Mijn eigen vleesverleden is een beetje dubieus. Vroeger thuis was een maaltijd zonder vlees niet compleet. Maar toen ik op kamers ging kon ik niet koken, ook geen vlees dus. Het huisgenootje waarmee ik samen in mijn studentenhuis ging wonen kwam uit een Gronings netgeenboerengezin met een eigen moestuin, een zelfgebouwde houten multilayer wooncommune en een verplichting voor ieder kind in het gezin tot minstens aan half jaar muziekles op middeleeuwse eikenhouten fluitconstructies. Dat huisgenootje leerde mij koken. Met tofu, tempeh, linzen en snijbiet. Zo worden die vooroordelen ook wel weer bevestigd.
Ik vond het prachtig, en begon na jarenlang de keuken te hebben gemeden plezier te krijgen in koken. In die periode ging het vlees de deur uit. 100% vegetariër. Omdat vlees eten niet nodig was, duur was en ik de smaak toch niet meer zo kon waarderen.
Vegetariër zijn ging me goed af. Totdat ik op een snikhete zomerdag op het markplein van een klein Siberisch dorp stond. Met een rommelende maag en een ethisch dilemma. Wacht ik tot ik ergens een ei kan krijgen voor de lunch of neem ik dat pasteitje met gehakt? Het werd het laatste. 100% niet-vegetarier. Dit werd al snel 100% parttime vegetariër (komt neer op maximaal 2x in de week vlees op het menu).
Jonathan schrijft hoofdstukken lang over de vleesindustrie en laat om zijn verhaal kracht bij te zetten veel mensen aan het woord. Slagers, veganisten en mensen van allerlei pluimage. Samenvattend zijn er 4 redenen waarom het slecht is om vlees te eten: dierenwelzijn, het milieu, je gezondheid, en de gezondheid van de mensheid is het algemeen. De argumenten die Jonathan aanvoert zijn krachtig en duidelijk. Bij mij heeft het een knop omgezet: natuurlijk weet ik dat slachterijen geen prettige plekken maar zijn verhalen over sadisme onder de slachters zijn stuitend. Op een gegeven moment beschrijft hij wat er met babydieren gebeurt in het abbatoir. Mijn maag draaide om en ik herinnerde me meteen een passage uit The Kindly Ones van Jonathan Littell waarin een naziofficier een joodse baby aan zijn voet tegen de betonnen muur ramt.
Ik word door Eating Animals niet opeens weer vegetariër, denk ik. Maar ik denk er wel nog meer over na waar mijn eten vandaag komt. Als je in de gelegenheid bent om biologisch vlees te kopen en af en toe gewoon eens geen beest op tafel te zetten, dan draag je bij aan een betere wereld. Dat is het minste wat je kan doen. Het klinkt zweverig en misschien zijn de venkelburgers naar mijn hoofd gestegen, maar ik geloof echt dat het werkt. Als je egoïstisch bent en aan je eigen gezondheid denkt, eet je geen bioindustrievlees. Omdat je het waard bent.
Ik vind die laatste alinea helemaal niet zweverig klinken. Het is inderdaad het geitenharensokkenimago waarmee het (deeltijd)vegetarisme nog altijd te kampen heeft. Als iemand die ooit een waar grootverbruiker van Vleesch was (van struisvogelbiefstuk tot frikadel speciaal, R2 at het allemaal) ben ik thans een promotor van het Gucci-vegetarisme (redenen: milieu, gezondheid, en gewoonte, want ik woon al 10 jaar met (deeltijd)vegetariërs samen). Dat is natuurlijk reactionair, maar het rekent tenminste af met al die beelden van kriebelende truien, okselharen (ziet u het verschil nog?) en lillende grijsbruinige borden gebraden gemalen tafelpoot met nachtschadesaus (helemaal niet giftig, heel gezond!) op een bedje van gesauteerd helmgras.
BeantwoordenVerwijderenGucci-vegetarisme, wat mooi!
BeantwoordenVerwijderen