbele aantal berichten mijn sms-bundel van die maand had overschreden. Was ik lekker toch niet alleen.
Echt iets alleen ondernemen, daar ben ik niet zo goed in. Boodschappen doen gaat natuurlijk prima, maar veel ingewikkelder moet het eigenlijk niet worden. Sinds kort ga ik alleen naar de sportschool, een doorbraak, tot voor kort ging ik altijd met een vriendin, zodat ik tussen al die rare zwetende mensen toch nog een gezellig vrolijk hoofd naast me zag waarmee ik kon lachen om de rare, rode, bezwete hoofden, ondanks dat we zelf ook een rood en bezweet hoofd hadden. Toen zij door drukte stopte met spinning heb ik besloten dat dit mij er niet van mocht weerhouden en nu ga ik voortaan, met gezonde tegenzin, alleen naar de sportschool.
Alleen winkelen doe ik ook, en dat gaat eigenlijk efficiënter omdat ik dan heel doelgericht ben, maar als ik klaar ben ga ik meteen terug naar huis en ga ik dus niet op een terras nog even een biertje drinken. Als ik op een terras op iemand wacht ga ik altijd driftig op mijn horloge en op mijn mobiel zitten kijken waar de ander blijft. Soms gaat het zo ver dat ik alvast twee biertjes bestel ‘want er komt zo nog iemand.’ Alsof dat de bediening interesseert. Het komt natuurlijk wel eens voor dat ik ontzettende dorst heb, en dan moet ik wel alleen op het terras, maar niet zonder een boek om me achter te verstoppen.
Om mij heen doet zich het tegenovergestelde verschijnsel voor: vrienden die alleen op wereldreis gaan. Dat vind ik heel erg avontuurlijk. Een paar maanden lang met een rugzak met twee t-shirts, een microfiber handdoek en één schone onderbroek door Thailand, India, Australië, Bolivia en Peru trekken, dat is toch wel het toppunt van ondernemendheid. En dan in de bus van Mumbay naar een afgelegen tempel aan de praat raken met een gezellig Australisch stel dat zichzelf aan het ontdekken is en met wie je een week lang optrekt. We hadden dezelfde Teva’s aan, die met dat oranje erin. Gaaf!
Mij lijkt het niks. Als ik ergens ben moet ik kunnen ventileren hoe leuk het daar is. Of commentaar geven op hoe stom/vies/duur/onguur alles is. Als het dan namelijk stom/vies/duur/onguur is, is het meteen minder eng. In je eentje in een vieze, ongure omgeving lijkt me ook nog eens onveilig. En als er andere mensen zijn dan moet ik daar ook met iemand over kunnen praten. Bijvoorbeeld over dat stinkende Australische stel dat de hele tijd zo opdringerig is en de hele tijd samen wil optrekken. laat me met rust!
Voor mijn werk ga ik een paar keer per jaar op reis naar het buitenland. In mijn eentje. Op zich geen probleem, in het vliegtuig lees ik een boek en op het congres praat ik met congresgangers, maar als er even niets te doen is wil ik toch met iemand de dag doorspreken. Of ik zie iets grappigs of raars. Dan ga ik sms-en. Mijn meneer vroeg mij op een gegeven moment waar ik de derde week van maart was geweest. In Glasgow, op een congres. O, zei hij, maar hoe komt dan je telefoonrekening zo hoog? Het bleek dat ik met het dubbele aantal berichten mijn sms-bundel van die maand had overschreden. Was ik lekker toch niet alleen.
vrijdag 20 november 2009
Ilja en Ellen naakt
En toen zag ik ineens op de cover van de HP van deze week Ilja Leonard Pfeijffer samen met Ellen ten Damme. Naakt. Of in ieder geval de suggestie van naakt. Ik vroeg me af wat er met zijn leuke Russische vriendin gebeurt was met wie hij zo’n geweldig boek had gemaakt. Maar dat vertelt het verhaal in de HP helaas niet. Maar waarom liggen ze samen naakt in bed? Volgens de tekst zouden ze zich in het interview blootgeven, maar dat valt nou ook wel mee. Het verhaal was eerder een beetje saai. Helaas.
Wel een echte aanrader is het boek dat ik noemde: De filosofie van heuvel. Het is het verslag van de (nogal onvoorbereide) fietsreis die Pfeijffer met zijn vriendin maakte. Die vriendin, Gelya Bogatishcheva, maakte de foto’s. De reis voerde van Leiden naar Rome en duurde ruim een maand. Ik ben jaloers...
4 sterren (van de vijf)
Wel een echte aanrader is het boek dat ik noemde: De filosofie van heuvel. Het is het verslag van de (nogal onvoorbereide) fietsreis die Pfeijffer met zijn vriendin maakte. Die vriendin, Gelya Bogatishcheva, maakte de foto’s. De reis voerde van Leiden naar Rome en duurde ruim een maand. Ik ben jaloers...
4 sterren (van de vijf)
Lievelings
Onder volwassenen wordt het woord ‘lievelings’ veel te weinig gebruikt. Ik bedoel dan het woord echt zoals ik het hiervoor opschreef, dus met een ‘s’ op het einde. Nee, het woord lieveling wordt vaak genoeg gebruikt, dat hoor ik vrijwel elke dag uiteraard, maar lievelings, nee dat hoor je bijna niet. Ik bedoel dan dat het woord ‘lievelings’ voor een ander woord wordt gezet. Dus je lievelingskleur of je lievelingsteddybeer.
Kleine kinderen gebruiken het woord volgens mij wel regelmatig. Ik ben geen specialist in kleine kinderen, ik spreek slechts uit ervaring stammend uit de tijd dat ik zelf klein was. Maar het gebruik van dit woord maakt het leven verrassend overzichtelijk en gestructureerd. Het geeft een gradatie aan én het geeft een positief gevoel. En gradaties geeft je als volwassene niet snel meer in positieve zin, heb ik gemerkt. Maar vaak in negatieve zin. Zo zeg je sneller dat je iets niet leuk vindt of ergens niet tevreden over bent dan dat je aan geeft dat iets echt op nummer één staat bij jou. Caar vertelde mij laatst dat volwassenen eerder een band met elkaar krijgen als ze samen ergens een afkeer van hebben dan wanneer ze samen iets heel mooi of leuk of prettig vinden. Zo concludeerden wij dat het feit dat we allebei van pizza hielden veel minder een band gaf dan het feit dat we allebei een hekel aan koriander hadden. Zo hebben H en ik een hele goede band omdat we allebei Peer Ulijn heel irritant vinden en allebei niet van musicals houden. Uiteraard gaat onze band wel wat verder dan deze twee zaken. H is immers mijn lievelingsman, en dat is op meer gebaseerd dan een gezamenlijke afkeer van Peer Ulijn en musicals, maar toch denk ik dat Caar wel gelijk heeft. Het gebruik van het woord lievelings voegt daar een positief onderscheid aan toe.
Het gebruik van het woord lievelings dient wel selectief te gebeuren. Iets is echt heel bijzonder als het je ‘lievelings’ is. Je gebruikt het woord lievelings niet voor alle zaken waarin je voorkeuren wil aangeven. Lievelings is echt alleen bestemd voor zaken die echt bijzonder zijn. Dingen die je echt aan het hart gaan. Dus je hebt lievelingseten, lievelingskleuren, lievelingsvakantiebestemmingen maar geen lievelings-digitale-tv-providers. Je zegt niet snel "ik haat Digitenne, maar HetNet is echt mijn lievelingsleverancier als het gaat om digitale televisie." Nee, dat is raar. Lievelings- is voorbehouden aan de kneuterige fijnigheden van dit leven.
Geloof me als je iets bestempelt als je ‘lievelings-‘ dan krijg je er ook echt een fijn gevoel bij. Zo heb ik een lievelingskleur, een lievelingsmanier waarop ik mijn eieren gebakken wil hebben, een lievelingsdekbed, lievelingsbodylotion, lievelingsparfum en een lievelingsgedicht.
Probeer het maar uit, het leven is echt leuker met een aantal lievelingsdingen!
Kleine kinderen gebruiken het woord volgens mij wel regelmatig. Ik ben geen specialist in kleine kinderen, ik spreek slechts uit ervaring stammend uit de tijd dat ik zelf klein was. Maar het gebruik van dit woord maakt het leven verrassend overzichtelijk en gestructureerd. Het geeft een gradatie aan én het geeft een positief gevoel. En gradaties geeft je als volwassene niet snel meer in positieve zin, heb ik gemerkt. Maar vaak in negatieve zin. Zo zeg je sneller dat je iets niet leuk vindt of ergens niet tevreden over bent dan dat je aan geeft dat iets echt op nummer één staat bij jou. Caar vertelde mij laatst dat volwassenen eerder een band met elkaar krijgen als ze samen ergens een afkeer van hebben dan wanneer ze samen iets heel mooi of leuk of prettig vinden. Zo concludeerden wij dat het feit dat we allebei van pizza hielden veel minder een band gaf dan het feit dat we allebei een hekel aan koriander hadden. Zo hebben H en ik een hele goede band omdat we allebei Peer Ulijn heel irritant vinden en allebei niet van musicals houden. Uiteraard gaat onze band wel wat verder dan deze twee zaken. H is immers mijn lievelingsman, en dat is op meer gebaseerd dan een gezamenlijke afkeer van Peer Ulijn en musicals, maar toch denk ik dat Caar wel gelijk heeft. Het gebruik van het woord lievelings voegt daar een positief onderscheid aan toe.
Het gebruik van het woord lievelings dient wel selectief te gebeuren. Iets is echt heel bijzonder als het je ‘lievelings’ is. Je gebruikt het woord lievelings niet voor alle zaken waarin je voorkeuren wil aangeven. Lievelings is echt alleen bestemd voor zaken die echt bijzonder zijn. Dingen die je echt aan het hart gaan. Dus je hebt lievelingseten, lievelingskleuren, lievelingsvakantiebestemmingen maar geen lievelings-digitale-tv-providers. Je zegt niet snel "ik haat Digitenne, maar HetNet is echt mijn lievelingsleverancier als het gaat om digitale televisie." Nee, dat is raar. Lievelings- is voorbehouden aan de kneuterige fijnigheden van dit leven.
Geloof me als je iets bestempelt als je ‘lievelings-‘ dan krijg je er ook echt een fijn gevoel bij. Zo heb ik een lievelingskleur, een lievelingsmanier waarop ik mijn eieren gebakken wil hebben, een lievelingsdekbed, lievelingsbodylotion, lievelingsparfum en een lievelingsgedicht.
Probeer het maar uit, het leven is echt leuker met een aantal lievelingsdingen!
donderdag 19 november 2009
Excuseer, weet u hoe laat het is?
Een woeste man op een fiets, typje geestelijke uitdaging. Een stille man op de stoep, ook typje geestelijke uitdaging.
"HEEEEE MENEER!! WEET U HOE LAAT HET IS?"
"..."
"HEEE, ZEG DAN, HOE LAAT IS HET??"
"..."
"GO@#%&!! GEEF DAN ANTWOORD, K@^$&RLIJER!!"
"HEEEEE MENEER!! WEET U HOE LAAT HET IS?"
"..."
"HEEE, ZEG DAN, HOE LAAT IS HET??"
"..."
"GO@#%&!! GEEF DAN ANTWOORD, K@^$&RLIJER!!"
Top TV
Mijn nieuwe favoriete tv-programma heet Take Me Out. Het is elke avond rond een uur of acht te zien op RTL5. Ik kom er net achter dat het programma al in zijn tweede seizoen zit, dus ik loop ontzettend achter, maar dat komt misschien doordat het tegelijkertijd met het Journaal wordt uitgezonden. Jammer voor het Journaal, want dit is toch echt betere televisie!
Het concept is als volgt: Een stuk of twintig dames staan naast elkaar opgesteld, ieder achter hun eigen deskje. Deze dames zijn allemaal vrijgezel en op zoek naar een ‘leuke, lekkere vent’. De dames zien er stuk voor stuk prachtig uit, een bonte verzameling aan Anita’s met af en toe een hitsig corpsmeisje of een lekker aparte kunstzinnige dame die moeilijke woorden gebruikt. Ik heb even gezocht, deze laatste dame heet Ymke en je kunt haar hier bewonderen: http://www.rtl.nl/components/programma/takemeout/miMedia/2009/week40/ma_tmo-5-ymke.avi_plain.xml. Ik was meteen fan van haar en haar bril en het programma is toch wel wat van zijn glans verloren nu zij eruit is. Ze vindt haar eigen sleutelbeenderen heel mooi… ! Ik heb haar één keer een horen zeggen dat ze cognitief een enorme click met een van de heren had. Dat vond ik een behoorlijke prestatie van haar, want als je het format van de show een beetje kent, weet je dat een cognitieve click heel lastig gaat worden.
Het programma wordt gepresenteerd door Eddy Zoey, die in dit programma best leuk overkomt, doordat hij heel gunstig afsteekt bij de kandidaten. Bij hen vergeleken is hij ineens een verlichte intellectueel. Zoey roept aan het begin van het programma een lekkere vent op het podium en dan mogen de dames beslissen of ze met hem uit willen gaan. Meestal betreft het een opgepompte aso met in ieder oor een swarovski oorbelletje, strak t-shirtje aan, kortgeschoren hanekam-achtig David Beckham haar met van die vieze puntige bakkebaarden, en een horloge van het formaat frisbie. Op de achtergrond pompt de zelf gekozen muziek van DJ Tiësto. Dan mogen de dames op de rode knop drukken als ze niet met hem willen uitgaan. Ik zou niet weten hoe snel ik de rode knop dwars door het deskje moest rammen. Vervolgens mag de lekkere man iets over zichzelf vertellen. Dan zegt hij bijvoorbeeld dat hij van lekker stappen met z’n vrienden houdt, op voetbal zit en heel goeie maatjes met z’n moeder is. Als er dan nog dames over zijn, krijg je een kijkje bij hem thuis. Hij zit tv te kijken op een bruine leren bank, of geeft zijn moeder een knuffel, of maakt een wheelie op z’n scooter. Balen dat ik al weggedrukt heb dus.
Uiteindelijk is het de bedoeling dat de lekkere vent er met een van de dames vandoor gaat, maar dat blijkt in de praktijk niet zo eenvoudig te zijn. De meeste heren zijn van exact hetzelfde kaliber als de dames, en als je zelf niet verder komt dan dommig giechelen en kauwgom kauwen, met de mededeling dat ‘ie gewoon lekker stoer moet zijn en er lekker uit moet zien, dan moet je misschien iemand niet wegdrukken omdat hij toevallig zo stom is om toe te geven dat hij van gamen houdt. Zo blijf je natuurlijk vrijgezel.
Nee, neem dan Ymke. Ze was lang kandidaat doordat zij niet echt het doorsnee Take Me Out type was. Bijna leek zij een cognitieve click te hebben met de archetypische corpsbal Laurens (met roze bretels!), maar hij zeverde zo lang door over wijnproeven en waarom zwart-witfoto’s eigenlijk mooier zijn dan kleur (“kleur is pas nodig als het ook echt iets toevoegt”), dat ook Ymke er niet meer tegen kon. Hij diende haar vlijmscherp van repliek met de mededeling dat Ymke zelf vergelijkbaar is met heel erg vieze wijn .(Noem er dan op zijn minst eentje, zeg dan dat ze zelf een soort J.P. Chenet is, of een goedkope Merlot, desnoods een pak Alte Weintradition…). Helaas vond later toch ook Ymke een geschikte man en zij is er nu dus uit, maar er zijn nog 21 andere redenen om te kijken: een verzameling kledderige mannen en goedkope vrouwen, die allemaal af en toe wat mogen zeggen. Meer heeft een goed programma niet nodig.
Het concept is als volgt: Een stuk of twintig dames staan naast elkaar opgesteld, ieder achter hun eigen deskje. Deze dames zijn allemaal vrijgezel en op zoek naar een ‘leuke, lekkere vent’. De dames zien er stuk voor stuk prachtig uit, een bonte verzameling aan Anita’s met af en toe een hitsig corpsmeisje of een lekker aparte kunstzinnige dame die moeilijke woorden gebruikt. Ik heb even gezocht, deze laatste dame heet Ymke en je kunt haar hier bewonderen: http://www.rtl.nl/components/programma/takemeout/miMedia/2009/week40/ma_tmo-5-ymke.avi_plain.xml. Ik was meteen fan van haar en haar bril en het programma is toch wel wat van zijn glans verloren nu zij eruit is. Ze vindt haar eigen sleutelbeenderen heel mooi… ! Ik heb haar één keer een horen zeggen dat ze cognitief een enorme click met een van de heren had. Dat vond ik een behoorlijke prestatie van haar, want als je het format van de show een beetje kent, weet je dat een cognitieve click heel lastig gaat worden.
Het programma wordt gepresenteerd door Eddy Zoey, die in dit programma best leuk overkomt, doordat hij heel gunstig afsteekt bij de kandidaten. Bij hen vergeleken is hij ineens een verlichte intellectueel. Zoey roept aan het begin van het programma een lekkere vent op het podium en dan mogen de dames beslissen of ze met hem uit willen gaan. Meestal betreft het een opgepompte aso met in ieder oor een swarovski oorbelletje, strak t-shirtje aan, kortgeschoren hanekam-achtig David Beckham haar met van die vieze puntige bakkebaarden, en een horloge van het formaat frisbie. Op de achtergrond pompt de zelf gekozen muziek van DJ Tiësto. Dan mogen de dames op de rode knop drukken als ze niet met hem willen uitgaan. Ik zou niet weten hoe snel ik de rode knop dwars door het deskje moest rammen. Vervolgens mag de lekkere man iets over zichzelf vertellen. Dan zegt hij bijvoorbeeld dat hij van lekker stappen met z’n vrienden houdt, op voetbal zit en heel goeie maatjes met z’n moeder is. Als er dan nog dames over zijn, krijg je een kijkje bij hem thuis. Hij zit tv te kijken op een bruine leren bank, of geeft zijn moeder een knuffel, of maakt een wheelie op z’n scooter. Balen dat ik al weggedrukt heb dus.
Uiteindelijk is het de bedoeling dat de lekkere vent er met een van de dames vandoor gaat, maar dat blijkt in de praktijk niet zo eenvoudig te zijn. De meeste heren zijn van exact hetzelfde kaliber als de dames, en als je zelf niet verder komt dan dommig giechelen en kauwgom kauwen, met de mededeling dat ‘ie gewoon lekker stoer moet zijn en er lekker uit moet zien, dan moet je misschien iemand niet wegdrukken omdat hij toevallig zo stom is om toe te geven dat hij van gamen houdt. Zo blijf je natuurlijk vrijgezel.
Nee, neem dan Ymke. Ze was lang kandidaat doordat zij niet echt het doorsnee Take Me Out type was. Bijna leek zij een cognitieve click te hebben met de archetypische corpsbal Laurens (met roze bretels!), maar hij zeverde zo lang door over wijnproeven en waarom zwart-witfoto’s eigenlijk mooier zijn dan kleur (“kleur is pas nodig als het ook echt iets toevoegt”), dat ook Ymke er niet meer tegen kon. Hij diende haar vlijmscherp van repliek met de mededeling dat Ymke zelf vergelijkbaar is met heel erg vieze wijn .(Noem er dan op zijn minst eentje, zeg dan dat ze zelf een soort J.P. Chenet is, of een goedkope Merlot, desnoods een pak Alte Weintradition…). Helaas vond later toch ook Ymke een geschikte man en zij is er nu dus uit, maar er zijn nog 21 andere redenen om te kijken: een verzameling kledderige mannen en goedkope vrouwen, die allemaal af en toe wat mogen zeggen. Meer heeft een goed programma niet nodig.
woensdag 18 november 2009
De wallen
Op de website van Elsevier verscheen een leuk artikel voor de dertigers onder ons met wallen.
"Wallen onder de ogen zijn voor veel mensen een bron van irritatie. Er bestaan ook veel misverstanden over. Zo worden wallen vaak verward met donkere kringen. Gelukkig kunt u er iets aan doen." Aldus het artikel. Lees hier.
"Wallen onder de ogen zijn voor veel mensen een bron van irritatie. Er bestaan ook veel misverstanden over. Zo worden wallen vaak verward met donkere kringen. Gelukkig kunt u er iets aan doen." Aldus het artikel. Lees hier.
Re: Naar de dierenarts
Het is gelukt, ik leef nog. Ik heb Henk en Gijs in hun mandjes gekregen, waarbij ik tijdens het gevecht mijn arm openhaalde aan het deurtje, maar toch, het is gelukt. Wat niet gelukt is, is het knippen van Henkie's nagels. Na met gevaar voor eigen leven, samen met de assistente drie nagels te hebben geknipt zei de dierenarts: "Nee sorry, hiervoor ben ik toch net iets te zuinig op m'n handen." Voorlopig horen we Henkie dus nog aan komen tikken over het laminaat.
Henkie vs. de grote mensen: 1-0
Henkie vs. de grote mensen: 1-0
dinsdag 17 november 2009
Raclette
Vanochtend heb ik mijn auto opgehaald bij de garage, hij heeft gisteren een beurt en een apk-keuring gehad. Hij rijdt weer als een zonnetje. Alleen ruikt hij naar verschroeide kaas op een tosti. Zou de monteur misschien een kaascroissant onder de motorkap hebben achtergelaten? Zo toch maar even kijken.
Naar de dierenarts
Twee keer per jaar moeten mijn katten naar de dierenarts om ingeënt te worden tegen van alles en nog wat (niesziekte, wormen, vlooien, kattenaids). Ik weet nog goed dat ik Henkie net had opgehaald bij haar eigenaars in Transvaal in Den Haag. We waren eerder al een keer bij hen gaan kijken en het was daar een vrolijke bende. Ik schrijf vrolijke, maar ik bedoel eigenlijk helse bende, alleen dat klinkt dan weer zo negatief. De eigenaars van het nestje woonden in een klein appartement op de benedenverdieping met een tuin. Deze tuin was volledig aan het oog onttrokken en lag vol met oude stoelen, kapot speelgoed en bouwafval. Het was een voorbode van wat zich binnen afspeelde. De voordeur kon niet helemaal open doordat daar van alles achter stond en de rest van de gang lag vol met kleding, waarvan het onduidelijk was of deze schoon was of juist niet. Naar mijn maatstaven in ieder geval niet. Aan de linkerkant van de gang bevond zich de badkamer, die openstond en in bad zat een klein, bloot jongetje. Op het moment dat ik voorbij de badkamer wilde lopen, sprong het jongetje uit bad en rende kletsnat de woonkamer in. Dit heeft hij in tien minuten vijf keer gedaan. In de woonkamer, die hierdoor behoorlijk nat was geworden, lag een heel grote berg aan speelgoed. Om de ruimte hier optimaal te benutten stond er ook nog een aantal grote fitnesstoestellen. In een klein kamertje lag Henkie met moederpoes en haar broertjes en zusjes. De eigenaar vertelde dat de moederpoes Roma heette, heel toepasselijk want “dat is het omgekeerde van Amor”… O jaa!
In alle drukte in het rommelige huis wist Henkie het te presteren er helemaal uit te springen. Leuk, zo’n beetje actieve kat, dachten wij, anders ligt hij de hele dag in de vensterbank te slapen. Achteraf gezien is het misschien niet verstandig om te gaan voor een kat die ontzettend opvalt in een gigantische drukke bende. Maar toen leek het een geweldig plan. We kregen van de eigenaars nog wat praktische tips mee, en een stripje met anti-wormenpilletjes. Het klonk heel simpel: Hou hem klemvast, bekje opendrukken, pilletje erin duwen, bekje dichthouden en over z’n keel wrijven. Henkie was op dat moment zo groot als een cavia, dus wij zagen geen probleem. Met z’n tweeën moet je toch een cavia in bedwang kunnen houden, zou je zeggen.
Niets bleek minder waar. Henkie was klein en schattig, maar niet wanneer je een pil moest toedienen. Ik heb dat ongeveer vijf minuten geprobeerd en vervolgens lagen mijn onderarmen open, Henkie zat onder een kast en het pilletje was door de kamer geschoten. Vervolgens heb ik het pilletje in het etensbakje gelegd maar daar werd netje omheen gegeten. Het enige wat er nu nog op zat was de dierenarts de benodigde medicijnen laten toedienen. Hij knipt tegenwoordig ook meteen de nagels, want dat was gezien mijn toegetakelde onderarmen ook wel nodig. Geen gezicht, het leek of ik aan automutilatie deed. Voor onze tweede kat hebben we hier ook voor gekozen, uit zelfbescherming.
Er doet zich dan wel een ander probleem voor, namelijk de katten in de reismandjes stoppen. De eerste keer ging dat goed, maar katten hebben een geheugen als een olifant en als ik de mandjes alleen al in de kamer zet zijn ze in geen velden of wegen te bekennen. Via slinkse wegen probeer ik Henk en Gijs op de dag des onheils naar me toe te lokken. Het enige dat een beetje werkt is rammelen met de etensbakjes of een blik tonijn opentrekken. Als ze dan de keuken in lopen gaat de deur meteen dicht en slaat de paniek toe. Zodra ik Gijsje optil en naar het mandje draag strekt zij haar poten en houdt zich stokstijf. Zo past ze niet door het deurtje. Mijn laatste truc is haar als een soort rollade in een fleecedekentje rollen en dan in zijn geheel het mandje in duwen. Nadat eerst het dekentje is ondergepiest begint het klaaglijke miauwen. Ik ben een keer op een warme zomerdag met die beesten in de auto naar de dierenarts gereden, de raampjes stonden open, achter me twee krijsende katten. Bij het stoplicht keken mensen verbaasd de auto in en ik heb beschaamd de raampjes weer dichtgedaan.
Het wonderlijkste is nog wel dat ze in de handen van de dierenarts zo mak als een lammetje zijn. Zonder enige moeite dient hij prikjes toe, zet ze op de weegschaal, geeft een pil en knipt de nagels. Dan bedenk ik me ook altijd dat ik als kind dierenarts wilde worden. Ik ben blij dat dit mij niet is gelukt, ik zou iedere dag onder de verwondingen thuiskomen. De EHBO zou een goede klant aan me hebben als het ging om tetanus-inentingen. Mij hoef je echter niet in een fleecedeken te rollen om me mee te krijgen naar de EHBO, dat scheelt.
Vanavond moet ik na werk weer met beide beesten naar de dierenarts. De afspraak is om kwart voor zes. De meneer heeft dan een bespreking en kan niet helpen de twee bange katten te vangen en in het mandje te proppen. Vriendin M. heeft beloofd mij om een uur of zes te bellen om te zien of het goed met me gaat. Als ik niet opneem belt ze 112.
In alle drukte in het rommelige huis wist Henkie het te presteren er helemaal uit te springen. Leuk, zo’n beetje actieve kat, dachten wij, anders ligt hij de hele dag in de vensterbank te slapen. Achteraf gezien is het misschien niet verstandig om te gaan voor een kat die ontzettend opvalt in een gigantische drukke bende. Maar toen leek het een geweldig plan. We kregen van de eigenaars nog wat praktische tips mee, en een stripje met anti-wormenpilletjes. Het klonk heel simpel: Hou hem klemvast, bekje opendrukken, pilletje erin duwen, bekje dichthouden en over z’n keel wrijven. Henkie was op dat moment zo groot als een cavia, dus wij zagen geen probleem. Met z’n tweeën moet je toch een cavia in bedwang kunnen houden, zou je zeggen.
Niets bleek minder waar. Henkie was klein en schattig, maar niet wanneer je een pil moest toedienen. Ik heb dat ongeveer vijf minuten geprobeerd en vervolgens lagen mijn onderarmen open, Henkie zat onder een kast en het pilletje was door de kamer geschoten. Vervolgens heb ik het pilletje in het etensbakje gelegd maar daar werd netje omheen gegeten. Het enige wat er nu nog op zat was de dierenarts de benodigde medicijnen laten toedienen. Hij knipt tegenwoordig ook meteen de nagels, want dat was gezien mijn toegetakelde onderarmen ook wel nodig. Geen gezicht, het leek of ik aan automutilatie deed. Voor onze tweede kat hebben we hier ook voor gekozen, uit zelfbescherming.
Er doet zich dan wel een ander probleem voor, namelijk de katten in de reismandjes stoppen. De eerste keer ging dat goed, maar katten hebben een geheugen als een olifant en als ik de mandjes alleen al in de kamer zet zijn ze in geen velden of wegen te bekennen. Via slinkse wegen probeer ik Henk en Gijs op de dag des onheils naar me toe te lokken. Het enige dat een beetje werkt is rammelen met de etensbakjes of een blik tonijn opentrekken. Als ze dan de keuken in lopen gaat de deur meteen dicht en slaat de paniek toe. Zodra ik Gijsje optil en naar het mandje draag strekt zij haar poten en houdt zich stokstijf. Zo past ze niet door het deurtje. Mijn laatste truc is haar als een soort rollade in een fleecedekentje rollen en dan in zijn geheel het mandje in duwen. Nadat eerst het dekentje is ondergepiest begint het klaaglijke miauwen. Ik ben een keer op een warme zomerdag met die beesten in de auto naar de dierenarts gereden, de raampjes stonden open, achter me twee krijsende katten. Bij het stoplicht keken mensen verbaasd de auto in en ik heb beschaamd de raampjes weer dichtgedaan.
Het wonderlijkste is nog wel dat ze in de handen van de dierenarts zo mak als een lammetje zijn. Zonder enige moeite dient hij prikjes toe, zet ze op de weegschaal, geeft een pil en knipt de nagels. Dan bedenk ik me ook altijd dat ik als kind dierenarts wilde worden. Ik ben blij dat dit mij niet is gelukt, ik zou iedere dag onder de verwondingen thuiskomen. De EHBO zou een goede klant aan me hebben als het ging om tetanus-inentingen. Mij hoef je echter niet in een fleecedeken te rollen om me mee te krijgen naar de EHBO, dat scheelt.
Vanavond moet ik na werk weer met beide beesten naar de dierenarts. De afspraak is om kwart voor zes. De meneer heeft dan een bespreking en kan niet helpen de twee bange katten te vangen en in het mandje te proppen. Vriendin M. heeft beloofd mij om een uur of zes te bellen om te zien of het goed met me gaat. Als ik niet opneem belt ze 112.
maandag 16 november 2009
Korte vraag
In de stad spreekt een cliniclownvrijwilliger mij aan.
"Goedemiddag mevrouw, mag ik u even heel snel wat vragen."
"Nee."
"O, maar het duurt echt maar even."
"Eh, nee."
"Wat kijkt u serieus, het lijkt wel of u boos wordt."
"Je moet vooral zo doorgaan."
"Misschien moet ik maar weggaan."
"Dat lijkt me een heel goed idee."
"Goedemiddag mevrouw, mag ik u even heel snel wat vragen."
"Nee."
"O, maar het duurt echt maar even."
"Eh, nee."
"Wat kijkt u serieus, het lijkt wel of u boos wordt."
"Je moet vooral zo doorgaan."
"Misschien moet ik maar weggaan."
"Dat lijkt me een heel goed idee."
Uitgeconsumeerd
Ik ben uitgeconsumeerd. Ruim een half jaar geleden kochten we een huis. Dat was al een vrij grote aankoop waar we ook een half jaar voor nodig hadden. Althans, voordat we de knoop doorhakten waren we een half jaar verder. Toen de koopovereenkomst nog niet droog was, begon Het Grote Aanschaffen. Al enige tijd waren wij aan het sparen voor een verhuizing en nu het huis gekocht was, moesten er beslissingen genomen worden. Die beslissingen hadden betrekking op de verschillende aankopen die voor het huis gedaan moesten worden. Er moesten grote zaken worden aangeschaft: nieuwe vloeren (beneden en boven en op de trap) een nieuwe keuken en een aannemer (niet echt een aanschaf, maar wel de inkoop van dienstverlening of arbeid waar goed over moest worden nagedacht). Er moesten kleinere zaken worden aangeschaft: een bank, een salontafel, een nieuw bed, nieuwe boekenkasten, een nieuwe tv. En er moesten hele kleine zaken worden aangeschaft: dekbedovertrekken, deurstoppers, prullenbakken, een kapstok, verlichting (en bijbehorende lampen: gloeilampen, ledlampen, peertjes of kaarsjes of bolletjes?) en eindeloos veel troep bij de Gamma, de Praxis en ga zo nog maar even door.
Ik heb ik denk in totaal wel 48 uur actief nagedacht over een keuken. Over de indeling, de kleur (wit, zwart, blauw of toch maar hout), de materialen (hout, hoogglans, houtstructuur, laminaat) en de apparatuur en verlichting. Ik heb twee hele zaterdagen doorgebracht in winkels om tot een beslissing over een vloer te komen. Ik hoorde mezelf op een gegeven moment een afweging maken tussen ‘de oude grijze eik’ en 'de zilvergrijze eik’. Een hele zaterdagochtend is besteed aan de aanschaf van plinten. Eén ochtend aan één stel gordijnen en drie rollen behang. Tussendoor bezochten we veel meubelwinkels om lampen aan te schaffen. Ook oriënteerden wij ons op een nieuwe bank. Of moesten we toch twee banken? Of werd het één bank en twee stoelen? Of hielden we de oude bank en kochten we daar een nieuwe bank bij? Of toch twee stoelen? De aanschaf van een nieuwe tv is een hoofdstuk apart waard, daar zal ik nog eens een hele column aan wijden.
Nu het zo’n zes weken geleden is dat we de sleutel van ons nieuwe huis hebben gekregen ben ik koopmoe. Ik ben uitgeconsumeerd. Ik kan geen winkel en geen kassa meer zien. We hebben zo veel beslissingen moeten nemen over hoofd- en bijzaken, over kleuren, materialen, indelingen, winkels waar de aankoop zou moeten worden gedaan, het budget voor een bepaalde aankoop en de prijs die we uiteindelijk voor die aankoop moesten betalen (twee totaal verschillende zaken heb ik gemerkt), dat ik geen beslissing meer kan nemen. Ik wil niet meer naar winkels. Ik kan de pincode van mijn bankpas niet meer intoetsen. De aankoop van de salontafel, we hebben al besloten welke het wordt, we moeten hem alleen nog halen, is voor mij een brug te ver. Of eigenlijk een bezoek aan de Ikea te ver. Ik kan niet meer. Ik ben zo gaar dat ik een weekendje in een hotel in een bos moet zitten om bij te komen. Een weekend vrij van woonbladen en woonboulevards. Maar ik was zelfs te gaar om het hotelaanbod te scannen. H heeft een beslissing moeten nemen. Ik weet niet waar we heen gaan, ik bestuur de auto en laat me daarna naar een restaurant leiden. Een restaurant met veel bier en daarna een hotel met een bad. En H mag afrekenen.
Ik heb ik denk in totaal wel 48 uur actief nagedacht over een keuken. Over de indeling, de kleur (wit, zwart, blauw of toch maar hout), de materialen (hout, hoogglans, houtstructuur, laminaat) en de apparatuur en verlichting. Ik heb twee hele zaterdagen doorgebracht in winkels om tot een beslissing over een vloer te komen. Ik hoorde mezelf op een gegeven moment een afweging maken tussen ‘de oude grijze eik’ en 'de zilvergrijze eik’. Een hele zaterdagochtend is besteed aan de aanschaf van plinten. Eén ochtend aan één stel gordijnen en drie rollen behang. Tussendoor bezochten we veel meubelwinkels om lampen aan te schaffen. Ook oriënteerden wij ons op een nieuwe bank. Of moesten we toch twee banken? Of werd het één bank en twee stoelen? Of hielden we de oude bank en kochten we daar een nieuwe bank bij? Of toch twee stoelen? De aanschaf van een nieuwe tv is een hoofdstuk apart waard, daar zal ik nog eens een hele column aan wijden.
Nu het zo’n zes weken geleden is dat we de sleutel van ons nieuwe huis hebben gekregen ben ik koopmoe. Ik ben uitgeconsumeerd. Ik kan geen winkel en geen kassa meer zien. We hebben zo veel beslissingen moeten nemen over hoofd- en bijzaken, over kleuren, materialen, indelingen, winkels waar de aankoop zou moeten worden gedaan, het budget voor een bepaalde aankoop en de prijs die we uiteindelijk voor die aankoop moesten betalen (twee totaal verschillende zaken heb ik gemerkt), dat ik geen beslissing meer kan nemen. Ik wil niet meer naar winkels. Ik kan de pincode van mijn bankpas niet meer intoetsen. De aankoop van de salontafel, we hebben al besloten welke het wordt, we moeten hem alleen nog halen, is voor mij een brug te ver. Of eigenlijk een bezoek aan de Ikea te ver. Ik kan niet meer. Ik ben zo gaar dat ik een weekendje in een hotel in een bos moet zitten om bij te komen. Een weekend vrij van woonbladen en woonboulevards. Maar ik was zelfs te gaar om het hotelaanbod te scannen. H heeft een beslissing moeten nemen. Ik weet niet waar we heen gaan, ik bestuur de auto en laat me daarna naar een restaurant leiden. Een restaurant met veel bier en daarna een hotel met een bad. En H mag afrekenen.
vrijdag 13 november 2009
Coole merkkleding
Het is al een tijdje mode: een onderbroek van een duur merk dragen en dan de elastieken band van deze onderbroek boven je broek uit laten komen. Onwijs stoer natuurlijk. Björn Borg is erg populair, onder bepaalde types ook Versace of Armani. Helaas zijn deze onderbroeken vrij duur, maar daar is gelukkig iets op gevonden. Bij Zeeman kun je nu een zelfde soort boxer bestellen, en helemaal voor gratis! Bestellen kan hier.
Nu maar hopen dat dit dé trend voor deze winter wordt. Leuk als Sinterklaascadeau!
Nu maar hopen dat dit dé trend voor deze winter wordt. Leuk als Sinterklaascadeau!
Complotdenken
Gastcolumn van de hand van onze gastcolumnist H.
Mooi scrabblewoord voor een fenomeen dat mede door de technologische middelen van het internet de laatste jaren een steeds hogere vlucht neemt. Wie kent de ridicule verhalen en speculaties niet die vooral op internet circuleren waarin de aanslagen op de Twin Towers wordt toegeschreven aan de regering Bush zelf? Complotdenken zit in de Amerikanen ingebakken, die zich vooral richt naar de overheid toe. Weerballon neergestort in Roswell, New Mexico? Nee, het was een UFO. De overheid verdoezelt onwelgevallige feiten, houdt informatie achter en handelt absoluut niet in het belang van de burgers die zij geacht wordt te besturen en te beschermen. En als het niet de verfoeide federale regering is, dan wel de Bilderberg-groep, de Verenigde Naties of de geheime wereldregering die achter de schermen aan de touwtjes trekt.
Idioten zijn van alle tijden en zijn niet exclusief voorbehouden aan de Verenigde Staten. Ook in ons land duiken de laatste tijd complottheorieën op. Eerder was het de campagne tegen baarmoederhalskanker die onder vuur kwam te liggen door geruchten en verhalen op internet en nu circuleert er van alles over de Mexicaanse griep. Er wordt zelfs geopperd dat de Mexicaanse griep in overheidslaboratoria is ontwikkeld om grote delen van de mensheid uit te roeien. Wederom, als het niet zo triest was, zou je erom kunnen lachen.
Kromme redeneringen en bangmakerij doen het beter dan officiële informatie van de overheid. Het doet me denken aan een spelletje dat ik op de basisschool leerde: iemand krijgt van de leraar een kort verhaaltje mee en die vertelt dat door aan een medeleerling en zo voorts. De uiteindelijke versie lijkt in niets meer op het oorspronkelijke verhaal. Het is ook een zorgwekkende situatie als de overheid zo gewantrouwd wordt en dat halve waarheden, misvattingen en regelrechte leugens als feiten worden gepresenteerd. Op zich is er natuurlijk niks mis met een kritische houding ten opzichte van de overheid en een gezonde argwaan jegens de middelen van de staat. Maar het moet niet gekker worden dan dat.
Internet is natuurlijk alleen maar een hulpmiddel om een boodschap breder te verspreiden. Ook ruim voor die tijd kwamen grootse en onzinnige samenzweringstheorieën voor. Landing op de Maan? Nep. Holocaust? Nooit plaatsgevonden. De “moeder” van de complotten uit de twintigste eeuw is natuurlijk de moord op John. F. Kennedy. En ook wellicht degene die inmiddels in brede kring geaccepteerd is. Zelfs een onderzoekscommissie van het Huis van Afgevaardigden concludeerde in de jaren '70 dat er sprake was van een samenzwering. Eén van de meer onschuldige en leuke voorbeelden van complotdenken kwam ik laatst weer tegen: de “Paul is dead” samenzwering.
De Paul in kwestie is uiteraard Paul McCartney, die – volgens de theorie – in 1966 bij een auto-ongeluk om het leven kwam. En razendsnel werd vervangen door iemand die aan een lookalike wedstrijd had meegedaan. Ene William “Billy” Campbell, een Canadese politieagent uit Ontario, wordt genoemd als McCartney’s vervanger. Deze stand-in Paul werd nooit officieel gesnapt, behalve door de complotdenkers uiteraard, die allerlei aanwijzingen ontdekten die de Beatles zelf (!!!) in hun platenhoezen, songteksten en liedjes (die je dan achterstevoren moet draaien) stopten.
Het meest bekende voorbeeld is de hoes van Abbey Road, waarbij McCartney/Campbell blootsvoets en uit de pas over de zebra bij de opnamestudio loopt – vlakbij de plaats van het ongeluk – en de overige Beatles gekleed zijn als doodgraver (Starr), priester (Lennon) en grafdelver (Harrison). Op de achtergrond is een politieauto zichtbaar en een witte Kever (Beetle) heeft als nummerplaat “28IF”, wat volgens de theorie doelt op de leeftijd die McCartney gehad zou hebben als hij niet verongelukt was… Die laatste “aanwijzing” lijkt op het oog onzinnig, aangezien Paul McCartney op dat moment 27 was. Maar, zo roepen de complotdenkers, volgens de Indiase kalender zou McCartney al wel 28 zijn. En “Billy Shears”, de leider van de Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band, zou een woordspeling van John Lennon zijn en eigenlijk zou hij “Billy’s Here” zingen.
Uiteraard is er nooit een snippertje bewijs gevonden voor de claim dat McCartney dood is en zou het, behalve de medewerking van de overige Beatles en hun management, ook vereist hebben dat McCartney’s familie en zijn toenmalige vriendin Jane Archer aan zo’n uitgebreide misleiding zouden hebben meegedaan. Om nog maar te zwijgen over het legioen aan andere mensen, die vervanger Campbell nog wat plastische chirurgie hebben gegeven, spraaklessen (Canadeesengels klinkt tenslotte heel anders dan het zware Liverpool-accent van McCartney), zanglessen om op dezelfde manier te zingen èn als bonus: linkshandig basgitaar te leren spelen.
Heerlijke onzin, toch? Dat er mensen zijn die zo veel vrije tijd opofferen om op platenhoezen naar verborgen hints te speuren? En er ook gewoon voor uit durven komen. Gekken zijn er in alle soorten en maten. Er zijn duizenden mensen met een baan, een gezin die op hun vrije tijd op internet de geruchtenstroom voeden. Avondenlang je bezig houden met complotdenken als hobby hebben. Zo kan één individu via internet duizenden anderen besmetten met het complot-virus. Dat is pas een beangstigende gedachte.
Mooi scrabblewoord voor een fenomeen dat mede door de technologische middelen van het internet de laatste jaren een steeds hogere vlucht neemt. Wie kent de ridicule verhalen en speculaties niet die vooral op internet circuleren waarin de aanslagen op de Twin Towers wordt toegeschreven aan de regering Bush zelf? Complotdenken zit in de Amerikanen ingebakken, die zich vooral richt naar de overheid toe. Weerballon neergestort in Roswell, New Mexico? Nee, het was een UFO. De overheid verdoezelt onwelgevallige feiten, houdt informatie achter en handelt absoluut niet in het belang van de burgers die zij geacht wordt te besturen en te beschermen. En als het niet de verfoeide federale regering is, dan wel de Bilderberg-groep, de Verenigde Naties of de geheime wereldregering die achter de schermen aan de touwtjes trekt.
Idioten zijn van alle tijden en zijn niet exclusief voorbehouden aan de Verenigde Staten. Ook in ons land duiken de laatste tijd complottheorieën op. Eerder was het de campagne tegen baarmoederhalskanker die onder vuur kwam te liggen door geruchten en verhalen op internet en nu circuleert er van alles over de Mexicaanse griep. Er wordt zelfs geopperd dat de Mexicaanse griep in overheidslaboratoria is ontwikkeld om grote delen van de mensheid uit te roeien. Wederom, als het niet zo triest was, zou je erom kunnen lachen.
Kromme redeneringen en bangmakerij doen het beter dan officiële informatie van de overheid. Het doet me denken aan een spelletje dat ik op de basisschool leerde: iemand krijgt van de leraar een kort verhaaltje mee en die vertelt dat door aan een medeleerling en zo voorts. De uiteindelijke versie lijkt in niets meer op het oorspronkelijke verhaal. Het is ook een zorgwekkende situatie als de overheid zo gewantrouwd wordt en dat halve waarheden, misvattingen en regelrechte leugens als feiten worden gepresenteerd. Op zich is er natuurlijk niks mis met een kritische houding ten opzichte van de overheid en een gezonde argwaan jegens de middelen van de staat. Maar het moet niet gekker worden dan dat.
Internet is natuurlijk alleen maar een hulpmiddel om een boodschap breder te verspreiden. Ook ruim voor die tijd kwamen grootse en onzinnige samenzweringstheorieën voor. Landing op de Maan? Nep. Holocaust? Nooit plaatsgevonden. De “moeder” van de complotten uit de twintigste eeuw is natuurlijk de moord op John. F. Kennedy. En ook wellicht degene die inmiddels in brede kring geaccepteerd is. Zelfs een onderzoekscommissie van het Huis van Afgevaardigden concludeerde in de jaren '70 dat er sprake was van een samenzwering. Eén van de meer onschuldige en leuke voorbeelden van complotdenken kwam ik laatst weer tegen: de “Paul is dead” samenzwering.
De Paul in kwestie is uiteraard Paul McCartney, die – volgens de theorie – in 1966 bij een auto-ongeluk om het leven kwam. En razendsnel werd vervangen door iemand die aan een lookalike wedstrijd had meegedaan. Ene William “Billy” Campbell, een Canadese politieagent uit Ontario, wordt genoemd als McCartney’s vervanger. Deze stand-in Paul werd nooit officieel gesnapt, behalve door de complotdenkers uiteraard, die allerlei aanwijzingen ontdekten die de Beatles zelf (!!!) in hun platenhoezen, songteksten en liedjes (die je dan achterstevoren moet draaien) stopten.
Het meest bekende voorbeeld is de hoes van Abbey Road, waarbij McCartney/Campbell blootsvoets en uit de pas over de zebra bij de opnamestudio loopt – vlakbij de plaats van het ongeluk – en de overige Beatles gekleed zijn als doodgraver (Starr), priester (Lennon) en grafdelver (Harrison). Op de achtergrond is een politieauto zichtbaar en een witte Kever (Beetle) heeft als nummerplaat “28IF”, wat volgens de theorie doelt op de leeftijd die McCartney gehad zou hebben als hij niet verongelukt was… Die laatste “aanwijzing” lijkt op het oog onzinnig, aangezien Paul McCartney op dat moment 27 was. Maar, zo roepen de complotdenkers, volgens de Indiase kalender zou McCartney al wel 28 zijn. En “Billy Shears”, de leider van de Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band, zou een woordspeling van John Lennon zijn en eigenlijk zou hij “Billy’s Here” zingen.
Uiteraard is er nooit een snippertje bewijs gevonden voor de claim dat McCartney dood is en zou het, behalve de medewerking van de overige Beatles en hun management, ook vereist hebben dat McCartney’s familie en zijn toenmalige vriendin Jane Archer aan zo’n uitgebreide misleiding zouden hebben meegedaan. Om nog maar te zwijgen over het legioen aan andere mensen, die vervanger Campbell nog wat plastische chirurgie hebben gegeven, spraaklessen (Canadeesengels klinkt tenslotte heel anders dan het zware Liverpool-accent van McCartney), zanglessen om op dezelfde manier te zingen èn als bonus: linkshandig basgitaar te leren spelen.
Heerlijke onzin, toch? Dat er mensen zijn die zo veel vrije tijd opofferen om op platenhoezen naar verborgen hints te speuren? En er ook gewoon voor uit durven komen. Gekken zijn er in alle soorten en maten. Er zijn duizenden mensen met een baan, een gezin die op hun vrije tijd op internet de geruchtenstroom voeden. Avondenlang je bezig houden met complotdenken als hobby hebben. Zo kan één individu via internet duizenden anderen besmetten met het complot-virus. Dat is pas een beangstigende gedachte.
donderdag 12 november 2009
Ben je al zwanger?
Er schijnen in mijn omgeving nogal wat mensen te zijn die zich zorgen maken over mijn vruchtbaarheid en/of mijn kinderwens. Deze zorg manifesteerde zich voor het eerst toen ik, als een van de eersten in mijn omgeving, besloot te trouwen met mijn meneer. Ik was 27, niet belachelijk jong lijkt me, maar toch jong genoeg voor speculaties. Deze eerste speculaties heb ik niet uit de eerste hand, maar onder andere vriendin G. kreeg vaak de opmerking te horen “Nou, dan zal ze wel snel een kind willen”. De gedachte dat ik trouwde vanwege de simpele reden dat ik gewoon heel erg blij ben met mijn meneer (die zich gelukkig nooit druk maakt over dit soort dingen) en dat zo wilde houden, voor altijd samen amen, dat kwam blijkbaar niet in hen op. Ik ben inmiddels een jaar of vier verder en heb nog steeds niet gebaard, dus men zal nu wel denken dat een van ons niet helemaal gezond is. En dat terwijl iedereen weet dat kinderen het resultaat zijn van hormonale veranderingen en ‘rammelende eierstokken’. Dat laatste heb ik misschien altijd geïnterpreteerd als ‘kerst valt vroeg dit jaar’, tsjingtsjingtsjing…
De eerste directe vragen kwamen toen mijn meneer een nieuwe auto kocht. Hij heeft jarenlang in een prachtige zilvergrijze Ford Fiësta gereden, maar omdat we allebei van sportieve vakanties (skiën, kamperen) houden en sinds kort ook nog golfen, hadden we behoefte aan een grotere auto. Na een paar maanden hadden we voor een redelijke prijs een mooie stationbak gevonden: de Fiat Marea Weekend (overigens zeer populair onder Spaanse tuners). In plaats van een neutrale ‘goh leuk, ziet er netjes uit’ ontlokte deze bak aan veel van mijn vrienden de volgende reactie: “Jemig, wat een ding, komt er gezinsuitbreiding aan?” Door mijn antwoord verwacht nog steeds een aantal van hen dat we binnenkort een bouvier uit het asiel gaan halen. Hun reactie begrijp ik trouwens niet, want bij ons in huis is er geen enkele ruimte voor een baby, hoogstens onder het bureau, naast de kattenbak. Alsof je zo’n kind gewoon de hele nacht in de auto kunt laten liggen.
Ik heb een jurk die ik nooit meer draag omdat ik daarin blijkbaar zwanger lijk. Op mijn werk, ook zo’n plek waar men zich sterk maakt voor mijn voortplantend vermogen, werd ik hier een keer op aangesproken. Zoals altijd liep ik vrolijk naar de koffieautomaat, waar ik een collega tegenkwam, die ik begroette met een glimlach en ‘goedemorgen’. Hij nam mij op en zei “Wat kijk je blij, je glimt helemaal, net of je ons binnenkort goed nieuws te vertellen hebt”. Sindsdien hangt de jurk werkeloos in de kast. Misschien dat die in de toekomst nog van pas komt… (ooo, ik hoor de speculaties al gonzen!).
Een andere collega, die zojuist een zoon heeft gekregen en die ik hiermee feliciteerde zei: “Nu ben jij aan de beurt, waar wacht je nog op, hoppetee!” Nog een collega, met wie ik doorgroeimogelijkheden besprak, was hierover zeer verbaasd en vertelde mij dat ik er helemaal niet zo uitzag. Ik was eerder iemand die gewoon veertig jaar hetzelfde werk kon blijven doen en verder kinderen wilde krijgen.
Aan de lunchtafel vorige week besprak ik met een collega mijn zoektocht naar een nieuw en groter huis. “O, je krijgt dus binnenkort een kind? “, merkte een van de heren op. “Nee, ik wil een tuin, om wijn in te kunnen drinken met grote groepen vrienden”, was mijn antwoord. Deze zelfde man zei eerder tegen mij dat vrouwen maar beter simpel werk kunnen doen, want op mijn leeftijd worden ze allemaal zwanger en verliezen ze iedere realiteitszin. Op de vraag of dit misschien voor zijn eigen vrouw gold antwoordde hij bevestigend. Wat ik me afvraag is waarom deze heren (er zijn er meer die hierop aandringen, een enkeling heeft zelfs aangeboden hier zelf aan mee te werken) mijn voortplanting zo belangrijk vinden. Het enige dat ik me kon bedenken was projectie. Projectie omdat ze zich tegen wil en dank zelf in deze situatie hebben laten manoeuvreren en willen dat een ander dit ook doet zodat zij zich minder rottig hierover voelen. Ik moet ook elke dag gebroken op werk verschijnen en eens in de week een papadag hebben.
De enigen die nog geen opmerkingen hebben gemaakt en van wie ik dat juist het meest verwachtte zijn mijn ouders. Zelfs niet nu mijn broer een kind heeft. Verder dan net iets te vaak en te nadrukkelijk “Ja, dat is natuurlijk óók heel leuk hè, van je broer” zijn ze niet gekomen en dat is wel zo rustig. Misschien is het omdat ze zelf voor hun tijd laat zijn getrouwd (op hun dertigste) en mijn moeder altijd heel zielig werd aangekeken als ze vertelde dat ze vrijgezel was. Mocht de vraag dan toch nog komen, dan zal mijn antwoord zijn: “Hè bah mam, doe niet zo vies, daar houden wij niet van. Dat vinden wij onhygiënisch.” Als laatste redmiddel kan ik ook nog om uitleg vragen, dat moet toch afdoende zijn?
De eerste directe vragen kwamen toen mijn meneer een nieuwe auto kocht. Hij heeft jarenlang in een prachtige zilvergrijze Ford Fiësta gereden, maar omdat we allebei van sportieve vakanties (skiën, kamperen) houden en sinds kort ook nog golfen, hadden we behoefte aan een grotere auto. Na een paar maanden hadden we voor een redelijke prijs een mooie stationbak gevonden: de Fiat Marea Weekend (overigens zeer populair onder Spaanse tuners). In plaats van een neutrale ‘goh leuk, ziet er netjes uit’ ontlokte deze bak aan veel van mijn vrienden de volgende reactie: “Jemig, wat een ding, komt er gezinsuitbreiding aan?” Door mijn antwoord verwacht nog steeds een aantal van hen dat we binnenkort een bouvier uit het asiel gaan halen. Hun reactie begrijp ik trouwens niet, want bij ons in huis is er geen enkele ruimte voor een baby, hoogstens onder het bureau, naast de kattenbak. Alsof je zo’n kind gewoon de hele nacht in de auto kunt laten liggen.
Ik heb een jurk die ik nooit meer draag omdat ik daarin blijkbaar zwanger lijk. Op mijn werk, ook zo’n plek waar men zich sterk maakt voor mijn voortplantend vermogen, werd ik hier een keer op aangesproken. Zoals altijd liep ik vrolijk naar de koffieautomaat, waar ik een collega tegenkwam, die ik begroette met een glimlach en ‘goedemorgen’. Hij nam mij op en zei “Wat kijk je blij, je glimt helemaal, net of je ons binnenkort goed nieuws te vertellen hebt”. Sindsdien hangt de jurk werkeloos in de kast. Misschien dat die in de toekomst nog van pas komt… (ooo, ik hoor de speculaties al gonzen!).
Een andere collega, die zojuist een zoon heeft gekregen en die ik hiermee feliciteerde zei: “Nu ben jij aan de beurt, waar wacht je nog op, hoppetee!” Nog een collega, met wie ik doorgroeimogelijkheden besprak, was hierover zeer verbaasd en vertelde mij dat ik er helemaal niet zo uitzag. Ik was eerder iemand die gewoon veertig jaar hetzelfde werk kon blijven doen en verder kinderen wilde krijgen.
Aan de lunchtafel vorige week besprak ik met een collega mijn zoektocht naar een nieuw en groter huis. “O, je krijgt dus binnenkort een kind? “, merkte een van de heren op. “Nee, ik wil een tuin, om wijn in te kunnen drinken met grote groepen vrienden”, was mijn antwoord. Deze zelfde man zei eerder tegen mij dat vrouwen maar beter simpel werk kunnen doen, want op mijn leeftijd worden ze allemaal zwanger en verliezen ze iedere realiteitszin. Op de vraag of dit misschien voor zijn eigen vrouw gold antwoordde hij bevestigend. Wat ik me afvraag is waarom deze heren (er zijn er meer die hierop aandringen, een enkeling heeft zelfs aangeboden hier zelf aan mee te werken) mijn voortplanting zo belangrijk vinden. Het enige dat ik me kon bedenken was projectie. Projectie omdat ze zich tegen wil en dank zelf in deze situatie hebben laten manoeuvreren en willen dat een ander dit ook doet zodat zij zich minder rottig hierover voelen. Ik moet ook elke dag gebroken op werk verschijnen en eens in de week een papadag hebben.
De enigen die nog geen opmerkingen hebben gemaakt en van wie ik dat juist het meest verwachtte zijn mijn ouders. Zelfs niet nu mijn broer een kind heeft. Verder dan net iets te vaak en te nadrukkelijk “Ja, dat is natuurlijk óók heel leuk hè, van je broer” zijn ze niet gekomen en dat is wel zo rustig. Misschien is het omdat ze zelf voor hun tijd laat zijn getrouwd (op hun dertigste) en mijn moeder altijd heel zielig werd aangekeken als ze vertelde dat ze vrijgezel was. Mocht de vraag dan toch nog komen, dan zal mijn antwoord zijn: “Hè bah mam, doe niet zo vies, daar houden wij niet van. Dat vinden wij onhygiënisch.” Als laatste redmiddel kan ik ook nog om uitleg vragen, dat moet toch afdoende zijn?
woensdag 11 november 2009
Stem
Sinds afgelopen weekend ben ik mijn stem kwijt. Dat is me nog nooit overkomen en ik heb eigenlijk geen idee waar ik het deze keer aan te danken heb. Verschillende collega’s veronderstelde dat ik in het weekend wild gefeest had, maar helaas heb ik geen feestje meer nodig om uitgeschakeld te raken. Normaal gesproken lig ik rond deze tijd van het jaar met een deken over mijn hoofd en een berg zakdoekjes om me heen een week ziek in bed, maar deze keer is mij dat bespaard gebleven en ben ik alleen mijn stem kwijt.
Het begon zaterdagochtend. Ik was toen wel hees maar kon nog steeds praten. Ik klonk eigenlijk als een jong clubje-één-meisje dat net uit haar ontgroening was gekomen. Dit tot genoegen van H die het wel sexy vond.In de loop van zaterdag werd het echter al snel erger. Dit bleek een handicap omdat ik ’s avonds bij mijn schoonouders was, gesprekken bij mijn schoonouders zijn nooit rustig en dus had ik grote moeite om mijn verhaal daar te doen. Toen ik zondagochtend wakker werd, kon ik helemaal niet meer praten. Erg vervelend als je de katten probeert te roepen, hoewel kat J gek genoeg ook reageerde op het rare gerasp dat uit mijn keel kwam. H daarentegen niet, dus moest ik steeds naar hem toe lopen om iets te vragen of hem wenken naar mij toe te komen. Heel vervelend was het als hij iets vanaf de zolder riep en ik vervolgens naar boven moest lopen om antwoord te geven. Ik voelde me met mijn wenken en fluisteren net Don Vito Corleone. Alsof H en ik de grootste geheimen uitwisselden toen ik in zijn oor fluisterde dat hij even de stofzuiger boven moest gaan halen. Jezelf verstaanbaar maken terwijl je een (werkende) schuurmachine in je handen hebt, blijkt helemaal onmogelijk. We stonden met vrienden te praten in hun nieuwe huis toen ik H een trefwoord moest geven zodat hij het verhaal kon vertellen dat ik eigenlijk wilde vertellen. Het trefwoord was ‘rotstuin’, hoe mysterieus klinkt dit?
Toen ik maandagochtend op mijn werk verscheen keken verschillende mensen mij verbaasd aan omdat ik geen ‘goedemorgen’ meer kon produceren. Ik probeerde vriendelijk te lachen, maar dat kwam niet echt goed over. Ik denk nu dat veel mensen denken dat ik arrogant ben en niet meer met hen wil praten omdat ik me te goed voel. Ik moet zeggen dat ik er ook echt enorm lekker uit zag. Met mijn verkouden hoofd en de vlekken in mijn gezicht van een half uur door de kou fietsen moet ik zeker wel de indruk gewekt hebben dat ik mezelf te goed voelde.Ik moest vervolgens voor een collega bloemen halen bij de bloemenwinkel. De bloemiste was niet in de winkel, maar ik hoorde haar wel rommelen op de verdieping er boven. Ik kon haar niet roepen en liet dus het geld met een briefje voor haar achter en nam de bloemen die ze had klaargezet mee. Ze mailde me later dat ze alles had gevonden en het zo goed was.Een telefoongesprek bleek onmogelijk en zelfs hoesten kreeg ik niet voor elkaar. Ik ben de hele dag op mijn kamertje gebleven en heb hard gewerkt. Het was heel erg stil bij ons in de kamer.
Dinsdag kon ik weer enigszins geluid produceren, maar echt gezond klonk het nog niet. Caar suggereerde dat ik voor een bepaald soort telefoonlijn kan gaan werken of Diana Charité zou kunnen imiteren, maar mijn stemgeluid is daar nog onvoldoende voor. H vond het 'wel lekker rustig'. Komt hij zelf ook eens aan het woord.
Het begon zaterdagochtend. Ik was toen wel hees maar kon nog steeds praten. Ik klonk eigenlijk als een jong clubje-één-meisje dat net uit haar ontgroening was gekomen. Dit tot genoegen van H die het wel sexy vond.In de loop van zaterdag werd het echter al snel erger. Dit bleek een handicap omdat ik ’s avonds bij mijn schoonouders was, gesprekken bij mijn schoonouders zijn nooit rustig en dus had ik grote moeite om mijn verhaal daar te doen. Toen ik zondagochtend wakker werd, kon ik helemaal niet meer praten. Erg vervelend als je de katten probeert te roepen, hoewel kat J gek genoeg ook reageerde op het rare gerasp dat uit mijn keel kwam. H daarentegen niet, dus moest ik steeds naar hem toe lopen om iets te vragen of hem wenken naar mij toe te komen. Heel vervelend was het als hij iets vanaf de zolder riep en ik vervolgens naar boven moest lopen om antwoord te geven. Ik voelde me met mijn wenken en fluisteren net Don Vito Corleone. Alsof H en ik de grootste geheimen uitwisselden toen ik in zijn oor fluisterde dat hij even de stofzuiger boven moest gaan halen. Jezelf verstaanbaar maken terwijl je een (werkende) schuurmachine in je handen hebt, blijkt helemaal onmogelijk. We stonden met vrienden te praten in hun nieuwe huis toen ik H een trefwoord moest geven zodat hij het verhaal kon vertellen dat ik eigenlijk wilde vertellen. Het trefwoord was ‘rotstuin’, hoe mysterieus klinkt dit?
Toen ik maandagochtend op mijn werk verscheen keken verschillende mensen mij verbaasd aan omdat ik geen ‘goedemorgen’ meer kon produceren. Ik probeerde vriendelijk te lachen, maar dat kwam niet echt goed over. Ik denk nu dat veel mensen denken dat ik arrogant ben en niet meer met hen wil praten omdat ik me te goed voel. Ik moet zeggen dat ik er ook echt enorm lekker uit zag. Met mijn verkouden hoofd en de vlekken in mijn gezicht van een half uur door de kou fietsen moet ik zeker wel de indruk gewekt hebben dat ik mezelf te goed voelde.Ik moest vervolgens voor een collega bloemen halen bij de bloemenwinkel. De bloemiste was niet in de winkel, maar ik hoorde haar wel rommelen op de verdieping er boven. Ik kon haar niet roepen en liet dus het geld met een briefje voor haar achter en nam de bloemen die ze had klaargezet mee. Ze mailde me later dat ze alles had gevonden en het zo goed was.Een telefoongesprek bleek onmogelijk en zelfs hoesten kreeg ik niet voor elkaar. Ik ben de hele dag op mijn kamertje gebleven en heb hard gewerkt. Het was heel erg stil bij ons in de kamer.
Dinsdag kon ik weer enigszins geluid produceren, maar echt gezond klonk het nog niet. Caar suggereerde dat ik voor een bepaald soort telefoonlijn kan gaan werken of Diana Charité zou kunnen imiteren, maar mijn stemgeluid is daar nog onvoldoende voor. H vond het 'wel lekker rustig'. Komt hij zelf ook eens aan het woord.
dinsdag 10 november 2009
Speaking Names
Op de site van 3fm staat een lijst met idiote namen, de zogenaamde schaamnamen . Er zitten heel wat juweeltjes tussen. Wat dacht je van Brad Wursten, Beau ter Ham en Mien Billekens-Jeuken. Deze laatste had vriendin L. mij eerder al over verteld, zij kende die naam uit Almelo. Maar wat zijn dat voor ouders die hun kinderen zo'n naam geven? Ben je dan zo gefrustreerd dat je eigen kinderen ook een jeugd vol pesterijen moeten hebben? Ik vind het gemeen.
Een trend die je tegenwoordig vaak bij bekende mensen tegenkomt is je kinderen een 'aparte' naam geven. Dan heb je dus een enigszins normale achternaam en dan geef je je kind een zelfverzonnen voornaam, zoals Bickel (Martijn Krabbé), Helix (Lousewies van der Laan) of Apple (Chris Martin en Gwynneth Paltrow). Lekker anders. Alsof je kind een soort sandwichspread is. Eigenlijk is het misdadig en zou het verboden moeten worden je kind dit aan te doen. Want dan weet ik er ook nog wel een paar: Rucker, Tank (lekker stoer), Vork, Gremia, Stronk. Klinkt goed toch? En niemand die dezelfde naam heeft. Als je je kind Vork noemt en je collega doet dit twee maanden later ook, dan weet je zeker dat ze dat niet zelf heeft verzonnen. Dan was die troela gewoon voor Sofie gegaan. Saai!!
Het lijkt me beter wanneer je kinderen zelf laat kiezen welke kant ze opgaan door hen een neutrale naam te geven. Willem, Martijn, Sandra of Marjolein, die kunnen nog alle kanten op. Althans, dat zou je denken. Sommige kinderen krijgen een vrij normale voornaam, maar kunnen de betekenis van hun achternaam maar moeilijk loslaten. Die kiezen een beroep dat daar precies bij past. Mijn moeder heeft een tijdje een lijstje bijgehouden van dit soort sprekende achternamen. De eerste die mij te binnen schiet is van de poelier in Z. waar ik werkte, genaamd Konijn. Elke week kwam er wel iemand aan de toonbank die vroeg of dat zijn echte naam was of slechts de naam van de winkel.
Andere toppers die ik nu zo snel kan bedenken:
Benno Baksteen van de Ned. Ver. voor Verkeersvliegers
Nico de Haan van de vogelbescherming
Prof. R. Lawson, rechtsgeleerde
Diana Woei, weervrouw
Henk Vroom, theoloog
Ben Bot, diplomaat en oud-minister van Buitenlandse Zaken, niet zo'n handige naam...
Prof. Kabel van de Ver. voor Media en Communicatie
Gert Oostindie, directeur van het KITLV
Prof. Van der Geest, godgeleerde
Abraham Aardewerk, deskundige bij Tussen Kunst en Kitsch
Mieke Zilverberg, idem
Burgermeester Zomerdijk van Ochten (tijdens dreigende dijkdoorbraak)
Peter van der Vorst, royalty-verslaggever
En zo zijn er nog een heleboel meer. Suggesties kun je hieronder plaatsen.
Een trend die je tegenwoordig vaak bij bekende mensen tegenkomt is je kinderen een 'aparte' naam geven. Dan heb je dus een enigszins normale achternaam en dan geef je je kind een zelfverzonnen voornaam, zoals Bickel (Martijn Krabbé), Helix (Lousewies van der Laan) of Apple (Chris Martin en Gwynneth Paltrow). Lekker anders. Alsof je kind een soort sandwichspread is. Eigenlijk is het misdadig en zou het verboden moeten worden je kind dit aan te doen. Want dan weet ik er ook nog wel een paar: Rucker, Tank (lekker stoer), Vork, Gremia, Stronk. Klinkt goed toch? En niemand die dezelfde naam heeft. Als je je kind Vork noemt en je collega doet dit twee maanden later ook, dan weet je zeker dat ze dat niet zelf heeft verzonnen. Dan was die troela gewoon voor Sofie gegaan. Saai!!
Het lijkt me beter wanneer je kinderen zelf laat kiezen welke kant ze opgaan door hen een neutrale naam te geven. Willem, Martijn, Sandra of Marjolein, die kunnen nog alle kanten op. Althans, dat zou je denken. Sommige kinderen krijgen een vrij normale voornaam, maar kunnen de betekenis van hun achternaam maar moeilijk loslaten. Die kiezen een beroep dat daar precies bij past. Mijn moeder heeft een tijdje een lijstje bijgehouden van dit soort sprekende achternamen. De eerste die mij te binnen schiet is van de poelier in Z. waar ik werkte, genaamd Konijn. Elke week kwam er wel iemand aan de toonbank die vroeg of dat zijn echte naam was of slechts de naam van de winkel.
Andere toppers die ik nu zo snel kan bedenken:
Benno Baksteen van de Ned. Ver. voor Verkeersvliegers
Nico de Haan van de vogelbescherming
Prof. R. Lawson, rechtsgeleerde
Diana Woei, weervrouw
Henk Vroom, theoloog
Ben Bot, diplomaat en oud-minister van Buitenlandse Zaken, niet zo'n handige naam...
Prof. Kabel van de Ver. voor Media en Communicatie
Gert Oostindie, directeur van het KITLV
Prof. Van der Geest, godgeleerde
Abraham Aardewerk, deskundige bij Tussen Kunst en Kitsch
Mieke Zilverberg, idem
Burgermeester Zomerdijk van Ochten (tijdens dreigende dijkdoorbraak)
Peter van der Vorst, royalty-verslaggever
En zo zijn er nog een heleboel meer. Suggesties kun je hieronder plaatsen.
maandag 9 november 2009
Perforator II
reactie van R op het bericht 'perforator'
By the way, je hebt gewone perforatoren met wat je noemt een papieraanleg met A4-stand etc. Die hebben ook een stand waarmee je makkelijk vier gaatjes kan maken. ;-)
By the way, je hebt gewone perforatoren met wat je noemt een papieraanleg met A4-stand etc. Die hebben ook een stand waarmee je makkelijk vier gaatjes kan maken. ;-)
Memory voor volwassenen
Verhuizen is memory voor volwassenen. Het begint al met het klussen. Liggen de plamuurmessen in het oude huis of in t nieuwe huis. En als je dan weet in welk huis ze liggen. Liggen ze dan in de schuur, in de trapkast of op zolder. En dan gewoon los of in de gammatas, de praxistas of de gereedschapskist.
En zo ben je vier weken voornamelijk bezig met het zoeken en vinden van je gereedschap. En sommige dingen vind je gewoon nooit meer terug. Zo is mijn ijzerzaagje in rook opgegaan. En dan mag je fijn drie keer op een zaterdag naar de gamma.
Sommige onderdelen van de verhuizing vergen meerdere memory-kaartjes voordat je ze kunt uitvoeren. Zo vraagt het ophangen van zaken altijd de volgende onderdelen: schroeven, bijpassende pluggen, de juiste boormachine en het juiste boortje. Welke schroeven, boormachine, boortjes en pluggen je nodig hebt is afhankelijk van de muur waarin je gaat boren. Je begrijpt dat het ophangen van iets simpels op deze manier uren in beslag kan nemen. Want je moet in een huis van ruim 130m2 vier onderdelen gaan zoeken die allemaal kloppen. En dan heb je nog niet eens de rolmaat, het potlood en de waterpas gevonden.
Na de verbouwing komt de verhuizing en dan begint het memoryspel grootse vormen aan te nemen. Als je begint met inpakken van je oude huis gaat alles nog redelijk geordend. Boeken zitten bij boeken in de doos, vaak ook op onderwerp, dvd’s bij dvd’s op alfabet. Dus bij het uitpakken kun je die zaken vrij makkelijk terugvinden. Maar naarmate het inpakken vordert worden de dozen minder geordend. Je komt er namelijk achter dat er in je nachtkastje ook 5 boeken liggen, en onder de salontafel ook. En die boeken zitten dus niet in de doos bij de boeken van hun thema of onderwerp. Helemaal tegen het eind van het inpakken koppel je alle apparatuur los en prop je snoeren in de dozen die nog over zijn. En zo kwam het dus dat ik werkelijk elke doos en tas heb opengemaakt op zoek naar de wasmachineaansluiting om er achter te komen dat die uiteindelijk nog in t oude huis lag.
We zijn nu ruim een week verhuisd en nog steeds spelen wij dagelijks het memoryspel. De zaklamp? Uhh in de boekenkast? In de vensterbank op zolder? Nee, je hebt hem voor het laatste gebruikt toen je een schroefje liet vallen bij het ophangen van het naambordje, ligt ie dan in de gang? Nee, in de trapkast? Uiteindelijk vind je m wel, maar het duurt even. Dit weekend zijn weer drie heiligenbeelden boven water, of eigenlijk uit een doos gekomen. Onder hen de heilige Antonius. Ironisch genoeg kun je Antonius zelf dus ook kwijtraken. Maar nu hij weer boven water is helpt het misschien bij het vinden van de laatste spullen. Zo kan ik al heel lang mijn fotocamera niet vinden en een stapel literatuur die ik nodig heb voor mijn proefschrift. We zoeken door. Ik heb geen idee waar te beginnen.
En zo ben je vier weken voornamelijk bezig met het zoeken en vinden van je gereedschap. En sommige dingen vind je gewoon nooit meer terug. Zo is mijn ijzerzaagje in rook opgegaan. En dan mag je fijn drie keer op een zaterdag naar de gamma.
Sommige onderdelen van de verhuizing vergen meerdere memory-kaartjes voordat je ze kunt uitvoeren. Zo vraagt het ophangen van zaken altijd de volgende onderdelen: schroeven, bijpassende pluggen, de juiste boormachine en het juiste boortje. Welke schroeven, boormachine, boortjes en pluggen je nodig hebt is afhankelijk van de muur waarin je gaat boren. Je begrijpt dat het ophangen van iets simpels op deze manier uren in beslag kan nemen. Want je moet in een huis van ruim 130m2 vier onderdelen gaan zoeken die allemaal kloppen. En dan heb je nog niet eens de rolmaat, het potlood en de waterpas gevonden.
Na de verbouwing komt de verhuizing en dan begint het memoryspel grootse vormen aan te nemen. Als je begint met inpakken van je oude huis gaat alles nog redelijk geordend. Boeken zitten bij boeken in de doos, vaak ook op onderwerp, dvd’s bij dvd’s op alfabet. Dus bij het uitpakken kun je die zaken vrij makkelijk terugvinden. Maar naarmate het inpakken vordert worden de dozen minder geordend. Je komt er namelijk achter dat er in je nachtkastje ook 5 boeken liggen, en onder de salontafel ook. En die boeken zitten dus niet in de doos bij de boeken van hun thema of onderwerp. Helemaal tegen het eind van het inpakken koppel je alle apparatuur los en prop je snoeren in de dozen die nog over zijn. En zo kwam het dus dat ik werkelijk elke doos en tas heb opengemaakt op zoek naar de wasmachineaansluiting om er achter te komen dat die uiteindelijk nog in t oude huis lag.
We zijn nu ruim een week verhuisd en nog steeds spelen wij dagelijks het memoryspel. De zaklamp? Uhh in de boekenkast? In de vensterbank op zolder? Nee, je hebt hem voor het laatste gebruikt toen je een schroefje liet vallen bij het ophangen van het naambordje, ligt ie dan in de gang? Nee, in de trapkast? Uiteindelijk vind je m wel, maar het duurt even. Dit weekend zijn weer drie heiligenbeelden boven water, of eigenlijk uit een doos gekomen. Onder hen de heilige Antonius. Ironisch genoeg kun je Antonius zelf dus ook kwijtraken. Maar nu hij weer boven water is helpt het misschien bij het vinden van de laatste spullen. Zo kan ik al heel lang mijn fotocamera niet vinden en een stapel literatuur die ik nodig heb voor mijn proefschrift. We zoeken door. Ik heb geen idee waar te beginnen.
zaterdag 7 november 2009
Printer
Waarom heeft mijn printer drie lades voor papier als hij als lade 1 leeg is (en lade 2 en 3 nog steeds gevuld) weigert te printen en heel hard gaat piepen?
vrijdag 6 november 2009
Eenzaam maar niet alleen
Dit is een treurig verhaal. Het begon zo veelbelovend. Ik had vandaag hard gewerkt en ging vrolijk naar huis. Eerst boodschappen doen. Het kattengrind was op dus moest ik eerst langs de dierenwinkel. Ik weet dat de zak kattengrind heel zwaar is, 20 kilo, maar ik weigerde te wachten tot mijn meneer dit kon halen. Als ik alleen was zou ik ook zakken kattengrind moeten versjouwen en kon ik ook niet wachten op een of andere meneer. Na het versjouwen van de enorme zak (volgende keer neem ik toch die kleinere van 10 kilo) naar de auto, vervolgde ik mijn weg door het treurige winkelcentrum van V. Om de sfeer te verbeteren trakteerde ik mezelf op een knalrode lipgloss.
Daarna door naar de AH, waar ik niet zoals gisteren een mevrouw uitkafferde omdat ze niet doorliep (mijn meneer wees me er later op dat ze waarschijnlijk ziek was en daarom niet doorliep). Ik was rustig en geduldig. En in een gezonde bui. Ik zou heerlijk gaan koken voor mijn meneer en mijzelf: tilapiafilet met broccoli en krieltjes.
Bij thuiskomst, in afwachting van mijn meneer, de tv aangezet, op zoek naar een leuk programma. Dit werd een mooie avond. Ik besloot niet meteen een chillpant en een trui aan te doen, zodat meneer ook nog even kon genieten van mijn zorgvuldig uitgekozen outfit. Samen lekker eten in mooie kleren, hét teken van een gezonde relatie!
Na een half uur belde ik mijn meneer met de vraag waar hij bleef. Zijn telefoon stond uit. Nog een keer proberen dus. Telefoon stond nog steeds uit. Hm, als je later bent kan je toch even een smsje sturen? Mijn bui werd minder, dus trok ik een fles wijn open. Vijf minuten later volgde een sigaret. Het was nu bijna zeven uur, op tv was niks leuks en ik had nog niks gehoord van mijn meneer. Nog een glas wijn en de lipgloss even uitproberen, die ik vervolgens in no time over het glas en weer een sigaret had uitgesmeerd.
Om zeven uur belt mijn meneer. Hij had me vanochtend al gezegd dat hij later zou zijn omdat hij een belangrijke presentatie had. Helaas stond er nu al een ranzige pizza in de oven, mijn geduld was, na een uur, op. M’n outfit vond ik ook niet zo leuk meer (die laarzen zijn eigenlijk een miskoop, ze zitten lekker, verdacht!) en ik begon aangeschoten te raken.
Dit zou ik dus zijn als ik geen relatie had: om zeven uur aangeschoten, peuken met lipgloss, en een afbakpizza eten!
Nu ik dit schrijf ben ik nog een glas wijn, een vieze pizza en een aflevering Friends verder en sta ik op het punt om in mijn pyjama op bed tv te gaan kijken. Dan hoor ik de buitendeur. Mijn meneer is thuis. Mooi, kan hij fijn 20 kilo kattengrind uit de auto tillen en zeggen dat ik er prachtig uitzie.
Mocht ik ooit weer alleen komen te staan, wil dan iemand eens in de zoveel tijd lege pizzadozen en wijnflessen komen opruimen en met me gaan winkelen? Ik kan het niet alleen…
Daarna door naar de AH, waar ik niet zoals gisteren een mevrouw uitkafferde omdat ze niet doorliep (mijn meneer wees me er later op dat ze waarschijnlijk ziek was en daarom niet doorliep). Ik was rustig en geduldig. En in een gezonde bui. Ik zou heerlijk gaan koken voor mijn meneer en mijzelf: tilapiafilet met broccoli en krieltjes.
Bij thuiskomst, in afwachting van mijn meneer, de tv aangezet, op zoek naar een leuk programma. Dit werd een mooie avond. Ik besloot niet meteen een chillpant en een trui aan te doen, zodat meneer ook nog even kon genieten van mijn zorgvuldig uitgekozen outfit. Samen lekker eten in mooie kleren, hét teken van een gezonde relatie!
Na een half uur belde ik mijn meneer met de vraag waar hij bleef. Zijn telefoon stond uit. Nog een keer proberen dus. Telefoon stond nog steeds uit. Hm, als je later bent kan je toch even een smsje sturen? Mijn bui werd minder, dus trok ik een fles wijn open. Vijf minuten later volgde een sigaret. Het was nu bijna zeven uur, op tv was niks leuks en ik had nog niks gehoord van mijn meneer. Nog een glas wijn en de lipgloss even uitproberen, die ik vervolgens in no time over het glas en weer een sigaret had uitgesmeerd.
Om zeven uur belt mijn meneer. Hij had me vanochtend al gezegd dat hij later zou zijn omdat hij een belangrijke presentatie had. Helaas stond er nu al een ranzige pizza in de oven, mijn geduld was, na een uur, op. M’n outfit vond ik ook niet zo leuk meer (die laarzen zijn eigenlijk een miskoop, ze zitten lekker, verdacht!) en ik begon aangeschoten te raken.
Dit zou ik dus zijn als ik geen relatie had: om zeven uur aangeschoten, peuken met lipgloss, en een afbakpizza eten!
Nu ik dit schrijf ben ik nog een glas wijn, een vieze pizza en een aflevering Friends verder en sta ik op het punt om in mijn pyjama op bed tv te gaan kijken. Dan hoor ik de buitendeur. Mijn meneer is thuis. Mooi, kan hij fijn 20 kilo kattengrind uit de auto tillen en zeggen dat ik er prachtig uitzie.
Mocht ik ooit weer alleen komen te staan, wil dan iemand eens in de zoveel tijd lege pizzadozen en wijnflessen komen opruimen en met me gaan winkelen? Ik kan het niet alleen…
donderdag 5 november 2009
Perforator
Waarom levert een bank een ‘hypotheekbewaarmap’ waarvoor je een perforator met vier gaatjes moet hebben? Alsof elk gezin thuis een viergatenperforator heeft staan. Ik weet niet eens waar je zo’n ding moet kopen. En dus heb ik gister een half uur doorgebracht met het op vier punten perforeren van a4-tjes met een perforator voor twee gaatjes.
Geen hond
Misschien wil ik toch geen hond. Waarschijnlijk is het helemaal niet praktisch. Een hond kost tijd, geld en planning. Hij valt uit, eet je meubels op, of je schoenen of je lievelingssjaal of allemaal tegelijk in één weekend.
En met twee katten stofzuig je je al een eind in de rondte, met ook nog een hond kan ik wel minder gaan werken om de boel nog schoon te houden. Met die katten is dat ook van kwaad tot erger gegaan. Eerst hadden we één klein katje. Kat J woog toen ze klein was 2 kilo en met twee keer in de week stofzuigen was je klaar. Toen kregen we twee katten. S was klein en mager dus merkte je ook weinig van haar haren en ze zat de eerste weken alleen maar achter de boeken, dus met drie keer in de week stofzuigen was je klaar. Maar J werd groot, weegt nu 5,5 kilo en valt uit alsof ze een kerstboom is na driekoningen. Waar ze staat vallen haren op de grond. S ligt inmiddels niet meer achter de boeken maar op onze bank, op de stoelen en 't liefst op je kleren en ook zij werd groter en dikker en nu moet je bijna elke dag stofzuigen wil je je huis nog aan vreemden kunnen laten zien. Als je zometeen ook nog een hond hebt kun je echt twee keer per dag gaan stofzuigen. En nee, een Portugese waterhond is niet voor iedereen weggelegd…
En honden stinken. In ieder geval uit hun mond. En ze willen bij je liggen in bed. En ik vind honden heel lief, maar in bed wil ik ze echt niet hebben. Als wij bij de ouders van H logeren springt de hond van mijn schoonouders altijd op H’s plek als hij ’s ochtends op staat (zelfs als je tien keer zegt dat dat niet mag) en slaat dan een poot om me heen. Dan word ik wakker van een hond die in mijn gezicht ligt te ademen. Ik weet niet, maar dat vind ik gewoon niet zo prettig. Eén keer heeft ze het zelfs gepresteerd ’s nachts te gaan piepen alsof ze moest worden uitgelaten. H staat op om haar uit te gaan laten en de hond springt op zijn warme plek en kruipt tegen me aan. H stond te vloeken en de hond wilde niet weggaan. En intussen waren we allebei wakker.
Dus ik ben me heus wel bewust van de nadelen van een hond. Maar soms hoop ik gewoon dat ik een zielig verlaten hondje vind en er dan wel voor móet zorgen. Laatst vroeg ik waar Basje, de hond van H’s oma heen zou gaan als oma daar niet meer voor zou kunnen zorgen. Ik zag H’s gezicht vertrekken in een vieze grimas terwijl hij uitriep dat ‘die vieze hond er echt niet in kwam’. Ter verduidelijking: Basje plast van opwinding de hele kamer rond als hij ons ziet. Basje heeft de zonnebril van Hans aan stukken gescheurd en Basje stinkt en plakt als je hem aait. En hij heet Basje. Onze buurman heet Bas en zijn zoon ook. Dus ik kan de hond niet roepen als hij in de tuin ligt, want dan reageren er meteen ook mensen. En de ex van mijn zus heet Bas, dus ik weet niet hoe fijn mijn zus het gaat vinden als deze Bas tegen haar aan gaat springen. Kortom, mijn liefde voor honden is nog enigszins ambivalent. Ik wil wel graag een hond, maar dan alleen de voordelen van een hond. Net zo als ik heel graag een kale kat zou willen hebben zodat ik niet steeds hoef te stofzuigen en mijn kleren gewoon op het bed kan laten liggen. Maar ja, elk voordeel heb ze nadeel. Dus misschien moet ik maar zonder de voordelen en dus ook zonder de nadelen leren leven.
En met twee katten stofzuig je je al een eind in de rondte, met ook nog een hond kan ik wel minder gaan werken om de boel nog schoon te houden. Met die katten is dat ook van kwaad tot erger gegaan. Eerst hadden we één klein katje. Kat J woog toen ze klein was 2 kilo en met twee keer in de week stofzuigen was je klaar. Toen kregen we twee katten. S was klein en mager dus merkte je ook weinig van haar haren en ze zat de eerste weken alleen maar achter de boeken, dus met drie keer in de week stofzuigen was je klaar. Maar J werd groot, weegt nu 5,5 kilo en valt uit alsof ze een kerstboom is na driekoningen. Waar ze staat vallen haren op de grond. S ligt inmiddels niet meer achter de boeken maar op onze bank, op de stoelen en 't liefst op je kleren en ook zij werd groter en dikker en nu moet je bijna elke dag stofzuigen wil je je huis nog aan vreemden kunnen laten zien. Als je zometeen ook nog een hond hebt kun je echt twee keer per dag gaan stofzuigen. En nee, een Portugese waterhond is niet voor iedereen weggelegd…
En honden stinken. In ieder geval uit hun mond. En ze willen bij je liggen in bed. En ik vind honden heel lief, maar in bed wil ik ze echt niet hebben. Als wij bij de ouders van H logeren springt de hond van mijn schoonouders altijd op H’s plek als hij ’s ochtends op staat (zelfs als je tien keer zegt dat dat niet mag) en slaat dan een poot om me heen. Dan word ik wakker van een hond die in mijn gezicht ligt te ademen. Ik weet niet, maar dat vind ik gewoon niet zo prettig. Eén keer heeft ze het zelfs gepresteerd ’s nachts te gaan piepen alsof ze moest worden uitgelaten. H staat op om haar uit te gaan laten en de hond springt op zijn warme plek en kruipt tegen me aan. H stond te vloeken en de hond wilde niet weggaan. En intussen waren we allebei wakker.
Dus ik ben me heus wel bewust van de nadelen van een hond. Maar soms hoop ik gewoon dat ik een zielig verlaten hondje vind en er dan wel voor móet zorgen. Laatst vroeg ik waar Basje, de hond van H’s oma heen zou gaan als oma daar niet meer voor zou kunnen zorgen. Ik zag H’s gezicht vertrekken in een vieze grimas terwijl hij uitriep dat ‘die vieze hond er echt niet in kwam’. Ter verduidelijking: Basje plast van opwinding de hele kamer rond als hij ons ziet. Basje heeft de zonnebril van Hans aan stukken gescheurd en Basje stinkt en plakt als je hem aait. En hij heet Basje. Onze buurman heet Bas en zijn zoon ook. Dus ik kan de hond niet roepen als hij in de tuin ligt, want dan reageren er meteen ook mensen. En de ex van mijn zus heet Bas, dus ik weet niet hoe fijn mijn zus het gaat vinden als deze Bas tegen haar aan gaat springen. Kortom, mijn liefde voor honden is nog enigszins ambivalent. Ik wil wel graag een hond, maar dan alleen de voordelen van een hond. Net zo als ik heel graag een kale kat zou willen hebben zodat ik niet steeds hoef te stofzuigen en mijn kleren gewoon op het bed kan laten liggen. Maar ja, elk voordeel heb ze nadeel. Dus misschien moet ik maar zonder de voordelen en dus ook zonder de nadelen leren leven.
woensdag 4 november 2009
Onder curatele
Toen ik nog studeerde was mijn leven lang niet zo georganiseerd als nu. Met name de dagindeling stond wat minder vast dan tegenwoordig het geval is; ik ging altijd wel netjes naar college, maar halverwege het college kwam ik dankzij mijn al even voorbeeldige studiegenoten dagelijks in de verleiding om de zaal te verlaten en naar de kroeg te gaan. Ik heb met hen wekelijks om elf uur in de ochtend bij Camino gezeten en bitterballen besteld. Na een aantal weken zette de barman de frituur maar vast aan als we binnenkwamen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik met name over het vak Historische Taalkunde drie tentamenrondes heb gedaan. Wel leuk om te zien was dat de docent iedere collegecyclus dezelfde grappen maakte (over stapelmeervouden zei de docent dat zij thuis een grap hadden, wanneer de eieren gekookt waren vroeg ze steevast: “Schat,zijn de eien al klaar?”).
Uiteraard kostten dit soort zaken ook geld en ik heb tijdens mijn studie verschillende leuke en minder leuke bijbanen gehad om deze levensstijl te bekostigen. Desondanks had ik, om met Loesje te spreken, ‘aan het eind van mijn geld altijd een stuk maand over.’ Mijn oplossing hiervoor was eenvoudig: ik maakte nooit enveloppen open en eens per jaar gooide ik een stapel weg, omdat die er al zo lang lag dat die vast niet meer relevant was. Een enkele keer is het zo ver gekomen dat er een enveloppe van de deurwaarder lag en dan maakte ik de originele rekening open en betaalde die.
Een paar jaar terug, op het moment dat mijn ‘administratie’ werd samengevoegd met die van mijn meneer, werd duidelijk dat wij in administratieve zaken zeer van elkaar verschillen. Hij had allemaal verschillende ordners in verschillende kleuren, met tabbladen en categorieën. En overzichten van zijn uitgaven in excelsheets. Ik had een doos met enveloppen en heb die aan hem overhandigd, ter integratie. Telkens wanneer ik een verhuisdoos opende kwam er weer een nieuwe stapel ongeopende enveloppen tevoorschijn, van het IBG, de belastingdienst, het ABP, verenigingscontributie. Ik herinnerde me ineens dat ik nog ruzie heb gemaakt met de administratie van mijn studentenvereniging omdat ik zeker wist dat ik dat jaar mijn contributie al had betaald, en dat het zeer onprofessioneel van hen was dat zíj hun administratie zo slecht op orde hadden. Achteraf is het nog veel slechter dat ze mij geloofden, maar goed, ik geloofde het zelf ook op dat moment.
Gisteren was ik op bezoek bij Eef en haar H. in hun nieuwe huis en ik bewonderde hoe georganiseerd hun verhuizing was verlopen. Eef’s partner H. wees mij erop dat dit vooral dankzij Eef’s organisatorisch talent was: voor de hele verbouwing en verhuizing had ze excelsheets gemaakt, zowel voor de financiële als voor de tijdsplanning. We kwamen tot de conclusie dat H. en ik wat dat betreft de klungels in de relatie zijn, Eef en mijn meneer houden het overzicht. Wat tijd betreft heb ik dat ook wel, maar de huishoudelijke financiën kun je beter niet aan mij overlaten. Wanneer ik op werk de maandelijkse enveloppe met loonstrook ontvang, maak ik deze niet open, maar roep wel steevast ‘Ha, schoenen!’ Gelukkig zit er aan de andere kant van de gezamenlijke rekening mijn meneer, die ervoor zorgt dat de vaste lasten betaald worden en een deel wordt weggesluisd naar een spaarrekening. Tot slot hebben we ook ieder nog een aparte rekening waarvan we alle zooi mogen kopen die we maar willen, kleding, boeken, cd’s. Op deze rekening sta ik al maanden rood. Pas kregen we een brief waarin stond dat ik binnenkort deze rekening echt boven nul moest brengen!
Het lijkt me duidelijk dat mijn huidige toestand, waarin ik onder curatele van mijn meneer sta, een heel gunstige toestand is. Anders zou ik allang ten onder zijn gegaan aan mijn uitgavenpatroon. Afgelopen weekend vertelde vriendin P. over een boek van Ton van der Lee over ontwikkelingshulp in Afrika. Van der Lee beweert hierin dat doordat in een van de Afrikaanse landen (ik geloof Namibië) kinderarbeid nu verboden is, veel kinderen nu nauwelijks te eten krijgen, doordat de ouders al hun geld direct aan zichzelf besteden. Toen deze kinderen nog zelf geld verdienden konden ze in ieder geval nog eten voor zichzelf kopen. Of dit verhaal klopt weet ik niet, ik zal het boek binnenkort zelf eens lezen, maar H. en ik herkenden ons wel in deze situatie. Het is dat we niet drugsverslaafd zijn, anders zou het salaris iedere maand linea recta de aderen in gespoten worden. Of in mijn geval de Manfield, Sasha of Dungelman. Daarom is het zaak een partner te vinden die ook in dit opzicht bij je past, anders word je op een gegeven moment, uiteraard wel in mooie pumps, ergens in een greppel gevonden.
Uiteraard kostten dit soort zaken ook geld en ik heb tijdens mijn studie verschillende leuke en minder leuke bijbanen gehad om deze levensstijl te bekostigen. Desondanks had ik, om met Loesje te spreken, ‘aan het eind van mijn geld altijd een stuk maand over.’ Mijn oplossing hiervoor was eenvoudig: ik maakte nooit enveloppen open en eens per jaar gooide ik een stapel weg, omdat die er al zo lang lag dat die vast niet meer relevant was. Een enkele keer is het zo ver gekomen dat er een enveloppe van de deurwaarder lag en dan maakte ik de originele rekening open en betaalde die.
Een paar jaar terug, op het moment dat mijn ‘administratie’ werd samengevoegd met die van mijn meneer, werd duidelijk dat wij in administratieve zaken zeer van elkaar verschillen. Hij had allemaal verschillende ordners in verschillende kleuren, met tabbladen en categorieën. En overzichten van zijn uitgaven in excelsheets. Ik had een doos met enveloppen en heb die aan hem overhandigd, ter integratie. Telkens wanneer ik een verhuisdoos opende kwam er weer een nieuwe stapel ongeopende enveloppen tevoorschijn, van het IBG, de belastingdienst, het ABP, verenigingscontributie. Ik herinnerde me ineens dat ik nog ruzie heb gemaakt met de administratie van mijn studentenvereniging omdat ik zeker wist dat ik dat jaar mijn contributie al had betaald, en dat het zeer onprofessioneel van hen was dat zíj hun administratie zo slecht op orde hadden. Achteraf is het nog veel slechter dat ze mij geloofden, maar goed, ik geloofde het zelf ook op dat moment.
Gisteren was ik op bezoek bij Eef en haar H. in hun nieuwe huis en ik bewonderde hoe georganiseerd hun verhuizing was verlopen. Eef’s partner H. wees mij erop dat dit vooral dankzij Eef’s organisatorisch talent was: voor de hele verbouwing en verhuizing had ze excelsheets gemaakt, zowel voor de financiële als voor de tijdsplanning. We kwamen tot de conclusie dat H. en ik wat dat betreft de klungels in de relatie zijn, Eef en mijn meneer houden het overzicht. Wat tijd betreft heb ik dat ook wel, maar de huishoudelijke financiën kun je beter niet aan mij overlaten. Wanneer ik op werk de maandelijkse enveloppe met loonstrook ontvang, maak ik deze niet open, maar roep wel steevast ‘Ha, schoenen!’ Gelukkig zit er aan de andere kant van de gezamenlijke rekening mijn meneer, die ervoor zorgt dat de vaste lasten betaald worden en een deel wordt weggesluisd naar een spaarrekening. Tot slot hebben we ook ieder nog een aparte rekening waarvan we alle zooi mogen kopen die we maar willen, kleding, boeken, cd’s. Op deze rekening sta ik al maanden rood. Pas kregen we een brief waarin stond dat ik binnenkort deze rekening echt boven nul moest brengen!
Het lijkt me duidelijk dat mijn huidige toestand, waarin ik onder curatele van mijn meneer sta, een heel gunstige toestand is. Anders zou ik allang ten onder zijn gegaan aan mijn uitgavenpatroon. Afgelopen weekend vertelde vriendin P. over een boek van Ton van der Lee over ontwikkelingshulp in Afrika. Van der Lee beweert hierin dat doordat in een van de Afrikaanse landen (ik geloof Namibië) kinderarbeid nu verboden is, veel kinderen nu nauwelijks te eten krijgen, doordat de ouders al hun geld direct aan zichzelf besteden. Toen deze kinderen nog zelf geld verdienden konden ze in ieder geval nog eten voor zichzelf kopen. Of dit verhaal klopt weet ik niet, ik zal het boek binnenkort zelf eens lezen, maar H. en ik herkenden ons wel in deze situatie. Het is dat we niet drugsverslaafd zijn, anders zou het salaris iedere maand linea recta de aderen in gespoten worden. Of in mijn geval de Manfield, Sasha of Dungelman. Daarom is het zaak een partner te vinden die ook in dit opzicht bij je past, anders word je op een gegeven moment, uiteraard wel in mooie pumps, ergens in een greppel gevonden.
dinsdag 3 november 2009
Een hond
Ik wil een hond. Nu weet ik het zeker.
Vanochtend toen ik in het donker naar mijn werk fietste zag ik iemand fietsen in zo’n gezellige gewatteerde jas met een trainingsbroek eronder en naast hem (en de fiets) liep een hond, en die hond had een lichtje om zijn nek. Het lichtje bungelde heen en weer op de maat van zijn passen. Het zag er zo gezellig uit. Zo knus. De hond als outdoor kerstboom. Je eigen verlichtte accessoire voor de donkere dagen voor kerstmis. Ik zag al voor me dat het baasje ‘s ochtends de hond, die wild kwispelend op de deurmat zat, het lichtje om zijn nek deed. ‘Kom op kleintje, we gaan wandelen’. En die hond die begreep dat natuurlijk. En was diep van binnen heel blij met het bungelende lampje want dat was een teken van liefde van zijn baasje. Zijn baasje wilde dat hij gezien werd in het donker zodat niemand ineens zijn autodeur zou openslaan terwijl hij naast de fiets van zijn baasjes liep, of hem zou overrijden door die fietser die zo midden op de weg reed rechts in te halen. Net als de inwoners van Tienray alleen maar uit liefde willen dat hun asielzoekers lichtgevende jasjes gaan dragen.
Mijn verlangen naar een hond steekt al jaren zo om de paar maanden de kop op. Op één of andere manier associeer ik een hond met een sportieve levenstijl en tijd voor reflectie. Sportief omdat je hem toch zeker een paar keer per dag moet uitlaten en dus gedwongen bent te bewegen. Tijd voor reflectie omdat je hem toch zeker een paar keer per dag moet uitlaten en dus tijd hebt voor reflectie. Reflectie terwijl je om kwart over 6 ’s ochtends
een wandeling met hem maakt door het park, reflectie als je een bal voor hem weggooit.
Na ruim vier jaar met twee katten te hebben samengeleefd is een hond ook een welkome afwisseling. Een hond is trouw. Veel trouwer dan een kat. Onze katten komen alleen naar je toe als ze behoefte hebben aan eten en aandacht. Ze hebben een eigen wil en karakter zijn alleen lief als het hen uitkomt. Uiteraard heeft een kat zo zijn eigen charmes, maar een trouwe hond, dat klinkt toch aanlokkelijk. Je kunt hem meenemen als je een stukje gaat rijden. Zo neem ik de hond van mijn schoonouders, genaamd B, als wij daar op passen, altijd mee als ik boodschappen ga doen of naar de snackbar of het tankstation moet. Ze springt meteen op de bijrijderstoel en gaat verwachtingsvol uit het raam kijken. Een hond heeft ook een blind vertrouwen in zijn baas. Iets wat je van een kat niet kunt zeggen. Als wij onze kat J wel eens optillen om ergens anders in huis neer te zetten, bijvoorbeeld omdat ze steeds voor de tv of het beeldscherm van de computer langsloopt, kijkt ze je aan alsof ze denkt ‘ik weet niet wat jij gaat doen, maar ik ga nu gewoon weer terug naar waar ik net was’. Een hond doet dat niet. Je roept hem en hij komt, je zegt dat ie moet gaan zitten en hij zit. Van de zomer zijn we met de hond van mijn schoonouders naar de oma van H gelopen. Je moet dan met een boot de rivier over. De hond is bang voor water, maar als wij op de veerpont gaan staan loopt ze gewoon mee. Ze gaat rustig naast ons zitten en geeft geen kik. Dat hadden we met J moeten proberen, die was meteen teruggerend naar huis met een blik in haar ogen waarin te lezen valt ‘je kunt de pot op met die pont van je.’
Maar goed, die hond van ons dus, die nog moet worden aangeschaft… Het lijkt een Utopia. Als je een hond hebt dan is je leven compleet. Je hebt een trouwe vriend die je altijd begrijpt, bent in beweging, je hebt regelmaat in je leven, je komt tot rust, je valt af en al met al ben je ultiem gelukkig. En nu met ons rijtjeshuis op Zwenkgras 68 is een hond de volgende stap. En dan een stationwagen. En dan een kind. Dus wat houdt ons tegen?
Vanochtend toen ik in het donker naar mijn werk fietste zag ik iemand fietsen in zo’n gezellige gewatteerde jas met een trainingsbroek eronder en naast hem (en de fiets) liep een hond, en die hond had een lichtje om zijn nek. Het lichtje bungelde heen en weer op de maat van zijn passen. Het zag er zo gezellig uit. Zo knus. De hond als outdoor kerstboom. Je eigen verlichtte accessoire voor de donkere dagen voor kerstmis. Ik zag al voor me dat het baasje ‘s ochtends de hond, die wild kwispelend op de deurmat zat, het lichtje om zijn nek deed. ‘Kom op kleintje, we gaan wandelen’. En die hond die begreep dat natuurlijk. En was diep van binnen heel blij met het bungelende lampje want dat was een teken van liefde van zijn baasje. Zijn baasje wilde dat hij gezien werd in het donker zodat niemand ineens zijn autodeur zou openslaan terwijl hij naast de fiets van zijn baasjes liep, of hem zou overrijden door die fietser die zo midden op de weg reed rechts in te halen. Net als de inwoners van Tienray alleen maar uit liefde willen dat hun asielzoekers lichtgevende jasjes gaan dragen.
Mijn verlangen naar een hond steekt al jaren zo om de paar maanden de kop op. Op één of andere manier associeer ik een hond met een sportieve levenstijl en tijd voor reflectie. Sportief omdat je hem toch zeker een paar keer per dag moet uitlaten en dus gedwongen bent te bewegen. Tijd voor reflectie omdat je hem toch zeker een paar keer per dag moet uitlaten en dus tijd hebt voor reflectie. Reflectie terwijl je om kwart over 6 ’s ochtends
een wandeling met hem maakt door het park, reflectie als je een bal voor hem weggooit.
Na ruim vier jaar met twee katten te hebben samengeleefd is een hond ook een welkome afwisseling. Een hond is trouw. Veel trouwer dan een kat. Onze katten komen alleen naar je toe als ze behoefte hebben aan eten en aandacht. Ze hebben een eigen wil en karakter zijn alleen lief als het hen uitkomt. Uiteraard heeft een kat zo zijn eigen charmes, maar een trouwe hond, dat klinkt toch aanlokkelijk. Je kunt hem meenemen als je een stukje gaat rijden. Zo neem ik de hond van mijn schoonouders, genaamd B, als wij daar op passen, altijd mee als ik boodschappen ga doen of naar de snackbar of het tankstation moet. Ze springt meteen op de bijrijderstoel en gaat verwachtingsvol uit het raam kijken. Een hond heeft ook een blind vertrouwen in zijn baas. Iets wat je van een kat niet kunt zeggen. Als wij onze kat J wel eens optillen om ergens anders in huis neer te zetten, bijvoorbeeld omdat ze steeds voor de tv of het beeldscherm van de computer langsloopt, kijkt ze je aan alsof ze denkt ‘ik weet niet wat jij gaat doen, maar ik ga nu gewoon weer terug naar waar ik net was’. Een hond doet dat niet. Je roept hem en hij komt, je zegt dat ie moet gaan zitten en hij zit. Van de zomer zijn we met de hond van mijn schoonouders naar de oma van H gelopen. Je moet dan met een boot de rivier over. De hond is bang voor water, maar als wij op de veerpont gaan staan loopt ze gewoon mee. Ze gaat rustig naast ons zitten en geeft geen kik. Dat hadden we met J moeten proberen, die was meteen teruggerend naar huis met een blik in haar ogen waarin te lezen valt ‘je kunt de pot op met die pont van je.’
Maar goed, die hond van ons dus, die nog moet worden aangeschaft… Het lijkt een Utopia. Als je een hond hebt dan is je leven compleet. Je hebt een trouwe vriend die je altijd begrijpt, bent in beweging, je hebt regelmaat in je leven, je komt tot rust, je valt af en al met al ben je ultiem gelukkig. En nu met ons rijtjeshuis op Zwenkgras 68 is een hond de volgende stap. En dan een stationwagen. En dan een kind. Dus wat houdt ons tegen?
maandag 2 november 2009
Vloer IV
S: Kikkuuhhhhh!
E en H: Dank je!
E en H: Dank je!
Abonneren op:
Posts (Atom)