Vanaf deze week verschijnt elke twee weken op vrijdag een gastcolumn van de hand van onze gastcolumnist H.
Wees gerust, waarde lezer, na lezing van deze kop. Dit is geen cliché-verhaal over ontbrekende schroefjes of plankjes. Noch is het een relaas over klachten over de klantenservice, klachten over de bezorgservice, noch zal het gaan over mensen die over hun nek gaan van Zweedse gehaktballetjes.
Dit gaat over de IKEA als psychosociaal fenomeen en ik wacht met smart op de eerste promovendus wiens doctoraat ingaat op intermenselijke relaties in combinatie met het Zweedse zelfklusmeubelmagazijn.
Vuistregel één: de IKEA is er voor iedereen, van elke sociale klasse en belastingschijf. Zo moest ik afgelopen zaterdag met Nijmeegse vriend P. lampen (en achteraf overbodige Billy-plankjes) kopen in Delft. Dan staat er zomaar een Lotus sportwagen in de parkeergarage, maar tegelijkertijd zitten er ook mensen die met drie tassen vol met spaanplaat bij de bushalte te wachten op vervoer.
Een enigszins treurig beeld is het wel. Waarom zou je, als je kapitaalkrachtig genoeg bent voor een Lotus, nog in hemelsnaam naar de IKEA karren? Omdat ze daar zulke mooie spullen hebben? Hoe vaak kies je niet iets uit wat, in de woorden van Eef, ‘het minst lelijk is’? Intrigerende vraag is dus: waar is een Lotusrijder naar op zoek? Kwam hij (daar ga ik dan gemakshalve maar van uit) soms voor de aanbieding van de week? Kwam hij voor het appelgebak van 0,95 euro? Voor een toiletborstel? Spaarlampen? Het duurde te lang om bij de Lotus te blijven posten om te zien waar de eigenaar mee terug zou komen. Vooropgesteld dat de hele mikmak niet via de bezorgservice thuis afgeleverd zou worden. Zoveel laadruimte heeft een Lotus immers niet.
Vuistregel twee: Niemand die rondloopt in de IKEA is gelukkig. Ter illustratie is een andere observatie van Eef bijzonder treffend. Zij spot altijd zwijgende, want uitgeprate, vijftigers: vrouw monter voorop, man er schuifelend achteraan. De vrouw bekijkt én betast zo’n beetje alle loszittende en -liggende rotzooi in de showroom, terwijl de man denkt: ‘blijf af, laat liggen’. Of hij denkt: met dat kussen kan ik haar smoren! Of: zou ik haar kunnen doodslaan met een Brallis kleerhanger?
Interessant voor de promovendus is in dit verband: waarom storten mensen zich bewust in de ellende? Of proberen ze zich stoïcijns over te geven aan de elementen? Wat geheid mislukt. Wat is statistisch gezien het overheersende gevoel bij het verlaten van een willekeurige vestiging? Is het opluchting dat je weer buiten staat? En is opluchting te kenmerken als de enige positieve emotie die de IKEA oproept?
Vuistregel drie: de IKEA stelt je relatie op de proef. Een observatie mijnerzijds: stellen lopen wellicht hand-in-hand de IKEA in, maar ze gaan er nooit hand-in-hand uit. De IKEA is een relatietest, waarbij ‘Temptation Island’ in het niet valt. De beste relaties komen onder druk te staan. Een goudmijn voor wetenschappelijk onderzoek. Als er mensen afstuderen op ‘Big Brother’, dan is de IKEA toch de logische vervolgstap?
Kanttekening bij vuistregel drie: wie kent iemand wiens sporende en succesvolle relatie begonnen is in de IKEA? Geliefden ontmoet je tijdens je studie, op je werk, via internet *zucht*, op een bruiloft of in de kroeg. Hoe ziek is het als je een stel tegenkomt dat elkaar kent uit de IKEA?!? “Ja, en toen pakten Evert en ik allebei tegelijk het laatste Anita gordijn. Nou, wij naar elkaar lachen natuurlijk. Uiteindelijk liet hij mij het gordijn meenemen. Drie maanden later hing het alsnog voor zijn raam, toen ik bij hem introk, hihihi”.
Nee, zo gaat het in het werkelijke leven niet. Stellen krijgen ruzie door externe omstandigheden. Omdat je je zo kapot ergert aan iets anders, dat je je aan elkaar gaat ergeren. Stellen reageren zich op elkaar af door ergernissen over de krapte van de looppaden, door ergernissen over de mensen die deze looppaden blokkeren, zoals gezinnen die ‘gezellig’ met zijn allen naar de IKEA togen; de al genoemde stilzwijgende echtparen; mensen met te zware karren; mensen die denken dat ze drie meter breed zijn; mensen die denken dat alleen op de wereld zijn. En bovenal de ergernis over je onvermogen om om te gaan met deze ergernissen en een vage, ondefinieerbare angst dat dit je voorland is.
vrijdag 30 oktober 2009
donderdag 29 oktober 2009
Filmtip: Thank you for Smoking
Satirische film over de (anti)rooklobby in Amerika. Meer nog dan een film over de rooklobby is dit een film over hoe spin doctors te werk gaan.
In de film volg je het leven van rooklobbyist Nick Naylor, een geweldige rol van Aaron Eckhart, die tegelijkertijd de grote held moet zijn voor zijn twaalfjarige zoon. Het is knap om te zien hoe hij de zaak altijd zo weet te draaien dat de tabaksindustrie goed voor de dag komt, zonder dat hij hiermee zijn zoon verkeerde adviezen geeft.
Als je een film als Wag the Dog waardeert, dan moet je deze zeker ook kijken.
In de film volg je het leven van rooklobbyist Nick Naylor, een geweldige rol van Aaron Eckhart, die tegelijkertijd de grote held moet zijn voor zijn twaalfjarige zoon. Het is knap om te zien hoe hij de zaak altijd zo weet te draaien dat de tabaksindustrie goed voor de dag komt, zonder dat hij hiermee zijn zoon verkeerde adviezen geeft.
Als je een film als Wag the Dog waardeert, dan moet je deze zeker ook kijken.
Voor de tweede keer eeuwig trouw
Sylvie van der Vaart wil opnieuw trouwen. Met dezelfde man. Met haar Rafael. Eén mooiste dag van je leven is niet genoeg. Het moeten er twee worden.
Eén keer trouwen is nog tot daar aan toe. Hoewel ik, ik heb daar jaren geleden al eens eerder over geschreven op een nu niet meer bestaand blog, ook eerste bruiloften vaak een feest van herkenning danwel herhaling vind. Begrijp me niet verkeerd, van mij mag iedereen trouwen. Bijna al mijn vrienden zijn getrouwd. En ik ben daar in de meeste gevallen (een enkele uitzondering daargelaten) ook getuige van geweest. En vaak waren dat heel erg leuke feestjes. Maar voor mij hoeft zo’n bruiloft niet. Als ik geld over zou hebben zou ik best een leuk feestje willen geven hoor, maar het is nooit mijn droom geweest om een dag met samengeknepen oksels in een witte strapless jurk rond te lopen. Ik hoef ook niet te trouwen om te weten dat ik voor altijd bij mijn geliefde blijf. En ik ga ook heus niet eerder weg als het moeilijk wordt ‘omdat wij niet getrouwd zijn’. Alsof je leven als niet getrouwd stel een stuk minder liefdevol en verweven met elkaar is dan met zo’n trouwboekje. Je hebt toch ook samen een verleden (en toekomst), een bankrekening, een hypotheek, een auto en twee katten?
Ik snap dat mensen toch voor een huwelijk en een bruiloft kiezen, maar ik snap niet waarom mensen dat twee keer doen. Ik vind dat wel een beetje treurig. Zo van ‘Ik zei vier jaar geleden al ja, maar nu doe ik t weer, want ik wil t nog steeds voor altijd bij je blijven.’ Nog even en je omgeving denkt dat je op de rand van scheiden staat als je niet voor de tweede keer gaat trouwen.
Of betekent een tweede keer trouwen dat iemand ópnieuw voor altijd bij de ander wil blijven? Er is een tijdje een impasse geweest maar nu gaan we er weer voor. Zoals de ouders van Bridget Jones waarbij de moeder van Bridget eerst een half jaar met een nog niet uit de kast geklapte sinaasappel had liggen rampetampen en ze daarna tóch bij Bridgets vader wilde blijven.
Of misschien was het stel dat voor de tweede keer trouwt zich de eerste keer helemaal niet bewust van hun keuze. Ze wisten niet voor wie ze kozen en hebben per ongeluk goed gekozen en willen dat nu vieren? Of is het tweede huwelijk juist om een aanwezige crisis te bezweren? Ik weet dat Jon en Kate van de realityserie Jon & Kate Plus 8 (zie de Travel & Living Channel) voor de tweede keer trouwden en toen binnen een jaar gescheiden waren.
Wij hebben net de eerste huwelijksgolf en de eerste babygolf achter de rug, de tweede babygolf is op gang aan het komen en we wachten nu op de eerste scheidingsgolf en dan komt vrees ik de tweede huwelijksgolf. Dat tweede huwelijk kan dan met de oude of met een nieuwe partner zijn. Maar als het met dezelfde partner is, betekent dat dan ook dat je zowel de eerste als de tweede trouwdag viert? Of begin je dan opnieuw te tellen zodat het net lijkt alsof je een heel lekker jong, niet uitgeblust stel bent. En moeten wij dan bij zo’n tweede huwelijk met dezelfde partner weer een dag in onze mooiste kleren op komen draven? En moet ik dan weer online een cadeaulijst bekijken en iets duurs kopen? Mijn hemel, ik moet er niet aan denken. Ik hoop niet dat er vrienden van mij zijn die besluiten twee keer te trouwen. Misschien dat ik dan ga overwegen van die vrienden te scheiden.
Eén keer trouwen is nog tot daar aan toe. Hoewel ik, ik heb daar jaren geleden al eens eerder over geschreven op een nu niet meer bestaand blog, ook eerste bruiloften vaak een feest van herkenning danwel herhaling vind. Begrijp me niet verkeerd, van mij mag iedereen trouwen. Bijna al mijn vrienden zijn getrouwd. En ik ben daar in de meeste gevallen (een enkele uitzondering daargelaten) ook getuige van geweest. En vaak waren dat heel erg leuke feestjes. Maar voor mij hoeft zo’n bruiloft niet. Als ik geld over zou hebben zou ik best een leuk feestje willen geven hoor, maar het is nooit mijn droom geweest om een dag met samengeknepen oksels in een witte strapless jurk rond te lopen. Ik hoef ook niet te trouwen om te weten dat ik voor altijd bij mijn geliefde blijf. En ik ga ook heus niet eerder weg als het moeilijk wordt ‘omdat wij niet getrouwd zijn’. Alsof je leven als niet getrouwd stel een stuk minder liefdevol en verweven met elkaar is dan met zo’n trouwboekje. Je hebt toch ook samen een verleden (en toekomst), een bankrekening, een hypotheek, een auto en twee katten?
Ik snap dat mensen toch voor een huwelijk en een bruiloft kiezen, maar ik snap niet waarom mensen dat twee keer doen. Ik vind dat wel een beetje treurig. Zo van ‘Ik zei vier jaar geleden al ja, maar nu doe ik t weer, want ik wil t nog steeds voor altijd bij je blijven.’ Nog even en je omgeving denkt dat je op de rand van scheiden staat als je niet voor de tweede keer gaat trouwen.
Of betekent een tweede keer trouwen dat iemand ópnieuw voor altijd bij de ander wil blijven? Er is een tijdje een impasse geweest maar nu gaan we er weer voor. Zoals de ouders van Bridget Jones waarbij de moeder van Bridget eerst een half jaar met een nog niet uit de kast geklapte sinaasappel had liggen rampetampen en ze daarna tóch bij Bridgets vader wilde blijven.
Of misschien was het stel dat voor de tweede keer trouwt zich de eerste keer helemaal niet bewust van hun keuze. Ze wisten niet voor wie ze kozen en hebben per ongeluk goed gekozen en willen dat nu vieren? Of is het tweede huwelijk juist om een aanwezige crisis te bezweren? Ik weet dat Jon en Kate van de realityserie Jon & Kate Plus 8 (zie de Travel & Living Channel) voor de tweede keer trouwden en toen binnen een jaar gescheiden waren.
Wij hebben net de eerste huwelijksgolf en de eerste babygolf achter de rug, de tweede babygolf is op gang aan het komen en we wachten nu op de eerste scheidingsgolf en dan komt vrees ik de tweede huwelijksgolf. Dat tweede huwelijk kan dan met de oude of met een nieuwe partner zijn. Maar als het met dezelfde partner is, betekent dat dan ook dat je zowel de eerste als de tweede trouwdag viert? Of begin je dan opnieuw te tellen zodat het net lijkt alsof je een heel lekker jong, niet uitgeblust stel bent. En moeten wij dan bij zo’n tweede huwelijk met dezelfde partner weer een dag in onze mooiste kleren op komen draven? En moet ik dan weer online een cadeaulijst bekijken en iets duurs kopen? Mijn hemel, ik moet er niet aan denken. Ik hoop niet dat er vrienden van mij zijn die besluiten twee keer te trouwen. Misschien dat ik dan ga overwegen van die vrienden te scheiden.
woensdag 28 oktober 2009
Vloer III
F: “En hoe is het met strandtent van jullie boven afgelopen?”
H: “Ja, die zit er in.”
F: “Aha. Ik ben benieuwd.”
H: “Ja, die zit er in.”
F: “Aha. Ik ben benieuwd.”
Het orgeltje van yesterday*
Mijn broer en ik hebben op dezelfde lagere school gezeten, en een heel bijzondere, namelijk de school met den Bijbel. Ik kan over alle aspecten van deze school een Voskuil-eske romanserie volschrijven, maar ik zal me nu proberen te beperken. Ik moest namelijk aan mijn lagere school denken door een vorige column van Eef waarin zij op het eind schrijft over liefdadigheidszendingen die bestaan uit felgekleurde acrylen truien en orgeltjes.
Bij mij op de lagere school speelden de meisjes blokfluit (en later dwarsfluit) en de jongens speelden orgel (en later nog steeds orgel). Mijn broer en ik konden niet achterblijven. Ook op een School met den Bijbel kennen ze peer-pressure. Ze noemen het waarschijnlijk anders, groepsverzoeking of iets dergelijks, maar het bestaat. Mijn broer ging als eerste overstag nadat hij bij een vriendje thuis zijn elektronische orgel had gezien. Ik begrijp het ook niet, maar wie ben ik om te oordelen, ik speelde blokfluit! (en later dwarsfluit) Hij moest en zou ook een orgeltje. Even voor de duidelijkheid: een elektronisch orgel brengt dus niet hetzelfde bombastische geluid voort als een kerkorgel. En je kan er ook niet op spelen als op een piano. Nee, het elektronisch orgel is een klasse apart. Het is moeilijk het geluid te beschrijven dat geregeld bij ons door de huiskamer klonk. Een beetje snerpend en zeurderig, meestal melodieën van oude nummers die nooit echt hits zijn geweest. Een van de grootmeesters van het elektronisch orgel is Stef Meeder. Niet geheel onlogisch stond er elke week een advertentie voor zijn orgelcursussen op de achterkant van de NCRV-gids, een kalende gebruinde man die een immens kunstgebit bloot lachte. Het volgende filmpje http://www.youtube.com/watch?v=dB6N0r2N9VM geeft een goede indruk van het geluid dat en de melodieën die het elektronische orgel voortbrengt. Als iemand geheel tegen mijn verwachting in de ‘my sweet gipsy rose medley’ wel al kende, dan hoor ik het graag en neem ik mijn opmerking over ‘nooit echt hits’ terug. Terwijl ik dit schrijf staat het filmpje nog steeds aan en hoor ik volgens mij een draaiorgel-vertaling van ‘Please release me’, dus ik moet de opmerking misschien meteen al terugnemen of ik ben een bejaarde. Dit is trouwens ook een heel sfeervol filmpje http://www.youtube.com/watch?v=JT-SfTSr6_Q&feature=related, het in en out faden van dansende vijftigers in de jaren ’90 maakt het helemaal af.
Maar goed, ik dwaal af, terug dus naar het orgeltje van mijn broer. Het orgeltje is gekocht bij een orgelwinkel aan de Dorpsstraat in Z, bij een dikke, onwelriekende man, die kort daarop ook de orgelleraar van mijn broer werd. De winkel is inmiddels failliet, gek genoeg, want ik dacht altijd dat de zaak heel goed liep, daar de dikke, onwelriekende man altijd in een heel grote Mercedes reed. Later kwam ik erachter dat juist mannen in heel grote Mercedessen als eerste failliet gaan. En door de ontkerkelijking heeft het orgel vast ook aan terrein moeten inleveren aan stoere instrumenten als de gitaar en het drumstel.
Mijn broer heeft het orgelspelen lang volgehouden, tot diep in zijn middelbareschooltijd, en dat zonder gepest te worden, wat ik een prestatie van formaat vind. Na de onwelriekende man kreeg hij les van diens sidekick die voor zichzelf was begonnen in een van de drive-inwoningen bij ons achter. Deze man had een artiestennaam. Een beter voorbeeld van totale zelfoverschatting heb ik nog nooit meegemaakt. Ik zal zijn naam niet weggeven, maar mijn vader noemde hem altijd Carlos Kernhem en daar leek zijn artiestennaam inderdaad op. Op zijn website zegt hij over het elektronische orgel: “Het volwassen instrument waar ook bij jongeren weer een grotere interesse voor is.” Dat laatste gelooft natuurlijk niemand en met zo’n zin maak je het alleen maar erger.
Na de middelbare school, toen mijn broer ging studeren, heeft het orgeltje nog een paar jaar werkeloos bij mijn ouders in de woonkamer gestaan. Onbegrijpelijk, want het is werkelijk een onooglijk object, hoewel het wel goed matchte met de witte schrotenwand waar hij tegenaan stond. Op een gegeven moment waren mijn ouders het zat en besloten zij het ding aan te bieden aan de rommelmarkt van de kerk. Dit lijkt een done deal, maar helaas, het orgeltje werd geweigerd! Blijkbaar was er eind jaren ’90 een enorm overschot aan elektronische orgels, met alle gevolgen van dien. De kerk had echter wel een alternatief bedacht. Een van de leden van onze kerk ging eens per jaar naar Roemenië om een zustergemeente van spullen te voorzien. Wellicht dat daar wel behoefte was aan ons elektronische orgel, voor gebruik tijdens de kerkdienst. Er was echter wel een voorwaarde verbonden aan de gulle gift: mijn ouders moesten zelf betalen voor het transport van het orgel naar Roemenië, namelijk honderd gulden. Uiteraard waren mijn ouders in eerste instantie verontwaardigd, maar omdat ze het fijn vonden dat het orgel een goede bestemming kreeg, gingen ze toch overstag.
Mijn vader is er nog steeds van overtuigd dat er een luchtje aan de zaak zat en verdenkt de man die het orgel tegen betaling meegenomen heeft ervan het ding bij de Duitse grens in een greppel te hebben gedumpt en weer terug naar Z te zijn gereden. Een soort afrekening in het criminele circuit. En dat heeft het orgeltje toch niet verdiend…
*Rutger Kopland, Amsterdam 1968
Bij mij op de lagere school speelden de meisjes blokfluit (en later dwarsfluit) en de jongens speelden orgel (en later nog steeds orgel). Mijn broer en ik konden niet achterblijven. Ook op een School met den Bijbel kennen ze peer-pressure. Ze noemen het waarschijnlijk anders, groepsverzoeking of iets dergelijks, maar het bestaat. Mijn broer ging als eerste overstag nadat hij bij een vriendje thuis zijn elektronische orgel had gezien. Ik begrijp het ook niet, maar wie ben ik om te oordelen, ik speelde blokfluit! (en later dwarsfluit) Hij moest en zou ook een orgeltje. Even voor de duidelijkheid: een elektronisch orgel brengt dus niet hetzelfde bombastische geluid voort als een kerkorgel. En je kan er ook niet op spelen als op een piano. Nee, het elektronisch orgel is een klasse apart. Het is moeilijk het geluid te beschrijven dat geregeld bij ons door de huiskamer klonk. Een beetje snerpend en zeurderig, meestal melodieën van oude nummers die nooit echt hits zijn geweest. Een van de grootmeesters van het elektronisch orgel is Stef Meeder. Niet geheel onlogisch stond er elke week een advertentie voor zijn orgelcursussen op de achterkant van de NCRV-gids, een kalende gebruinde man die een immens kunstgebit bloot lachte. Het volgende filmpje http://www.youtube.com/watch?v=dB6N0r2N9VM geeft een goede indruk van het geluid dat en de melodieën die het elektronische orgel voortbrengt. Als iemand geheel tegen mijn verwachting in de ‘my sweet gipsy rose medley’ wel al kende, dan hoor ik het graag en neem ik mijn opmerking over ‘nooit echt hits’ terug. Terwijl ik dit schrijf staat het filmpje nog steeds aan en hoor ik volgens mij een draaiorgel-vertaling van ‘Please release me’, dus ik moet de opmerking misschien meteen al terugnemen of ik ben een bejaarde. Dit is trouwens ook een heel sfeervol filmpje http://www.youtube.com/watch?v=JT-SfTSr6_Q&feature=related, het in en out faden van dansende vijftigers in de jaren ’90 maakt het helemaal af.
Maar goed, ik dwaal af, terug dus naar het orgeltje van mijn broer. Het orgeltje is gekocht bij een orgelwinkel aan de Dorpsstraat in Z, bij een dikke, onwelriekende man, die kort daarop ook de orgelleraar van mijn broer werd. De winkel is inmiddels failliet, gek genoeg, want ik dacht altijd dat de zaak heel goed liep, daar de dikke, onwelriekende man altijd in een heel grote Mercedes reed. Later kwam ik erachter dat juist mannen in heel grote Mercedessen als eerste failliet gaan. En door de ontkerkelijking heeft het orgel vast ook aan terrein moeten inleveren aan stoere instrumenten als de gitaar en het drumstel.
Mijn broer heeft het orgelspelen lang volgehouden, tot diep in zijn middelbareschooltijd, en dat zonder gepest te worden, wat ik een prestatie van formaat vind. Na de onwelriekende man kreeg hij les van diens sidekick die voor zichzelf was begonnen in een van de drive-inwoningen bij ons achter. Deze man had een artiestennaam. Een beter voorbeeld van totale zelfoverschatting heb ik nog nooit meegemaakt. Ik zal zijn naam niet weggeven, maar mijn vader noemde hem altijd Carlos Kernhem en daar leek zijn artiestennaam inderdaad op. Op zijn website zegt hij over het elektronische orgel: “Het volwassen instrument waar ook bij jongeren weer een grotere interesse voor is.” Dat laatste gelooft natuurlijk niemand en met zo’n zin maak je het alleen maar erger.
Na de middelbare school, toen mijn broer ging studeren, heeft het orgeltje nog een paar jaar werkeloos bij mijn ouders in de woonkamer gestaan. Onbegrijpelijk, want het is werkelijk een onooglijk object, hoewel het wel goed matchte met de witte schrotenwand waar hij tegenaan stond. Op een gegeven moment waren mijn ouders het zat en besloten zij het ding aan te bieden aan de rommelmarkt van de kerk. Dit lijkt een done deal, maar helaas, het orgeltje werd geweigerd! Blijkbaar was er eind jaren ’90 een enorm overschot aan elektronische orgels, met alle gevolgen van dien. De kerk had echter wel een alternatief bedacht. Een van de leden van onze kerk ging eens per jaar naar Roemenië om een zustergemeente van spullen te voorzien. Wellicht dat daar wel behoefte was aan ons elektronische orgel, voor gebruik tijdens de kerkdienst. Er was echter wel een voorwaarde verbonden aan de gulle gift: mijn ouders moesten zelf betalen voor het transport van het orgel naar Roemenië, namelijk honderd gulden. Uiteraard waren mijn ouders in eerste instantie verontwaardigd, maar omdat ze het fijn vonden dat het orgel een goede bestemming kreeg, gingen ze toch overstag.
Mijn vader is er nog steeds van overtuigd dat er een luchtje aan de zaak zat en verdenkt de man die het orgel tegen betaling meegenomen heeft ervan het ding bij de Duitse grens in een greppel te hebben gedumpt en weer terug naar Z te zijn gereden. Een soort afrekening in het criminele circuit. En dat heeft het orgeltje toch niet verdiend…
*Rutger Kopland, Amsterdam 1968
dinsdag 27 oktober 2009
Vloer II
Vloerenlegger: “Ik vind het een heel mooie vloer. Apart….. Maar niet apart in de zin van ‘Goh, apart’.”
Vloer I
P: “En wanneer gaan jullie de vloer verven?”
E: “Uh, dit is de vloer. Die blijft zo. Wordt niet geverfd. Hebben we zo gekocht.”
P: “Oh.”
E: “Uh, dit is de vloer. Die blijft zo. Wordt niet geverfd. Hebben we zo gekocht.”
P: “Oh.”
Learning Dutch
Op de route van huis naar werk ligt de Engelse school en er zitten allemaal Engelse kinderen in de bus. Ze praten ook de hele tijd heel hard Engels, maar bij de twee jongens achter mij is de interesse voor de Nederlandse taal gewekt. Ik val midden in hun gesprek:
"So is it called 'kussen' or 'tongen'?"
"Well, both. 'Kussen' means giving a kiss, 'tongen' is something like tonging, so you use your tongue"
"Ahh, hahahaha"
"I always wondered what happens if the girl has her tongue pierced and the guy has braces and they get stuck"
"Well, I guess you either have to rip her tongue out or he will have to loose his braces"
Samen: "Ewwwww!"
"So is it called 'kussen' or 'tongen'?"
"Well, both. 'Kussen' means giving a kiss, 'tongen' is something like tonging, so you use your tongue"
"Ahh, hahahaha"
"I always wondered what happens if the girl has her tongue pierced and the guy has braces and they get stuck"
"Well, I guess you either have to rip her tongue out or he will have to loose his braces"
Samen: "Ewwwww!"
Brocante
Nadat eens in de Kampioen een artikel had gestaan over de grootste brocante van Europa die jaarlijks in Lille wordt gehouden, wilde mijn vriendin S daar wel een keer heen. Met mij. Want ik hou van oude troep. Een paar weken geleden togen wij dan ook per auto naar Noord-Frankrijk. Per auto omdat we dan nog iets groots konden kopen op de markt. Naar Noord-Frankrijk omdat Lille in Noord-Frankrijk ligt.
De brocante duurt van ongeveer zaterdagmiddag twee uur tot een uur of vier de volgende dag. Ik ben de exacte tijden een beetje kwijt, maar zoiets zal het geweest zijn. Of de markt ook daadwerkelijk de hele nacht doorgaat is ons enigszins onduidelijk gebleven aangezien wij ’s nachts uiteraard hebben geslapen. Wel hebben we veel mensen spullen zien inpakken op zaterdagavond en weer uitpakken op zondagochtend. Toch hadden wij sterk de indruk dat veel mensen daadwerkelijk de gehele nacht achter hun rommeltjes zaten. Dit omdat alle rommeltjes de volgende dag nog steeds op dezelfde wijze gerangschikt lagen op de respectievelijke kleedjes en omdat veel verkopers de volgende dag dezelfde kleren aan hadden. Hoewel dit laatste bij Fransen geen sluitende verklaring geeft, die hebben wel vaker meerdere dagen dezelfde kleren aan. Dat was duidelijk te ruiken op de momenten waarop wij ons in een dichte menigte door een smal straatje moesten wurmen. De deo heeft nog een markt te winnen in Frankrijk.
Wij arriveerden rond één uur op zaterdagmiddag in een volgepakt Lille. Al op de afrit van de snelweg stonden de auto’s geparkeerd die in de binnenstad geen plekje meer konden vinden. Wij hadden gelukkig een parkeerplaats bij het hotel en konden bij dat hotel, na veel gemanoeuvreer, getoeter en boze blikken van niet-hotelgasten, ook daadwerkelijk in de parkeergarage parkeren.
Gedurende het hele weekend van de brocante is vrijwel het hele centrum van Lille autovrij gemaakt. Ik geloof dat ik ergens gelezen heb dat er tweehonderd kilometer aan kraampjes staat in de binnenstad, en ik denk dat ik dat wel geloof. Wij hebben de hele zaterdagmiddag en een deel van de avond doorgebracht in het centrum. Slenterend van kraampje naar kleedje en van kleedje naar kraampje. Daarna zijn we op zondagochtend gewoon weer opnieuw begonnen.
Werkelijk heel Noord-Frankrijk en een deel van Nederland en België had alle troep die ze konden vinden naar Lille gesleept. In het merendeel van de gevallen werden er spullen verkocht die ik nog niet gratis zou willen meenemen. Van het gehele aanbod was zeker 70% rijp voor het grofvuil, zelfs de kringloopwinkel zou deze spullen afwijzen. Althans een kringloopwinkel in Nederland, misschien dat in Frankrijk de criteria anders liggen. In de categorie vieze troep zagen wij een grote hoeveelheid afgetrapte schoenen, verwassen, lelijke kleren, oud ijzer dat rechtstreeks uit de achtertuin leek te komen, glazen flesjes met zand en modder er nog aan en oude houten, vaak kapotte kratten van onbekende herkomst. De rest van het assortiment van de markt bestond voor 20% uit een ongekende hoeveelheid Pernod, Pastis en Ricard kannetjes, glazen en ‘decoratie-dingetjes’. Op een gegeven moment heb ik van dezelfde afzichtelijk jaren ‘70 vaas wel tien exemplaren geteld. Hetzelfde geldt voor een porseleinen vis in metallic kleuren met in de buik van de vis weer andere glimmende visjes, minimaal tien exemplaren van gezien. Objecten die regelrecht van de blokker kwamen die voor het tienvoudige van de aanschafprijs werden aangeboden. Vaak met stukjes eraf. De overige 10% van de rommelmarkt bestond uit meubeltjes, beeldjes of servies en glaswerk dat ik als ‘aardig’ zou willen bestempelen maar dat zo bizar duur was dat ik het nooit zou kopen. Tussen de kraampjes met ‘antiek’ stonden reguliere marktkramen met de bekende spiegeltjes en kraaltjes en een complete kermis.
Wat ik nog niet genoemd heb is de culinaire nijverheid van de Lillese bevolking die op elke straathoek werd geëtaleerd. Ik denk dat de gemeente een collectieve ontheffing had afgegeven voor verkopen van voedsel want ik heb taferelen gezien die een inspectie door de keuringsdienst van waren niet zouden doorstaan. Ze zouden hun meetapparatuur nooit schoon krijgen. Nog nooit heb ik zulke smoezelige mensen op zulke vieze apparatuur zien koken. Ja, misschien op foto’s van net na de Eerste Wereldoorlog van teruggekeerde Belgen uit de Westhoek die in noodbunkertjes woonde. Maar dat is al zo’n 100 jaar geleden. En die mensen waren blij dat ze nog leefden. Wij ook. En dus hebben we het gehele weekend angstvallig de zelfgebakken kebab met liters mayonaise gemeden.
En zo vermaakte wij ons 24 uur in Lille. We slenterde het hele parcours af. Verbaasden ons over de troep die mensen aanboden en de onverschilligheid waarmee het op een kleedje was gekwakt, aten een steak au poivre en raakten in de verdrukking in de smallere gedeelten van de stad. Zondagmiddag reden we naar huis met vier gedroogde worsten en een verzameling Vichy-producten. Zelfs de voorspelling van S’s vader dat wij slechts met één koffiekopje thuis zouden komen kwam niet uit. Volgend jaar weer.
De brocante duurt van ongeveer zaterdagmiddag twee uur tot een uur of vier de volgende dag. Ik ben de exacte tijden een beetje kwijt, maar zoiets zal het geweest zijn. Of de markt ook daadwerkelijk de hele nacht doorgaat is ons enigszins onduidelijk gebleven aangezien wij ’s nachts uiteraard hebben geslapen. Wel hebben we veel mensen spullen zien inpakken op zaterdagavond en weer uitpakken op zondagochtend. Toch hadden wij sterk de indruk dat veel mensen daadwerkelijk de gehele nacht achter hun rommeltjes zaten. Dit omdat alle rommeltjes de volgende dag nog steeds op dezelfde wijze gerangschikt lagen op de respectievelijke kleedjes en omdat veel verkopers de volgende dag dezelfde kleren aan hadden. Hoewel dit laatste bij Fransen geen sluitende verklaring geeft, die hebben wel vaker meerdere dagen dezelfde kleren aan. Dat was duidelijk te ruiken op de momenten waarop wij ons in een dichte menigte door een smal straatje moesten wurmen. De deo heeft nog een markt te winnen in Frankrijk.
Wij arriveerden rond één uur op zaterdagmiddag in een volgepakt Lille. Al op de afrit van de snelweg stonden de auto’s geparkeerd die in de binnenstad geen plekje meer konden vinden. Wij hadden gelukkig een parkeerplaats bij het hotel en konden bij dat hotel, na veel gemanoeuvreer, getoeter en boze blikken van niet-hotelgasten, ook daadwerkelijk in de parkeergarage parkeren.
Gedurende het hele weekend van de brocante is vrijwel het hele centrum van Lille autovrij gemaakt. Ik geloof dat ik ergens gelezen heb dat er tweehonderd kilometer aan kraampjes staat in de binnenstad, en ik denk dat ik dat wel geloof. Wij hebben de hele zaterdagmiddag en een deel van de avond doorgebracht in het centrum. Slenterend van kraampje naar kleedje en van kleedje naar kraampje. Daarna zijn we op zondagochtend gewoon weer opnieuw begonnen.
Werkelijk heel Noord-Frankrijk en een deel van Nederland en België had alle troep die ze konden vinden naar Lille gesleept. In het merendeel van de gevallen werden er spullen verkocht die ik nog niet gratis zou willen meenemen. Van het gehele aanbod was zeker 70% rijp voor het grofvuil, zelfs de kringloopwinkel zou deze spullen afwijzen. Althans een kringloopwinkel in Nederland, misschien dat in Frankrijk de criteria anders liggen. In de categorie vieze troep zagen wij een grote hoeveelheid afgetrapte schoenen, verwassen, lelijke kleren, oud ijzer dat rechtstreeks uit de achtertuin leek te komen, glazen flesjes met zand en modder er nog aan en oude houten, vaak kapotte kratten van onbekende herkomst. De rest van het assortiment van de markt bestond voor 20% uit een ongekende hoeveelheid Pernod, Pastis en Ricard kannetjes, glazen en ‘decoratie-dingetjes’. Op een gegeven moment heb ik van dezelfde afzichtelijk jaren ‘70 vaas wel tien exemplaren geteld. Hetzelfde geldt voor een porseleinen vis in metallic kleuren met in de buik van de vis weer andere glimmende visjes, minimaal tien exemplaren van gezien. Objecten die regelrecht van de blokker kwamen die voor het tienvoudige van de aanschafprijs werden aangeboden. Vaak met stukjes eraf. De overige 10% van de rommelmarkt bestond uit meubeltjes, beeldjes of servies en glaswerk dat ik als ‘aardig’ zou willen bestempelen maar dat zo bizar duur was dat ik het nooit zou kopen. Tussen de kraampjes met ‘antiek’ stonden reguliere marktkramen met de bekende spiegeltjes en kraaltjes en een complete kermis.
Wat ik nog niet genoemd heb is de culinaire nijverheid van de Lillese bevolking die op elke straathoek werd geëtaleerd. Ik denk dat de gemeente een collectieve ontheffing had afgegeven voor verkopen van voedsel want ik heb taferelen gezien die een inspectie door de keuringsdienst van waren niet zouden doorstaan. Ze zouden hun meetapparatuur nooit schoon krijgen. Nog nooit heb ik zulke smoezelige mensen op zulke vieze apparatuur zien koken. Ja, misschien op foto’s van net na de Eerste Wereldoorlog van teruggekeerde Belgen uit de Westhoek die in noodbunkertjes woonde. Maar dat is al zo’n 100 jaar geleden. En die mensen waren blij dat ze nog leefden. Wij ook. En dus hebben we het gehele weekend angstvallig de zelfgebakken kebab met liters mayonaise gemeden.
En zo vermaakte wij ons 24 uur in Lille. We slenterde het hele parcours af. Verbaasden ons over de troep die mensen aanboden en de onverschilligheid waarmee het op een kleedje was gekwakt, aten een steak au poivre en raakten in de verdrukking in de smallere gedeelten van de stad. Zondagmiddag reden we naar huis met vier gedroogde worsten en een verzameling Vichy-producten. Zelfs de voorspelling van S’s vader dat wij slechts met één koffiekopje thuis zouden komen kwam niet uit. Volgend jaar weer.
maandag 26 oktober 2009
Nek
E: Goedemorgen, ik bel in verband met de uitslag van de foto’s die ik vorige week heb laten maken.
Assistente: Ja. Ik kijk even in het systeem [blijft heel lang stil]. Ja, geen afwijkingen.
E: O.
Assistente: Ja, op de foto’s zijn geen afwijkingen te zien.
E: Maar ik heb toch echt heel veel pijn in mijn nek.
Assistente: Ja, maar er zijn geen afwijkingen te zien.
E: Maar dan wil ik toch wel een doorverwijzing hebben want ik heb nog steeds pijn.
Assistente: Maar er zijn geen afwijkingen te zien.
E: Nee, maar er moet wel iets aan gebeuren. Dus als u kunt zorgen dat de dokter de doorverwijzing klaarlegt?
Assistente: [zwijgt]. Het briefje is morgenmiddag vanaf 12 uur af te halen.
E: Ok, heel veel dank.
Assistente: Ja. Ik kijk even in het systeem [blijft heel lang stil]. Ja, geen afwijkingen.
E: O.
Assistente: Ja, op de foto’s zijn geen afwijkingen te zien.
E: Maar ik heb toch echt heel veel pijn in mijn nek.
Assistente: Ja, maar er zijn geen afwijkingen te zien.
E: Maar dan wil ik toch wel een doorverwijzing hebben want ik heb nog steeds pijn.
Assistente: Maar er zijn geen afwijkingen te zien.
E: Nee, maar er moet wel iets aan gebeuren. Dus als u kunt zorgen dat de dokter de doorverwijzing klaarlegt?
Assistente: [zwijgt]. Het briefje is morgenmiddag vanaf 12 uur af te halen.
E: Ok, heel veel dank.
Wrak
Zojuist moest ik een stekker onder mijn bureau verwisselen. De stekker van de ventilator moest eruit (het is immers winter aan het worden), en de stekker van de tweede bureaulamp moest erin (het is immers donkerder met dit weer). Ik heb eerst angstvallig om me heen gekeken of er collega’s in de buurt waren. Toen ben ik heel erg langzaam, me vasthoudend aan mijn bureau en mijn bureaustoel, op mijn knieën gaan zitten en heb heel voorzichtig mijn hand uitgestrekt om de stekkerdoos op te rapen. Daarna ben ik ruim een minuut bezig geweest weer op te staan. Drie weken klussen en ik ben een fysiek wrak.
Toeren door de polder
Mijn vriend A., bij sommigen bekend onder het treffende pseudoniem Powergozer, heeft een nieuwe auto gekocht. Toen hij jaren geleden een half jaar in Zuid-Afrika woonde is zijn auto-obsessie begonnen. Zijn ouders hebben nooit een auto gehad, misschien dat zijn voorkeur daardoor uitgaat naar moderne klassiekers uit begin jaren ’90. Hij was graag ook balend op de achterbank met een sleurhut naar Zuid-Frankrijk vervoerd. Dat werkt vormend, je hebt dan een grotere kans op een succesvol leven. Chagrijnig en onbegrepen naar buiten staren in een bloedhete file met Nirvana op de koptelefoon, wie is er niet groot mee geworden? Het feit dat hij toch zo creatief is (hij schrijft al jaren de prachtigste liederen en verzorgt hiervoor ook zelf de zang en arrangementen) is te verklaren doordat zijn vader na elke winter de puntmutsjes van de tuinkabouters rood schilderde voor de zomer, dat lijkt me afdoende compensatie.
De eerste auto die hij kocht was de Mazda 626, zoals gezegd, in Zuid-Afrika, wat doet vermoeden dat deze auto ook zeer geschikt is om door de woestijn te rijden en je goed kan beschermen tegen een aanval van een troep op hol geslagen neushoorns. Ik denk dat dit type ook heel goed standhoudt in de voorsteden van Parijs. In ieder geval keek hij toen hij al maanden terug was nog steeds verlekkerd als een Mazda 626 voorbij reed.
Bij vriendin N. thuis hadden ze een soortgelijke auto. Haar moeder vond heel vaak briefjes tussen de ruitenwisser met de vraag of ze de auto wilde verkopen. Tijdens een van de vele verhuizingen van N. van het ene naar het andere studentenhuis mochten we deze auto gebruiken. Net toen we wilden wegrijden werd er door een man van Noord-Afrikaanse afkomst op het raam geklopt. We deden het raampje naar beneden waarop hij vroeg wat we voor de auto wilden hebben. We hadden toen nog niet het riante salaris dat we nu hebben, dus wilde ik meteen gaan onderhandelen en vroeg wat hij ervoor wilde geven. Een antwoord heb ik nooit gekregen omdat vriendin D. achter het stuur zat en besloot dat het tijd was om te vertrekken. Eef, trotse eigenaar van een zwarte Nissan Sunny met schuifdak, vindt naar eigen zeggen ook drie keer per maand briefjes op haar auto van mensen die de Sunny willen kopen.
Gek genoeg heb ik zelf nog nooit zo’n briefje op m’n auto gevonden, maar misschien is het type mens dat geïnteresseerd is in de Ford Ka niet het type mens dat briefjes tussen ruitenwissers doet. In de Ford Ka rijden voornamelijk ‘vlotte’ bejaarden en het enige dat ik ooit bij een bejaarde tussen de ruitenwisser heb gezien waren twee sinaasappels. Serieus! Vorig jaar haalden we op de A4 een auto in, achter het stuur een zeer geconcentreerde oude baas, daarnaast een vrouw met tas op schoot en beige regenjas aan, en tussen iedere ruitenwisser een sinaasappel, wat bij ons leidde tot urenlange speculaties over het hoe en waarom. R. is ervan overtuigd dat dit was om te voorkomen dat de ruitenwissers aan de voorruit zouden vriezen, maar mocht je hier andere ideeën over hebben dan hoor ik het graag.
Een half jaar geleden kocht A. een metallic groene Volvo 460. Trots kwam hij bij ons in V. langs om de bolide te showen en om te vertellen over de bijzondere details van deze auto, die ik helaas weer vergeten ben. Iets met een pittige 1.8 motor. Aan de achteruitkijkspiegel bungelden heel stijlvol twee zwarte, pluchen dobbelstenen en aan het zijruitje hing een hesje van AZ. De auto was eigendom geweest van een profwielrenner die hiermee door zijn vader naar alle wedstrijdlocaties was vervoerd. Dit sprak zeer tot de verbeelding en de oogjes van A. glommen van plezier. Bij de autosloop heeft hij nog allemaal vervangende onderdelen gehaald om de 460 mee op te knappen. Toen kwam het nieuws dat de auto het had begeven. A. was erg teleurgesteld, maar besloot om meteen zijn ‘doorpakkersmentaliteit’ (opgetekend nadat hij tijdens de verhuizing van N. drie dozen had versjouwd) te gebruiken en vond op marktplaats een nieuwe auto.
Afgelopen zondag maakte ik kennis met zijn Volvo 440 met spoiler, in oude-mannetjesgrijs. Uit nostalgie heeft hij de wieldoppen van de 460 op de 440 gezet. Ook de zwarte dobbelstenen bungelen weer vrolijk aan de spiegel, het AZ-hesje durfde hij nog niet op te hangen uit angst voor represailles van gedupeerden van Dirk Scheringa. Samen zijn we een gezellig tochtje gaan maken, wat ons naar het gezellige pannenkoekenrestaurant in gezellig Leiderdorp voerde, het pannenkoekenrestaurant waar een paar maanden terug drie lijken zijn gevonden, wat jammer is voor de slachtoffers omdat dit typisch een plek is waar je niet dood gevonden wil worden. Binnen was een duidelijke poging tot ouderwetse gezelligheid gedaan: boeren zakdoeken over de lampjes, een knapperend haardvuur en Keulse potjes met stroop en suiker. Het publiek was heerlijk: een paar uitgebluste stellen van een jaar of zestig en een verjaardagvierende oma met familie; lawaaiige kleinkinderen en ruziënde ouders in leren parka’s. Na een pannenkoek die viel als een baksteen vervolgden we onze toer en ik mocht rijden! De 440 heeft geen stuurbekrachtiging zodat ik voor het eerst ervoer wat echt rijden is. A. was niet gewend aan mijn sportieve rijstijl, want wanneer ik niet meteen doorschakelde en meer toeren maakte begon hij te gillen.
De rit voerde ons door Ter Aar en Burgerveen, waar wij een nieuw Nederlands hardlooptalent ontdekt hebben, we hoorden in gedachten Mart Smeets vol bewondering praten over ‘de boerendochter uit Burgerveen’. Het was een prachtige rit en even dacht ik met nostalgie terug aan de rode Volvo 440 van mijn ouders, die mij in de jaren ’90 naar verre oorden heeft gebracht, terwijl ik mokkend achterin zat met Nirvana op de koptelefoon.
De eerste auto die hij kocht was de Mazda 626, zoals gezegd, in Zuid-Afrika, wat doet vermoeden dat deze auto ook zeer geschikt is om door de woestijn te rijden en je goed kan beschermen tegen een aanval van een troep op hol geslagen neushoorns. Ik denk dat dit type ook heel goed standhoudt in de voorsteden van Parijs. In ieder geval keek hij toen hij al maanden terug was nog steeds verlekkerd als een Mazda 626 voorbij reed.
Bij vriendin N. thuis hadden ze een soortgelijke auto. Haar moeder vond heel vaak briefjes tussen de ruitenwisser met de vraag of ze de auto wilde verkopen. Tijdens een van de vele verhuizingen van N. van het ene naar het andere studentenhuis mochten we deze auto gebruiken. Net toen we wilden wegrijden werd er door een man van Noord-Afrikaanse afkomst op het raam geklopt. We deden het raampje naar beneden waarop hij vroeg wat we voor de auto wilden hebben. We hadden toen nog niet het riante salaris dat we nu hebben, dus wilde ik meteen gaan onderhandelen en vroeg wat hij ervoor wilde geven. Een antwoord heb ik nooit gekregen omdat vriendin D. achter het stuur zat en besloot dat het tijd was om te vertrekken. Eef, trotse eigenaar van een zwarte Nissan Sunny met schuifdak, vindt naar eigen zeggen ook drie keer per maand briefjes op haar auto van mensen die de Sunny willen kopen.
Gek genoeg heb ik zelf nog nooit zo’n briefje op m’n auto gevonden, maar misschien is het type mens dat geïnteresseerd is in de Ford Ka niet het type mens dat briefjes tussen ruitenwissers doet. In de Ford Ka rijden voornamelijk ‘vlotte’ bejaarden en het enige dat ik ooit bij een bejaarde tussen de ruitenwisser heb gezien waren twee sinaasappels. Serieus! Vorig jaar haalden we op de A4 een auto in, achter het stuur een zeer geconcentreerde oude baas, daarnaast een vrouw met tas op schoot en beige regenjas aan, en tussen iedere ruitenwisser een sinaasappel, wat bij ons leidde tot urenlange speculaties over het hoe en waarom. R. is ervan overtuigd dat dit was om te voorkomen dat de ruitenwissers aan de voorruit zouden vriezen, maar mocht je hier andere ideeën over hebben dan hoor ik het graag.
Een half jaar geleden kocht A. een metallic groene Volvo 460. Trots kwam hij bij ons in V. langs om de bolide te showen en om te vertellen over de bijzondere details van deze auto, die ik helaas weer vergeten ben. Iets met een pittige 1.8 motor. Aan de achteruitkijkspiegel bungelden heel stijlvol twee zwarte, pluchen dobbelstenen en aan het zijruitje hing een hesje van AZ. De auto was eigendom geweest van een profwielrenner die hiermee door zijn vader naar alle wedstrijdlocaties was vervoerd. Dit sprak zeer tot de verbeelding en de oogjes van A. glommen van plezier. Bij de autosloop heeft hij nog allemaal vervangende onderdelen gehaald om de 460 mee op te knappen. Toen kwam het nieuws dat de auto het had begeven. A. was erg teleurgesteld, maar besloot om meteen zijn ‘doorpakkersmentaliteit’ (opgetekend nadat hij tijdens de verhuizing van N. drie dozen had versjouwd) te gebruiken en vond op marktplaats een nieuwe auto.
Afgelopen zondag maakte ik kennis met zijn Volvo 440 met spoiler, in oude-mannetjesgrijs. Uit nostalgie heeft hij de wieldoppen van de 460 op de 440 gezet. Ook de zwarte dobbelstenen bungelen weer vrolijk aan de spiegel, het AZ-hesje durfde hij nog niet op te hangen uit angst voor represailles van gedupeerden van Dirk Scheringa. Samen zijn we een gezellig tochtje gaan maken, wat ons naar het gezellige pannenkoekenrestaurant in gezellig Leiderdorp voerde, het pannenkoekenrestaurant waar een paar maanden terug drie lijken zijn gevonden, wat jammer is voor de slachtoffers omdat dit typisch een plek is waar je niet dood gevonden wil worden. Binnen was een duidelijke poging tot ouderwetse gezelligheid gedaan: boeren zakdoeken over de lampjes, een knapperend haardvuur en Keulse potjes met stroop en suiker. Het publiek was heerlijk: een paar uitgebluste stellen van een jaar of zestig en een verjaardagvierende oma met familie; lawaaiige kleinkinderen en ruziënde ouders in leren parka’s. Na een pannenkoek die viel als een baksteen vervolgden we onze toer en ik mocht rijden! De 440 heeft geen stuurbekrachtiging zodat ik voor het eerst ervoer wat echt rijden is. A. was niet gewend aan mijn sportieve rijstijl, want wanneer ik niet meteen doorschakelde en meer toeren maakte begon hij te gillen.
De rit voerde ons door Ter Aar en Burgerveen, waar wij een nieuw Nederlands hardlooptalent ontdekt hebben, we hoorden in gedachten Mart Smeets vol bewondering praten over ‘de boerendochter uit Burgerveen’. Het was een prachtige rit en even dacht ik met nostalgie terug aan de rode Volvo 440 van mijn ouders, die mij in de jaren ’90 naar verre oorden heeft gebracht, terwijl ik mokkend achterin zat met Nirvana op de koptelefoon.
vrijdag 23 oktober 2009
Wie gaat er mee?
Op de radio hoorde ik van de week een interview met de Noorse band Katzenjammer, vier dames die samen een soort vrolijke uptempo folkmuziek maken, compleet met gitaren, banjo en trompet. Ik vond het prachtig en luister al een paar dagen naar hun muziek via myspace (http://www.myspace.com/katzenjammerne), in afwachting van de cd die ik heb besteld. Nu zag ik dat de dames morgen in Nijmegen optreden, niet naast de deur, ik weet het, maar ik probeer het toch even: heeft iemand tijd/zin om met me mee te gaan? Je wordt thuisgebracht...
De korte carrière van de cd-toren
Tot een aantal jaren geleden behoorde tot het vaste assortiment van elke zichzelf respecterende meubelfabrikant een collectie cd-torens. Toen de cd’s op de markt kwamen bedacht men collectief dat daarvoor iets aparts op de markt moest komen. Een cd kon je niet zo maar in je boekenkast zetten. Nee, nee, dat zou veel te praktisch zijn. Er moest voor het nieuwe fenomeen van de cd een nieuw meubel komen. Ik vraag me af waarom niemand voor de komst van de cd een cassettebandjestoren heeft uitgevonden. Of een LP-toren. Daar moet toch een reden voor zijn, zou je zeggen, hè, cd-torenontwerpers van deze wereld?
Maar goed, blijkbaar ontstond er met de komst van de cd de behoefte aan het hoog en instabiel opstapelen van deze nieuwigheid. Want de cd moest de hoogte in en het liefst zelfstandig. En dus werden aparte torens ontwikkeld die los in de kamer moesten staan. En dat is het eerste onhandige aan de toren, dat hij los in de kamer staat. Hij moet dus een aparte plek krijgen ergens tussen de tv en de bank of de boekenkast en de muur. In iedere geval niet weggestopt maar zichtbaar aanwezig. Want je hebt cd’s, en dat moeten we zien. Dit kost dus ruimte in je woonkamer en levert rare manoeuvres op bij het stofzuigen. En de torens moeten hoog zijn, want natuurlijk zijn ze niet efficiënt ingedeeld. In de ruimte waar je tachtig cd’s kunt stapelen zonder meubel kun je er maar veertig kwijt in een meubel zelf en dus is het meubel hoog en wordt het een toren. En daarmee instabiel, ook een onhandigheid. Ik ben zeer benieuwd hoe gezinnen met katten/honden/kleine kinderen de cd toren hebben beleefd, maar ik kan me zo voorstellen dat die niet altijd bleef staan. Ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf de cd toren niet in gezinsverband heb ervaren, aangezien mijn ouders altijd een jaar of tien achter de trends aanhuppelde en derhalve waarschijnlijk pas eind 2005 hun eerste toren zouden hebben aangeschaft, als deze nog op de markt zou zijn geweest. Want gelukkig niet meer het geval was, waarover hieronder meer.
Waarom er voor de cd ooit een apart meubel is ontwikkelde is mij onduidelijk. Niet alleen ontberen ze elk praktisch nut, ze zijn ook nog eens lelijk. Cd-torens zijn geproduceerd in grote verscheidenheid: recht, hellend, kronkelend, metaal, hout, plastic in tientallen kleuren, maar nooit waren ze mooi. Wat je er ook mee doet, de cd-toren is en blijft het lelijkste interieurstuk ooit. En dan kan ik vertellen dat ik voordat ik dit opschreef hem meegenomen in mijn overwegingen de box (en dan bedoel ik niet eentje voor een baby maar voor muziek), de poef bestaand uit stukjes aan elkaar genaaid leer, de (inmiddels godzijdank verdwenen) letterbak, de gefiguurzaagde gans (een accessoire), de beschilderde dakpan (en buiteninterieur-accessoire) en het verschijnsel potpourri (geen meubel, ik weet t, maar toch).
Maar gelukkig is de cd-toren inmiddels vrijwel uit het meubelbeeld verdwenen. Ik zeg vrijwel omdat ik op de brocante in Lille (waarover later meer) iemand met een cd-toren heb zien lopen. Blijkbaar is men dus niet in alle uithoeken van de wereld verlost van dit fenomeen. Ik denk dat in Roemenië of Afrika ook nog menige cd-toren te vinden is. Daar heen verscheept met de onvermijdelijke acrylatic truien in fluor kleuren en de christelijke orgeltjes. Maar in de westerse wereld is het meubel een stille dood gestorven. En dat de cd-toren is gestorven is maar goed ook. Want sommige dingen zijn niks, zijn het nooit geweest en zullen nooit wat worden. Net als beenwarmers, bowlglazen, augurken met ham en garnalencocktails op basis van mayonaise. Ik hef vandaag het glas op de verdwenen cd-toren. Proost!
Maar goed, blijkbaar ontstond er met de komst van de cd de behoefte aan het hoog en instabiel opstapelen van deze nieuwigheid. Want de cd moest de hoogte in en het liefst zelfstandig. En dus werden aparte torens ontwikkeld die los in de kamer moesten staan. En dat is het eerste onhandige aan de toren, dat hij los in de kamer staat. Hij moet dus een aparte plek krijgen ergens tussen de tv en de bank of de boekenkast en de muur. In iedere geval niet weggestopt maar zichtbaar aanwezig. Want je hebt cd’s, en dat moeten we zien. Dit kost dus ruimte in je woonkamer en levert rare manoeuvres op bij het stofzuigen. En de torens moeten hoog zijn, want natuurlijk zijn ze niet efficiënt ingedeeld. In de ruimte waar je tachtig cd’s kunt stapelen zonder meubel kun je er maar veertig kwijt in een meubel zelf en dus is het meubel hoog en wordt het een toren. En daarmee instabiel, ook een onhandigheid. Ik ben zeer benieuwd hoe gezinnen met katten/honden/kleine kinderen de cd toren hebben beleefd, maar ik kan me zo voorstellen dat die niet altijd bleef staan. Ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf de cd toren niet in gezinsverband heb ervaren, aangezien mijn ouders altijd een jaar of tien achter de trends aanhuppelde en derhalve waarschijnlijk pas eind 2005 hun eerste toren zouden hebben aangeschaft, als deze nog op de markt zou zijn geweest. Want gelukkig niet meer het geval was, waarover hieronder meer.
Waarom er voor de cd ooit een apart meubel is ontwikkelde is mij onduidelijk. Niet alleen ontberen ze elk praktisch nut, ze zijn ook nog eens lelijk. Cd-torens zijn geproduceerd in grote verscheidenheid: recht, hellend, kronkelend, metaal, hout, plastic in tientallen kleuren, maar nooit waren ze mooi. Wat je er ook mee doet, de cd-toren is en blijft het lelijkste interieurstuk ooit. En dan kan ik vertellen dat ik voordat ik dit opschreef hem meegenomen in mijn overwegingen de box (en dan bedoel ik niet eentje voor een baby maar voor muziek), de poef bestaand uit stukjes aan elkaar genaaid leer, de (inmiddels godzijdank verdwenen) letterbak, de gefiguurzaagde gans (een accessoire), de beschilderde dakpan (en buiteninterieur-accessoire) en het verschijnsel potpourri (geen meubel, ik weet t, maar toch).
Maar gelukkig is de cd-toren inmiddels vrijwel uit het meubelbeeld verdwenen. Ik zeg vrijwel omdat ik op de brocante in Lille (waarover later meer) iemand met een cd-toren heb zien lopen. Blijkbaar is men dus niet in alle uithoeken van de wereld verlost van dit fenomeen. Ik denk dat in Roemenië of Afrika ook nog menige cd-toren te vinden is. Daar heen verscheept met de onvermijdelijke acrylatic truien in fluor kleuren en de christelijke orgeltjes. Maar in de westerse wereld is het meubel een stille dood gestorven. En dat de cd-toren is gestorven is maar goed ook. Want sommige dingen zijn niks, zijn het nooit geweest en zullen nooit wat worden. Net als beenwarmers, bowlglazen, augurken met ham en garnalencocktails op basis van mayonaise. Ik hef vandaag het glas op de verdwenen cd-toren. Proost!
donderdag 22 oktober 2009
Stofzuiger V
E: Iemand heeft vannacht de kapotte stofzuiger uit de container gehaald.
H: Hahaha, echt? Tssss..
H: Hahaha, echt? Tssss..
Stofzuiger IV
E: Welke stofzuiger is nu heel erg goed om kattenharen mee op te zuigen?
Verkoper: Deze stofzuiger [pakt een rode Bosch op] heeft een speciale borstel waarin de haren blijven hangen.
E: Oh. En dan moet ik die haren er later allemaal weer af halen?
Verkoper: Ja.
Verkoper: Deze stofzuiger [pakt een rode Bosch op] heeft een speciale borstel waarin de haren blijven hangen.
E: Oh. En dan moet ik die haren er later allemaal weer af halen?
Verkoper: Ja.
Re: Beroemdheden
Acda en De Munnik bij de gate op Schiphol (2002), ze liepen op me af, ik dacht dat ze me gingen omhelzen, toen bleken de twee dames met plukjeshaar achter mij hun vrouwen te zijn
Annemarie van Haeringen (2002) bij een signeersessie in kinderboekenwinkel Silvester in Leiden. Vriendin M. en ik waren de oudsten, de andere fans hadden een ranja-snor en afzakmaillot
Jan Terlouw, kinderboekenmarkt (2008), hij schreef mijn naam verkeerd in Gevangenis met Open Deur
Toon Tellegen, kinderboekenmarkt (2009), ik heb maar even mijn naam gespeld
Adriaan van Dis, lezing (1997), hij schreef alleen zijn eigen naam
Yvonne Keuls (1996), verontwaardigd omdat we bij ons op school haar boeken niet op de lijst mochten zetten
F. Springer (1998), hij vertelde een anekdote over een vriend van hem die niet kon schrijven maar wel goede titels kon verzinnen, waarop mijn docent hem (Springer dus) toezong: “Mien Mien Mien, laat je titels nog eens zien!”
Diederik Samson, station Leiden CS, hij wordt kaal
Prins Floris, verscheidene malen tijdens mijn studietijd in de Hoogvliet, meestal bij de groenten
Willem Post, Amerika-deskundige, in het vliegtuig naar NY, uiteraard (2008)
Erik Mouthaan, in een parkje in NY, uiteraard, terwijl ik net heel hard moest huilen om niks (2008)
Drs. P, op straat in Amsterdam, hij viel bijna om
Joost Zwagerman, volgde werkgroepen bij hem, vol van zichzelf (2003)
Gerrit Komrij (2001), na een lezing ben ik met een paar anderen een biertje met hem gaan drinken, ik weet niet meer wat hij zei, was teveel afgeleid door zijn stem, die in het echt nóg enger is
Arnon Grunberg (2003) tijdens een signeersessie bij Kooyker, omgeven door blozende, kirrende meisjes en door het winkelpersoneel dat zelf ‘originele’ vragen had verzonnen
Raoul Heertje (2004) in exact dezelfde situatie
En dan zie ik ook elk jaar bij de uitvoering van de Matthäus Passion in de Pieterskerk de volgende kopstukken: Hans van den Broek, Paul Witteman, Jaap de Hoop Scheffer, Wim Deetman, Eelco en Janneke Brinkman, Frans Weisglas, Frits Bolkestein en nog een aantal grijze oude mannen van divers politiek pluimage
Slechts enkelen heb ik ook daadwerkelijk gesproken, het betreft dan vooral beroemde en minder beroemde schrijvers, en het waren geen van allen gesprekken die verder voerden dan "Kunt u dit boek voor mij signeren?", behalve dan met Joost Zwagerman, met wie ik een discussie over de oorlog in Irak heb gevoerd en ook nog over of je bevriend kan zijn met iemand die politiek lijnrecht tegenover je staat. Ik wel, hij niet. Om precies te zijn had hij het over Leon de Winter.
Annemarie van Haeringen (2002) bij een signeersessie in kinderboekenwinkel Silvester in Leiden. Vriendin M. en ik waren de oudsten, de andere fans hadden een ranja-snor en afzakmaillot
Jan Terlouw, kinderboekenmarkt (2008), hij schreef mijn naam verkeerd in Gevangenis met Open Deur
Toon Tellegen, kinderboekenmarkt (2009), ik heb maar even mijn naam gespeld
Adriaan van Dis, lezing (1997), hij schreef alleen zijn eigen naam
Yvonne Keuls (1996), verontwaardigd omdat we bij ons op school haar boeken niet op de lijst mochten zetten
F. Springer (1998), hij vertelde een anekdote over een vriend van hem die niet kon schrijven maar wel goede titels kon verzinnen, waarop mijn docent hem (Springer dus) toezong: “Mien Mien Mien, laat je titels nog eens zien!”
Diederik Samson, station Leiden CS, hij wordt kaal
Prins Floris, verscheidene malen tijdens mijn studietijd in de Hoogvliet, meestal bij de groenten
Willem Post, Amerika-deskundige, in het vliegtuig naar NY, uiteraard (2008)
Erik Mouthaan, in een parkje in NY, uiteraard, terwijl ik net heel hard moest huilen om niks (2008)
Drs. P, op straat in Amsterdam, hij viel bijna om
Joost Zwagerman, volgde werkgroepen bij hem, vol van zichzelf (2003)
Gerrit Komrij (2001), na een lezing ben ik met een paar anderen een biertje met hem gaan drinken, ik weet niet meer wat hij zei, was teveel afgeleid door zijn stem, die in het echt nóg enger is
Arnon Grunberg (2003) tijdens een signeersessie bij Kooyker, omgeven door blozende, kirrende meisjes en door het winkelpersoneel dat zelf ‘originele’ vragen had verzonnen
Raoul Heertje (2004) in exact dezelfde situatie
En dan zie ik ook elk jaar bij de uitvoering van de Matthäus Passion in de Pieterskerk de volgende kopstukken: Hans van den Broek, Paul Witteman, Jaap de Hoop Scheffer, Wim Deetman, Eelco en Janneke Brinkman, Frans Weisglas, Frits Bolkestein en nog een aantal grijze oude mannen van divers politiek pluimage
Slechts enkelen heb ik ook daadwerkelijk gesproken, het betreft dan vooral beroemde en minder beroemde schrijvers, en het waren geen van allen gesprekken die verder voerden dan "Kunt u dit boek voor mij signeren?", behalve dan met Joost Zwagerman, met wie ik een discussie over de oorlog in Irak heb gevoerd en ook nog over of je bevriend kan zijn met iemand die politiek lijnrecht tegenover je staat. Ik wel, hij niet. Om precies te zijn had hij het over Leon de Winter.
woensdag 21 oktober 2009
Stofzuiger III
H: Ik geloof dat onze laatste stofzuiger nu ook kapot is. Hij begon ineens te roken.
E: O.
E: O.
Stofzuiger II
E: Kunt u mij vertellen wat het voordeel is van zakloze stofzuigers?
Verkoper: Nou… U hoeft dan geen stofzuigerzakken meer te kopen.
Verkoper: Nou… U hoeft dan geen stofzuigerzakken meer te kopen.
Stofzuiger I
E: Ik wil deze stofzuiger graag terugbrengen want hij doet het niet.
Verkoopster: Oh. [Maakt doos open] Heeft u er kalk mee opgezogen?
E: Nee, hij heeft in een erg stoffige ruimte gestaan.
Verkoopster: Oh, ok. Hebt u de bon?
E: Ja, alsjeblieft.
Verkoopster: Oh. [Maakt doos open] Heeft u er kalk mee opgezogen?
E: Nee, hij heeft in een erg stoffige ruimte gestaan.
Verkoopster: Oh, ok. Hebt u de bon?
E: Ja, alsjeblieft.
Filmtip: Pranzo di Ferragosto
Samen met zijn hoogbejaarde moeder woont Gianni in een appartement in Rome. Hij heeft geen baan, heeft al maanden de huur niet betaald en het enige wat hij de hele dag doet is boodschappen halen en wijn drinken. Dan staat zijn huurbaas op de stoep die een weekend weg wil met zijn familie. In ruil voor de betaling van de achterstallige huur moet Gianni in het weekend van Ferragosto (Mariahemelvaart) zich ontfermen over de bejaarde moeder van de huurbaas en, zo blijkt later, haar zus. Ook zijn dokter heeft plannen en brengt, tegen betaling, zijn moeder langs voor het weekend. Voor Gianni er erg in heeft is zijn huis gevuld met drie hoogbejaarde dametjes, ieder met hun eigen onhebbelijkheden.
Een prachtige, droogkomische film. Leuk detail is dat de dames geen van alle actrices zijn: één is een tante van de hoofdrolspeler, de andere twee komen uit een bejaardentehuis in de buurt. Het resultaat is prachtig, echte acteurs hadden geen betere prestatie neer kunnen zetten.
Te zien in o.a. het Filmhuis in Den Haag.
Een prachtige, droogkomische film. Leuk detail is dat de dames geen van alle actrices zijn: één is een tante van de hoofdrolspeler, de andere twee komen uit een bejaardentehuis in de buurt. Het resultaat is prachtig, echte acteurs hadden geen betere prestatie neer kunnen zetten.
Te zien in o.a. het Filmhuis in Den Haag.
Het fris-en-fruitige is er wel vanaf
Over een paar weken word ik 32. En dat ga je merken. Je ziet het niet alleen, je voelt het ook. In je botten en spieren. In je belevingswereld.
Waar zie je het dan aan? Op de begrafenis van de moeder van een vriendin van mij waren een heleboel vrienden van haar jongere broer aanwezig. Frisse jongens in pak die net studeerden, nog niet getekend door te lange werkdagen, te weinig slaap, te weinig vakantie en te veel alcohol. Ik dacht terug aan de dagen dat wij net studeerden en er ook nog zo fris uitzagen. Inmiddels is mijn hele vriendenkring getekend. De mannen zijn dikker, zien er moe uit, worden kaal of zijn dat al helemaal. De vrouwen hebben oudere hoofden, hebben rimpels gekregen en hebben allemaal een handtas. Niet één, maar meerdere. Toen ik studeerde had ik geen handtas. Ik had een grote tas voor studieboeken en als ik naar een café ging dan stopte ik drie tientjes in mijn broekzak. Tegenwoordig loop ik met een tas rond waar ik gemakkelijk drie dossiers en de ingrediënten van drie avondmaaltijden in kan stoppen. Tijdens de begrafenis met de frisse jongens kwam er zo’n frisse jongen naar mij toe om een zakdoekje aan me te vragen. Want ik als vrouw van 30 had natuurlijk zakdoekjes in mijn enorme handtas. Toen ik nog studeerde had ik nooit zakdoekjes bij me.
Hoe ik het merk aan mijn belevingswereld: Op de ochtend dat ik in de wachtkamer van het ziekenhuis zat, door de Libelle bladerde en dacht ‘goh eigenlijk is dit best een leuk blad’, wist ik dat ik oud werd. Een paar jaar geleden las ik het boek van Aaf ‘Het jaar dat ik dertig werd’. Daarin stond, in andere bewoordingen, uiteraard puntiger geformuleerd, dat als je tegen de dertig loopt je je druk gaat maken over de vraag of je handdoeken qua kleurstelling bij elkaar passen. Een paar weken daarvoor had ik net al onze oude handdoeken bij het vuilnis gezet en resoluut een hele nieuwe collectie gekocht in verschillende blauwtinten. Ik heb vrienden die lid zijn van de consumentenbond. Ik heb gesprekken gevoerd met mensen over de opbouw van mijn hypotheek.
Hoe ik het merk aan mijn lichaam: Hier zijn eigenlijk nog de meeste tekenen van verval te ontdekken. Ik heb eens een avondje plinten gezaagd met mijn zus en kon me daarna een dag niet meer bewegen van de spierpijn. Een dagje een vloer uit een woonkamer breken en ik kan mijn armen niet meer optillen. Een avondje wijn drinken na een week werken en ik ben een hele zaterdag niets meer waard. Ik heb een kater alsof ik drie katten bier en een hele familiemaaltijd chinees heb weggewerkt. Ik weet nog dat ik dit voorjaar discreet een bruiloft moest verlaten omdat ik na een bier of acht niet meer op mijn benen kon staan. En ik merk het nog het meeste aan de lijn. Vroeger at je elke dag ongezond en dronk je bier en als je dan drie dagen oplette viel je af. Tegenwoordig eet je elke dag gezond en drink je in het weekend bier en eet een flinke vier-gangenmaaltijd en je komt weer drie kilo aan.
Nee, het frisse is er wel van af. Wacht maar tot we kinderen krijgen en er ’s nachts vier keer uit moeten voordat we aan onze 40-urige werkweek gaan beginnen. Ik sta niet in voor de gevolgen voor zowel mijn uiterlijk als mijn belevingswereld. Waarschijnlijk lees ik nooit meer een goed boek en op een dag koop ik een korte broek met een shirtje in limegroen. Van de M&S. En dan zeg ik tegen iemand ‘dat ze daar best leuke kleren hebben.’
Waar zie je het dan aan? Op de begrafenis van de moeder van een vriendin van mij waren een heleboel vrienden van haar jongere broer aanwezig. Frisse jongens in pak die net studeerden, nog niet getekend door te lange werkdagen, te weinig slaap, te weinig vakantie en te veel alcohol. Ik dacht terug aan de dagen dat wij net studeerden en er ook nog zo fris uitzagen. Inmiddels is mijn hele vriendenkring getekend. De mannen zijn dikker, zien er moe uit, worden kaal of zijn dat al helemaal. De vrouwen hebben oudere hoofden, hebben rimpels gekregen en hebben allemaal een handtas. Niet één, maar meerdere. Toen ik studeerde had ik geen handtas. Ik had een grote tas voor studieboeken en als ik naar een café ging dan stopte ik drie tientjes in mijn broekzak. Tegenwoordig loop ik met een tas rond waar ik gemakkelijk drie dossiers en de ingrediënten van drie avondmaaltijden in kan stoppen. Tijdens de begrafenis met de frisse jongens kwam er zo’n frisse jongen naar mij toe om een zakdoekje aan me te vragen. Want ik als vrouw van 30 had natuurlijk zakdoekjes in mijn enorme handtas. Toen ik nog studeerde had ik nooit zakdoekjes bij me.
Hoe ik het merk aan mijn belevingswereld: Op de ochtend dat ik in de wachtkamer van het ziekenhuis zat, door de Libelle bladerde en dacht ‘goh eigenlijk is dit best een leuk blad’, wist ik dat ik oud werd. Een paar jaar geleden las ik het boek van Aaf ‘Het jaar dat ik dertig werd’. Daarin stond, in andere bewoordingen, uiteraard puntiger geformuleerd, dat als je tegen de dertig loopt je je druk gaat maken over de vraag of je handdoeken qua kleurstelling bij elkaar passen. Een paar weken daarvoor had ik net al onze oude handdoeken bij het vuilnis gezet en resoluut een hele nieuwe collectie gekocht in verschillende blauwtinten. Ik heb vrienden die lid zijn van de consumentenbond. Ik heb gesprekken gevoerd met mensen over de opbouw van mijn hypotheek.
Hoe ik het merk aan mijn lichaam: Hier zijn eigenlijk nog de meeste tekenen van verval te ontdekken. Ik heb eens een avondje plinten gezaagd met mijn zus en kon me daarna een dag niet meer bewegen van de spierpijn. Een dagje een vloer uit een woonkamer breken en ik kan mijn armen niet meer optillen. Een avondje wijn drinken na een week werken en ik ben een hele zaterdag niets meer waard. Ik heb een kater alsof ik drie katten bier en een hele familiemaaltijd chinees heb weggewerkt. Ik weet nog dat ik dit voorjaar discreet een bruiloft moest verlaten omdat ik na een bier of acht niet meer op mijn benen kon staan. En ik merk het nog het meeste aan de lijn. Vroeger at je elke dag ongezond en dronk je bier en als je dan drie dagen oplette viel je af. Tegenwoordig eet je elke dag gezond en drink je in het weekend bier en eet een flinke vier-gangenmaaltijd en je komt weer drie kilo aan.
Nee, het frisse is er wel van af. Wacht maar tot we kinderen krijgen en er ’s nachts vier keer uit moeten voordat we aan onze 40-urige werkweek gaan beginnen. Ik sta niet in voor de gevolgen voor zowel mijn uiterlijk als mijn belevingswereld. Waarschijnlijk lees ik nooit meer een goed boek en op een dag koop ik een korte broek met een shirtje in limegroen. Van de M&S. En dan zeg ik tegen iemand ‘dat ze daar best leuke kleren hebben.’
dinsdag 20 oktober 2009
Makreel
En dan kom je ’s ochtends rond half 8 je kamer binnen en staan er op je bureau nog de restjes van een broodje gerookte makreel van de dag ervoor.
Whiskyfestival
Half november vindt in de Pieterskerk in Leiden het Internationale Whiskyfestival plaats. De organisatie houdt van spaties en noemt het het Internationale Whisky Festival. Maar dat terzijde. Voor mij een goede reden weer eens naar de kerk te gaan – met een paar glazen whisky achter de kiezen komt er waarschijnlijk meer zinnigs ter sprake dan op zondagmorgen uit de mond van menig gereformeerd dominee. Uitzonderingen daargelaten, mijn catechisatiedominee (die mij later ook met mijn andere helft in de echt verbonden heeft) was werkelijk briljant, hij had diepgang, nam geen blad voor de mond, hield van poëzie en literatuur en had nog humor ook. Diepzinnige bespiegelingen begon hij steevast met de vraag “Hebbiedattookwelles?, zijn versie van de vraag “Kent u die uitdrukking?” Hij hield vast ook van whisky. Helaas kan ik hem dat niet meer vragen.
Ik heb inmiddels een aantal medeliefhebbers gemaild met de vraag of ze meegaan. Want zeg nou zelf: je kan de hele dag heel moeilijk gaan staan kijken bij iedere slok, je wordt omgeven door pretentieuze deskundigen (“Hm ja, Aberlour, best aardig hoor, maar het ligt er heel erg aan van welk jaar”), en ondertussen sta je je eigenlijk op een verantwoorde manier klem te zuipen. Risico is wel dat je na een aantal glazen de onbedwingbare behoefte voelt commentaar te geven op de omgeving en mijzelf kennende moet dan de net iets te directe omgeving het ontgelden. Dit is me bij Leiden Culinair ook eens overkomen. Een wat dikkige man in pasteltinten, met een Dirk Scheringa-achtig hoofd stond naar mijn mening iets te belangrijk te brallen. Vervolgens dacht hij dat ik met hem flirtte en kwam bij mij en mijn vriendinnen aan tafel staan en begon mij van top tot teen te bestuderen. Het gesprek had een diepgang à la kom-je-hier-vaker? en ik heb iets gezegd als “Valt wel mee, hooguit één keer per jaar hè”. Een van de vriendinnen heeft daar nog foto’s van genomen, dus waarschijnlijk was zij ook enigszins aangeslagen.
Terugkijkend op mijn studententijd heb ik aan de whisky een paar juweeltjes van herinneringen overgehouden. Zo ging ik eens op een dinsdagavond met vriendin N. nog even één biertje drinken. Dat biertje werd een whisky. Vervolgens zei de barman dat die whisky op was maar dat hij nog wel een andere lekkere had staan. Wij die uitgeprobeerd, toen wilden we nog een andere proeven. In twee uur tijd hebben we een interessante cocktail aan whisky’s naar binnen gewerkt en daarna zijn we vrolijk naar huis gerold. Tot morgen! De volgende dag belden we elkaar. We waren beiden niet in staat naar college te gaan en voelden ons ziek. We waren slachtoffer geworden van een gemene barman die ons bedorven whisky had geschonken, het kon niet anders! Om een uur of vier konden we pas weer bewegen en zijn we samen naar de borrel van onze studievereniging gegaan, waar we met tegenzin een tosti hebben gegeten. In de maanden daarop hebben wij allebei verschillende aanmaningen van de penningmeester van de vereniging ontvangen: hij kreeg nog € 3,25 van ons voor de tosti!
Met Eef heb ik een soortgelijke ervaring achter de rug. Haar relatie was stukgelopen en ze wilde even gezellig wat drinken. Na een aantal glazen begon ze onbedaarlijk te janken en daar heb ik vast allemaal diepzinnige adviezen tegenaan gegooid. Op een gegeven moment schijn ik ineens naar buiten gelopen te zijn, Eef achterlatend met een idioot hoge rekening.
Nu ik dit schrijf schiet me een prachtig lied te binnen van Pater Moeskroen:
Whisky is de duivel
Hee diddeliedee
Wie komt er gezellig op de thee
Wie brengt er 'n flesje voor je mee
't Is Satan hoogst persoonlijk
En zeg dan maar eens nee
Whisky is de duivel, vermomt als een goeie fles
Hij fluistert in je oren: "Eén druppeltje mag best"
Je voelt de kater hangen, straks baal je als een stekker
Whisky is de duivel, maar wel lekker
Als je mee wilt op 14 november, laat maar even weten, ik kan me voorstellen dat dit verhaal je over de streep trekt. Lijkt me een unieke ervaring, in de kerk je overgeven aan de duivel.
Ik heb inmiddels een aantal medeliefhebbers gemaild met de vraag of ze meegaan. Want zeg nou zelf: je kan de hele dag heel moeilijk gaan staan kijken bij iedere slok, je wordt omgeven door pretentieuze deskundigen (“Hm ja, Aberlour, best aardig hoor, maar het ligt er heel erg aan van welk jaar”), en ondertussen sta je je eigenlijk op een verantwoorde manier klem te zuipen. Risico is wel dat je na een aantal glazen de onbedwingbare behoefte voelt commentaar te geven op de omgeving en mijzelf kennende moet dan de net iets te directe omgeving het ontgelden. Dit is me bij Leiden Culinair ook eens overkomen. Een wat dikkige man in pasteltinten, met een Dirk Scheringa-achtig hoofd stond naar mijn mening iets te belangrijk te brallen. Vervolgens dacht hij dat ik met hem flirtte en kwam bij mij en mijn vriendinnen aan tafel staan en begon mij van top tot teen te bestuderen. Het gesprek had een diepgang à la kom-je-hier-vaker? en ik heb iets gezegd als “Valt wel mee, hooguit één keer per jaar hè”. Een van de vriendinnen heeft daar nog foto’s van genomen, dus waarschijnlijk was zij ook enigszins aangeslagen.
Terugkijkend op mijn studententijd heb ik aan de whisky een paar juweeltjes van herinneringen overgehouden. Zo ging ik eens op een dinsdagavond met vriendin N. nog even één biertje drinken. Dat biertje werd een whisky. Vervolgens zei de barman dat die whisky op was maar dat hij nog wel een andere lekkere had staan. Wij die uitgeprobeerd, toen wilden we nog een andere proeven. In twee uur tijd hebben we een interessante cocktail aan whisky’s naar binnen gewerkt en daarna zijn we vrolijk naar huis gerold. Tot morgen! De volgende dag belden we elkaar. We waren beiden niet in staat naar college te gaan en voelden ons ziek. We waren slachtoffer geworden van een gemene barman die ons bedorven whisky had geschonken, het kon niet anders! Om een uur of vier konden we pas weer bewegen en zijn we samen naar de borrel van onze studievereniging gegaan, waar we met tegenzin een tosti hebben gegeten. In de maanden daarop hebben wij allebei verschillende aanmaningen van de penningmeester van de vereniging ontvangen: hij kreeg nog € 3,25 van ons voor de tosti!
Met Eef heb ik een soortgelijke ervaring achter de rug. Haar relatie was stukgelopen en ze wilde even gezellig wat drinken. Na een aantal glazen begon ze onbedaarlijk te janken en daar heb ik vast allemaal diepzinnige adviezen tegenaan gegooid. Op een gegeven moment schijn ik ineens naar buiten gelopen te zijn, Eef achterlatend met een idioot hoge rekening.
Nu ik dit schrijf schiet me een prachtig lied te binnen van Pater Moeskroen:
Whisky is de duivel
Hee diddeliedee
Wie komt er gezellig op de thee
Wie brengt er 'n flesje voor je mee
't Is Satan hoogst persoonlijk
En zeg dan maar eens nee
Whisky is de duivel, vermomt als een goeie fles
Hij fluistert in je oren: "Eén druppeltje mag best"
Je voelt de kater hangen, straks baal je als een stekker
Whisky is de duivel, maar wel lekker
Als je mee wilt op 14 november, laat maar even weten, ik kan me voorstellen dat dit verhaal je over de streep trekt. Lijkt me een unieke ervaring, in de kerk je overgeven aan de duivel.
maandag 19 oktober 2009
Het is een rode
Zojuist belde ik met Profile Tyre Center voor een afspraak om winterbanden onder mijn auto te laten zetten.
"Goed mevrouw, wat is uw kenteken?"
"...eh, ik weet het niet"
"..."
"Iets van FD-69-XJ"
"Die staat niet in ons systeem"
"Het is een Ford Ka. XJ-69-FD dan?"
"Nee, ook niet"
"XJ-FD-69? Of nee, iets met 60!"
"Wat is uw naam, dan zoeken we daar wel op"
Nu weet ik ook weer hoe het kwam dat ik vorige maand minuten lang met mijn sleutel in een rode Ford Ka heb staan wrikken...
"Goed mevrouw, wat is uw kenteken?"
"...eh, ik weet het niet"
"..."
"Iets van FD-69-XJ"
"Die staat niet in ons systeem"
"Het is een Ford Ka. XJ-69-FD dan?"
"Nee, ook niet"
"XJ-FD-69? Of nee, iets met 60!"
"Wat is uw naam, dan zoeken we daar wel op"
Nu weet ik ook weer hoe het kwam dat ik vorige maand minuten lang met mijn sleutel in een rode Ford Ka heb staan wrikken...
Re: Vrouw in de bouw
Ik wil er niet heen
de Gamma
de Gamma in Leidschenveen
nee nee
ik wil niet
ik wil er niet heen
de Gamma
de Gamma
de Gamma in Leidschenveen
laat me alleen
en niet naar de Gamma in Leidschenveen
de Gamma
de Gamma in Leidschenveen
nee nee
ik wil niet
ik wil er niet heen
de Gamma
de Gamma
de Gamma in Leidschenveen
laat me alleen
en niet naar de Gamma in Leidschenveen
Eef
Beroemdheden
Ik heb een lange geschiedenis met beroemdheden. Ik schrijf dit niet omdat ik mijn eigenwaarde ontleen aan mijn contact met beroemdheden, maar omdat ik ontdekt heb dat ik al aardig wat beroemdheden heb ontmoet in mijn leven.
En dan bedoel ik met ontmoeten dat ik werkelijk contact met die mensen heb gehad. Lichamelijk of verbaal. Want je in één ruimte bevinden met een beroemdheid, of het tegenkomen op straat zonder gedag te zeggen telt dan natuurlijk niet mee. Dan heb ik namelijk nog véél meer beroemde (of beruchte) mensen ontmoet in mijn leven.
En dan kan ik mijn lijstje met beroemdheden ook uitbreiden tot de internationale beroemdheden. Tot nu toe is het echte ontmoeten namelijk wel beperkt gebleven tot het lokale, dat wil zeggen Nederlandse, beroemdhedenscala.
Maar goed, mijn ‘ontmoetingen’.. Het begon allemaal toen ik nog maar net geboren was en Patty Brard mij kwam bewonderen. Patty Brard woonde namelijk in de flat boven mijn ouders, samen met nog een andere dame van Luv (ik weet niet welke) en zij heeft mij vastgehouden toen ik nog maar een paar dagen oud was. Ik kan me niks meer herinneren van deze ontmoeting, maar ik kan me zo voorstellen dat het heel fijn was in de armen van Patty. Daarna is het jarenlang stil geweest rond mijn ontmoetingen tot ik eens op de wielerbaan van Alkmaar in het wiel mocht zitten van Matthé Pronk (kent iemand die nog?) en toen ik (mede door toedoen van Caar) André Hazes een keer heb aangeraakt (aan zijn arm wel te verstaan). Hij heeft toen, nadat zij riep “André, je bent mijn held!”, haar wang geaaid, tot weerzin van haar moeder. Pas toen ik op Schiphol ging werken nam het aantal ontmoetingen in ras tempo toe. Zo heb ik eens een broodje ei gemaakt voor Felix Rottenberg. Het aanwezige personeel van Delifrance Schiphol keek mij echter veel jaloerser aan toen ik een broodje kaas-ui aan CB Milton aanreikte. Of toen ik de twee kaasbroodjes van Clarence Seedorf (na veel gestuntel) afrekende. Verder heb ik weleens koffie ingeschonken voor Hans Liberg en ook voor Louis van Gaal. En ik heb eens een doos bonbons gevuld voor de toenmalige vrouw van Bram Moszkowicz.
Toen ik in Den Haag ging wonen nam het aantal ontmoetingen met politieke beroemdheden toe. In het kader ‘geen echte ontmoetingen’ zag ik ooit Joris Voorhoeven fietsen over de Javastraat, Pieter van Vollenhoven ergens aanbellen en Frits Wester in een winkelcentrum. En ik zag Jan Peter Balkenende en Maxime Verhagen het plein oversteken. Wel een ‘echte ontmoeting’ was de hand die ik gaf aan Geert Wilders. En de hand aan Alexander Pechtold. Ik heb een keer gepraat met Mark Rutte, met Henk Kamp en met Fred Teeven (ik denk niet dat zij zich dit zelf nog herinneren) en ik heb ook een keer gepraat met de niet zo beroemde Boris van der Ham. Ik ben eens toegesproken door Sybilla Dekker die toen minister was. En ook heb ik heb een keer een schaaltje bitterballen doorgegeven aan Ferry Mingelen (die ik overigens in een andere setting al eens in een heel erg strakke broek had zien hardlopen). Het meest memorabele wat ik denk ik op mijn conto kan bijschrijven is dat Jeroen Pauw mij een keer gedag zei en daarna (volgens de andere aanwezigen) mijn billen uitvoerig bekeek.
Verder heb ik natuurlijk veel juridische grootheden de hand geschud, maar dat doet het niet zo lekker op verjaardagen..
En dan bedoel ik met ontmoeten dat ik werkelijk contact met die mensen heb gehad. Lichamelijk of verbaal. Want je in één ruimte bevinden met een beroemdheid, of het tegenkomen op straat zonder gedag te zeggen telt dan natuurlijk niet mee. Dan heb ik namelijk nog véél meer beroemde (of beruchte) mensen ontmoet in mijn leven.
En dan kan ik mijn lijstje met beroemdheden ook uitbreiden tot de internationale beroemdheden. Tot nu toe is het echte ontmoeten namelijk wel beperkt gebleven tot het lokale, dat wil zeggen Nederlandse, beroemdhedenscala.
Maar goed, mijn ‘ontmoetingen’.. Het begon allemaal toen ik nog maar net geboren was en Patty Brard mij kwam bewonderen. Patty Brard woonde namelijk in de flat boven mijn ouders, samen met nog een andere dame van Luv (ik weet niet welke) en zij heeft mij vastgehouden toen ik nog maar een paar dagen oud was. Ik kan me niks meer herinneren van deze ontmoeting, maar ik kan me zo voorstellen dat het heel fijn was in de armen van Patty. Daarna is het jarenlang stil geweest rond mijn ontmoetingen tot ik eens op de wielerbaan van Alkmaar in het wiel mocht zitten van Matthé Pronk (kent iemand die nog?) en toen ik (mede door toedoen van Caar) André Hazes een keer heb aangeraakt (aan zijn arm wel te verstaan). Hij heeft toen, nadat zij riep “André, je bent mijn held!”, haar wang geaaid, tot weerzin van haar moeder. Pas toen ik op Schiphol ging werken nam het aantal ontmoetingen in ras tempo toe. Zo heb ik eens een broodje ei gemaakt voor Felix Rottenberg. Het aanwezige personeel van Delifrance Schiphol keek mij echter veel jaloerser aan toen ik een broodje kaas-ui aan CB Milton aanreikte. Of toen ik de twee kaasbroodjes van Clarence Seedorf (na veel gestuntel) afrekende. Verder heb ik weleens koffie ingeschonken voor Hans Liberg en ook voor Louis van Gaal. En ik heb eens een doos bonbons gevuld voor de toenmalige vrouw van Bram Moszkowicz.
Toen ik in Den Haag ging wonen nam het aantal ontmoetingen met politieke beroemdheden toe. In het kader ‘geen echte ontmoetingen’ zag ik ooit Joris Voorhoeven fietsen over de Javastraat, Pieter van Vollenhoven ergens aanbellen en Frits Wester in een winkelcentrum. En ik zag Jan Peter Balkenende en Maxime Verhagen het plein oversteken. Wel een ‘echte ontmoeting’ was de hand die ik gaf aan Geert Wilders. En de hand aan Alexander Pechtold. Ik heb een keer gepraat met Mark Rutte, met Henk Kamp en met Fred Teeven (ik denk niet dat zij zich dit zelf nog herinneren) en ik heb ook een keer gepraat met de niet zo beroemde Boris van der Ham. Ik ben eens toegesproken door Sybilla Dekker die toen minister was. En ook heb ik heb een keer een schaaltje bitterballen doorgegeven aan Ferry Mingelen (die ik overigens in een andere setting al eens in een heel erg strakke broek had zien hardlopen). Het meest memorabele wat ik denk ik op mijn conto kan bijschrijven is dat Jeroen Pauw mij een keer gedag zei en daarna (volgens de andere aanwezigen) mijn billen uitvoerig bekeek.
Verder heb ik natuurlijk veel juridische grootheden de hand geschud, maar dat doet het niet zo lekker op verjaardagen..
vrijdag 16 oktober 2009
Vrouw in de bouw
Ondanks de economische crisis zijn er toch nog mensen die een huis kopen. Vrienden van mij doen dit ook. En als vrienden van mij een huis kopen dan betekent dat altijd dat ik een uitnodiging krijg. Voor de housewarming, ja, dat ook, maar ik bedoel eigenlijk voor de reeks aan afspraken die voorafgaat aan de housewarming: klussen en verhuizen.
Je mag het eigenlijk niet van jezelf zeggen, maar ik ben een meesterklusser. Ik weet niet of anderen het hier helemaal mee eens zijn, maar zelf ben ik ervan overtuigd dat ik een meesterklusser ben. Waarom zouden anderen anders aan mij vragen of ik langs kom om te schuren, afbranden, uithakken, gronden, lakken, witten? Voor de gezelligheid?
Afgelopen woensdagavond, na een dag breinbreken op kantoor, belde Eef mij: ze moest vanavond naar de Gamma. En ze moest alleen. Mannen die dit lezen denken nu: “Nou en?” Maar voor een vrouw is dit een heel ander verhaal. Vrouwen die naar een bouwmarkt gaan zijn óf nog nooit in een bouwmarkt geweest, óf alleen nog maar met een man, dus met je partner en als je die niet hebt met je vader. Vervolgens ga je naar de hoek met kussentjes, je koopt van schrik een campingwok, of een gietijzeren tuinbankje met barokke versieringen. Onderwijl sjouwt de man in kwestie met grote planken, specie en hij heeft ook bitjes voor de boor nodig én snoertjes. Altijd snoertjes.
Maar goed, woensdagavond was er een nijpend tekort aan woeste mannen met doortastende klusideeën. En dan bel je dus de meesterklusser. Met Eef reed ik in haar trouwe Nissan Sunny naar de Vinexlocatie, naar de Gamma. Eef was goed voorbereid en had een uitputtende lijst aan benodigde materialen bij zich. Wij hadden helemaal geen man nodig, wij zouden uitstekend vrijgezel kunnen zijn. Of lesbisch. In de Gamma kwamen we erachter dat we zwaar overdressed waren. Beiden hadden we onze overdagse kleding nog aan en dat betekent in beider geval: jurk/rok, pumps en panty’s. Het was een glorieus gevoel om goed gekleed een zak met 25 kilo cement op een kar te gooien! Een kar die trouwens nauwelijks bestuurbaar was doordat mannen bedacht hebben dat de wielen aan de voorkant niet zwenken. Daar is vast een heel logische, handige reden voor. Zoals er ook een logische, nog handigere reden is dat in alle andere winkels alle wielen wel kunnen draaien.
Bovenaan de lijst stond een spaanplaat van 1,5 cm dik en een afmeting van 78 cm x 2,20m. Dit formaat verkocht de Gamma niet dus moesten we deze op maat laten zagen. Dat is op zich geen probleem maar zie zo’n plaat maar eens uit de opslag te krijgen! En dan op een kar te zetten die wegrijdt als je er een zware plank tegenaan zet. Zonder kleerscheuren. Dat laatste lukte dus niet, Eef ik krijg nog een 50 denier panty donkerbruin van Oroblu van je!
Gehavend liepen we naar de houtzaaghoek, waar de zaagpuber ons verbaasd aankeek. “Zo, dat zie je niet vaak, twee vrouwen!”… “Ja, onze mannen laten ons in de steek. Wij willen graag deze plank op maat laten zagen.” “Wilt u de overgebleven stukken ook hebben?” Eef: “Ik heb thuis nog wel een paar gaten te vullen.” De zaagpuber staarde gegeneerd voor zich uit.
Na een dodenrit met de Nissan terug naar het nieuwe huis – waarbij de planken een halve meter uit de auto staken en vervaarlijk zwiepten als we over een hobbel reden, zodat ik zonder riem, met totale doodsverachting achterstevoren vanaf de voorbank de planken in de houdgreep heb gehouden – kwamen we erachter dat de plank niet 2,20m maar 1,10m moest zijn. Een plank kan blijkbaar geen bochtje maken. Moet er verdorie toch nog een man aan te pas komen…
Je mag het eigenlijk niet van jezelf zeggen, maar ik ben een meesterklusser. Ik weet niet of anderen het hier helemaal mee eens zijn, maar zelf ben ik ervan overtuigd dat ik een meesterklusser ben. Waarom zouden anderen anders aan mij vragen of ik langs kom om te schuren, afbranden, uithakken, gronden, lakken, witten? Voor de gezelligheid?
Afgelopen woensdagavond, na een dag breinbreken op kantoor, belde Eef mij: ze moest vanavond naar de Gamma. En ze moest alleen. Mannen die dit lezen denken nu: “Nou en?” Maar voor een vrouw is dit een heel ander verhaal. Vrouwen die naar een bouwmarkt gaan zijn óf nog nooit in een bouwmarkt geweest, óf alleen nog maar met een man, dus met je partner en als je die niet hebt met je vader. Vervolgens ga je naar de hoek met kussentjes, je koopt van schrik een campingwok, of een gietijzeren tuinbankje met barokke versieringen. Onderwijl sjouwt de man in kwestie met grote planken, specie en hij heeft ook bitjes voor de boor nodig én snoertjes. Altijd snoertjes.
Maar goed, woensdagavond was er een nijpend tekort aan woeste mannen met doortastende klusideeën. En dan bel je dus de meesterklusser. Met Eef reed ik in haar trouwe Nissan Sunny naar de Vinexlocatie, naar de Gamma. Eef was goed voorbereid en had een uitputtende lijst aan benodigde materialen bij zich. Wij hadden helemaal geen man nodig, wij zouden uitstekend vrijgezel kunnen zijn. Of lesbisch. In de Gamma kwamen we erachter dat we zwaar overdressed waren. Beiden hadden we onze overdagse kleding nog aan en dat betekent in beider geval: jurk/rok, pumps en panty’s. Het was een glorieus gevoel om goed gekleed een zak met 25 kilo cement op een kar te gooien! Een kar die trouwens nauwelijks bestuurbaar was doordat mannen bedacht hebben dat de wielen aan de voorkant niet zwenken. Daar is vast een heel logische, handige reden voor. Zoals er ook een logische, nog handigere reden is dat in alle andere winkels alle wielen wel kunnen draaien.
Bovenaan de lijst stond een spaanplaat van 1,5 cm dik en een afmeting van 78 cm x 2,20m. Dit formaat verkocht de Gamma niet dus moesten we deze op maat laten zagen. Dat is op zich geen probleem maar zie zo’n plaat maar eens uit de opslag te krijgen! En dan op een kar te zetten die wegrijdt als je er een zware plank tegenaan zet. Zonder kleerscheuren. Dat laatste lukte dus niet, Eef ik krijg nog een 50 denier panty donkerbruin van Oroblu van je!
Gehavend liepen we naar de houtzaaghoek, waar de zaagpuber ons verbaasd aankeek. “Zo, dat zie je niet vaak, twee vrouwen!”… “Ja, onze mannen laten ons in de steek. Wij willen graag deze plank op maat laten zagen.” “Wilt u de overgebleven stukken ook hebben?” Eef: “Ik heb thuis nog wel een paar gaten te vullen.” De zaagpuber staarde gegeneerd voor zich uit.
Na een dodenrit met de Nissan terug naar het nieuwe huis – waarbij de planken een halve meter uit de auto staken en vervaarlijk zwiepten als we over een hobbel reden, zodat ik zonder riem, met totale doodsverachting achterstevoren vanaf de voorbank de planken in de houdgreep heb gehouden – kwamen we erachter dat de plank niet 2,20m maar 1,10m moest zijn. Een plank kan blijkbaar geen bochtje maken. Moet er verdorie toch nog een man aan te pas komen…
Abonneren op:
Posts (Atom)