donderdag 12 mei 2011

Groene vingers

Sinds anderhalf jaar hebben wij een tuin. En na verloop van tijd moet er in zo’n tuin weleens wat gebeuren. Je kunt het gras een tijdje niet maaien, maar op een gegeven moment kan dat niet meer. Dat is het moment waarop het gras lang en geel begint om te vallen. Of het moment waarop je buurman aanbelt en vraagt of je zijn grasmaaier wil lenen.

En niet alleen het gras moet gemaaid, ook bomen moeten gesnoeid, struiken moeten bemest, dode planten moeten worden weggehaald en lege plekken moeten worden opgevuld. Zo’n tuin is, zelfs als je er niks geks mee doet, toch nog best een werk.

We hebben nooit een tuin gehad, althans niet in ons volwassen leven, en dus hebben we nooit echt groene vingers kunnen ontwikkelen. Mijn geliefde heeft daarnaast geen enkele interesse voor tuin, althans, die interesse gaat niet verder dan er in zitten met een boek of er doorheen lopen op weg naar de schuur, en dus komt de zorg voor de tuin op mij neer. En dat vind ik op zich helemaal niet erg, ware het niet dat ik gewoon niet erg goed ben in tuinieren.

Nu had ik het geluk dat ik vorig jaar tijdens de zomer zwanger was. Dat was een geluk met betrekking tot het onderhoud van de tuin omdat mijn zus daardoor nog wel eens kwam helpen. Zij heeft wel groene vingers en had vaak binnen een paar uur de tuin helemaal aan kant, alle planten op de juiste wijze gesnoeid en bemest en zo konden we er vaak weer even tegen. Dit jaar hebben we dat geluk niet. Ik ben niet zwanger en goed in staat om alles zelf te doen.

Althans in theorie dan, de praktijk wijst anders uit. Ik sta vaak vertwijfeld naar planten te kijken om te ontdekken of ze onkruid zijn of echte planten. Ik heb een kwartier gezocht naar een stel bloemen die ik vorig jaar geplant had op een bepaalde plek, die volgens het kaartje meerjarig waren, maar nu nergens meer te bekennen. Ik had het gras zo lang niet meer gemaaid dat de grasmaaier er niets meer mee kon en dus heb ik uren handmatig het gras geknipt om het daarna aan te harken, er mest overheen te strooien en het gras te besproeien met water. Na al dat werk had ons grasveld weinig meer weg van een grasveld, het leek meer een stukje slecht overwoekert braakliggend terrein.

Vol vertwijfeling sta ik nu af en toe naar een gemeenteplantsoen te kijken. Op de gemeentelijke grasvelden voetballen kinderen, laten mensen hun hond uit en toch groeit daar mooi dik gras, waarom lukt dat dan niet in mijn achtertuin? Hetzelfde geldt voor de struiken in de gemeenteperken. Gaat er bij ons in de tuin regelmatig iets dood, de gemeentepreken zijn allemaal dichtbegroeid, groen, levend, vol met mooie bloemen. Er staat vrijwel nooit iets dood te gaan. Ik ben bijna in staat een struik uit te graven en bij ons in de tuin op zo’n lege plek neer te zetten. Ik weet dat het niet mag, dat dat diefstal is, maar de verleiding is voor iemand zonder groene vingers wel erg groot.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten