maandag 13 februari 2012

Klunen, glibberen, krabbelen en schaatsen

Zaterdagochtend werd ik met een gemengd gevoel wakker. Ik ging voor het eerst in jaren weer eens schaatsen. Aan de ene kant had ik daar veel zin in, want het is toch wel heel bijzonder op natuurijs en het was waarschijnlijk de laatste dag dat het nog kon deze winter. Maar aan de andere kant vond ik het ook vreselijk, want wat nou als ik zou vallen en m’n been zou breken of ik heel nodig naar de wc zou moeten midden in de Biesbosch?

Het begin was vreselijk. Daar stond ik dan, in de snijdende kou, links en rechts ingehaald door bejaarden en kleine kindjes. Ik voelde me afschuwelijk. Wankel glibberde ik over het ijs, terwijl ik mijn armen zo ver mogelijk spreidde om mijn evenwicht te behouden. Ik zag eruit als een dronken pinguïn. Vriendin J. was intussen al lekker op dreef en reed al een kilometer verder. In mijn gedachten zweefde zij überrelaxt over het ijs, terwijl ik net mijn eerste rondje zwetend had volbracht.

Intussen kon mijn meneer zich wel voor z’n kop slaan terwijl ik met horten en stoten vooruit krabbelde over het peuterbaantje. Hij had namelijk eerder die dag beloofd wel bij me te blijven. Nadat ik vier keer een rondje over het minibaantje had gemaakt, gaf ik het op. Ik gleed op m’n allervoordeligst naar de kant en kluunde naar boven. Ik zakte neer op een baal stro en vroeg me af waarom ik hier ooit aan was begonnen. Intussen sommeerde ik mijn meneer om vooral kilometers verderop te gaan schaatsen, dan zou hij tenminste een leuke middag hebben.

Daar, op die baal stro bij de koek en zopie, zag ik het licht. Ik móést en zou een tweede schaatspoging wagen. Na een korte snotterpauze raapte ik mezelf bij elkaar en kluunde weer naar beneden. Ik glibberde het ijs op en ineens ging het veel beter! Het lukte me om te ontspannen en ik ontdekte dat ik ook best wel met lange halen kon schaatsen. Ik schaatste de richting op waar ik, ruim een uur eerder, vriendin J. had zien verdwijnen. Het was pittig en ik had wind tegen. Logischerwijs zou ik dan wind mee hebben op de terugweg. Wat een fijn vooruitzicht.

Na een kwartier kwam ik mijn meneer en vriendin J. tegen. Ik voelde me een overwinnaar. Triomfantelijk brulde ik “dat ik hier ook was”. Met z’n drieën schaatsten we terug. Vriendin J. en mijn meneer waren uiteraard eerder bij het eindpunt en verwelkomden me met applaus bij de koek en zopie. Ik dronk een welverdiende warme chocomel en bedacht me dat het volgende winter heus wel weer zo hard mag gaan vriezen. Ik ben er klaar voor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten