Vroeger voetbalde ik altijd in een parkje aan de singel. Het parkje bestaat nu niet meer, er liggen betonnen funderingen van iets dat er nog niet is. Ik word altijd een beetje droevig als ik er langs kom en zie dat het veld weg is; het is toch de plek waar mijn voetbalhistorie ligt. Als het donker is zie ik in het licht der straatlantaarns de schimmen van voetballers uit vervolgen tijden rondspoken. Daar rent Diejee, een Leidse proleet die twee keer zijn arm brak op het veld, en daar rent zijn hond, die iedereen in de weg liep als we aan het voetballen waren. Daar gaan de drie Marokkaanse broers, waarvan er eentje Younis heette, de rest weet ik niet meer. Hoe zou het met ze gaan? Een groepje pikzwarte negers in Kameroen-shirts zie ik ook, die zo beleefd waren dat ze altijd de bal terugspeelden als ze in de buurt van het vijandelijke doel kwamen. En ik zie Witte Veder, de meest geniale keeper die Peru ooit gekend heeft. Tenminste, ik denk dat hij Witte Veder heette en uit Peru kwam, want hij sprak geen woord, zoals een echte Indiaan betaamt. Hij was klein en dik en had lang zwart indianenhaar. Jammer genoeg had hij geen veer op zijn hoofd, maar hij trad wel aan op badslippers, zoals een genie betaamt.
Op een zonnige namiddag, toen we uitgeteld in het gras lagen na vele uren voetbal, stond Witte Veder op en gebaarde ons mee te komen. Verbaasd keken we elkaar aan, want zo communicatief was hij anders niet. Meestal zat hij in doodse stilte in kleermakerszit op de doellijn, alwaar hij, al rokend, de ene na de andere bal weg ranselde met zijn vrije arm. Soms ving hij een bal, en die wierp hij dan in één beweging in het vijandelijke doel, zonder acht te slaan op zijn vrijstaande medespelers. Eigenlijk hadden we vaak het idee dat hij ons amper opmerkte. Maar deze bewuste dag zou anders zijn. Witte Veder ging ons voor in het struikgewas, dat aan de rand van het park stond. Zwijgend baanden we ons een weg door de brandnetels, ons ten diepste bewust van het historische moment. Eindelijk zouden we de wigwam zien waar Witte Veder woonde. Wellicht zouden we worden uitgenodigd om de vredespijp te roken, of misschien gingen we wel op bizons jagen. De opwinding nam steeds verder toe, temeer daar Witte Veder steeds harder begon te lopen. Hij rende zo hard dat we moeite kregen hem bij te houden. Na een kwartier kwamen we puffend en blazend tot stilstand bij een oude schutting. Witte Veder was in geen velden of wegen meer te zien.
‘Dat zul je altijd zien met die kut-Indianen,’ sprak de stoutmoedigste onder ons, en hij gaf van woede een trap tegen de schutting. Langzaam, ik zou bijna zeggen plechtig, helde de schutting over en stortte ter aarde. Daar was Witte Veder! Hij stond ons achter de schutting, in de tuin van zijn doorzonwoning, met de broek op de knieën op te wachten, en sprak de gedenkwaardige woorden, de enige die we ooit uit zijn mond zouden optekenen: ‘Ugh!’
Even tussendoor: kan iemand zich dan nog even kwaad maken over de dictatuur van de FIFA in Zuid-Afrika? Waar jarenlang pletterpetten, brulshirts, en oranje indianen de stadions over de hele wereld versierden, moet men nu op een willekeurige camping in Zuid-Afrika de pletterpetten van Heineken inleveren omdat Budweiser dat zo vervelend vindt. Betaalt Budweiser die camping dan? Terug met de Bavaria-babes en de pletterpetten en zitkratten en brulshirts! Terug met voetbal en fans, waar het eigenlijk om gaat!!! Zo. De storthoop heeft gesproken :-)
BeantwoordenVerwijderen