Ik was een paardenmeisje. Met een Penny-agenda, drie verschillende soorten rijbroeken en een clubtrui van de manege. Jarenlang had ik mijn ouders aan de kop gezeurd. IK WIL EEN EIGEN PAARD. EN ALS DAT NIET MAG DAN PAARDRIJLES. Mijn vader leek nogal bestand tegen mijn kinderachtige gedram; paarden zijn immers duivelse beesten en volstrekt onberekenbaar. Mijn moeder kon het op een gegeven moment niet meer aanhoren en reed mij op een herfstige zaterdagmiddag naar de ponyclub in de buurt.
Eenmaal aangekomen verliep het allemaal soepel. Ik ging in de beginnersles en kreeg een pony toegewezen: Preston. Klein en zwart en inderdaad, een duivels beest zoals later zou blijken. Een ouder paardenmeisje hielp me met opzadelen en opstijgen en mijn eerste paardijles begon. Preston was nogal een eigenwijze pony en het werd al snel duidelijk dat hij niet van angstige beginners hield die zo hard aan de teugels trekken dat het bit bijna zijn mondhoeken doet uitscheuren. Tien minuten na aanvang van de les lag ik, bij de letter B, in de modder van de hoefslag. Huilend liep ik naar mijn moeder en ik zwoor dat ik nooit meer op een paard zou stappen. Mijn moeder werd woest en sleurde mij terug de bak in, richting Preston. "Als je nu al die jaren van gezeik niet terug op dat paard gaat zitten dan doe ik je wat."
Meer dan twintig jaar later loop ik het terrein op van een luxe manege, ergens in de duinen bij Schoorl. Dagmar, de manegemevrouw, luistert naar mijn verhaal over mijn paardrijervaring en besluit me om een groot maar braaf paard toe te wijzen. Gewapend met een veel te zwaar dressuurzadel en een tas vol borstels en hoevenkrabbers zoek ik de box van mijn paard voor de rit van vandaag. Oh ja, dat is wel groot. Gepoetst, gezadeld en gesingeld loop ik met het paard de bak in en probeer op te stijgen. Dat lukt niet. Het paard is te groot. Of mijn benen zijn niet sterk genoeg. Of allebei.
Juf Dagmar schiet te hulp en brengt een krukje. Twee heerlijk uren in de zon en in de duinen volgen. Het paardenmeisjesgevoel komt weer helemaal terug. Zelf in galop gaat het goed, ook als mijn paard besluit iets harder te rennen dat ik in gedachten had. Eenmaal terug in de bak gaat het afstijgen maar net soepeler dan het opstijgen. Mijn benen doen pijn. Mijn voeten doen pijn. Mijn kont doet pijn. De komende dagen zal ik met moeite fietsen, traplopen en op de wc gaan zitten. De dagen van het paardenmeisje zijn definitief voorbij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten