Ik wil een hond. Nu weet ik het zeker.
Vanochtend toen ik in het donker naar mijn werk fietste zag ik iemand fietsen in zo’n gezellige gewatteerde jas met een trainingsbroek eronder en naast hem (en de fiets) liep een hond, en die hond had een lichtje om zijn nek. Het lichtje bungelde heen en weer op de maat van zijn passen. Het zag er zo gezellig uit. Zo knus. De hond als outdoor kerstboom. Je eigen verlichtte accessoire voor de donkere dagen voor kerstmis. Ik zag al voor me dat het baasje ‘s ochtends de hond, die wild kwispelend op de deurmat zat, het lichtje om zijn nek deed. ‘Kom op kleintje, we gaan wandelen’. En die hond die begreep dat natuurlijk. En was diep van binnen heel blij met het bungelende lampje want dat was een teken van liefde van zijn baasje. Zijn baasje wilde dat hij gezien werd in het donker zodat niemand ineens zijn autodeur zou openslaan terwijl hij naast de fiets van zijn baasjes liep, of hem zou overrijden door die fietser die zo midden op de weg reed rechts in te halen. Net als de inwoners van Tienray alleen maar uit liefde willen dat hun asielzoekers lichtgevende jasjes gaan dragen.
Mijn verlangen naar een hond steekt al jaren zo om de paar maanden de kop op. Op één of andere manier associeer ik een hond met een sportieve levenstijl en tijd voor reflectie. Sportief omdat je hem toch zeker een paar keer per dag moet uitlaten en dus gedwongen bent te bewegen. Tijd voor reflectie omdat je hem toch zeker een paar keer per dag moet uitlaten en dus tijd hebt voor reflectie. Reflectie terwijl je om kwart over 6 ’s ochtends
een wandeling met hem maakt door het park, reflectie als je een bal voor hem weggooit.
Na ruim vier jaar met twee katten te hebben samengeleefd is een hond ook een welkome afwisseling. Een hond is trouw. Veel trouwer dan een kat. Onze katten komen alleen naar je toe als ze behoefte hebben aan eten en aandacht. Ze hebben een eigen wil en karakter zijn alleen lief als het hen uitkomt. Uiteraard heeft een kat zo zijn eigen charmes, maar een trouwe hond, dat klinkt toch aanlokkelijk. Je kunt hem meenemen als je een stukje gaat rijden. Zo neem ik de hond van mijn schoonouders, genaamd B, als wij daar op passen, altijd mee als ik boodschappen ga doen of naar de snackbar of het tankstation moet. Ze springt meteen op de bijrijderstoel en gaat verwachtingsvol uit het raam kijken. Een hond heeft ook een blind vertrouwen in zijn baas. Iets wat je van een kat niet kunt zeggen. Als wij onze kat J wel eens optillen om ergens anders in huis neer te zetten, bijvoorbeeld omdat ze steeds voor de tv of het beeldscherm van de computer langsloopt, kijkt ze je aan alsof ze denkt ‘ik weet niet wat jij gaat doen, maar ik ga nu gewoon weer terug naar waar ik net was’. Een hond doet dat niet. Je roept hem en hij komt, je zegt dat ie moet gaan zitten en hij zit. Van de zomer zijn we met de hond van mijn schoonouders naar de oma van H gelopen. Je moet dan met een boot de rivier over. De hond is bang voor water, maar als wij op de veerpont gaan staan loopt ze gewoon mee. Ze gaat rustig naast ons zitten en geeft geen kik. Dat hadden we met J moeten proberen, die was meteen teruggerend naar huis met een blik in haar ogen waarin te lezen valt ‘je kunt de pot op met die pont van je.’
Maar goed, die hond van ons dus, die nog moet worden aangeschaft… Het lijkt een Utopia. Als je een hond hebt dan is je leven compleet. Je hebt een trouwe vriend die je altijd begrijpt, bent in beweging, je hebt regelmaat in je leven, je komt tot rust, je valt af en al met al ben je ultiem gelukkig. En nu met ons rijtjeshuis op Zwenkgras 68 is een hond de volgende stap. En dan een stationwagen. En dan een kind. Dus wat houdt ons tegen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten