Een aantal maanden geleden las ik een column van Aaf over een weblog dat zij volgde van een dame in Kopenhagen. Deze dame fascineerde Aaf nogal, of eigenlijk was Aaf jaloers op haar omdat ze een eigen winkeltje heeft waarvoor ze zelf kleren naait en haarstrikjes knutselt. Vooral dat knutselen zat Aaf dwars, daar was ze heel jaloers op.
De dame in kwestie heet Brinja en één keer googelen was voldoende om de weblog van Brinja te vinden. En nieuwsgierig geworden heb ik haar nu ook een paar maanden gevolgd.
In het begin was het nog wel aardig om te zien hoe iemand in Kopenhagen zijn weekenden doorbrengt. Maar nu, na een paar maanden kan ik jullie vertellen dat ik niet zoals Aaf jaloers ben op Brinja. Of geïntrigeerd. Sterker nog: ik kan het bijna niet meer aan. Nóg een foto van een wollen babytruitje of een ontbijt met een zachtgekookt ei en ik zit aan mijn tax van zelfgecreëerde (en vooral gecultiveerde) kneuterigheid. Nog één keer die baardige man van haar met zijn Noorse trui en zijn tanden en ik haal de weblog uit mijn Google Reader. Een mens kan maar een beperkte hoeveelheid fröbelen aan. Ik althans wel. Waarschijnlijk zijn er mensen in deze wereld die het als een ultiem ideaal zien om een winkeltje met retro/vintage/bloemetjesspullen te hebben, om hun kind in tweedehands bruingebreide kleertjes te wikkelen, om hun appartement, volgestopt met retro-objecten en bloemetjesmotieven in miniatuur na te knutselen, maar ik ben niet één van die mensen. Mijn leven heeft genoeg suffigheid van zichzelf om de suffigheid van andere er niet nog bij te willen hebben. Ik bak ook weleens zelf een brood maar maak niet van elke ontbijttafel een foto en plaats die online. Ook ik knutsel weleens iets, of denk na over mijn interieur en verander er wat in, maar knutsel dat dan niet in miniatuur na. Ik hou van mijn eigen kneuterigheid en van de baard van mijn eigen man en van zijn gebreide trui. Maar andermans suffigheid, vooral andermans opzettelijk gecreëerde en geëtaleerde suffigheid kan ik niet hebben. Brinja, ik zeg tabee.
Hm, die Anders is inderdaad wel erg van de blije. Wat me ook alarmeert zijn al die posts "What Stippelstip wore this week", en dat daar kennelijk vraag naar is, en dat mensen dat bijhouden. Brr. Dat huis is ook altijd maar akelig opgeruimd, of fashionably rommelig.
BeantwoordenVerwijderenAfgezien van de extreme kneuterigheid ervan, maakt ze wel goede fotoi trouwens..
BeantwoordenVerwijderenWaar leven deze mensen van? Wat voor een werk doen zij? Kantoorslaven, ZZP-ers? Wat?
BeantwoordenVerwijderenHij doet iets met lesgeven geloof ik en zij heeft dat winkeltje..
BeantwoordenVerwijderende foto's zijn mooi ja!
BeantwoordenVerwijderenMensen pas alsjeblieft op. Trap niet in deze fata morgana. Ik heb er zelf ook last van gehad: Kopenhagenheimweeverdriet. Want o o o wat hebben ze het daar allemaal goed voor elkaar. En wat zijn de mensen gelukkig en gezond. En wat hebben ze allemaal lieve babies. Pas op. Het is één grote leugen. Ik ben zelf twee keer in Kopenhagen geweest. De eerste keer raakte ik helemaal onder invloed, maar gelukkig kon ik de tweede keer de ballon doorprikken en de roes afwenden. Anders had ik nu waarschijnlijk iets met een Kopenhaagse gehad en was ik ook de hele dag zogenaamd blij aan kleien met kleuters.
BeantwoordenVerwijderenTwee schrijfsels van mij geven inzicht. Twee jaar na elkaar geschreven (2001 en 2003). Zo lang heb ik er dus last van gehad!:
Kopenhagen 1
Omdat je kinderen
aandachtig luisteren
drachtig kuieren
en langzaam onder de bomen
komen, lachen, jij
groot huis, met
duizenden pluimen
samen smelten de brei
in de parken
omdat je de zon
in de straten laat gonzen
fonteinen laat bronzen
water, met pleinen, gazon
En ik welkom ben
onder je dak, mee mag
roken en proeven en drinken
Overal iedereen fietsen
langs kerken, de kade
volle terrassen,
met mooie blonde mensen
en hoge kunsten in
moderne gebouwen
En omdat ik gelukkig door de ramen
kon ontsnappen en omdat je vooralsnog
mijn geliefde verschuilt
Daarom kom ik terug
Kopenhagen 2
Teruggeweest, we hebben
een weekend gezocht
in ons samenzijn. Gedachten
die ik in je bomen had achtergelaten
zijn verweerd en passen niet meer
Kruimels zijn gegeten, ze is
steeds onvindbaar. Je herkende me
nog aan de haven, waar we spraken
over weinig vruchtbare jaren.
Twee jaar verder, zelfde kroeg,
zelfde plein. Al het veranderde
openbaart zich en het moment blijkt
weer eens niet te kopiëren.
Bewaar de herinnering in je takken
voor later, voor de kinderen