Op verzoek van Jan Kok schrijf ik vandaag over de kunst van het nietsdoen. Toen ik aanbood om dit onderwerp op me te nemen, dacht ik dat ik héél goed was in nietsdoen. Maar niets is minder waar…
Stel je het volgende scenario voor. Het is de start van mijn vrije dag, ik kom goed uitgeslapen uit bed en het lijkt net alsof ik zeeën van tijd heb. Een nog onaangeroerd ‘to-do’-lijstje ligt me op te wachten en vol goede moed start ik met… niksen. Ik aai de kat een paar minuten terwijl ze spinnend op m’n schoot zit. Ik kijk naar het nieuws, ’s ochtends vaak met Herman van der Zandt. Ik ga lekker uitgebreid douchen. Ik check teletekst. Ik luister naar de radio. Ik maak een boodschappenlijstje (ach, dat is op zich wel nuttig) en ik check op internet of er nog producten in de aanbieding zijn. En als ik dan toch achter de pc zit, kan ik ook wel even m’n mail checken, en m’n Facebook, en een forum waar ik lid van ben, en en en… Aan het einde van de dag, als ik weer mijn kat op schoot en een boek voor mijn neus heb, kom ik tot de conclusie dat ik eigenlijk alleen maar heb zitten niksen.
Maar niksen is iets anders dan niksdoen. Als ik niks, dan doe ik dus eigenlijk alsnog van alles. Als ik niets doe, dan doe ik ook écht niets. Hoe zou dat moeten? Gewoon voor je uit zitten staren? Nadenken over De Grote Vragen Des Levens? Mediteren? Luisteren naar de geluiden om je heen? Ineens moet ik denken aan een mindfullnesstherapie die ik geprobeerd heb te volgen. Het was niks voor mij. Ik moest op de grond gaan liggen en me bewust worden van alles wat er om me heen gebeurde, maar ik mocht er niets van vinden, ik mocht het niet veroordelen. Daar bleek ik erg slecht in te zijn. Nietsdoen? Ik kan het niet. Laat mij maar lekker niksen. Waar ben jij beter in, niksen of nietsdoen?