Klik hier voor een leuk column op Nu.nl van Onze Taal.
De column gaat over het winterweer en nieuwe woorden die daar uit voortkomen. Al lezend moest ik denk aan H die van de week voor het raam stond en naar de drie centimeter sneeuw in onze achtertuin keek. Hier en daar dwarrelde een sneeuwvlok en H zei: "Het KNMI waarschuwde voor sneeuwduinen". Als die voorspelling uit zou zijn gekomen zou me dat een duin geworden zijn...
woensdag 13 januari 2010
Ik ben een vogelspotter in het diepst van mijn gedachten
Tot enkele jaren geleden wist ik niet dat ik van natuur hield. Tot die tijd was ik eigenlijk een aanhanger van J.C. Bloem en zijn legendarische zin: “Natuur is voor tevredenen of legen”. Natuurlijk, in mijn ‘jonge jaren’ kwam ik regelmatig buiten. Hoewel ik niet zeker weet of ik ‘buiten’ ook samenvalt met ‘natuur’. Ik fietste kilometers door de Hollandse polders en kon die ook, ondanks mijn jonge leeftijd, zeer waarderen. De liefde voor een andere dichter werd gevoed door deze liefde voor het Hollandse landschap, namelijk Marsman. Een keer heb ik van een lerares Nederlands een vol punt extra gekregen bij een proefschrift omdat ik bij beantwoording van de vraag “wat is poëzie?” ter illustratie van mijn antwoord “Denkend aan Holland” in zijn geheel had opgenomen.
Maar om nu te zeggen dat mijn liefde voor het polderlandschap liefde voor de natuur inhield weet ik niet. Echt oog voor vogels en andere dieren in die relatieve natuur had ik namelijk niet. Ik vond ook de boerderijen, de molens en de sloten een mooi onderdeel van dat landschap en fietste er verder vooral hard doorheen.
Pas toen H en ik een aantal jaar geleden in Noorwegen waren, begon de natuur echt onze aandacht te trekken. Dat is ook wel logisch. In Noorwegen is de natuur een niet te vermijden onderdeel van het landschap. Hadden wij in Noorwegen de natuur niet kunnen omarmen dan was het waarschijnlijk nooit gelukt. Voor die tijd waren we op vakanties vooral geïnteresseerd geweest in cultuur. We konden geen kerk passeren of wij gingen er naar binnen, geen schrijver of president kon in een dorp geleefd hebben of we bezochten zijn huis. Toen we een jaar na Noorwegen een aantal nationale parken van de VS bezochten nam de interesse in natuur alleen maar toe. Die interesse werd met name gevoed door de grote verscheidenheid aan planten en dieren en het totaal ontbreken van kennis over die planten en dieren aan onze zijde. Een hert konden we nog wel herkennen en de twee beren die de weg overstaken werden ook als beren door ons herkend. Moeilijker werd het als het ging om vogels. De conversatie verliep dan vaak als volgt:
“Hee kijk, die vogel”
“Oh ja, wat zou dat er voor één zijn”
“Geen idee”.
In Florida wisten wij met behulp van boekjes van de National Park Service wel een krokodil van een alligator te onderscheiden en de bordjes bij de verschillende bomen leerde ons ook het verschil tussen mahonie- en mangrovebossen.
Sindsdien is onze waardering voor natuur aanmerkelijk toegenomen. Dit heeft tot gevolg dat wij ook onze kennis over de natuur willen vergroten. En dat doen wij dan dicht bij huis, namelijk in de achtertuin. Inmiddels kan ik een spreeuw van een roodborstje onderscheiden en weet ik het verschil tussen een koolmees en een pimpelmees. Het grote voordeel van dit jaargetijde is dat je de vogels ook echt kunt zien en dus aan de hand van hun uiterlijk kun achterhalen tot welk soort ze behoren. Van de zomer probeerde ik in de tuin van mijn zus vogels aan de hand van hun gezang te herkennen. We luisterden samen naar het geluid dat uit een boom kwam en probeerden dan met behulp van haar vogelboekje te achterhalen welke vogel het was. Maar omschrijvingen als “maakt een hoog tjirpende geluid met enkele melodieuze herhalingen” helpen niet echt. Althans niet bij ons.
Ik heb gemerkt dat ik met veel plezier uren kan doorbrengen met het kijken naar de vogels in onze tuin. Ja ik weet het, op zo’n moment merk je dat je ouder wordt. Of is het zo dat ik nu, in de woorden van Bloem een ‘tevredene’ of een ‘lege’ ben geworden. Als dat zo is, dan hopelijk het eerste.
Maar om nu te zeggen dat mijn liefde voor het polderlandschap liefde voor de natuur inhield weet ik niet. Echt oog voor vogels en andere dieren in die relatieve natuur had ik namelijk niet. Ik vond ook de boerderijen, de molens en de sloten een mooi onderdeel van dat landschap en fietste er verder vooral hard doorheen.
Pas toen H en ik een aantal jaar geleden in Noorwegen waren, begon de natuur echt onze aandacht te trekken. Dat is ook wel logisch. In Noorwegen is de natuur een niet te vermijden onderdeel van het landschap. Hadden wij in Noorwegen de natuur niet kunnen omarmen dan was het waarschijnlijk nooit gelukt. Voor die tijd waren we op vakanties vooral geïnteresseerd geweest in cultuur. We konden geen kerk passeren of wij gingen er naar binnen, geen schrijver of president kon in een dorp geleefd hebben of we bezochten zijn huis. Toen we een jaar na Noorwegen een aantal nationale parken van de VS bezochten nam de interesse in natuur alleen maar toe. Die interesse werd met name gevoed door de grote verscheidenheid aan planten en dieren en het totaal ontbreken van kennis over die planten en dieren aan onze zijde. Een hert konden we nog wel herkennen en de twee beren die de weg overstaken werden ook als beren door ons herkend. Moeilijker werd het als het ging om vogels. De conversatie verliep dan vaak als volgt:
“Hee kijk, die vogel”
“Oh ja, wat zou dat er voor één zijn”
“Geen idee”.
In Florida wisten wij met behulp van boekjes van de National Park Service wel een krokodil van een alligator te onderscheiden en de bordjes bij de verschillende bomen leerde ons ook het verschil tussen mahonie- en mangrovebossen.
Sindsdien is onze waardering voor natuur aanmerkelijk toegenomen. Dit heeft tot gevolg dat wij ook onze kennis over de natuur willen vergroten. En dat doen wij dan dicht bij huis, namelijk in de achtertuin. Inmiddels kan ik een spreeuw van een roodborstje onderscheiden en weet ik het verschil tussen een koolmees en een pimpelmees. Het grote voordeel van dit jaargetijde is dat je de vogels ook echt kunt zien en dus aan de hand van hun uiterlijk kun achterhalen tot welk soort ze behoren. Van de zomer probeerde ik in de tuin van mijn zus vogels aan de hand van hun gezang te herkennen. We luisterden samen naar het geluid dat uit een boom kwam en probeerden dan met behulp van haar vogelboekje te achterhalen welke vogel het was. Maar omschrijvingen als “maakt een hoog tjirpende geluid met enkele melodieuze herhalingen” helpen niet echt. Althans niet bij ons.
Ik heb gemerkt dat ik met veel plezier uren kan doorbrengen met het kijken naar de vogels in onze tuin. Ja ik weet het, op zo’n moment merk je dat je ouder wordt. Of is het zo dat ik nu, in de woorden van Bloem een ‘tevredene’ of een ‘lege’ ben geworden. Als dat zo is, dan hopelijk het eerste.
dinsdag 12 januari 2010
De macht bij het KDA
Wij hebben twee katten. En in ons oude huis mochten die wel op het balkon, maar niet van het balkon af. Dat was veel te gevaarlijk. Allereerst was dat gevaarlijk volgens onze dikke buurvrouw van een paar huizen verderop. Op een zonnige middag riep zij eens, over de drie schuttingen en twee tuinen die ons van haar scheidde, dat wij nooit de katten buiten moesten laten omdat er kattenaids heerste in de buurt. Als J of S in aanraking met de lokale zwerfkatten zouden komen, zouden ze ten dode opgeschreven zijn. Wij knikten amechtig maar een echte zwerfkat hadden we eigenlijk nog nooit in onze buurt gezien. De katten van de dikke buurvrouw zelf verbleven in door haar man getimmerde hokken in de tuin. Ze had een aantal katten van een duur soort en die moesten dus echt goed beschermd worden tegen de aan kattenaids lijdende zwerfkatten.
Ten tweede was het gevaarlijk voor onze katten om van het balkon af te gaan, omdat ze niet meer terug konden. Althans J kon niet meer terug, S heeft nooit geprobeerd ons balkon te verlaten. Maar J is zo dik en onhandig dat H haar meerdere malen van het dak van de schuur van de onderburen heeft moeten halen omdat ze zelf niet meer terug kon springen op ons balkon.
Toch bleef het verlaten van het balkon voor J een aantrekkelijk optie. Onze buurt was erg kattenrijk en op het dak van de schuur van een andere buurvrouw (de buurvrouw linksonder) lagen de buurtkatten vaak gezamenlijk in de zon. Het was altijd een vast groepje katten dat op dat dakje bijeenkomsten hield. Dit groepje kende een bepaalde hiërarchie. Een oude, zeurende langharige kat was de anchorman van de groep. Ze werd gedoogd omdat ze de oudste was, maar daar was het wel mee gezegd. Meestal zat ze op de GFT bakken eenzaam voor zich uit te miauwen of klom ze op onze balkonkast om vanaf daar haar klaagzang te laten horen. Er was een hele mooie lichtbeige kat bij die duidelijk het lieverdje en de beauty van de groep was. Zij werd altijd door een dikke cyperse kat (in het bezit van maar één goed oog) beschermd. Als onze balkondeur open stond hield Eenoog de wacht bij de balkondeur terwijl Beauty de etensbakjes van J en S leeg at. Als de katten met z’n allen op het dakje van de schuur van buurvrouw lagen noemden wij dat altijd het Katten Democratisch Appèl (KDA). Het leek namelijk of ze aan het vergaderen waren. Over belangrijke zaken, over buurtpolitiek.
Onze kat J, keek altijd verlangend naar dat groepje op het dak. Ze leek heel graag deel te willen uitmaken van dit overleg. In ons huis had ze alleen aanspraak met S. Kat S is een avontuurloos geval. Als katten een consumentenbond zouden hebben zou S elke maand hun blad spellen. S denkt altijd eindeloos na over alle gevaren die dreigen en gaat ze altijd zo veel mogelijk uit de weg. En als het gevaar niet te ontwijken is, wil ze het controleren. Gaat J achter het gordijn liggen als ik ga stofzuigen, S volgt aandachtig elke beweging die de stofzuiger maakt. Omdat S niet bereid was met J op avontuur te gaan, ging J op een dag zelf op pad. Nu moet ik er bij zeggen dat J zo beschermd is opgevoed (dit in tegenstelling tot S die we uit een disfunctionerend gezin hebben gered), dat zij niet weet wat gevaar is. Ze is bang voor de stofzuiger maar heeft geen idee van de Buitenwereld. Op een ochtend liet één van ons J achter op het balkon. ’s Middags konden we haar niet meer vinden. J was blijkbaar van het balkon gesprongen om deel te gaan nemen aan het overleg van het KDA. Misschien had ze zelfs gedroomd de macht binnen het KDA over te nemen. Ze is immers charismatisch, groot en heeft een prachtige vacht.
Het avontuur was echter anders verlopen dan ze had gehoopt. Ergens halverwege was ze waarschijnlijk bang geworden en ze had het dak van de schuur van de buurvrouw nooit bereikt. En omdat wij beiden aan het werk waren had ze de hele dag niet terug gekund. Toen H aan het einde van de middag thuis kwam en met de bak met brokjes schudde hoorden wij uit de tuin onder ons een klaaglijk gepiep komen. J had zich verscholen achter het zwembadje van de hond van de onderburen en tussen het schuurtje en de heg in hun tuin. Toen J ontdekte dat wij thuis waren was ze zo blij dat ze van geluk een boom in klom. Daar schrok ze zo van dat ze ineens losliet en naar beneden tuimelde. H heeft haar bij de onderburen opgehaald en nog nooit was J zo blij ons te zien. Toen ze weer rustig op de bank kon gaan liggen keek S haar misprijzend aan. Nooit meer ging J op zoek naar de macht bij het KDA.
Ten tweede was het gevaarlijk voor onze katten om van het balkon af te gaan, omdat ze niet meer terug konden. Althans J kon niet meer terug, S heeft nooit geprobeerd ons balkon te verlaten. Maar J is zo dik en onhandig dat H haar meerdere malen van het dak van de schuur van de onderburen heeft moeten halen omdat ze zelf niet meer terug kon springen op ons balkon.
Toch bleef het verlaten van het balkon voor J een aantrekkelijk optie. Onze buurt was erg kattenrijk en op het dak van de schuur van een andere buurvrouw (de buurvrouw linksonder) lagen de buurtkatten vaak gezamenlijk in de zon. Het was altijd een vast groepje katten dat op dat dakje bijeenkomsten hield. Dit groepje kende een bepaalde hiërarchie. Een oude, zeurende langharige kat was de anchorman van de groep. Ze werd gedoogd omdat ze de oudste was, maar daar was het wel mee gezegd. Meestal zat ze op de GFT bakken eenzaam voor zich uit te miauwen of klom ze op onze balkonkast om vanaf daar haar klaagzang te laten horen. Er was een hele mooie lichtbeige kat bij die duidelijk het lieverdje en de beauty van de groep was. Zij werd altijd door een dikke cyperse kat (in het bezit van maar één goed oog) beschermd. Als onze balkondeur open stond hield Eenoog de wacht bij de balkondeur terwijl Beauty de etensbakjes van J en S leeg at. Als de katten met z’n allen op het dakje van de schuur van buurvrouw lagen noemden wij dat altijd het Katten Democratisch Appèl (KDA). Het leek namelijk of ze aan het vergaderen waren. Over belangrijke zaken, over buurtpolitiek.
Onze kat J, keek altijd verlangend naar dat groepje op het dak. Ze leek heel graag deel te willen uitmaken van dit overleg. In ons huis had ze alleen aanspraak met S. Kat S is een avontuurloos geval. Als katten een consumentenbond zouden hebben zou S elke maand hun blad spellen. S denkt altijd eindeloos na over alle gevaren die dreigen en gaat ze altijd zo veel mogelijk uit de weg. En als het gevaar niet te ontwijken is, wil ze het controleren. Gaat J achter het gordijn liggen als ik ga stofzuigen, S volgt aandachtig elke beweging die de stofzuiger maakt. Omdat S niet bereid was met J op avontuur te gaan, ging J op een dag zelf op pad. Nu moet ik er bij zeggen dat J zo beschermd is opgevoed (dit in tegenstelling tot S die we uit een disfunctionerend gezin hebben gered), dat zij niet weet wat gevaar is. Ze is bang voor de stofzuiger maar heeft geen idee van de Buitenwereld. Op een ochtend liet één van ons J achter op het balkon. ’s Middags konden we haar niet meer vinden. J was blijkbaar van het balkon gesprongen om deel te gaan nemen aan het overleg van het KDA. Misschien had ze zelfs gedroomd de macht binnen het KDA over te nemen. Ze is immers charismatisch, groot en heeft een prachtige vacht.
Het avontuur was echter anders verlopen dan ze had gehoopt. Ergens halverwege was ze waarschijnlijk bang geworden en ze had het dak van de schuur van de buurvrouw nooit bereikt. En omdat wij beiden aan het werk waren had ze de hele dag niet terug gekund. Toen H aan het einde van de middag thuis kwam en met de bak met brokjes schudde hoorden wij uit de tuin onder ons een klaaglijk gepiep komen. J had zich verscholen achter het zwembadje van de hond van de onderburen en tussen het schuurtje en de heg in hun tuin. Toen J ontdekte dat wij thuis waren was ze zo blij dat ze van geluk een boom in klom. Daar schrok ze zo van dat ze ineens losliet en naar beneden tuimelde. H heeft haar bij de onderburen opgehaald en nog nooit was J zo blij ons te zien. Toen ze weer rustig op de bank kon gaan liggen keek S haar misprijzend aan. Nooit meer ging J op zoek naar de macht bij het KDA.
maandag 11 januari 2010
Elizabeth Gilbert geeft een interview


Het interview op CNN is gegeven ter gelegenheid van het verschijnen van haar nieuwe boek Committed. Het boek is het verslag van een onderzoek naar het verschijnsel ‘huwelijk’. Het interview bevat een aantal leuke quotes. Over het huwelijk zegt ze onder andere:
”Not since I was about 13 years old, and obsessed with Charles and Diana's wedding, could I say that I have fantasized about the big white wedding. I have lots of romantic fantasies, that just doesn't happen to be in my playbook. But I recognize that it's something a lot of people care about, and I respect that. I do think, though, that it's really important if we are to become adults, if we are to graduate out of girlhood and into womanhood, that one of the most important steps we have to take is to begin to recognize the difference between a wedding and a marriage.
I think a lot of people who feel as though they desperately want to be married oftentimes simply desperately want to have a wedding.”
En verder:
I think a lot of people who feel as though they desperately want to be married oftentimes simply desperately want to have a wedding.”
En verder:
“What I've discovered is that it's not so much a boxy, rigid institution, but a thousands-of-years-old, ever-evolving, liquid, flexible, malleable social science experiment that we are still very much tinkering with and that people will tinker with for as long as there's such a thing as institutionalized couplehood.
I feel more like I'm part of something that's very old and interesting rather than having been shoved into a container that doesn't fit me.”
Binnenkort moet ik het boek maar eens gaan kopen. Het interview is in ieder geval al een tip.
Overigens vond ik hier, voor de lezers van Eat, pray, love, een leuk stuk over de ex-man van Gilbert die zijn eigen boek gaat schrijven. Het overzichtje onderaan waarin een aantal boeken wordt genoemd van exen die over elkaar en hun huwelijk schrijven is vooral interessant.
I feel more like I'm part of something that's very old and interesting rather than having been shoved into a container that doesn't fit me.”
Binnenkort moet ik het boek maar eens gaan kopen. Het interview is in ieder geval al een tip.
Overigens vond ik hier, voor de lezers van Eat, pray, love, een leuk stuk over de ex-man van Gilbert die zijn eigen boek gaat schrijven. Het overzichtje onderaan waarin een aantal boeken wordt genoemd van exen die over elkaar en hun huwelijk schrijven is vooral interessant.
zaterdag 9 januari 2010
365 hotels
Een jaar lang elke nacht slapen in een ander hotel in Amsterdam. Vermakelijke blog, klik hier.
vrijdag 8 januari 2010
Een nieuwe zonnebril en verbrande schouders
Het mag nu wel weer zomer worden van mij. Ik verlang naar warme zomeravonden met een glas rosé, zomerjurkjes, pumps met blote voeten (en dus zonder de randen van pantykousjes in je kuiten), een fietstocht door de polder, een nieuwe zonnebril en verbrande schouders.
Sneeuw en ijs is even leuk, voor een week ofzo, maar daarna wordt het een beetje vervelend. Ik weet dat toen een paar weken geleden ’s nachts de eerste sneeuw was gevallen ik de wandeling naar de trein, fietsen was onmogelijk, schitterend vond. Alles was bedekt met witte sneeuw en zag er zo gezellig uit. Het weekend erna begon het nog harder te sneeuwen en zat alles onder een dik pak sneeuw. Het was geweldig, het was koud, het was wit, het was echt kerstweer. We aten erwtensoep en dronken chocomel.
Na het weekend werd het minder praktisch maar het was nog steeds leuk. Oké, er waren wat nadelen. Trams en treinen reden niet of nauwelijks en dus stond ik elke ochtend heel vroeg te hopen dat er 1) een tram zou komen, en 2) dat ik daar nog bij zou passen. De terugweg was een nog grotere gok. Het betekende dat ik soms vier of vijf trams moest laten gaan voordat ik mezelf onder de oksels van een stel vreemden kon wurmen, hopend dat ik niet ineens om zou vallen bij hard remmen. De sneeuw bleef lang liggen en werd daarna vieze drabbige modder. Er was nog steeds geen fietspad gestrooid en dus moest ik nog steeds elke dag met de tram naar mijn werk. Twee weken heb ik mijn pumps in een tasje met me mee gedragen terwijl ik op lelijke platte laarzen liep. Met mijn broek in mijn laarzen want anders werden mijn pijpen vies. Op het werk snelde ik naar mijn kamer om mijzelf daar te fatsoeneren. Laarzen uit, pumps aan, winterjas, handschoenen, sjaal, muts uittrekken en opruimen.
Deze week kon ik één dag fietsend naar mijn werk. Dat was overigens geen succes. Het had geijzeld en gesneeuwd en al met al ben ik vijfenveertig minuten bezig geweest om mezelf zonder vallen op mijn werk te krijgen. Ik had die dag nieuwe schoenen aan (met hakken) en twee tassen met boeken bij me. Ik durfde nauwelijks te stoppen bij een stoplicht, uit angst dat ik door zou glijden de weg op. Of opzij zou vallen. In de vieze drab. Terug naar huis fietsen ging niet want het sneeuwde weer en dat had natuurlijk niemand zien aankomen, dus zelfs de autowegen waren niet gestrooid. Trams en treinen reden weer beperkt. Weer stond ik met mijn neus in iemands natte winterjas.
Ik moest met de auto ergens heen. De autodeur wilde pas na heel veel sjorren open. De ruitenwissers zaten de eerste tien minuten vastgevroren aan mijn voorruit. Normaal zou dat ritje me tien minuten kosten, over de snelweg, drie afslagen verder er weer af. Nu deed ik een half uur over het bereiken van de oprit. Ik zag de snelweg helemaal vast staan en besloot binnendoor te rijden. Wegslippend op elke rotonde was ik na vijf kwartier op de plaats van bestemming. Ik had een belangrijke afspraak en kon mijn lelijke laarzen dus niet aandoen en dus glibberde ik met mijn suède pumps over de parkeerplaats.Ik vind het mooi geweest met die winter. Kom maar op global warming, ik wil weer in de zon zitten.
Sneeuw en ijs is even leuk, voor een week ofzo, maar daarna wordt het een beetje vervelend. Ik weet dat toen een paar weken geleden ’s nachts de eerste sneeuw was gevallen ik de wandeling naar de trein, fietsen was onmogelijk, schitterend vond. Alles was bedekt met witte sneeuw en zag er zo gezellig uit. Het weekend erna begon het nog harder te sneeuwen en zat alles onder een dik pak sneeuw. Het was geweldig, het was koud, het was wit, het was echt kerstweer. We aten erwtensoep en dronken chocomel.
Na het weekend werd het minder praktisch maar het was nog steeds leuk. Oké, er waren wat nadelen. Trams en treinen reden niet of nauwelijks en dus stond ik elke ochtend heel vroeg te hopen dat er 1) een tram zou komen, en 2) dat ik daar nog bij zou passen. De terugweg was een nog grotere gok. Het betekende dat ik soms vier of vijf trams moest laten gaan voordat ik mezelf onder de oksels van een stel vreemden kon wurmen, hopend dat ik niet ineens om zou vallen bij hard remmen. De sneeuw bleef lang liggen en werd daarna vieze drabbige modder. Er was nog steeds geen fietspad gestrooid en dus moest ik nog steeds elke dag met de tram naar mijn werk. Twee weken heb ik mijn pumps in een tasje met me mee gedragen terwijl ik op lelijke platte laarzen liep. Met mijn broek in mijn laarzen want anders werden mijn pijpen vies. Op het werk snelde ik naar mijn kamer om mijzelf daar te fatsoeneren. Laarzen uit, pumps aan, winterjas, handschoenen, sjaal, muts uittrekken en opruimen.
Deze week kon ik één dag fietsend naar mijn werk. Dat was overigens geen succes. Het had geijzeld en gesneeuwd en al met al ben ik vijfenveertig minuten bezig geweest om mezelf zonder vallen op mijn werk te krijgen. Ik had die dag nieuwe schoenen aan (met hakken) en twee tassen met boeken bij me. Ik durfde nauwelijks te stoppen bij een stoplicht, uit angst dat ik door zou glijden de weg op. Of opzij zou vallen. In de vieze drab. Terug naar huis fietsen ging niet want het sneeuwde weer en dat had natuurlijk niemand zien aankomen, dus zelfs de autowegen waren niet gestrooid. Trams en treinen reden weer beperkt. Weer stond ik met mijn neus in iemands natte winterjas.
Ik moest met de auto ergens heen. De autodeur wilde pas na heel veel sjorren open. De ruitenwissers zaten de eerste tien minuten vastgevroren aan mijn voorruit. Normaal zou dat ritje me tien minuten kosten, over de snelweg, drie afslagen verder er weer af. Nu deed ik een half uur over het bereiken van de oprit. Ik zag de snelweg helemaal vast staan en besloot binnendoor te rijden. Wegslippend op elke rotonde was ik na vijf kwartier op de plaats van bestemming. Ik had een belangrijke afspraak en kon mijn lelijke laarzen dus niet aandoen en dus glibberde ik met mijn suède pumps over de parkeerplaats.Ik vind het mooi geweest met die winter. Kom maar op global warming, ik wil weer in de zon zitten.
donderdag 7 januari 2010
Zo kan het ook
De trambestuurder spreekt beladen woorden uit als hij de deuren sluit: "Vol is vol".
Een aantal mensen blijft achter op het perron.
Een aantal mensen blijft achter op het perron.
Zoektermen en ijspret
Vandaag weer geen column i.v.m. de afwezigheid van Caar, wel even kort dit berichtje:
Het vriest weer en dat merken we aan de bezoekers van deze pagina. Populaire zoektermen waardoor mensen op onze site terecht kwamen: ‘geheime schaatsplek’ (een heel slechte zoekterm als je een schaatsplek zoekt, want waarom zou iemand op internet gaan schrijven over zijn ‘geheime’ schaatsplek), ‘goeie schaatsplaatsen’, 'schaatstocht', ‘schaatsplekjes’ en ‘ faver ijshockeyschaatsen’ (nooit van gehoord). Verder werd gezocht op ‘speaking names’, ‘kerst libelle’ (why??), ‘trip californie’ en ‘hoeveel marge op lingerie’. En jaja, hij is weer langsgeweest ‘Peer Ulijn’.
Hier vond ik een interessant stuk over zoektermen.
Het vriest weer en dat merken we aan de bezoekers van deze pagina. Populaire zoektermen waardoor mensen op onze site terecht kwamen: ‘geheime schaatsplek’ (een heel slechte zoekterm als je een schaatsplek zoekt, want waarom zou iemand op internet gaan schrijven over zijn ‘geheime’ schaatsplek), ‘goeie schaatsplaatsen’, 'schaatstocht', ‘schaatsplekjes’ en ‘ faver ijshockeyschaatsen’ (nooit van gehoord). Verder werd gezocht op ‘speaking names’, ‘kerst libelle’ (why??), ‘trip californie’ en ‘hoeveel marge op lingerie’. En jaja, hij is weer langsgeweest ‘Peer Ulijn’.
Hier vond ik een interessant stuk over zoektermen.
woensdag 6 januari 2010
Leuk voor op de schoorsteenmantel
Mijn kerstvakantie heb ik vooral slapend doorgebracht. Er moest ook veel geregeld worden, maar slapen deed ik ook veel. Maar naast het slapen heb ik dus, zoals gezegd, veel ‘dingen geregeld’. Zo moesten er heel wat instanties gebeld worden die het nog niet voor elkaar hadden gekregen onze adreswijziging door te voeren. De administratie lag er sowieso al een tijdje, dus ook die moest opgeruimd.
En we moesten uiteraard veel dingen kopen. Nu waren wij zo handig de boodschappen bij Albert te bestellen, zeker met de sneeuw scheelde dat een hoop gedoe, maar voor sommige dingen moet je toch naar een winkel. Zo had Albert geen eieren en geen passievruchten meer. En dan moet je wel. Door de poorten van de hel (de parkeerplaats bij het winkelcentrum) de hel in (de supermarkt).
Verder hadden we bedacht dat we kerstversiering moesten kopen, we hebben immers nu veel meer oppervlak om te versieren. Nu klinkt dit alles alsof H en ik uren in tuincentra doorbrachten op zoek naar het juiste kerstensemble, maar niets is minder waar. Op een verloren donderdagavond kocht ik de laatste kerstkrans die ik bij de Hema kon vinden, een plastic felgroen ding. Foeilelijk, maar het was tenminste een kerstkrans en meer eisen wilde ik er niet aan stellen. Bij de bloemenwinkel kocht ik een kerstboeket en een aardewerken kaarsendingetje met Jozef, Maria en het kindekke Jezus. Leuk voor op de schoorsteenmantel. De kerstboom werd in elkaar gezet, opgetuigd en met verlengsnoeren aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. En omdat wij dit jaar voor het eerst een tuin hebben moest ook die er aan geloven. Op dezelfde donderdagavond als de avond van de kerstkrans kocht ik snel bij de Blokker een lichtgevend rendier. Mooi in zijn lelijkheid. Maar één rendier is ook zo eenzaam, en dus togen H en ik op zaterdag naar een overvol winkelcentrum om een tweede rendier te kopen. Nu wilde het toeval dat H die dag net erwtensoep had gemaakt en wij wel even wat soep bij mijn zus zouden langsbrengen. Nu zijn wij nog niet dusdanig geëquipeerd dat wij in het bezit zijn van een verzameling Tupperware. En dus moest de soep (nog warm) mee in een pannetje. En H hield dat pannetje op schoot. In de auto. Tot we bij het winkelcentrum waren voor het rendier en H het pannetje achterliet op zijn stoel. Buiten was het een flink aantal graden onder nul. We ploegden door de sneeuw en door de mensenmassa’s richting de Blokker. We hadden het geluk dat er een kerstmarkt gaande was in het winkelcentrum. Dat betekende dus nog meer gezellige mensen die slenterend alle kraampjes van de markt inspecteerden. H keek mij aan en mompelde dat het toch altijd zo gezellig was om op zaterdag samen te winkelen. We worstelden ons naar de Blokker. Daar was het zo druk dat wij werkelijk enkele minuten hebben moeten wachten tot iemand zich verplaatste en wij de doos met rendier konden grijpen. Daarna volgende zeker vijftien minuten wachten bij de kassa. Toen dezelfde route terug naar de auto waar de erwtensoep beslagen ramen en een vreemde geur had veroorzaakt. H nestelde zich weer op zijn plek, zijn handen warmend aan de erwtensoep. We haalden het huis van mijn zus zonder erwtensoep op de voorruit en zelfs zonder erwtensoep op het tuinpad. En zo brachten wij zo ongeveer de hele kerstvakantie door. Gevuld met kneuterige huiselijkheid. H moest nieuwe schoenen en een nieuwe broek, en zo liepen wij een middag door in een winkelcentrum in de buurt van de woonplaats van mijn schoonouders. Onze oude huis zou worden opgeleverd aan de nieuwe bewoners en dus moest dat worden ontdaan van onze laatste spullen. Dat leverde een ochtendje opruimen en inpakken op in het oude huis. En een middagje opruimen en weggooien in het nieuwe huis. We ruimden in het nieuwe huis de zolder op. En alle spullen die daar vandaan kwamen, moesten naar de schuur. We zetten een stellingkast in elkaar voor in die schuur en propten daar zoveel mogelijk spullen in. Ik harkte de tuin aan (de bladeren lagen er nog steeds) en verzorgde de rendieren. We regelden het grofvuil voor zowel het oude als het nieuwe huis. Onze auto moest gekeurd. En heel veel mensen kwamen langs om ons huis te bekijken. We bleken na oud en nieuw een lekke band te hebben en spendeerden zo een hele zaterdagochtend aan dat probleem. We sliepen veel, we keken wat films, we regelden van alles en toen was de vakantie voorbij. En konden we weer gaan werken. Een stuk opgeruimder en uitgeruster dan voor die vakantie.
En we moesten uiteraard veel dingen kopen. Nu waren wij zo handig de boodschappen bij Albert te bestellen, zeker met de sneeuw scheelde dat een hoop gedoe, maar voor sommige dingen moet je toch naar een winkel. Zo had Albert geen eieren en geen passievruchten meer. En dan moet je wel. Door de poorten van de hel (de parkeerplaats bij het winkelcentrum) de hel in (de supermarkt).
Verder hadden we bedacht dat we kerstversiering moesten kopen, we hebben immers nu veel meer oppervlak om te versieren. Nu klinkt dit alles alsof H en ik uren in tuincentra doorbrachten op zoek naar het juiste kerstensemble, maar niets is minder waar. Op een verloren donderdagavond kocht ik de laatste kerstkrans die ik bij de Hema kon vinden, een plastic felgroen ding. Foeilelijk, maar het was tenminste een kerstkrans en meer eisen wilde ik er niet aan stellen. Bij de bloemenwinkel kocht ik een kerstboeket en een aardewerken kaarsendingetje met Jozef, Maria en het kindekke Jezus. Leuk voor op de schoorsteenmantel. De kerstboom werd in elkaar gezet, opgetuigd en met verlengsnoeren aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. En omdat wij dit jaar voor het eerst een tuin hebben moest ook die er aan geloven. Op dezelfde donderdagavond als de avond van de kerstkrans kocht ik snel bij de Blokker een lichtgevend rendier. Mooi in zijn lelijkheid. Maar één rendier is ook zo eenzaam, en dus togen H en ik op zaterdag naar een overvol winkelcentrum om een tweede rendier te kopen. Nu wilde het toeval dat H die dag net erwtensoep had gemaakt en wij wel even wat soep bij mijn zus zouden langsbrengen. Nu zijn wij nog niet dusdanig geëquipeerd dat wij in het bezit zijn van een verzameling Tupperware. En dus moest de soep (nog warm) mee in een pannetje. En H hield dat pannetje op schoot. In de auto. Tot we bij het winkelcentrum waren voor het rendier en H het pannetje achterliet op zijn stoel. Buiten was het een flink aantal graden onder nul. We ploegden door de sneeuw en door de mensenmassa’s richting de Blokker. We hadden het geluk dat er een kerstmarkt gaande was in het winkelcentrum. Dat betekende dus nog meer gezellige mensen die slenterend alle kraampjes van de markt inspecteerden. H keek mij aan en mompelde dat het toch altijd zo gezellig was om op zaterdag samen te winkelen. We worstelden ons naar de Blokker. Daar was het zo druk dat wij werkelijk enkele minuten hebben moeten wachten tot iemand zich verplaatste en wij de doos met rendier konden grijpen. Daarna volgende zeker vijftien minuten wachten bij de kassa. Toen dezelfde route terug naar de auto waar de erwtensoep beslagen ramen en een vreemde geur had veroorzaakt. H nestelde zich weer op zijn plek, zijn handen warmend aan de erwtensoep. We haalden het huis van mijn zus zonder erwtensoep op de voorruit en zelfs zonder erwtensoep op het tuinpad. En zo brachten wij zo ongeveer de hele kerstvakantie door. Gevuld met kneuterige huiselijkheid. H moest nieuwe schoenen en een nieuwe broek, en zo liepen wij een middag door in een winkelcentrum in de buurt van de woonplaats van mijn schoonouders. Onze oude huis zou worden opgeleverd aan de nieuwe bewoners en dus moest dat worden ontdaan van onze laatste spullen. Dat leverde een ochtendje opruimen en inpakken op in het oude huis. En een middagje opruimen en weggooien in het nieuwe huis. We ruimden in het nieuwe huis de zolder op. En alle spullen die daar vandaan kwamen, moesten naar de schuur. We zetten een stellingkast in elkaar voor in die schuur en propten daar zoveel mogelijk spullen in. Ik harkte de tuin aan (de bladeren lagen er nog steeds) en verzorgde de rendieren. We regelden het grofvuil voor zowel het oude als het nieuwe huis. Onze auto moest gekeurd. En heel veel mensen kwamen langs om ons huis te bekijken. We bleken na oud en nieuw een lekke band te hebben en spendeerden zo een hele zaterdagochtend aan dat probleem. We sliepen veel, we keken wat films, we regelden van alles en toen was de vakantie voorbij. En konden we weer gaan werken. Een stuk opgeruimder en uitgeruster dan voor die vakantie.
dinsdag 5 januari 2010
maandag 4 januari 2010
De kerst-Libelle
In een vlaag van verstandsverbijstering kocht ik vlak voor de kerst de Libelle. Ik heb overwogen deze eerst zin anders te laten luiden om zo niet toe te hoeven geven dat ik een Libelle heb gekocht, maar ik vond dat als ik een Libelle kocht, ik dan ook maar eerlijk moest zijn. Dus ik kocht een Libelle. Omdat ik de Elsevier en HP uit had en ik te moe was om me te concentreren op een boek. Ik zou anderhalve week vrij zijn, en dan wil je gewoon iets leuks te lezen hebben. En dus kocht ik bij mijn laatste kerstboodschappen de Libelle. En dat bleek een grote fout. Ik hoopte op een blad vol gezellige tuttigheid, versierde kersttafels, leuke recepten, een leuk interview met een gezellig iemand en wat grappige columns. Ik kreeg een blad met een aantal lezersbrieven waarbij deze lezers tegen de klippen op wilde doen geloven dat kerst een heerlijk familiefeest is, foto’s van witte kerstbomen behangen met pompons en een zeer verzuurd stuk over de rol van de vrouw gedurende de kerst.
En over dit laatste stuk wil ik hier graag wat zeggen. Het stuk viel onder de categorie ‘psychologie’, althans dat woord stond in de rechterbovenhoek gedrukt, en was geschreven door redacteur Els Rozenbroek. Het stuk besloeg twee kantjes en begon met het verhaal dat ‘zij’ (Els dus) vroeger altijd zeer ontspannen kerst vierde in een pyjama, met films en een makkelijke maaltijd, maar dat ze, sinds een bevriend stel een keer aan een kerstreportage had meegedaan in een glossy tijdschrift, het gevoel had dat ze meer moest doen met kerst. Ze had daardoor, samengevat, last gekregen van kerststress. En blijkens het stuk was zij de enige in haar gezin die daar last van had, want haar man lijkt alles heel ontspannen te beleven. Dit tot grote ergernis van Els.
Het vreemde aan het stuk is dat zodra Els begint over alles wat er voor de kerst moet gebeuren ze in de ‘we’ vorm begint te praten. Ik denk dat ze hiermee wil aangeven dat niet alleen zij, maar ‘wij allemaal’ of in ieder geval ‘wij vrouwen’ of ‘wij Libelle-vrouwen’ last hebben van dezelfde kerststress. Als dit haar bedoeling is neemt ze mooi ook even mij (als vrouw en (incidentele) Libelle-lezeres) mee in haar val, en daar bedank ik voor. Vandaar dit stuk. Ik wil mij distantiëren van het soort vrouwen dat dit soort denigrerende stukken over mannen (en henzelf) kunnen schrijven alsof het hier gaat om algemeenheden die op ons allemaal van toepassing zijn. Ik citeer een aantal passages om een beeld te geven:
“Ooit een man zenuwziek door de V&D zien hollen op zoek naar kerstcadeautjes? Welnee, onze echtgenoten kijken wel uit. Het valt hen niet eens op dat we de boom dit jaar hebben versierd volgens het thema Noorderlicht (koele blauw- en grijstinten in combinatie met zilveren en natuurlijke materialen. Als ze al iets opvalt, is het dat er twaalf heerlijke rode wijnen in het rek staan: “Wat zie je er verhit uit, schatje”, zeggen ze, terwijl ze zich tevreden in hun luie stoel nestelen en de afstandsbediening pakken.”
Ik denk dat het tijd wordt dat Els (of zijn ‘wij’ het?) ontdekt danwel ontdekken dat je op internet vrijwel alles kunt bestellen. En dat haar man vast ook wel weet hoe hij dat moet doen. En dat als ze daar even een zinnig gesprek over voert met hem en de taken verdeelt, zij zich daarna samen met haar man in de luie stoel kan ‘nestelen’.
De volgende passage gaat over de voorbereidingen op en voor eerste kerstdag: “Onze mannen komen pas in actie als het vlees gebraden moet worden voor het kerstdiner. Terwijl ze glunderend in de keuken staan, dekken wij de tafel, wrijven de glazen tot ze fonkelen, steken de kaarsjes aan, ontvangen de gasten en sussen ruziënde kinderen. Om eenmaal aan tafel te horen hoe iedereen papa prijst omdat het vlees zo lekker mals is. Onze echtgenoten nemen de complimenten trots in ontvangst en vergeten te vermelden dat hun vrouw gisteren om zeven uur ’s ochtends is opgestaan om de verrukkelijke marinade te maken.” Uit deze passage spreekt zoveel frustratie, ik hoef er niet eens meer iets over te zeggen. De tekst zegt genoeg.
Na het diner van eerste kerstdag beschrijft Els hoe ‘wij’ alles weer opruimen en schoonmaken (man is nergens te bekennen) en daarna in bed gaan liggen: “Als we uitgeput in bed rollen, spreidt manlief zijn armen: “schat, wat was het een heerlijke avond.” Hij is een beetje dronken en wil vrijen, en terwijl we automatisch meebewegen, denken we aan de volgende dag. Er staat een diner bij de schoonouders op het programma, maar eerst komen goede vrienden brunchen. Terwijl de heer des huizes zich behaaglijk omdraait en het op een snurken zet, stappen we uit bed om te checken op de we de prosecco wel koud hebben gezet.”
Je kunt zeggen wat je wilt over ‘manlief’, maar hij waardeert zijn vrouw wel. Hij prijst haar om de heerlijke avond én heeft nog zin in haar. Het had erger gekund. Hij had ook met zijn had in zijn broek zappend op de bank in slaap kunnen vallen. De vrouw die haar man ‘manlief’ noemt moet ik overigens nog tegenkomen. Gelukkig lopen ze niet in mijn vriendenkring rond. Bij de laatste zin van het citaat zag ik overigens collectief, alsof een geheim teken was gegeven, heel Libelle-lezend Nederland uit bed stappen en naar de koelkast lopen op zoek naar de prosecco.
Na de passage over ‘ons’ liefdesleven gaat het stuk door over de brunch met de vrienden, het eten bij de schoonouders en hoe hard ‘wij’ daar ook weer meehelpen terwijl ‘de mannen’ lekker zitten te babbelen over politiek en voetbal.
Eén van de laatste zinnen luidt, nadat ‘we’ ons hebben voorgenomen het volgend jaar allemaal anders te doen: “En we weten nu al dat van dat goede voornemen ook in 2010 niets terecht zal komen. Dat we dan opnieuw ten prooi zullen vallen aan de nationale kersthysterie, die maar één doel heeft: iedereen een gelukkige, relaxte kerst bezorgen, behalve de vrouw des huizes.” Mijn mening nadat ik dit stuk had gelezen: ‘wij’ moeten hoognodig eens duidelijk gaan communiceren met ‘onze‘ man, ‘manlief’ danwel de ‘heer des huizes’ over zijn behulpzaamheid. Ik vraag me namelijk zeer af of onze verzuurde, zwoegende ‘wij’ weleens gepraat heeft met haar man. Vervolgens zouden ‘we’ (in overleg met manlief) prioriteiten moeten gaan stellen met betrekking tot de invulling van onze kerstdagen.Voorts stel ik voor dat ‘wij’ met de kerst ook eens een lekker een glas wijn (of twee) drinken en eens meepraten over voetbal en politiek. Als je de hele dag in de keuken staat en ‘s ochtends heel vroeg een marinade moet maken heb je sowieso je diner niet helemaal efficiënt ingedeeld. En de V&D moet je ook niet in de dagen voor kerst bezoeken, als je dat wel doet, ben je eigenlijk niet zo handig. En als communiceren met je man en het bijstellen van je eisen niet werkt, dan moeten ‘wij’ maar een scheiding aanvragen. Wel zo rustig. En het scheelt weer zure stukjes in de Libelle.
En over dit laatste stuk wil ik hier graag wat zeggen. Het stuk viel onder de categorie ‘psychologie’, althans dat woord stond in de rechterbovenhoek gedrukt, en was geschreven door redacteur Els Rozenbroek. Het stuk besloeg twee kantjes en begon met het verhaal dat ‘zij’ (Els dus) vroeger altijd zeer ontspannen kerst vierde in een pyjama, met films en een makkelijke maaltijd, maar dat ze, sinds een bevriend stel een keer aan een kerstreportage had meegedaan in een glossy tijdschrift, het gevoel had dat ze meer moest doen met kerst. Ze had daardoor, samengevat, last gekregen van kerststress. En blijkens het stuk was zij de enige in haar gezin die daar last van had, want haar man lijkt alles heel ontspannen te beleven. Dit tot grote ergernis van Els.
Het vreemde aan het stuk is dat zodra Els begint over alles wat er voor de kerst moet gebeuren ze in de ‘we’ vorm begint te praten. Ik denk dat ze hiermee wil aangeven dat niet alleen zij, maar ‘wij allemaal’ of in ieder geval ‘wij vrouwen’ of ‘wij Libelle-vrouwen’ last hebben van dezelfde kerststress. Als dit haar bedoeling is neemt ze mooi ook even mij (als vrouw en (incidentele) Libelle-lezeres) mee in haar val, en daar bedank ik voor. Vandaar dit stuk. Ik wil mij distantiëren van het soort vrouwen dat dit soort denigrerende stukken over mannen (en henzelf) kunnen schrijven alsof het hier gaat om algemeenheden die op ons allemaal van toepassing zijn. Ik citeer een aantal passages om een beeld te geven:
“Ooit een man zenuwziek door de V&D zien hollen op zoek naar kerstcadeautjes? Welnee, onze echtgenoten kijken wel uit. Het valt hen niet eens op dat we de boom dit jaar hebben versierd volgens het thema Noorderlicht (koele blauw- en grijstinten in combinatie met zilveren en natuurlijke materialen. Als ze al iets opvalt, is het dat er twaalf heerlijke rode wijnen in het rek staan: “Wat zie je er verhit uit, schatje”, zeggen ze, terwijl ze zich tevreden in hun luie stoel nestelen en de afstandsbediening pakken.”
Ik denk dat het tijd wordt dat Els (of zijn ‘wij’ het?) ontdekt danwel ontdekken dat je op internet vrijwel alles kunt bestellen. En dat haar man vast ook wel weet hoe hij dat moet doen. En dat als ze daar even een zinnig gesprek over voert met hem en de taken verdeelt, zij zich daarna samen met haar man in de luie stoel kan ‘nestelen’.
De volgende passage gaat over de voorbereidingen op en voor eerste kerstdag: “Onze mannen komen pas in actie als het vlees gebraden moet worden voor het kerstdiner. Terwijl ze glunderend in de keuken staan, dekken wij de tafel, wrijven de glazen tot ze fonkelen, steken de kaarsjes aan, ontvangen de gasten en sussen ruziënde kinderen. Om eenmaal aan tafel te horen hoe iedereen papa prijst omdat het vlees zo lekker mals is. Onze echtgenoten nemen de complimenten trots in ontvangst en vergeten te vermelden dat hun vrouw gisteren om zeven uur ’s ochtends is opgestaan om de verrukkelijke marinade te maken.” Uit deze passage spreekt zoveel frustratie, ik hoef er niet eens meer iets over te zeggen. De tekst zegt genoeg.
Na het diner van eerste kerstdag beschrijft Els hoe ‘wij’ alles weer opruimen en schoonmaken (man is nergens te bekennen) en daarna in bed gaan liggen: “Als we uitgeput in bed rollen, spreidt manlief zijn armen: “schat, wat was het een heerlijke avond.” Hij is een beetje dronken en wil vrijen, en terwijl we automatisch meebewegen, denken we aan de volgende dag. Er staat een diner bij de schoonouders op het programma, maar eerst komen goede vrienden brunchen. Terwijl de heer des huizes zich behaaglijk omdraait en het op een snurken zet, stappen we uit bed om te checken op de we de prosecco wel koud hebben gezet.”
Je kunt zeggen wat je wilt over ‘manlief’, maar hij waardeert zijn vrouw wel. Hij prijst haar om de heerlijke avond én heeft nog zin in haar. Het had erger gekund. Hij had ook met zijn had in zijn broek zappend op de bank in slaap kunnen vallen. De vrouw die haar man ‘manlief’ noemt moet ik overigens nog tegenkomen. Gelukkig lopen ze niet in mijn vriendenkring rond. Bij de laatste zin van het citaat zag ik overigens collectief, alsof een geheim teken was gegeven, heel Libelle-lezend Nederland uit bed stappen en naar de koelkast lopen op zoek naar de prosecco.
Na de passage over ‘ons’ liefdesleven gaat het stuk door over de brunch met de vrienden, het eten bij de schoonouders en hoe hard ‘wij’ daar ook weer meehelpen terwijl ‘de mannen’ lekker zitten te babbelen over politiek en voetbal.
Eén van de laatste zinnen luidt, nadat ‘we’ ons hebben voorgenomen het volgend jaar allemaal anders te doen: “En we weten nu al dat van dat goede voornemen ook in 2010 niets terecht zal komen. Dat we dan opnieuw ten prooi zullen vallen aan de nationale kersthysterie, die maar één doel heeft: iedereen een gelukkige, relaxte kerst bezorgen, behalve de vrouw des huizes.” Mijn mening nadat ik dit stuk had gelezen: ‘wij’ moeten hoognodig eens duidelijk gaan communiceren met ‘onze‘ man, ‘manlief’ danwel de ‘heer des huizes’ over zijn behulpzaamheid. Ik vraag me namelijk zeer af of onze verzuurde, zwoegende ‘wij’ weleens gepraat heeft met haar man. Vervolgens zouden ‘we’ (in overleg met manlief) prioriteiten moeten gaan stellen met betrekking tot de invulling van onze kerstdagen.Voorts stel ik voor dat ‘wij’ met de kerst ook eens een lekker een glas wijn (of twee) drinken en eens meepraten over voetbal en politiek. Als je de hele dag in de keuken staat en ‘s ochtends heel vroeg een marinade moet maken heb je sowieso je diner niet helemaal efficiënt ingedeeld. En de V&D moet je ook niet in de dagen voor kerst bezoeken, als je dat wel doet, ben je eigenlijk niet zo handig. En als communiceren met je man en het bijstellen van je eisen niet werkt, dan moeten ‘wij’ maar een scheiding aanvragen. Wel zo rustig. En het scheelt weer zure stukjes in de Libelle.
Abonneren op:
Posts (Atom)